Toelichting bij COM(2021)251 - Belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)251 - Belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw.
bron COM(2021)251
datum 18-05-2021
EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 18.5.2021


COM(2021) 251 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EMPTY

Belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw


2.

1. Kader voor het EU-belastingbeleid


3.

1.1 Context


De context waarin het EU-beleid voor de belastingheffing van ondernemingen zich beweegt, is het afgelopen jaar ingrijpend gewijzigd. Het coronavirus heeft de samenlevingen en economieën in Europa en wereldwijd zwaar getroffen. De sanitaire uitdaging is uitgegroeid tot de zwaarste economische crisis in de geschiedenis van de EU met verreikende sociale gevolgen en toenemende ongelijkheid.

De pandemie heeft zich ontrold tegen een achtergrond van belangrijke actuele ontwikkelingen die een stempel drukken op onze economieën en samenlevingen, waaronder de vergrijzing van de bevolking, de klimaatverandering, de aantasting van het milieu, de mondialisering en de transformatie van de arbeidsmarkt. De pandemie heeft ook meer vaart gegeven aan reeds bestaande ontwikkelingen naar digitalisering, met een groeiend aantal mensen en bedrijven die online aankopen doen, werken, met elkaar in contact treden en zakendoen. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de bestaande belastinggrondslagen en nopen tot een reflectie over de vorm van efficiënte, duurzame en eerlijke belastingkaders in de toekomst, waarbij ook de totale belastingmix (zie kader 1) onder de loep wordt genomen.

Er bestaat thans ook consensus over het feit dat de sleutelbegrippen van fiscale woonplaats en bron waarop het internationale belastingsysteem de laatste eeuw gebaseerd was, achterhaald zijn. Bedrijven oefenen nu vaak activiteiten uit in landen waar ze fysiek niet aanwezig zijn - een situatie waar de huidige regels niet op toegerust zijn -, terwijl de digitalisering van de economie ook nieuwe mogelijkheden heeft gecreëerd om de bestaande beginselen via fiscale planningconstructies te manipuleren.

De overheden hebben daarop dan weer gereageerd met een veelheid aan maatregelen tegen belastingontwijking en -ontduiking. Deze hebben specifieke problemen weliswaar met succes aangepakt, maar de zaken tegelijkertijd nog ingewikkelder gemaakt. In het begin van de jaren tien hebben talrijke belastingschandalen, een strikte handhaving van staatssteunregels en de behoefte aan middelen om de overheidsuitgaven na de financiële crisis te financieren, het debat over de hervorming van het internationale kader voor de vennootschapsbelasting in een stroomversnelling gebracht, wat heeft geresulteerd in het BEPS-project (betreffende grondslaguitholling en winstverschuiving) 1 onder leiding van de OESO en de G20. In 2015 heeft dit proces een eerste reeks resultaten opgeleverd, die in de EU ten uitvoer zijn gelegd, onder andere in de richtlijnen ter bestrijding van belastingontwijking 2 . De internationale gesprekken bewegen zich nu in de richting van een mondiale oplossing voor de hervorming van het verouderde internationale vennootschapsbelastingsysteem, met maatregelen voor de herverdeling van de heffingsrechten en een minimale effectieve belastingheffing. De inhoud van deze gesprekken zal invloed hebben op de verdere EU-agenda voor de belasting van ondernemingen, ongeacht of er al dan niet een mondiaal akkoord tot stand komt.

Ondertussen hebben internationale partners zoals de VS al aangekondigd dat zij hun agenda voor de belasting van ondernemingen voor de komende jaren willen vaststellen, waarbij zij verder zullen gaan dan of voortbouwen op de internationale gesprekken. Uit al deze stappen blijkt dat overheden inkomsten nodig hebben voor de financiering van investeringen om beter uit de pandemie te komen en een inclusief economisch herstel te ondersteunen en in stand te houden. Andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, hebben ook maatregelen aangekondigd op het gebied van de vennootschapsbelasting na COVID-19.

In deze context moet de EU kunnen beschikken over een robuust, efficiënt en eerlijk belastingkader dat niet alleen de overheid van de nodige middelen voorziet, maar ook het herstel en de groene en digitale transitie ondersteunt door een klimaat te creëren dat eerlijke, duurzame en banenscheppende groei en investeringen stimuleert.

4.

1.2 Agenda voor het EU-belastingbeleid


Het EU-optreden op het gebied van de belastingheffing van ondernemingen moet geworteld zijn in een alomvattende EU-belastingagenda. Centraal daarin staat de behoefte aan een evenwichtige mix van belastinginkomsten en een belastingstelsel dat op de beginselen van billijkheid, efficiëntie en eenvoud rust.

De volgende prioriteiten zullen van wezenlijk belang zijn om deze visie te realiseren:

(I)Eerlijke en duurzame groei mogelijk maken

De EU-belastingagenda moet bijdragen aan het algemene streven naar eerlijke en duurzame groei door het bredere EU-beleid te ondersteunen, zoals de Europese Green Deal 3 , de digitale agenda van de Commissie, de nieuwe industriestrategie voor Europa 4 en de kapitaalmarktenunie 5 . Hij moet ook bijdragen aan de ondersteuning van een inclusief herstel in overeenstemming met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten.

Een belastingstelsel dat de groene transitie ondersteunt, zal een essentieel instrument zijn om de doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken. Belastingmaatregelen zullen hand in hand moeten gaan met andere prijsinstrumenten en regelgevende maatregelen voor het milieu, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de verdelingseffecten ervan om een rechtvaardige transitie te garanderen.

Op EU-niveau zal het komende voorstel tot hervorming van de energiebelastingrichtlijn 6 een cruciale stap voorwaarts betekenen in dit verband. De herziening van die richtlijn zal een aanvulling vormen op andere initiatieven in het “Fit for 55”-pakket door het systeem van minimumtarieven te stroomlijnen en een eind te maken aan achterhaalde vrijstellingen en verlaagde tarieven. Als onderdeel van hetzelfde pakket zal de Commissie voorstellen op tafel leggen voor nieuwe en hervormde prijsstellingsmechanismen ter ondersteuning van de EU-klimaatdoelstellingen, met name een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (Carbon Border Adjustment Mechanism, kortweg CBAM), en voor een herziening van het EU-emissiehandelssysteem (ETS). Op nationaal niveau moeten de lidstaten meer inspanningen leveren om een prijs te stellen op externe effecten 7 waarbij rekening wordt gehouden met eventuele negatieve sociale gevolgen, en om schadelijke subsidies geleidelijk af te schaffen, onder meer in het kader van bredere belastinghervormingen 8 .

In de mededeling 9 over het digitale decennium heeft de Commissie de EU-doelstellingen voor de digitale transitie tot 2030 uiteengezet. De belastingen moeten deze transitie faciliteren door een omgeving te creëren waarin digitale bedrijven kunnen bloeien. Tegelijkertijd moet het belastingkader beter worden afgestemd op de realiteit van een gedigitaliseerde economie. Dit betekent ook dat de belastingdiensten digitaal moeten gaan.

Het EU-belastingkader moet zo worden vormgegeven dat het bijdraagt aan een sterkere eengemaakte markt ten behoeve van het Europese herstel, in overeenstemming met de nieuwe industriestrategie voor 2020 en de in mei 2021 goedgekeurde actualisering daarvan 10 . Het moet de nalevingskosten voor bedrijven verlagen, grensoverschrijdende investeringen vergemakkelijken en het juiste klimaat scheppen waarin zowel kleine en middelgrote als grotere ondernemingen kunnen bloeien in een groen en digitaal Europa.

Er is voor het EU-belastingkader ook een sleutelrol weggelegd bij de ondersteuning van de ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie (KMU) 11 , met name door het wegnemen van fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende investeringen en het aanpakken van de bevoordeling van schuldfinanciering in de vennootschapsbelasting.

(II)Effectieve belastingheffing garanderen

Garanderen dat belastinginkomsten effectief worden geïnd, is van vitaal belang om een kwalitatief hoogstaande publieke dienstverlening te financieren en is een voorwaarde voor een eerlijke verdeling van de belastingdruk over de belastingplichtigen. Op die manier wordt ook een gelijk speelveld voor bedrijven gecreëerd, wat het concurrentievermogen van de EU verbetert. Jaarlijks gaan er in de EU miljarden euro’s verloren als gevolg van belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking 12 . Ook de belastingregels van individuele lidstaten kunnen tot een verlies aan inkomsten in andere EU-lidstaten leiden, bijvoorbeeld wanneer rente en royalty’s kunnen worden uitgekeerd aan begunstigden in niet- of laagbelastende jurisdicties zonder dat er in de EU belasting is betaald.

5.

Kader 1: de EU-belastingmix op weg naar 2050


De belastingstelsels zullen moeten worden gemoderniseerd om beter rekening te houden met huidige en toekomstige economische en sociale ontwikkelingen. De begrotingen van de lidstaten zijn sterk afhankelijk van loonbelastingen, met inbegrip van sociale bijdragen, die goed zijn voor meer dan 50 % van de totale belastinginkomsten in de EU-27. De btw vertegenwoordigt meer dan 15 % van de totale belastinginkomsten, terwijl andere belastinggrondslagen, zoals milieubelastingen (~ 6 %), onroerendgoedbelastingen (~ 5 %) of vennootschapsbelastingen (~ 7 %) relatief weinig bijdragen 13 . Hoewel de algehele samenstelling van de belastinginkomsten in de EU de laatste twee decennia relatief stabiel is gebleven 14 , wordt verwacht dat megatrends zoals de klimaatverandering en de digitale transformatie van de arbeidsmarkt de toekomstige belastingmix in de EU-lidstaten zullen beïnvloeden.

Door de vergrijzing van de bevolking en de toename van atypisch werk is het mogelijk dat de belasting op arbeid niet evenveel inkomsten zal kunnen blijven generen als thans het geval is. Voortbouwend op het groenboek over vergrijzing 15 en het vergrijzingsverslag van 2021 16 zal er opnieuw moeten worden nagedacht over de manier waarop arbeid wordt belast, en over de gevolgen voor andere belastinggrondslagen, rekening houdende met de behoefte aan duurzame inkomsten, solidariteit tussen generaties en een betere houdbaarheid van de socialezekerheidsstelsels. De traditioneel hoge belastingdruk op arbeid in de EU, ook in vergelijking met andere sterk ontwikkelde economieën, zal verder moeten worden verlaagd om het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de jobcreatie in de periode na de crisis te ondersteunen 17 .

Tegelijkertijd liggen de tarieven van de verbruiksbelastingen op een historisch hoog niveau doordat de btw-tarieven in de jaren na de financiële crisis zijn opgetrokken. Het inefficiënte gebruik van verlaagde btw-tarieven en -vrijstellingen, die vaak het beoogde beleidsdoel missen, moet met prioriteit aan banden worden gelegd.

Belastingen die het gedrag sturen, zoals milieu- en gezondheidsbelastingen, blijven in het belastingbeleid van de EU aan belang winnen. Goed opgezette milieubelastingen helpen de groene transitie te ondersteunen doordat ze de juiste prijssignalen afgeven, en helpen mee uitvoering te geven aan het beginsel “de vervuiler betaalt” 18 . Zij genereren ook inkomsten die de noodzakelijke belastingverlagingen op arbeid ten dele zouden kunnen compenseren. Op dezelfde manier kunnen gezondheidsbelastingen, bijvoorbeeld op tabak of alcohol, de volksgezondheid verbeteren en levens redden terwijl ze de druk op de publieke zorgstelsels verminderen.

Tot slot zullen in een toekomstbestendige belastingmix ook de inkomsten uit vermogen, zowel van particulieren als van ondernemingen, eerlijk en effectief in de heffing moeten worden betrokken. Tegelijkertijd zullen vereenvoudigings- en andere maatregelen moeten worden genomen om de administratieve complexiteit te verminderen. Daarnaast kunnen periodieke belastingen op onroerende goederen een relatief efficiënt instrument zijn om belastinginkomsten te vergaren. Er moet echter terdege rekening worden gehouden met verdelingsvraagstukken en administratieve uitdagingen in verband met de waardering van onroerend goed.

Op basis van deze overwegingen zal de Commissie de aanzet geven tot een bredere reflectie, die in 2022 haar beslag moet krijgen in een fiscaal symposium over de “EU-belastingmix op weg naar 2050”. In deze reflectie zullen de hierboven beschreven beginselen aan de orde komen, alsook de verdelingseffecten van mogelijke wijzigingen in de belastingmix, waaronder die op huishoudens met een laag inkomen.


De in dit deel uiteengezette beginselen moeten ook toepassing vinden op het eigenmiddelenstelsel voor de financiering van de begroting van de EU. Overeenkomstig het mandaat van de Europese Raad en de toezeggingen die in het interinstitutioneel akkoord 19 bij het nieuwe meerjarig financieel kader zijn gedaan, zal de Commissie ook voorstellen indienen voor nieuwe eigen middelen die zullen bijdragen tot de terugbetalingen van NextGenerationEU. Na een eerste reeks voorstellen in juli 2021, waaronder voorstellen voor een CBAM, een digitale heffing en een herziening van het EU-ETS, zal de Commissie een voorstel voor extra nieuwe eigen middelen indienen, waaronder eventueel een belasting op financiële transacties en een eigen middel dat samenhangt met de corporate sector.

Het CBAM-voorstel zal deel uitmaken van het komende “Fit for 55”-pakket. Doel van deze heffing is het risico op koolstoflekkage te verminderen door ervoor te zorgen dat het koolstofgehalte van ingevoerde producten in de prijs van die producten is verdisconteerd indien het klimaatbeleid van derde landen niet van dezelfde ambitie getuigt. Het CBAM zal ook de klimaatdoelstellingen helpen verwezenlijken door producenten van derde landen en EU-importeurs ertoe aan te sporen om koolstofarme technologieën toe te passen. Deze heffing zal volledig verenigbaar zijn met de WTO- en andere internationale verplichtingen.

Digitale bedrijven betalen doorgaans minder belasting dan andere bedrijven en de belastingen die zij betalen, komen niet altijd ten goede aan de landen waar zij hun activiteiten uitoefenen. De digitale heffing zal de digitale sector een billijke bijdrage laten leveren aan de financiering van het herstel in de EU en aan de samenleving als geheel. Zij zal zo worden vormgegeven dat ze losstaat van het aangekondigde mondiale akkoord over de wereldwijde hervorming van de vennootschapsbelasting en dat ze verenigbaar is met de WTO- en andere internationale verplichtingen 20 . Deze heffing zal verenigbaar zijn met het centrale beleidsdoel om de digitale transitie te ondersteunen en te versnellen. Zij zal parallel bestaan aan de uitvoering van een OESO-overeenkomst over het delen van een deel van de belastbare grondslag van de grootste multinationale ondernemingen, zodra deze geratificeerd en in EU-wetgeving omgezet is.

6.

1.3 Wat betekent dit voor de belastingheffing van ondernemingen in de EU?


De belastingheffing van ondernemingen moet ervoor zorgen dat de belastingdruk eerlijk over de bedrijven wordt verdeeld en dat de belastbare inkomsten eerlijk over de verschillende jurisdicties worden verdeeld. Het systeem als geheel moet eenvoudig zijn, zodat de nalevingskosten beperkt blijven, en moet investeringen en groei faciliteren en zo de eengemaakte markt versterken. Ondanks de vooruitgang die is geboekt bij het wegnemen van belemmeringen voor de eengemaakte markt op andere terreinen, lopen bedrijven die in de EU zakendoen, nog steeds aan tegen 27 verschillende nationale belastingstelsels. Deze lappendeken van nationale belastingregels creëert onnodige nalevingskosten voor bedrijven en ontmoedigt zo grensoverschrijdende investeringen in de eengemaakte markt. Dit is niet alleen het geval voor grotere bedrijven, maar ook voor midden- en kleinbedrijven, start-ups en andere bedrijven die grensoverschrijdend willen groeien, uitbreiden en zakendoen en verhoudingsgewijs met hogere kosten geconfronteerd worden 21 . Er ontstaan op die manier ook achterpoortjes en complexe situaties die de deur openzetten voor agressieve fiscale planning, waardoor een gelijk speelveld wordt belemmerd. De investeringen en de groei alsook het concurrentievermogen van de EU in vergelijking met andere internationale partners worden erdoor benadeeld. De beleidskeuzes op het gebied van de belastingheffing van ondernemingen bepalen ook in welke mate het belastingstelsel investeringen ondersteunt. Tot slot moet het belastingstelsel onbedoelde verstoringen in zakelijke beslissingen, bijvoorbeeld de keuze voor financiering met vreemd in plaats van met eigen vermogen, zoveel mogelijk beperken en zo bedrijven helpen om zich duurzaam en op de lange termijn te financieren en opnieuw eigen vermogen op te bouwen, met name bedrijven die een gevaarlijk hoog schuldniveau hebben bereikt, onder andere als gevolg van de COVID-19-crisis.

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet het EU-optreden op het gebied van de belastingheffing van ondernemingen worden gericht op uitdagingen met een duidelijke grensoverschrijdende dimensie. Daaronder valt het wegnemen van belemmeringen voor de goede werking van de eengemaakte markt en voor grensoverschrijdende investeringen als gevolg van verschillen tussen de nationale belastingstelsels.

De vooruitgang op EU-niveau moet worden geschraagd door steun voor nationale maatregelen op gebieden waar de lidstaten hun eigen economische en maatschappelijke behoeften zelf het beste kunnen beoordelen. Het gaat daarbij onder meer om het vaststellen van het tarief van de vennootschapsbelasting op een hoger niveau dan de internationaal overeen te komen ondergrenzen (zie deel 2), wat in de EU een nationale bevoegdheid zal blijven, en het nemen van binnenlandse maatregelen om de fiscale uitvoering te verbeteren en de fiscale naleving te vergemakkelijken. In voorkomend geval kunnen ook doelgerichte maatregelen worden genomen, zoals goed opgezette en doeltreffende fiscale prikkels, om bredere beleidsdoelen te ondersteunen. Op deze gebieden kan de EU ook een rol spelen bij het bepalen van de agenda, delen van informatie en verlenen van financiële steun voor nationale hervormingen en investeringen. De faciliteit voor herstel en veerkracht, die de spil vormt van de EU-herstelagenda, en het instrument voor technische ondersteuning kunnen onontbeerlijke financiële middelen verschaffen voor de modernisering en de digitale transformatie van belastingdiensten en ook belangrijke hervormingen van het belastingbeleid ondersteunen.

De EU heeft de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet door de richtlijnen ter bestrijding van belastingontwijking en de richtlijn betreffende administratieve samenwerking vast te stellen en een begin te maken met de uitvoering ervan 22 . In het kader van de Groep gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen blijven de lidstaten elkaars belastingregelingen beoordelen om te garanderen dat deze in overeenstemming zijn met de beginselen van eerlijke belastingconcurrentie. Voorts is het Europees Parlement zeer actief geweest op het gebied van belastingen in het algemeen en de belastingheffing van ondernemingen in het bijzonder. Daarnaast heeft de Commissie in juli 2020 haar goedkeuring gegeven aan een ambitieus actieplan 23 om de belastingheffing eerlijker en eenvoudiger te maken en beter af te stemmen op moderne technologieën, en aan de mededeling over goed fiscaal bestuur in de EU en daarbuiten 24 , die ertoe strekt de rol van de EU bij de bevordering van transparantie en eerlijke belastingheffing zowel op Europees als op mondiaal niveau, verder te versterken.

Die mededeling bevat verdere maatregelen op het gebied van de belastingheffing van ondernemingen, zowel op de korte als op de langere termijn. De Commissie zal vaart zetten achter de uitvoering van het aangekondigde mondiale akkoord over de herverdeling van heffingsrechten en minimale effectieve belastingheffing (zie deel 2). Zij zal de komende twee jaar ook actie ondernemen om de meest dringende uitdagingen aan te pakken (zie deel 3). Tot slot wordt in deze mededeling een plan uiteengezet voor een holistisch EU-kader voor de belasting van ondernemingen dat geschikt is voor de komende decennia (zie deel 4).


7.

2. Hervorming van het internationale kader voor de vennootschapsbelasting


8.

2.1 Lopende mondiale gesprekken


In opdracht van de G20 wordt in het inclusief kader van de OESO gewerkt aan een mondiale, op consensus gebaseerde oplossing voor de hervorming van het internationale kader voor de vennootschapsbelasting. De gesprekken zijn geconcentreerd op twee grote werkterreinen: pijler 1 (gedeeltelijke herverdeling van heffingsrechten) en pijler 2 (minimale effectieve belasting van de winsten van multinationale ondernemingen). De twee pijlers moeten een oplossing bieden voor verschillende, maar met elkaar samenhangende vraagstukken die verband houden met de toenemende mondialisering en digitalisering van de economie.

De EU heeft steevast gepleit voor ambitieuze hervormingen op internationaal niveau en het mondiale debat kan nu ook profijt trekken van de positieve betrokkenheid van de nieuwe Amerikaanse regering. Nu het voorgaande “veilige haven”-voorstel 25 is ingetrokken en er concrete en constructieve voorstellen voor pijler 1 op tafel liggen, is er een belangrijke stap gezet die een veelbelovende kans biedt om reële vooruitgang te boeken naar een mondiaal akkoord over het delen van een deel van de belastbare grondslag van multinationale ondernemingen (MNO’s). De recente aankondigingen van de Amerikaanse regering over de vennootschapsbelastinghervorming die zij op nationaal niveau wil doorvoeren, vormen een ambitieuze mijlpaal en een belangrijke stap voorwaarts naar een akkoord over pijler 2, die een einde zal maken aan de “race to the bottom”. De ministers van Financiën van de G20 hebben onlangs bevestigd dat zij niet later dan medio 2021 26 een mondiale en op consensus gebaseerde oplossing willen bereiken.

Pijler 1 strekt ertoe de internationale regels inzake de belastingheffing van bedrijfswinsten aan te passen aan het veranderende karakter van bedrijfsmodellen, waaronder het feit dat bedrijven activiteiten kunnen uitoefenen zonder fysiek aanwezig te zijn. Onder deze pijler krijgen marktjurisdicties het recht om een deel van de winsten van bepaalde niet-ingezeten bedrijven te belasten; daartoe wordt een deel van de mondiale winst volgens een overeengekomen formule herverdeeld over de jurisdicties waar de groep afnemers of gebruikers heeft. De gesprekken in pijler 1 waren aanvankelijk vooral gericht op bedrijven die actief zijn in de digitale sector. De voorgestelde oplossing zou nu echter kunnen worden vereenvoudigd waarbij het toepassingsgebied wordt beperkt tot een kleiner aantal MNO’s maar tegelijkertijd wordt verruimd zodat de grootste en meest winstgevende multinationale bedrijven eronder vallen, ongeacht de sector waarin zij actief zijn.

Pijler 2 zal een ondergrens voor buitensporige belastingconcurrentie vastleggen door ervoor te zorgen dat multinationale bedrijven elk jaar onderworpen zijn aan een bepaald minimumniveau van belasting over hun volledige winst. Door de mondialisering van de economieën en het toegenomen gebruik van immateriële activa in mondiale waardeketens hebben bepaalde multinationale ondernemingen hun winsten kunnen verschuiven naar laagbelastende jurisdicties. Dankzij pijler 2 zullen jurisdicties het bedrag van de door grote multinationals betaalde belasting kunnen optrekken tot een effectieve ondergrens, terwijl ze hun belastingstelsel ook nog altijd naar eigen inzicht kunnen blijven organiseren. Een minimale effectieve belastingheffing van de bedrijfswinsten zal de mogelijkheden beperken om belasting te ontwijken.

Beide pijlers van het toekomstige mondiale akkoord zijn in overeenstemming met de zienswijze van de Commissie op een kader voor de belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw, dat in deel 4 is beschreven. Zij hebben complementaire doelstellingen en in het internationale debat moet een oplossing voor beide komen. Zij markeren stappen in de richting van de belangrijke beginselen van formuletoerekening (waarbij de heffingsrechten onder pijler 1 gedeeltelijk worden herverdeeld volgens een formule) en een gemeenschappelijke definitie van de belastinggrondslag. De Commissie speelt een actieve rol in het internationale debat en streeft ernaar, in afstemming met de lidstaten, dat aangelegenheden van gemeenschappelijk belang voor de EU — zoals verenigbaarheid met de eengemaakte markt en minimale administratieve complexiteit — in aanmerking worden genomen en dat de oplossingen goed zijn voor de EU. In zijn conclusies van 25 maart 2021 herhaalde de Europese Raad ook “zijn sterke voorkeur en inzet voor een mondiale oplossing” en verklaarde hij ernaar te streven dat uiterlijk medio 2021 in OESO-verband een op consensus gebaseerde oplossing wordt bereikt 27 .

9.

2.2 Uitvoering van het mondiale akkoord in de EU


Nadat pijler 1 is overeengekomen en in een multilateraal verdrag is vertaald, zal de toepassing ervan verplicht zijn voor de deelnemende landen. Om een consistente uitvoering in alle EU-lidstaten te garanderen, ook in de lidstaten die geen lid zijn van de OESO en niet deelnemen aan het inclusief kader, zal de Commissie een voorstel voor een richtlijn tot uitvoering van pijler 1 in de EU indienen.

Om een consistente toepassing in de EU en de verenigbaarheid met het EU-recht te garanderen, zal de uitvoering van pijler 2 primair worden geregeld in een EU-richtlijn waarin de OESO-modelvoorschriften met de nodige aanpassingen zijn opgenomen. De uitvoering van een mondiaal akkoord over minimale effectieve belastingheffing zal ook gevolgen hebben voor bestaande en nog hangende EU-richtlijnen en -initiatieven (zie kader 2 hieronder).

10.

Kader 2: wisselwerking tussen een akkoord over minimale effectieve belastingheffing en bestaande EU-initiatieven


De uitvoering van pijler 2 zal gevolgen hebben voor de bestaande regels in de richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking, meer in het bijzonder de regels voor gecontroleerde buitenlandse vennootschappen (CFC), die in wisselwerking zullen staan met de primaire regel onder pijler 2 (de “Income Inclusion Rule of “IIR”). Wanneer de IIR in de EU ten uitvoer wordt gelegd, zal moeten worden onderzocht hoe de werking van beide regels het beste op elkaar kan worden afgestemd.

De omzetting van pijler 2 moet het pad effenen naar overeenstemming over het nog hangende voorstel tot herschikking van de rente- en royaltyrichtlijn 28 , dat al sinds 2011 bij de Raad ligt. De herschikking van deze richtlijn (die de belemmeringen op het gebied van bronbelasting voor grensoverschrijdende rente- en royaltyuitkeringen binnen een ondernemingsgroep wegneemt) strekte ertoe de richtlijnvoordelen afhankelijk te maken van de voorwaarde dat de rente in de staat van bestemming aan de belasting was onderworpen. Een aantal lidstaten was echter van oordeel dat de rente- en royaltyrichtlijn verder moest gaan en een minimaal niveau van belasting in de staat van bestemming als voorwaarde moest stellen voor het achterwege blijven van bronbelastingheffing. Een akkoord over pijler 2 zal deze kwestie oplossen.

Zoals zij in haar recente mededeling over goed fiscaal bestuur in de EU en daarbuiten 29 heeft geschreven, zal de Commissie voorstellen om pijler 2 op te nemen in de toetsingscriteria voor derde landen die de EU bij het opstellen van haar lijst gebruikt, om deze landen ertoe aan te zetten zich aan te sluiten bij de internationale overeenkomst. Dit sluit aan bij de huidige aanpak van de EU om de opstelling van de lijst te gebruiken als instrument ter bevordering van internationaal overeengekomen goede praktijken.


11.

3. Een stap verder dan het OESO-akkoord - doelgerichte oplossingen


In dit deel wordt de EU-agenda voor de belasting van ondernemingen voor de komende twee jaar beschreven, met maatregelen ter verbetering van het huidige systeem, waarbij de nadruk ligt op een dubbele prioriteit, namelijk het waarborgen van eerlijke en effectieve belastingheffing en het bevorderen van productieve investeringen en ondernemerschap.

12.

3.1 Eerlijke en effectieve belastingheffing waarborgen


Een eerste stap naar een billijker belastingstelsel is een grotere publieke transparantie over de belastingen die grote economische spelers betalen. Bij het grote publiek en het maatschappelijk middenveld groeit de vraag naar meer transparantie en billijkheid op het gebied van de belastingheffing van ondernemingen, met name de vennootschapsbelasting.

De Commissie zal een nieuw voorstel indienen voor de jaarlijkse bekendmaking van het effectieve vennootschapsbelastingtarief van bepaalde grote ondernemingen met activiteiten in de EU, waarbij gebruik wordt gemaakt van de methode die is overeengekomen voor de berekeningen onder pijler 2. Het effectieve vennootschapsbelastingtarief geeft duidelijkheid over de verhouding tussen de vennootschapsbelasting die door bedrijven is betaald en de winst die zij hebben behaald, in plaats van hun “belastbare winst”, die op verschillende manieren, zoals met aftrekposten, kan worden verlaagd. Het voorstel zal dus zorgen voor meer publieke transparantie over het reële effectieve belastingtarief dat grote EU-ondernemingen betalen.

De EU zal ook de strijd opvoeren tegen misbruik met lege vennootschappen, dat wil zeggen bedrijven met geen of minimale aanmerkelijke aanwezigheid en reële economische activiteit, door middel van een nieuw wetgevingsinitiatief dat het misbruik van lege vennootschappen voor belastingdoeleinden moet tegengaan. Hoewel verschillende maatregelen op EU- en internationaal niveau instrumenten aanreiken om het gebruik van oneerlijke fiscale structuren tegen te gaan, blijft het risico bestaan dat juridische entiteiten met geen of slechts minimale substance en economische activiteit voor oneigenlijke doeleinden worden gebruikt, zoals agressieve fiscale planning, belastingontduiking of het witwassen van geld. Ondanks het feit dat er geldige redenen kunnen zijn om gebruik te maken van dergelijke entiteiten, moeten er verdere maatregelen worden genomen om entiteiten en structuren aan te pakken die zijn gecreëerd met als hoofddoel de verschuldigde belastingen te verlagen of onrechtmatig gedrag van de groep of activiteiten waar zij deel van uitmaken, te verbergen, zonder substance en reële economische activiteit in de landen waar zij zijn opgericht.

Het voorstel van de Commissie zou maatregelen omvatten zoals het verplichten van ondernemingen om de belastingdienst de nodige informatie te verstrekken voor de beoordeling van een aanmerkelijke aanwezigheid en reële economische activiteit, het weigeren van belastingvoordelen die verband houden met het bestaan of het gebruik van onrechtmatige lege vennootschappen, en het creëren van nieuwe vereisten op het gebied van fiscale inlichtingen, toezicht en fiscale transparantie. De Commissie wil ook verdere stappen ondernemen om te voorkomen dat rente- en royaltybetalingen die de EU verlaten, aan belastingheffing ontsnappen (zogenaamde “dubbele niet-heffing”).

Tegelijkertijd zal de Commissie alle instrumenten waarover zij beschikt, waaronder de handhaving van de staatssteunregels, blijven inzetten om ervoor te zorgen dat ondernemingen hun billijk deel van de belastingen betalen. Hoewel directe belastingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren, moeten de lidstaten die bevoegdheid uitoefenen in overeenstemming met het Unierecht, met inbegrip van de staatssteunregels.

13.

Maatregelen om een eerlijke en effectieve belastingheffing te waarborgen


Maatregel 1: een wetgevingsvoorstel indienen voor de bekendmaking van de effectieve belastingtarieven die grote ondernemingen betalen, op basis van de methode die wordt besproken in pijler 2 van de OESO-onderhandelingen (uiterlijk 2022).

Maatregel 2: een wetgevingsvoorstel indienen waarin Unieregels worden vastgesteld om het misbruik van lege entiteiten voor belastingdoeleinden tegen te gaan (uiterlijk het vierde kwartaal van 2021).


14.

3.2 Productieve investeringen en ondernemerschap mogelijk maken


Belastingen zijn belangrijk om bedrijven te helpen investeren en groeien, doordat ze ondernemers aanmoedigen en in staat stellen om economische beslissingen te nemen die maatschappelijk wenselijk zijn. Het feit dat het belastingbeleid “in staat stelt”, speelt een bijzonder belangrijke rol in de dubbele transitie en het economisch herstel van de COVID-19-pandemie.

Gelet op hun beperktere kasstroom kunnen midden- en kleinbedrijven verliezen vaak minder goed opvangen of financieren dan grotere bedrijven. Daarom hebben veel lidstaten in de huidige crisis snel maatregelen genomen om de acute belastingdruk op midden- en kleinbedrijven te verlichten, bijvoorbeeld door uitstel te verlenen voor fiscale verplichtingen. Verliezen worden in de lidstaten echter nog altijd op zeer uiteenlopende wijze behandeld en er is ruimte om het klimaat voor investeringen en groei te verbeteren. Samen met deze mededeling neemt de Commissie ook een aanbeveling aan de lidstaten over de binnenlandse behandeling van verliezen aan. Deze zal mede zorgen voor eerlijke concurrentie tussen de bedrijven en een betere steun aan de bedrijven tijdens het herstel. Met name midden- en kleinbedrijven zullen hier baat bij hebben. De diensten van de Commissie zullen ook meer in het algemeen de mogelijkheden van een gecoördineerde behandeling van grensoverschrijdende verliesverrekening bekijken, om de uitdagingen aan te pakken waarmee midden- en kleinbedrijven en andere bedrijven in de aanloopfase van hun Europese expansie te maken krijgen.

Gelet op het huidige belastingkader dat een belastingaftrek voor rente op schulden toestaat, bestaat er in de fiscale regelgeving een constante scheeftrekking ten gunste van schuldfinanciering. Dit betekent dat bedrijven rente voor schuldfinanciering kunnen aftrekken maar niet de kosten die samenhangen met aandelenfinanciering, zoals de uitkering van dividenden, waardoor zij ertoe worden aangezet om hun investeringen te financieren door middel van vreemd in plaats van eigen vermogen. Dit kan bijdragen tot een buitensporige schuldenopbouw, met mogelijk negatieve overloopeffecten voor de EU als geheel als in sommige landen vele bedrijven over de kop zouden gaan. De bevoordeling van schulden ondergraaft ook de financiering van innovatie door middel van eigen vermogen. Dit is een acuut probleem geworden, omdat de schuldenlast bij bedrijven fors is gestegen door de economische crisis na de COVID-19-pandemie. De Commissie zal daarom een voorstel indienen om de scheeftrekking tussen vreemd en eigen vermogen in de vennootschapsbelasting aan te pakken via een systeem van vrijstellingen voor aandelenfinanciering, dat financieel kwetsbare bedrijven moet helpen hun eigen vermogen te versterken. Dit voorstel zal antimisbruikmaatregelen bevatten om oneigenlijk gebruik te voorkomen.

15.

Maatregelen om productieve investeringen en ondernemerschap mogelijk te maken


Maatregel 3: een aanbeveling over de binnenlandse behandeling van verliezen aannemen (samen met deze mededeling).

Maatregel 4: een wetgevingsvoorstel indienen om een systeem van vrijstelling te creëren dat de scheeftrekking tussen vreemd en eigen vermogen beperkt (uiterlijk het eerste kwartaal van 2022).


16.

4. Een stap verder dan het OESO-akkoord - een EU-omgeving voor de belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw


Een consensus over de hervorming van de internationale vennootschapsbelastingregels zal een historische stap voorwaarts betekenen in de richting van de modernisering van de mondiale regels voor de belasting van ondernemingen. Er zijn goede redenen waarom het mondiale akkoord over pijler 1 eerst slechts op een beperkt aantal ondernemingen van toepassing zal zijn. Een dergelijke oplossing kan wereldwijd pas functioneren als zij uitvoerbaar is voor en tussen 139 jurisdicties waarvan het economische profiel en het niveau van bestuurlijke capaciteit van elkaar verschillen. Een nauw geïntegreerde Europese Unie met haar eengemaakte markt kan en moet echter een stap verder gaan.

Het ontbreken van een gemeenschappelijk vennootschapsbelastingstelsel in de eengemaakte markt zet een rem op het concurrentievermogen. Deze rem is het gevolg van verstoringen van investerings- en financieringsbeslissingen (als deze zijn ingegeven door fiscale optimalisatie in plaats van andere overwegingen) en hogere nalevingskosten voor bedrijven die in meer dan één EU-lidstaat actief zijn. Zo ontstaat er een concurrentienadeel ten opzichte van de markten van derde landen.

Daarom zal de Commissie een nieuw kader voor de belastingheffing van inkomsten van bedrijven in Europa voorstellen (Bedrijven in Europa: kader voor de belastingheffing van inkomsten/Business in Europe: Framework for Income Taxation, kortweg Befit). Befit zal één pakket vormen van vennootschapsbelastingregels (“rulebook”) voor de EU, op basis van de belangrijkste kenmerken van een gemeenschappelijke heffingsgrondslag en de verdeling van winsten tussen lidstaten volgens een formule (formuletoerekening). Het zal voortbouwen op de vooruitgang in het mondiale debat, waar deze concepten al bestaan, door middel van het gebruik van een formule voor de gedeeltelijke herverdeling van winsten onder pijler 1 en gemeenschappelijke regels voor de berekening van de heffingsgrondslag voor de toepassing van pijler 2. Befit zal ervoor zorgen dat bedrijven hun activiteiten in de eengemaakte markt kunnen ontplooien zonder te worden geconfronteerd met onnodige fiscale belemmeringen. Tegelijkertijd zal het ervoor zorgen dat de capaciteit van de lidstaten om inkomsten te genereren voor de financiering van hun eigen uitgavenprioriteiten, niet wordt ondergraven door de mismatches tussen de verschillende vennootschapsbelastingstelsels in de EU.

Gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting zullen leiden tot een aanzienlijke vereenvoudiging voor ondernemingsgroepen die actief zijn op de eengemaakte markt. In plaats van aan de regels van mogelijkerwijs 27 verschillende vennootschapsbelastingstelsels te moeten voldoen, zal een groep de belasting die hij in elke EU-lidstaat verschuldigd is, volgens één enkele reeks regels kunnen bepalen. Dit zal ook het pad effenen naar nog meer administratieve vereenvoudigingen, zoals de mogelijkheid voor een groep om één EU-aangifte voor de vennootschapsbelasting in te dienen.

Dit nieuwe voorstel zal in de plaats komen van de nog hangende voorstellen voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) 30 , die zullen worden ingetrokken.

Befit zal...

§... een gemeenschappelijk pakket regels (“rulebook”) creëren voor ondernemingsgroepen die in meer dan één lidstaat actief zijn op de eengemaakte markt, en zo de belemmeringen voor grensoverschrijdende investeringen afbouwen;

§... de bureaucratie en de nalevingskosten in de eengemaakte markt beperken en zo de administratieve lasten voor de belastingautoriteiten en de belastingplichtigen verlichten;

§... belastingontwijking bestrijden en jobcreatie, groei en investeringen ondersteunen;

§... een eenvoudigere en eerlijkere methode aanreiken om de heffingsbevoegdheid tussen de lidstaten te verdelen;

§... leiden tot betrouwbare en voorspelbare inkomsten uit de vennootschapsbelasting voor de lidstaten.


Befit zal de winsten van de EU-groepsondernemingen van een multinationale groep consolideren in één enkele heffingsgrondslag, die dan volgens een formule aan de lidstaten zal worden toegerekend, waarna de belasting wordt geheven naar de nationale vennootschapsbelastingtarieven. Belangrijke overwegingen daarbij zijn onder meer hoe de omzet correct kan worden gewogen voor iedere bestemming, hoe het belang kan worden bepaald van de markt waar een multinationale groep actief is, en hoe activa (met inbegrip van immateriële activa) en arbeid (personeel en lonen) in aanmerking moeten worden genomen om een evenwichtige verdeling van inkomsten uit de vennootschapsbelasting over EU-lidstaten met een verschillend economisch profiel te waarborgen.

Door het gebruik van een formule voor winsttoerekening zullen er in de EU voor de bedrijven die onder Befit vallen, geen complexe verrekenprijsregels meer moeten worden toegepast. In diverse landen wordt al gebruik gemaakt van verschillende vormen van formuletoerekening. In de VS, Canada en Zwitserland wordt bijvoorbeeld een formule gebruikt om de heffingsgrondslag op regionaal of subnationaal niveau te berekenen. Bij de toepassing van verrekenprijzen daarentegen moeten entiteiten de prijs voor transacties tussen leden van dezelfde multinationale groep op dezelfde wijze vaststellen als de prijs die zou worden bepaald voor een vergelijkbare transactie tussen twee niet-verbonden entiteiten (zakelijkheidsbeginsel). Met de BEPS-acties van de OESO inzake verrekenprijzen zijn de internationale richtsnoeren geactualiseerd, maar in een moderne economie met immateriële en niet op de markt verhandelde activa zijn deze beginselen moeilijk toe te passen en te handhaven. Uit de werkzaamheden voor pijler 1 in verband met het gebruik van een formule voor de herverdeling van een klein deel van de belastbare grondslag is gebleken dat er belangstelling bestaat voor een andere benadering van de toewijzing van heffingsrechten. Befit zal hierop voortbouwen om een eenvoudiger systeem te creëren voor de eengemaakte markt. In tegenstelling tot pijler 1, waar de huidige regels en de herverdeling van winst volgens een formule naast elkaar zouden functioneren, zou bij Befit formuletoerekening in de plaats komen van de huidige regels voor de toerekening van de belastbare grondslag in de eengemaakte markt voor de bedrijven die binnen het toepassingsgebied ervan vallen.

Befit zal, door de combinatie van formuletoerekening met een gemeenschappelijk pakket regels voor de heffingsgrondslag, een belangrijke stap markeren in de ontwikkeling van een robuuster systeem voor de belasting van ondernemingen in de eengemaakte markt. Hoewel de beginselen van een gemeenschappelijke heffingsgrondslag en van formuletoerekening ook al in het vorige CCCTB-voorstel waren opgenomen, zal het nieuwe voorstel rekening houden met de belangrijke wijzigingen die in de economie en in het internationale kader hebben plaatsgevonden sinds maart 2011, toen de CCCTB voor het eerst werd voorgesteld. Met name wat de omschrijving van de heffingsgrondslag betreft, zal worden voortgebouwd op de benadering in het aangekondigde mondiale akkoord. Er zal ook een andere formuletoerekening worden gebruikt, die beter aansluit bij de realiteit van de huidige economie en de mondiale ontwikkelingen, met name door beter rekening te houden met de digitalisering.

De Commissie zal dit voorstel in nauwe samenwerking met de lidstaten opstellen, daarbij rekening houdende met de standpunten van het Europees Parlement en in overleg met het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld.

17.

Maatregelen voor een kader voor de belastingheffing van ondernemingen op de langere termijn


Maatregel 5: een voorstel indienen voor Befit (Business in Europe: Framework for Income Taxation), dat een aanzet geeft tot een gemeenschappelijk pakket belastingregels (“rulebook”) en voorziet in een eerlijkere toewijzing van de heffingsbevoegdheid tussen de lidstaten (2023).


18.

5. Conclusie


Het aangekondigde mondiale akkoord zal een beslissende stap voorwaarts markeren in de hervorming van het internationale systeem van de vennootschapsbelasting, door belangrijke uitdagingen aan te pakken in verband met de toewijzing van heffingsrechten en minimale effectieve belastingheffing op mondiaal niveau. Op EU-niveau moet er op deze vooruitgang worden voortgebouwd en werk worden gemaakt van een even ambitieuze agenda voor de belastingheffing van ondernemingen die een eerlijke en effectieve belastingheffing garandeert en productieve investeringen en ondernemerschap ondersteunt. Met de in deze mededeling aangekondigde maatregelen in combinatie met reeds lopende werkzaamheden zal de EU een sprong vooruit maken en deze visie voor een EU-kader voor de belasting van ondernemingen, dat de uitdagingen van de 21e eeuw het hoofd kan bieden en gericht is op een goed functionerende eengemaakte markt, waarmaken.

(1)

Bij dit project zijn nu 139 jurisdicties van over de hele wereld betrokken.

(2)

Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PB L 193 van 19.7.2016, blz. 1).

(3)

COM(2019) 640 final.

(4)

COM(2020) 102 final.

(5)

Zie bijvoorbeeld COM(2020) 590 final.

(6)

Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).

(7)

Artikel 191, lid 2, VWEU roept op om een prijs te stellen op de negatieve externe effecten van vervuilende of andere schadelijke activiteiten; de jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021 moedigt de lidstaten aan om in hun plannen voor herstel en veerkracht structurele hervormingen op te nemen, waaronder “hervormingen van het belastingstelsel, bijvoorbeeld door de belastingdruk te verschuiven van arbeid naar minder verstorende belastingen” (COM(2020) 575).

(8)

Om dit proces te ondersteunen, zal de Commissie aanbevelingen aannemen over de manier waarop toepasselijke instrumenten en prikkels nog sterker kunnen worden bevorderd om beter uitvoering te geven aan het beginsel “de vervuiler betaalt” en zo het tijdperk waarin vervuilen niets kostte, definitief af te sluiten, daarmee gevolg gevende aan het komende verslag van de Europese Rekenkamer (COM(2021) 400).

(9)

COM(2021) 118 final.

(10)

COM(2021) 350 final.

(11)

COM(2020) 590 final.

(12)

Internationale belastingontduiking door particulieren leidt jaarlijks tot een verlies aan belastinginkomsten van 46 miljard EUR voor de EU-lidstaten. Zie ECOPA en CASE (2019) Estimating International Tax Evasion by Individuals, Taxation Papers 76. Daarnaast wordt er in de EU elk jaar naar schatting 35 tot 70 miljard EUR aan vennootschapsbelasting ontweken. Zie Dover, R., Ferrett, B., Gravino, D., Jones, E., & Merler, S. (2015) Bringing transparency, coordination and convergence to corporate tax policies in the European Union, Onderzoeksdienst van het Europees Parlement, PE 558.773; Álvarez-Martínez, M., Barrios, S., d’Andria, D., Gesualdo, M., Nicodème, G., & Pycroft, J. (2018) How Large is the Corporate Tax Base Erosion and Profit Shifting? A General Equilibrium Approach, CEPR Discussion Papers 12637; en Tørsløv, T., Wier, L., & Zucman, G. (2018) The Missing Profits of Nations, NBER Working Paper 24701.

(13)

https://ec.europa.eu/taxation_customs/business/economic-analysis-taxation/data-taxation_en

(14)

Europese Commissie, Annual Review of Taxation – 2021 Edition, wordt weldra gepubliceerd.

(15)

COM(2021) 50 final, 27.1.2021.

(16)

Vergrijzingsverslag 2021. Economische en budgettaire projecties voor de lidstaten van de EU (2019-2070). Institutional Paper 148. Mei 2021.

(17)

Tussen 2012 en 2020 is de gemiddelde loonwig in de EU-27 voor een alleenstaande met een gemiddeld inkomen met meer dan twee procentpunten gedaald.

(18)

Artikel 191, lid 2, VWEU.

(19)

Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 28).

(20)

Dit voorstel zal verschillen van de voorstellen betreffende een digitaledienstenbelasting (COM(2018) 148 final) en een aanmerkelijke digitale aanwezigheid (COM(2018) 147 final) uit 2018, die zullen worden ingetrokken.

(21)

De geschatte nalevingskosten voor grote ondernemingen belopen ongeveer 2 % van de betaalde belastingen, terwijl deze kosten voor midden- en kleinbedrijven op 30 % van de betaalde belastingen worden geraamd.

https://ec.europa.eu/taxation_customs/sites/taxation/files/resources/documents/tax_survey.pdf

(22)

Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).

(23)

COM(2020) 312 final.

(24)

COM(2020) 313 final.

(25)

Dit zou bedrijven in feite de keuze hebben gegeven om pijler 1 al dan niet toe te passen.

(26)

www.g20.org/wp-content/uploads/2021/04">https://www.g20.org/wp-content/uploads/2021/04 .

(27)

https://www.consilium.europa.eu/media/48976/ www.consilium.europa.eu/media/48976">250321-vtc-euco-statement-en.pdf (europa.eu)

(28)

COM(2011) 714 definitief.

(29)

COM(2020) 313 final.

(30)

COM(2016) 685 final en COM(2016) 683 final.