Toelichting bij COM(2021)175 - Standpunt EU in de Internationale Cacao-raad

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)175 - Standpunt EU in de Internationale Cacao-raad.
bron COM(2021)175 NLEN
datum 13-04-2021
1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Internationale Cacaoraad (“ICCO-raad”) van de Internationale Cacao-organisatie 1 (“ICCO”) in verband met de voorgenomen goedkeuring van de verlenging van de Internationale Cacao-overeenkomst (ICO, 2010) 2 .

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Internationale Cacao-overeenkomst (ICO, 2010)

De Internationale Cacao-overeenkomst 2010 (hierna “de ICO” of “de overeenkomst” genoemd) heeft tot doel te zorgen voor sterkere internationale samenwerking in verband met cacao en daarmee samenhangende aangelegenheden, een forum te bieden voor intergouvernementeel overleg inzake cacao en inzake maatregelen ter verbetering van de wereldwijde cacaosector, de handel te vergemakkelijken via het verzamelen en verstrekken van informatie over de wereldmarkt voor cacao, en de vraag naar cacao aan te wakkeren.

De ICO trad in werking op 1 oktober 2012 voor een periode van tien jaar tot en met 30 september 2022 (artikel 62, lid 1, ICO).

De Europese Unie is partij bij de ICO 3 .

2.2.De Internationale Cacaoraad

Op grond van artikel 6, lid 1, van de ICO bestaat de Internationale Cacaoraad uit alle leden van de organisatie. Op grond van artikel 7 oefent de ICCO-raad alle bevoegdheden uit en voert hij alle taken uit die nodig zijn voor de uitvoering van de uitdrukkelijke bepalingen van de ICO, of doet deze uitvoeren.

Over het algemeen houdt de ICCO-raad elk half cacaojaar een gewone zitting, maar de mogelijkheid bestaat om een speciale zitting te beleggen (artikel 9, leden 1 en 2). In artikel 12 is bepaald dat alle besluiten van de ICCO-raad in beginsel bij consensus worden genomen. Indien geen consensus wordt bereikt, worden de besluiten bij bijzondere meerderheid van stemmen genomen volgens de procedure van artikel 12, lid 1. Bij artikel 10 en artikel 11 wordt voorzien in een specifieke verdeling van de stemmen en een stemmingsprocedure tussen de importerende en exporterende leden van de organisatie.

2.3.De beoogde handeling van de Internationale Cacaoraad

Tijdens zijn 102e zitting in september 2020 raadde de ICCO-raad aan de ICO tot na de huidige vervaldatum te verlengen. Dit zou de goedkeuring van een substantiële herziening in de toekomst mogelijk maken. Op grond van artikel 62, lid 4, moet de ICCO-raad een besluit aannemen over de verlenging van de overeenkomst; dit kan geheel of gedeeltelijk met twee perioden van elk ten hoogste twee cacaojaren.

Tijdens zijn 103e zitting, die plaatsvindt op 22 en 23 april 2021, zal de ICOO-raad een besluit aannemen inzake de verlenging van de ICO 2010 (hierna “de beoogde handeling” genoemd). Dit besluit kan eventueel worden uitgesteld tot de volgende zittingen van de ICCO-raad.

De beoogde handeling heeft tot doel de verlenging van de ICO 2010 in de ICCO-raad aan te nemen. De verlenging van de ICO 2010 zal de leden van de ICCO de nodige tijd gunnen om te onderhandelen over de herziening van de ICO.

De beoogde handeling wordt bindend voor de partijen overeenkomstig artikel 12, lid 3, ICO, waarin is bepaald dat de leden zich ertoe verbinden alle overeenkomstig deze overeenkomst door de ICCO-raad genomen besluiten als bindend te aanvaarden.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het doel van dit voorstel is om de Raad te verzoeken de Commissie te machtigen om namens de Unie in de ICCO-raad voor verlenging van de ICO te stemmen.

De verlenging van de ICO met ten hoogste vier jaar geeft de leden van de ICCO-raad een redelijke termijn voor een substantiële herziening die gericht zou zijn op de modernisering en vereenvoudiging van de overeenkomst.

De onderhandelingen over een gedeeltelijke herziening van de ICO zullen op de 103e zitting van de ICCO-raad in april 2021 een aanvang nemen. De noodzaak tot verlenging zal afhangen van het verloop van de onderhandelingen, teneinde voldoende tijd te bieden voor een gedeeltelijke herziening van de ICO.

Momenteel komt de deelname van de EU in de ICCO ten goede aan zowel de Unie als de andere staten die lid zijn van de ICCO, en de ICO kan worden verlengd zoals zij is. Door de overeenkomst na 2022 te verlengen en parallel daarmee in een afzonderlijke procedure te werken aan de modernisering van de overeenkomst, ontstaat ruimte voor meer betrokkenheid van de leden en besprekingen over de relevantie van de ICCO voor de aanpak van de huidige uitdagingen. De mogelijke herziening van de ICO na 2022 kan de meerwaarde en de relevantie van de werkzaamheden van de ICCO vergroten en mogelijk meer belangstelling voor de organisatie wekken. Een verlenging van de overeenkomst is derhalve in het belang van de Unie.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de “standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat ook handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 4 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De ICCO-raad is een instantie die is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Internationale Cacao-overeenkomst 2010.

De door de ICCO-raad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 12, lid 3, en artikel 62, lid 4, van de ICO 2010 uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component terwijl de andere doelstelling of andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.