Toelichting bij COM(2021)347 - Richtlijn (EU) 2023/2225 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2008/48/EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij Richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten (“de richtlijn consumentenkrediet” of “de richtlijn”), zoals gewijzigd in 2011, 2014, 2016 en 2019 1 , werd een geharmoniseerd EU-kader voor consumentenkrediet vastgesteld om de totstandkoming te vergemakkelijken van een goed functionerende interne markt en een hoog niveau aan consumentenbescherming te bieden teneinde het vertrouwen van de consument niet te schaden.

Bij een Refit-evaluatie 2 in 2018-2019 is gebleken dat de doelstellingen van de richtlijn van 2008, te weten een hoog niveau van consumentenbescherming waarborgen en de totstandkoming van een interne markt voor krediet bevorderen, nog steeds relevant zijn in de context van een regelgevingslandschap dat aanzienlijk gefragmenteerd is in de EU en dat die doelstellingen slechts gedeeltelijk zijn verwezenlijkt. Die fragmentatie, in combinatie met de rechtsonzekerheid vanwege de vage formulering van sommige bepalingen van de richtlijn, belemmert de vlotte werking van de interne markt voor consumentenkrediet en waarborgt geen consequent hoog niveau van consumentenbescherming.

Sinds de goedkeuring van de richtlijn van 2008 heeft de digitalisering het besluitvormingsproces en de gewoonten van consumenten in het algemeen ingrijpend veranderd; zij willen nu een vlotter en sneller proces om krediet te verkrijgen en doen dat vaak online. Dat heeft ook gevolgen voor de kredietsector, die steeds verder wordt gedigitaliseerd. Nieuwe spelers op de markt, zoals platforms voor peer-to-peerleningen, bieden andere vormen van kredietovereenkomsten aan. Er zijn nieuwe producten verschenen, zoals kortlopende kredieten met hoge kosten. De digitalisering heeft ook geleid tot nieuwe manieren om informatie digitaal openbaar te maken en de kredietwaardigheid van consumenten te beoordelen met behulp van geautomatiseerde besluitvormingssystemen en niet-traditionele gegevens.

Voorts hebben de COVID-19-crisis en de daaruit voortvloeiende lockdownmaatregelen de EU-economie ernstig verstoord. Dat heeft grote gevolgen gehad op de kredietmarkt en op de consumenten, in het bijzonder kwetsbare consumenten, waardoor de financiële situatie in veel huishoudens in de EU een stuk precairder is geworden. Omgekeerd heeft de crisis ook de digitale transformatie versneld. Tijdens de COVID-19-crisis hebben de lidstaten een reeks steunmaatregelen getroffen om de financiële lasten voor burgers en huishoudens te verlichten, zoals uitstel van terugbetaling van leningen, dat meestal ook gold voor consumentenkrediet.

Tegen die achtergrond heeft de Commissie in haar werkprogramma voor 2020 een herziening van de richtlijn consumentenkrediet aangekondigd. In het herziene werkprogramma dat in de context van de COVID-19-pandemie werd vastgesteld, werd de datum van vaststelling van de herziening uitgesteld tot het tweede kwartaal van 2021 3 .

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De samenhang met bestaande beleidsbepalingen zou in het voorstel worden gewaarborgd.

Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten zijn geregeld bij Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, waarin is bepaald dat bedingen in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, de consument niet binden indien ze, in strijd met het vereiste van “goede trouw”, het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van consumenten enerzijds en verkopers en dienstverrichters anderzijds aanzienlijk verstoren ten nadele van de consument. Deze algemene eis wordt aangevuld met een lijst van voorbeelden van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Richtlijn 93/13/EEG is van toepassing naast andere Unierechtelijke voorschriften op het gebied van consumentenbescherming.

Richtlijn 2002/65/EG betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten regelt consumentenkrediet dat momenteel buiten het toepassingsgebied van de richtlijn consumentenkrediet valt en dat op afstand wordt verkocht, bijvoorbeeld online. De richtlijn wordt momenteel herzien, zoals aangekondigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2020.

Misleidende reclame is geregeld bij Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en Richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, die van toepassing is op de betrekkingen tussen handelaren. In deze regels is echter geen rekening gehouden met de specifieke kenmerken van consumentenkrediet en wordt niet tegemoetgekomen aan de behoefte van consumenten om reclame te kunnen vergelijken.

Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming, “AVG”) bevat de regels die van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens, om zo de grondrechten van individuen te versterken en de regels voor ondernemingen en overheidsinstanties te verduidelijken. Het gebruik van gegevens om kredietwaardigheidsbeoordelingen te verrichten moet voldoen aan de beginselen van minimale gegevensverwerking, juistheid en opslagbeperking zoals vastgelegd in artikel 5 AVG. Zonder af te wijken van de AVG beoogt dit voorstel de specifieke problemen aan te pakken die zijn vastgesteld bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de op de markt voor consumentenkrediet aangetroffen praktijken, te weten het gebruik van alternatieve gegevensbronnen voor kredietwaardigheidsbeoordelingen of de transparantie van beoordelingen die worden verricht met behulp van technieken voor machinaal leren.

De samenhang met andere regelgeving, zoals de wijzigingen die onder meer in Richtlijn 2005/29/EG zijn aangebracht bij Richtlijn (EU) 2019/2161 wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie, zou eveneens worden gewaarborgd in dit voorstel, dat bepalingen omvat die stroken met die richtlijn.

In 2020 heeft de Commissie een pakket voor de wet inzake digitale diensten vastgesteld. Het bevat een wet inzake digitale diensten tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (de richtlijn elektronische handel) en tot vaststelling van een horizontaal kader voor tussenhandelsdiensten, evenals een wet inzake digitale markten waarbij voorschriften worden ingevoerd voor platforms die als toegangspoort fungeren in de digitale sector.

In 2021 heeft de Commissie ook een Voorstel voor een verordening tot vaststelling van geharmoniseerde regels betreffende artificiële intelligentie 4 bekendgemaakt, om de invoering van artificiële intelligentie (AI) te bevorderen, maar ook om de risico’s in verband met bepaalde toepassingen van AI aan te pakken.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De doelstellingen van het voorstel stroken met het beleid en de doelstellingen van de EU.

Het voorstel strookt met en vormt een aanvulling op andere EU-regelgeving en -beleid, in het bijzonder op het gebied van consumentenbescherming, zoals Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten, Richtlijn 2013/11 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en Richtlijn 2014/17/EU inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen, waarbij hypothecaire kredietovereenkomsten geregeld zijn (de richtlijn hypothecair krediet).

In 2018 heeft de Commissie ook een voorstel voor een richtlijn inzake kredietservicers, kredietkopers en de uitwinning van zekerheden 5 bekendgemaakt, waarover momenteel wordt onderhandeld door de medewetgevers.

In september 2020 heeft de Commissie een Digital Finance-pakket vastgesteld, met daarin een Digital Finance-strategie en wetgevingsvoorstellen over crypto-activa en digitale veerkracht, voor een concurrerende financiële sector in de EU, die consumenten toegang biedt tot innovatieve financiële producten en tegelijkertijd een hoog niveau van consumentenbescherming en financiële stabiliteit biedt. In diezelfde lijn moet dit voorstel de regels inzake consumentenkrediet moderniseren om ze aan te passen aan de veranderingen die de digitalisering met zich heeft gebracht. Het vormt tevens een aanvulling op Verordening (EU) 2020/1503 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven, aangezien die verordening niet van toepassing is op crowdfundingdiensten voor consumenten.

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU/het Verdrag) voorziet in maatregelen om ervoor te zorgen dat er een goed werkende interne markt met een hoge mate van consumentenbescherming tot stand komt en dat diensten vrij kunnen worden verricht. De grensoverschrijdende verstrekking van consumentenkrediet wordt nog steeds gehinderd door diverse belemmeringen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de voorgestelde richtlijn is artikel 114 VWEU betreffende de voltooiing van de interne markt, met inachtneming van artikel 169 VWEU 6 . Dat artikel verleent de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen voor de onderlinge afstemming van de nationale voorschriften met betrekking tot de totstandbrenging en werking van de interne markt. Door een hoog niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen, moet dit voorstel de goede werking van de interne markt helpen verzekeren.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing indien het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen 7 .

De doelstellingen van de voorgestelde actie kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van de voorgestelde actie, beter op het niveau van de EU worden verwezenlijkt.

Het Verdrag voorziet in maatregelen om ervoor te zorgen dat er een goed werkende interne markt met een hoge mate van consumentenbescherming tot stand komt en dat diensten vrij kunnen worden verricht. Een dergelijke markt voor consumentenkrediet is nog steeds beperkt vanwege diverse belemmeringen. Die belemmeringen beperken de grensoverschrijdende activiteiten aan vraag- en aanbodzijde en verminderen zo de concurrentie en daarmee ook de keuze voor de consumenten.

Maatregelen op EU-niveau zouden voor een consequent hoog niveau van consumentenbescherming en een duidelijker en meer geharmoniseerd rechtskader voor ondernemingen zorgen en zo de belemmeringen voor het verstrekken van krediet in andere lidstaten (via rechtstreekse grensoverschrijdende verstrekking of via het oprichten van dochterondernemingen) verlagen.

Met de digitalisering en de mogelijke betreding van de kredietmarkt door nieuwe digitale spelers zal de grensoverschrijdende kredietverstrekking naar verwachting toenemen. Daarmee zullen gemeenschappelijke EU-voorschriften die klaar zijn voor het digitale tijdperk zowel noodzakelijker als doeltreffender worden om de beleidsdoelstellingen van de EU te verwezenlijken.

Evenredigheid

Het voorstel gaat niet verder dan wat strikt noodzakelijk is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Het regelt niet alle aspecten van het verstrekken en opnemen van kredieten, maar is toegespitst op enkele kernaspecten van de transactie inzake consumentenkrediet, teneinde de ontwikkeling van een grensoverschrijdende dienstverlening te vergemakkelijken en consumenten in deze context te beschermen.

Voor de voorgestelde voorschriften is een evenredigheidstoets uitgevoerd om tot een passende en evenredige regelgeving te komen. Zij zouden kosten met zich brengen voor aanbieders, maar zouden ook een ambitieuze, toekomstbestendige aanpak vertegenwoordigen die meer voordelen zou opleveren voor consumenten en voor de samenleving in het algemeen.

Keuze van het instrument

Het kozen instrument is een richtlijn tot intrekking van Richtlijn 2006/48/EG.

Een richtlijn is bindend wat het resultaat betreft, te weten de werking van de interne markt te verzekeren, maar de nationale autoriteiten bepalen zelf hoe ze de doelstellingen willen behalen 8 . De voorgestelde richtlijn zal de richtlijn uit 2008 vervangen, maar veel van de elementen van die richtlijn behouden. Dit zal de lidstaten in staat stellen de geldende wetgeving (ten gevolge van de omzetting van Richtlijn 2008/48/EG) te wijzigen voor zover dat noodzakelijk is om de naleving te verzekeren, wat de gevolgen van een dergelijke hervorming op hun wetgevingssysteem zal beperken. De voorgestelde richtlijn strekt tot een volledige harmonisering van de gebieden die zij bestrijkt, al worden de regelgevingskeuzen op sommige gebieden aan de lidstaten overgelaten.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2014 heeft de Commissie een verslag over de uitvoering van de richtlijn 9 voorgesteld. Zij had daarvoor mystery shoppers ingezet en een consumentenenquête gehouden om de naleving van de richtlijn te beoordelen. In het verslag werd geconcludeerd dat het noodzakelijk was te blijven toezien op de handhaving van de richtlijn.

In 2020 heeft de Commissie opnieuw een verslag over de uitvoering van de richtlijn 10 voorgesteld, met daarin de belangrijkste resultaten van de Refit-evaluatie van 2018-2019 11 en de lessen die zijn getrokken uit de toepassing van de richtlijn sinds de vaststelling ervan. In dat verslag werd benadrukt dat de doelstellingen van de richtlijn van 2008 nog steeds relevant zijn en dat de richtlijn er gedeeltelijk in is geslaagd te zorgen voor hoog niveau van consumentenbescherming en de totstandkoming van een goed functionerende interne markt. De redenen waarom de richtlijn slechts gedeeltelijk doeltreffend was, zijn zowel de richtlijn zelf (bijvoorbeeld een onnauwkeurige bewoording van bepaalde artikelen) als externe factoren, zoals de toepassing en handhaving in de praktijk in de lidstaten en aspecten van de kredietmarkt waarop de richtlijn geen betrekking heeft. Bij de evaluatie zijn een aantal tekortkomingen vastgesteld in verband met het toepassingsgebied van de richtlijn, de definities en termen die soms onduidelijk zijn, informatieverplichtingen die niet zijn aangepast aan digitale media, een gebrek aan duidelijkheid in de bepalingen inzake de kredietwaardigheidsbeoordeling, waardoor de consumenten onvoldoende bescherming krijgen, en verschillen in de handhaving.

Raadpleging van belanghebbenden

De afgelopen jaren heeft de Commissie diverse raadplegingsactiviteiten uitgevoerd met betrekking tot de voorschriften voor consumentenkrediet op EU-niveau. De belanghebbenden werden geraadpleegd voor de Refit-evaluatie, waarvan de resultaten in 2020 werden bekendgemaakt, en voor de effectbeoordeling die werd uitgevoerd in het kader van de Refit-herziening van de richtlijn. In het kader van de Refit-evaluatie en de Refit-herziening werden twee openbare raadplegingen 12 gehouden, naast andere vormen van raadpleging (consumentenenquêtes, interviews met en enquêtes onder belanghebbenden, gerichte vragenlijsten die aan de nationale autoriteiten werden toegezonden 13 , bilaterale vergaderingen, workshops, vergaderingen van specifieke deskundigengroepen van de lidstaten, raadpleging van de Gebruikersgroep financiële diensten en ad-hocdiscussies tijdens de jaarlijkse consumententoppen).

Het Europees Parlement heeft in maart 2021 ook een hoorzitting over de herziening van de richtlijn georganiseerd, en het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft in 2019 een informatief rapport gepubliceerd over de evaluatie van de richtlijn consumentenkrediet 14 .

Voorts heeft een groep van autoriteiten voor de samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (CPC) (leden van het CPC-netwerk) in februari/maart 2021 een gecoördineerde nalevingscontrole verricht van onlinereclame en aanbiedingen om consumentenkredietproducten 15 .

Dankzij het uitgebreide raadplegingsproces konden de belangrijkste standpunten van de belanghebbenden inzake voorname kwesties worden vastgesteld. Belanghebbenden gaven in hun feedback aan dat de digitalisering van de markt de belangrijkste factor was die in het herzieningsproces moest worden bekeken. Consumentenorganisaties geven de voorkeur aan een uitgebreide herziening van de richtlijn, om diverse problemen aan te pakken die bij de herziening zijn vastgesteld en verband houden met het ongeschikte toepassingsgebied van de richtlijn, onverantwoordelijke kredietverstrekkingspraktijken, een overaanbod aan informatie, gegevensgebruik en buitensporige schulden, in het bijzonder in de context van COVID-19. Respondenten uit alle groepen van belanghebbenden en uit alle lidstaten zijn het erover eens dat de informatie die consumenten in de reclamefase en de precontractuele fase krijgen, moet worden gestroomlijnd en moet aansluiten op het toenemende gebruik van digitale diensten om de doelstelling van consumentenbescherming te bereiken. Vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zijn een groot voorstander van stabiliteit in de regelgeving en van niet-regelgevende ingrepen, of van gerichte wijzigingen van de richtlijn om ze aan te passen aan de ontwikkelingen op het gebied van digitalisering. Zij stellen voor om de vereisten inzake informatieverstrekking te vereenvoudigen en tegelijkertijd voldoende flexibiliteit te behouden in het kredietwaardigheidsbeoordelingsproces. De nationale autoriteiten zijn over het algemeen voorstander van een wijziging van de regelgeving. Verschillende lidstaten lijken de voorkeur te geven aan grondige wetswijzigingen om de vastgestelde problemen aan te pakken, terwijl andere pleiten voor een meer gerichte benadering. De meeste nationale autoriteiten erkennen dat een harmonisering van de voorschriften de ontwikkeling van de grensoverschrijdende markt zou ondersteunen. Alle belanghebbenden waarderen de voordelen van schuldadviesdiensten voor kwetsbare consumenten en kredietgevers, aangezien dergelijke diensten kredietgevers in staat stellen om schulden effectief te innen.

De ontvangen input is samengevat en is gebruikt om de effectbeoordeling bij dit voorstel voor te bereiden en de effecten van nieuwe voorschriften op belanghebbenden te beoordelen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Commissie heeft ook geput uit een reeks studies en verslagen over kwesties die verband houden met het verantwoord verstrekken en opnemen van krediet. Zo waren er de ICF-studie ter ondersteuning van de effectbeoordeling van de richtlijn (2021) 16 ; de ICF-studie ter ondersteuning van de evaluatie van de richtlijn consumentenkrediet (2020) 17 ; de gedragsstudie door LE Europe et al. inzake de digitalisering van de markt en de verkoop op afstand van financiële diensten op de detailhandelsmarkt (2019) 18 ; de CIVIC-studie inzake het meten van benadeling van de consument in de Europese Unie (2017) 19 ; en de CIVIC-studie inzake de overmatige schuldenlast van Europese huishoudens (2013) 20 .

De Commissie heeft ook de nationale benaderingen tot kredietwaardigheidsbeoordelingen op grond van de richtlijn consumentenkrediet in kaart gebracht in het kader van het actieplan van 2017 inzake financiële diensten voor de consument 21 , in samenwerking met de autoriteiten van de lidstaten, en heeft de resultaten daarvan bekendgemaakt in 2018 22 .

Effectbeoordeling

De Commissie heeft een effectbeoordeling verricht voor dit voorstel.

De algemene doelstellingen van de Refit-herziening bestonden erin de benadeling van de consument en de risico’s van het opnemen van krediet op een veranderende markt te beperken, de grensoverschrijdende verstrekking van consumentenkrediet te vergemakkelijken en het concurrentievermogen van de interne markt te stimuleren. Dat alles strookt met de oorspronkelijke doelstellingen van de richtlijn.

De opties die werden beoordeeld om de doelstellingen te verwezenlijken, waren: geen beleidswijziging (optie 0 — referentiescenario); niet-regelgevende ingrepen (optie 1); een gerichte wijziging van de richtlijn om de huidige bepalingen duidelijker en doeltreffender te maken (optie 2); een ingrijpende wijziging van de richtlijn om nieuwe bepalingen op te nemen in lijn met het bestaande EU-recht (optie 3a) of om nieuwe bepalingen op te nemen die verder gaan dan het huidige EU-recht (optie 3b). Op basis van de effectbeoordeling zou de voorkeur uitgaan naar optie 3a, aangevuld met bepaalde kosteneffectieve maatregelen die werden overgenomen uit andere opties.

De voorkeursoptie bestaat in een wijziging van de richtlijn om er nieuwe bepalingen in op te nemen, in lijn met het bestaande EU-acquis. Bij wijze van kort overzicht van de belangrijkste elementen van de voorkeursoptie zijn de volgende maatregelen opgenomen: een uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn naar leningen van minder dan 200 EUR, renteloos krediet, alle geoorloofde debetstanden en alle leasingovereenkomsten en alle kredietovereenkomsten die worden gesloten via platforms voor peer-to-peerleningen; een wijzing van de definitie van verschillende belangrijke termen; het verstrekken van passende toelichting aan consumenten; een vermindering van de hoeveelheid informatie die aan consumenten moet worden verstrekt in reclame, waarbij de nadruk komt te liggen op essentiële informatie wanneer zij via bepaalde kanalen wordt aangeboden; meer gegevens over hoe en wanneer precontractuele informatie aan de consumenten wordt aangeboden om ervoor te zorgen dat dat op een meer doeltreffende manier gebeurt; een verbod op vooraf aangekruiste vakjes; een verbod op koppelverkoop; normen voor adviesverlening; een verbod op de ongevraagde verkoop van kredietproducten; het opleggen van de verplichting voor lidstaten om maxima vast te stellen voor de rentetarieven, het jaarlijkse kostenpercentage of de totale kosten van het krediet; de vaststelling van gedragsregels en verplichtingen voor kredietgevers en kredietbemiddelaars om ervoor te zorgen dat het personeel over de nodige vaardigheden en kennis beschikt; een vermelding dat kredietwaardigheidsbeoordelingen moeten worden uitgevoerd op basis van noodzakelijke, voldoende en evenredige informatie over financiële en economische omstandigheden; een bepaling inzake alternatieve gegevensbronnen voor het verrichten van kredietwaardigheidsbeoordelingen die aansluit op de beginselen van de algemene verordening gegevensbescherming (EU) 2016/679; een verplichting voor de lidstaten om financieel onderwijs te bevorderen; een verplichting voor de lidstaten om maatregelen vast te stellen om kredietgevers ertoe aan te moedigen een redelijke tolerantie te betrachten; een verbetering van de beschikbaarheid van schuldadviesverstrekking; een verbetering van de voorwaarden voor de handhaving dankzij een artikel over bevoegde instanties; met betrekking tot sancties wordt een regel van 4 % (minimaal maximumbedrag van de geldboete) opgenomen, zoals vastgesteld in de Omnibusrichtlijn (EU) 2019/2161 voor grensoverschrijdende wijdverbreide inbreuken.

De voorkeursoptie werd bijzonder doeltreffend geacht om de doelstellingen van het initiatief te verwezenlijken, te weten een hoge mate van samenhang met EU-regelgeving verzekeren en efficiënt zijn wat de beoordeelde economische en sociale effecten betreft. Zij zal naar verwachting een positief effect hebben op de consumentenbescherming, benadeling beperken, vertrouwen wekken en de sociale inclusie verbeteren. Verwacht wordt dat zij de eerlijke mededingingsvoorwaarden binnen en tussen de lidstaten zal versterken door de versnippering van het huidige rechtskader tegen te gaan. De gekwantificeerde maatregelen in de voorkeursoptie zouden de benadeling van consumenten met ongeveer 2 miljard EUR inperken in de periode 2021-2030. Naast deze gekwantificeerde maatregelen zou de optie de voordelen van andere maatregelen met zich brengen, zoals maxima voor het jaarlijkse kostenpercentage/de rentetarieven, die als bijzonder gunstig worden beschouwd voor de consumenten en voor de samenleving, maar niet konden worden gekwantificeerd, waardoor ze de voorkeursoptie des te realistischer maken. Het effect op de samenleving wordt ook bijzonder positief geacht, dankzij maatregelen om overmatige schuldenlast te voorkomen en aan te pakken, om zo de sociale inclusie te verbeteren. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn onder meer het versterken van de kredietwaardigheidsbeoordelingen, tolerantiemaatregelen en schuldadviesdiensten. Elke euro die wordt uitgegeven aan schuldadvies zal naar verwachting tussen 1,4 en 5,3 EUR aan gelijkwaardige voordelen opleveren, hoofdzakelijk doordat de sociale kosten van een overmatige schuldenlast worden vermeden.

Kredietgevers zouden het leeuwendeel van de uitvoeringskosten van de nieuwe richtlijn dragen. Sommige maatregelen zouden duurder zijn voor verstrekkers die momenteel producten aanbieden die niet onder de richtlijn vallen (bv. maxima voor de rentetarieven, het jaarlijkse kostenpercentage of de totale kosten van het krediet). De kosten van de gekwantificeerde maatregelen voor banken worden geraamd op 1,4 à 1,5 miljard EUR. Verwacht wordt de kosten zullen worden doorberekend aan de consumenten (hoewel niet kon worden beoordeeld in welke mate).

De bescherming van consumenten die krediet verlenen via platforms voor peer-to-peerleningen, wordt niet behandeld, aangezien dit niet strookt met de logica van het voorstel. Daarom zullen de bescherming van consumenten die via deze platforms investeren en de verantwoordelijkheden van de platforms ten aanzien van deze consumenten in een andere context worden beoordeeld, en naar aanleiding daarvan zal eventueel een wetgevingsvoorstel worden ingediend.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De Refit-herziening is opgenomen in het onderdeel Refit van het werkprogramma van de Commissie. Het voorstel zou kosten met zich brengen voor ondernemingen, maar zal naar verwachting ook hun administratieve lasten verlagen, dankzij meer rechtszekerheid. Diverse maatregelen worden reeds toegepast in een aantal lidstaten, waardoor de ondernemingen in die lidstaten niet geconfronteerd zouden worden met aanzienlijke extra kosten.

Met het voorstel worden bepaalde informatievoorschriften vereenvoudigd en wordt beoogd ze aan te passen aan digitaal gebruik. Met het voorstel zullen meer specifiek de reclamekosten voor kredietverstrekkers/tussenhandelaren op bepaalde media, zoals radio, worden verlaagd en wordt er tegelijkertijd voor gezorgd dat de consumenten duidelijkere informatie krijgen, die gemakkelijker te verwerken en te begrijpen is. Het potentieel voor de vereenvoudiging van voorschriften inzake reclame voor consumentenkrediet in radio-uitzendingen kan op 1,4 miljoen EUR per jaar worden geraamd, voor een totaal van 14 miljoen EUR in de periode 2021-2030.

Aan het aanpassen van de informatievoorschriften aan digitaal gebruik, met name via een nieuw overzicht van de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet, zijn initiële kosten verbonden. Op de lange termijn zou het echter de lasten voor bedrijven verlagen, aangezien zij het volledige formulier “Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet” via e-mail zouden kunnen verstrekken zonder het te hoeven aanpassen aan digitale schermen. Aangezien ongeveer één derde van de consumenten een kredietovereenkomst online is aangegaan, zou deze lastenverlaging uiteindelijk een positief effect hebben van meer dan 25 miljoen persoonlijke bankleningen per jaar.

Wat de lagere lasten voor overheidsdiensten betreft, zal de hogere mate van rechtszekerheid en het vereenvoudigde regelgevingskader naar verwachting het aantal klachten doen dalen en de mate van zekerheid en naleving verhogen, waardoor handhavingsprocedures efficiënter zouden worden. Specifieke maatregelen om de coördinatie te versterken en de voorwaarden voor de handhaving van de richtlijn te verbeteren zullen naar verwachting ook leiden tot meer efficiëntie bij de handhaving van de verplichtingen van de richtlijn.

Er zijn geen specifieke effecten op kleine en middelgrote ondernemingen als significant beoordeeld; deze effecten zijn derhalve niet afzonderlijk beoordeeld.

Grondrechten

In onderhavig voorstel worden de grondrechten geëerbiedigd en de beginselen in acht genomen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend. Ook de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, eigendom, non-discriminatie, bescherming van het gezins- en beroepsleven en consumentenbescherming worden, overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, volledig geëerbiedigd. De verwerking van persoonsgegevens voor de doeleinden van deze richtlijn moet steeds voldoen aan Verordening (EU) 2016/679. Dat betekent dat alleen die gegevens die toereikend en ter zake dienend zijn en beperkt blijven tot wat noodzakelijk is om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen, mogen worden verzameld en verwerkt.

Het voorstel zal een verbod inhouden op discriminatie op grond van nationaliteit, woonplaats of op enige grond vermeld in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bij het aanvragen, aangaan of hebben van een kredietovereenkomst in de EU, ten gunste van zowel kredietgevers als consumenten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Onderhavig voorstel heeft, buiten de normale administratieve kosten voor het verzekeren van de naleving van de EU-regelgeving, geen gevolgen voor de begroting van de EU of die van EU-agentschappen omdat er geen nieuwe comités worden opgericht en er geen financiële verplichtingen worden aangegaan.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Indien de herziene richtlijn wordt goedgekeurd, zal de Commissie na de inwerkingtreding ervan toezien op de uitvoering. De Commissie zal hoofdzakelijk belast zijn met het monitoren van de effecten van de richtlijn, op basis van de door de autoriteiten van de lidstaten en de kredietverstrekkers verstrekte gegevens, die waar mogelijk gebaseerd zullen zijn op bestaande gegevensbronnen om aanvullende lasten voor de diverse belanghebbenden te vermijden.

Artikelsgewijze toelichting

Ter vergemakkelijking van het besluitvormingsproces wordt in de volgende samenvatting de kerninhoud van de richtlijn geschetst. In artikel 1 (onderwerp) is bepaald dat de richtlijn tot doel heeft bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake bepaalde kredietovereenkomsten voor consumenten en crowdfundingkredietdiensten te harmoniseren.

In artikel 2 (toepassingsgebied) is het toepassingsgebied van de richtlijn omschreven, dat bepaalde kredietovereenkomsten voor consumenten en crowdfundingkredietdiensten bestrijkt. Sommige bij artikel 2 van Richtlijn 2008/48/EG geboden uitzonderingen blijven geldig, maar de uitzonderingen met betrekking tot minimumbedragen, leasingovereenkomsten met een optie om goederen of diensten aan te kopen, kredietovereenkomsten in de vorm van een geoorloofde debetstand, kredietovereenkomsten zonder rente of krediet dat binnen een termijn van drie maanden moet worden terugbetaald en waarvoor slechts onbetekenende kosten worden aangerekend, worden geschrapt.

In artikel 3 (definities) zijn de in dit voorstel gebruikte termen gedefinieerd. De definities zijn zoveel mogelijk afgestemd op die in andere EU-teksten, met name Richtlijn 2014/17/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen. Gezien de specifieke kenmerken van die richtlijn zijn sommige definities evenwel afgestemd op de behoeften van dit voorstel.

In artikel 4 (omrekening van in euro luidende bedragen in nationale valuta) zijn regels vastgesteld voor de omrekening van in euro luidende bedragen in de richtlijn in nationale valuta.

Artikel 5 (verplichting om aan consumenten kosteloos informatie te verstrekken) behelst een verplichting om consumenten kosteloos informatie te verstrekken overeenkomstig de richtlijn.

Artikel 6 (non-discriminatie) schrijft voor dat de lidstaten erop moeten toezien dat consumenten die legaal in de Unie verblijven, bij het aanvragen van, het sluiten van of het beschikken over een kredietovereenkomst of crowdfundingkredietdiensten binnen de EU niet worden gediscrimineerd op grond van hun nationaliteit of verblijfplaats of op enige grond als bedoeld in artikel 21 van het Handvest.

Met artikel 7 (reclame en marketing voor kredietovereenkomsten en crowdfundingkredietdiensten) worden een aantal algemene beginselen voor communicatie voor marketing- en reclamedoeleinden ingevoerd.

In artikel 8 (in reclame voor kredietovereenkomsten en crowdfundingkredietdiensten op te nemen standaardinformatie) is bepaald welke informatie in de reclame moet worden opgenomen en in welke vorm. De standaardinformatie heeft betrekking op de voornaamste kenmerken van het krediet. In specifieke en gerechtvaardigde gevallen, wanneer het met de drager die wordt gebruikt om de informatie mee te delen, niet mogelijk is de informatie visueel weer te geven, bijvoorbeeld bij reclame op de radio, moet deze informatie worden beperkt om een overaanbod aan informatie te voorkomen en nodeloze lasten te beperken. Deze bepalingen vormen een aanvulling op de verplichtingen van Richtlijn 2002/65/EG betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt.

Artikel 9 (algemene informatie) schrijft voor dat kredietgevers of, in voorkomend geval, kredietbemiddelaars of verleners van crowdfundingkredietdiensten, de algemene informatie over kredietovereenkomsten te allen tijde duidelijk en begrijpelijk beschikbaar stellen.

Bij artikel 10 (precontractuele informatie) wordt voor kredietgevers, kredietbemiddelaars en verleners van crowdfundingkredietdiensten een verplichting ingesteld om aan consumenten op hun persoon toegesneden precontractuele informatie te verstrekken op basis van het formulier “Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet”, waarnaast zij ook een uit één bladzijde bestaand overzicht van de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet krijgen met daarop de voornaamste kenmerken van het desbetreffende krediet, om hen te helpen verschillende aanbiedingen te vergelijken. Het doel is ervoor te zorgen dat consumenten alle essentiële informatie in één oogopslag zien, zelfs op het scherm van een mobiele telefoon. De inhoud en indeling van het overzicht van de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet is nader beschreven in bijlage II, terwijl de inhoud en de indeling van het formulier “Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet” is beschreven in bijlage I. Precontractuele informatie moet worden verstrekt ten minste één dag voordat de consument door een kredietovereenkomst of overeenkomst inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten of aanbieding wordt gebonden. Indien precontractuele informatie minder dan één dag voordat de consument wordt gebonden door een kredietovereenkomst, overeenkomst inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten of aanbieding wordt verstrekt, moeten kredietgevers, kredietbemiddelaars of verleners van crowdfundingkredietdiensten consumenten één dag vóór het sluiten van de overeenkomst herinneren aan de mogelijkheid om de kredietovereenkomst of overeenkomst inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten te herroepen.

Artikel 11 (precontractuele informatie met betrekking tot kredietovereenkomsten als bedoeld in artikel 2, lid 5 of lid 6) schept een verplichting voor kredietgevers en kredietbemiddelaars om consumenten op hun persoon toegesneden precontractuele informatie te verstrekken voor bepaalde typen van consumentenkrediet op basis van het formulier „Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet”, naast het uit één bladzijde bestaand overzicht van de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet. De inhoud en indeling van het formulier zijn nader omschreven in bijlage III. Voor andere kredietovereenkomsten moet precontractuele informatie worden verstrekt ten minste één dag voordat de consument door een kredietovereenkomst of -aanbieding wordt gebonden, zo niet moeten kredietgevers en kredietbemiddelaars consumenten één dag vóór de sluiting van de overeenkomst herinneren aan de mogelijkheid de kredietovereenkomst te herroepen.

Artikel 12 (adequate toelichtingen) schrijft voor dat kredietgevers, kredietbemiddelaars of verleners van crowdfundingkredietdiensten consumenten adequate toelichtingen verstrekken over de voorgestelde kredietovereenkomsten, crowdfundingkredietdiensten en nevendiensten verstrekken om hen in staat te stellen te beoordelen of die overeenkomsten of diensten aan hun behoeften en financiële situatie beantwoorden.

Artikel 13 (gepersonaliseerde aanbiedingen op basis van geautomatiseerde verwerking) houdt een verplichting in om consumenten op de hoogte te brengen wanneer zij op basis van geautomatiseerde verwerking, met inbegrip van profilering, gepersonaliseerde aanbiedingen krijgen.

In artikel 14 (koppelverkoop en gebundelde verkoop) wordt koppelverkoop verboden, tenzij kan worden aangetoond dit een duidelijk voordeel voor de consument biedt, rekening houdend met de beschikbaarheid en de prijzen van de desbetreffende soorten producten op de markt, terwijl gebundelde verkoop wordt toegestaan.

Artikel 15 (afgeleide instemming met de aankoop van nevendiensten) houdt een verbod in op het afleiden van de instemming van de consument via standaardopties, zoals vooraf aangekruiste vakjes.

In artikel 16 (adviesdiensten) zijn normen vastgesteld om ervoor te zorgen dat wanneer advies wordt verstrekt door de kredietgever, de kredietbemiddelaar of de verlener van crowdfundingkredietdiensten, het voor consumenten duidelijk is dat het om advies gaat, zonder dat er een verplichting tot het verstrekken van advies wordt ingevoerd. Met dit artikel wordt een verplichting ingevoerd om een voldoende aantal kredietovereenkomsten of crowdfundingkredietdiensten op de markt in aanmerking te nemen en het advies af te stemmen op het profiel van de kredietnemer.

Artikel 17 (verbod op ongevraagde kredietverkopen) houdt een verbod in op de ongevraagde verkoop van kredietproducten, met inbegrip van ongevraagde reeds goedgekeurde kredietkaarten die aan de consumenten worden toegestuurd of de eenzijdige verhoging van de geoorloofde debetstand of de limiet van de kredietkaart van de consument door de kredietgever, zonder voorafgaand verzoek of uitdrukkelijke instemming van de consument.

Artikel 18 (verplichting de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen) schrijft voor dat de kredietgever of de verlener van crowdfundingkredietdiensten het vermogen van de consument beoordeelt om het krediet af te lossen, rekening houdend met het belang van de consument en op basis van noodzakelijke en evenredige informatie over het inkomen en de uitgaven van de consument en andere financiële en economische omstandigheden, zonder daarbij verder te gaan dan wat strikt noodzakelijk is om een dergelijke beoordeling te verrichten. In dit artikel is ook bepaald dat krediet uitsluitend aan de consument beschikbaar wordt gesteld indien het resultaat van de kredietwaardigheidsbeoordeling uitwijst dat de uit de kredietovereenkomst of de overeenkomst inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten voortvloeiende verplichtingen waarschijnlijk op de krachtens die overeenkomst vereiste wijze zullen worden nagekomen, tenzij in specifieke, gerechtvaardigde omstandigheden. Daarnaast moeten consumenten, wanneer de kredietwaardigheid wordt beoordeeld op basis van geautomatiseerde verwerking, met inbegrip van profileren, ook het recht hebben om een menselijke tussenkomst door de kredietgever aan te vragen en te verkrijgen, een zinvolle toelichting van de kredietwaardigheidsbeoordeling te krijgen en hun mening te geven en die kredietwaardigheidsbeoordeling te betwisten.

Bij artikel 19 (databanken) worden bepalingen ingevoerd om ervoor te zorgen dat kredietgevers of verleners van crowdfundingkredietdiensten onder niet-discriminerende voorwaarden toegang hebben tot informatie uit relevante databanken.

In artikel 20 (vorm van de kredietovereenkomst of van de overeenkomst inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten) en artikel 21 (informatie die moet worden opgenomen in de kredietovereenkomst of in de overeenkomst inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten) is bepaald welke informatie in de kredietovereenkomsten of overeenkomsten inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten moet worden opgenomen en in welke vorm dat moet gebeuren.

In artikel 22 (informatie betreffende de wijziging van de kredietovereenkomst of van de overeenkomst inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten) is beschreven welke specifieke waarborgen moeten worden geboden aan consumenten bij wijziging van de kredietovereenkomst of de overeenkomst inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten.

Artikel 23 (wijzigingen van de debetrentevoet) schrijft voor welke informatie aan de consument moet worden verstrekt in geval van wijziging van de debetrentevoet.

Met artikel 24 (geoorloofde debetstand op een rekening) worden bepalingen ingevoerd om ervoor te zorgen dat consumenten regelmatig op de hoogte worden gebracht over bepaalde gegevens met betrekking tot hun geoorloofde debetstand.

Artikel 25 (overschrijding) bevat voorschriften voor een stilzwijgend aanvaarde debetstand waarbij een kredietgever consumenten de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op hun rekening-courant of de overeengekomen geoorloofde debetstand op een rekening van de consument te boven gaan. In geval van een aanzienlijke overschrijding moet de consument worden gewaarschuwd en op de hoogte worden gebracht van de geldende voorwaarden.

In artikel 26 (herroepingsrecht) wordt consumenten de mogelijkheid geboden om een kredietovereenkomst of een overeenkomst inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten te herroepen in omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die zoals bedoeld in Richtlijn 2002/65/EG betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten.

Artikel 27 (gelieerde kredietovereenkomsten) bevat specifieke voorschriften voor gelieerde kredietovereenkomsten en het herroepingsrecht van de consument.

In artikel 28 (kredietovereenkomsten of overeenkomsten inzake de verlening van crowdfundingkredietdiensten met onbepaalde looptijd) zijn specifieke voorwaarden vastgesteld voor het beëindigen van overeenkomsten met onbepaalde looptijd.

In artikel 29 (vervroegde aflossing) is het recht opgenomen voor consumenten om zich vóór de overeengekomen datum van hun verplichtingen te kwijten. In geval van een volledige of gedeeltelijke vervroegde aflossing heeft de consument recht op een vermindering van de totale kredietkosten, terwijl de kredietgever recht heeft op een billijke en objectief gegronde vergoeding voor eventuele kosten die rechtstreeks verband houden met de vervroegde aflossing.

Artikel 30 (berekening van het jaarlijkse kostenpercentage) betreft de belangrijkste indicator die wordt gebruikt om consumentenkredietproducten te vergelijken. Voor consumentenkredietproducten bevat het de verplichting om de definitie van het jaarlijkse kostenpercentage (JKP) van Richtlijn 2008/48/EG te hanteren. De methode voor de berekening van het JKP is nader toegelicht in bijlage IV en er zijn bepalingen vastgesteld om de methode te wijzigen, zodat er rekening kan worden gehouden met de marktontwikkelingen.

In artikel 31 (plafonds voor rentevoeten, jaarlijks kostenpercentage en de totale kosten van het krediet voor de consument) worden plafonds ingevoerd voor de rentetarieven voor consumentenkredietovereenkomsten, voor het JKP en/of voor de totale kosten van het krediet. De lidstaten kunnen beslissen om een specifiek plafond vast te stellen voor een renouvellerende kredietfaciliteit.

De artikelen 32 (gedragsregels bij het verstrekken van krediet aan consumenten) en 33 (kennis- en bekwaamheidsvereisten voor personeel) bevatten belangrijke voorwaarden voor kredietgevers, kredietbemiddelaars en verleners van crowdfundingkredietdiensten om een hoge mate van professionalisme bij het verstrekken van krediet aan consumenten te verzekeren, zoals vereisten voor het beloningsbeleid en vereisten om over de nodige kennis en vaardigheden te beschikken.

Bij artikel 34 (financiële scholing) worden maatregelen op het gebied van financiële scholing ingevoerd die de lidstaten moeten promoten, met name in verband met consumentenkredietovereenkomsten; het doel is hier de financiële geletterdheid van consumenten te verbeteren, ook ten aanzien van digitaal verkochte producten.

Bij artikel 35 (achterstallige betalingen en respijtmaatregelen) worden maatregelen ingevoerd om redelijke tolerantie aan te moedigen voordat handhavingsprocedures worden ingeleid.

Artikel 36 (schuldadviesdiensten) schrijft voor dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de consument direct of indirect schuldadviesdiensten worden verleend.

In artikel 37 (toelating en registratie van en toezicht op niet-kredietinstellingen) is bepaald dat niet-kredietinstellingen moeten worden onderworpen aan passende toelatingsprocedures, registratie en toezicht. Dit moet een passende regulering van en een passend toezicht op alle kredietgevers en verleners van crowdfundingkredietdiensten verzekeren, ongeacht of zij kredietinstellingen zijn of niet.

Artikel 38 (specifieke verplichtingen voor kredietbemiddelaars) bevat bepalingen voor specifieke maatregelen met betrekking tot kredietbemiddelaars.

Artikel 39 (overdracht van rechten), dat overeenkomt met artikel 17 van Richtlijn 2008/48/EG, schrijft voor dat bepaalde rechten behouden blijven indien de rechten die de kredietgever op grond van de kredietovereenkomst heeft, dan wel de overeenkomst zelf, aan een derde worden overgedragen. Onder de nieuwe houder wordt verstaan iemand die de rechten van de kredietgever heeft overgenomen, in het bijzonder een kredietverzekeraar, een incassobureau, een herdisconterings- of effectiseringsmaatschappij enz.

In artikel 40 (buitengerechtelijke geschillenbeslechting) is bepaald dat consumenten toegang moeten hebben tot alternatieve geschillenbeslechtingsprocedures tussen consumenten en kredietgevers, kredietbemiddelaars of verleners van crowdfundingdiensten betreffende door deze richtlijn vastgestelde rechten en verplichtingen, zonder een onderscheid te maken tussen contractuele en precontractuele geschillen. De alternatieve geschillenbeslechting en de entiteiten die deze aanbieden, moeten voldoen aan de kwaliteitsvereisten van Richtlijn 2013/11/EU.

Overeenkomstig artikel 41 (bevoegde autoriteiten) moeten de lidstaten specifieke bevoegde autoriteiten aanstellen om de richtlijn uit te voeren.

Artikel 42 (mate van harmonisatie) en artikel 43 (dwingend karakter van deze richtlijn) bevestigen het beginsel van volledige harmonisatie en het dwingende karakter van de richtlijn. De lidstaten hebben niet het recht om andere bepalingen te hanteren ten aanzien van gebieden die onder de richtlijn vallen, voor zover deze geharmoniseerde bepalingen op die gebieden bevat.

Artikel 44 (sancties) schrijft voor dat de lidstaten erop toezien dat er passende administratieve maatregelen of sancties worden toegepast in geval van niet-naleving van de richtlijn. Daarnaast zijn de lidstaten verplicht om voor “wijdverbreide inbreuken” en “wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie”, zoals gedefinieerd in de herziene SCB-verordening, in hun interne recht geldboeten op te nemen ter hoogte van ten minste 4 % van de omzet van de inbreukmakende kredietgever, kredietbemiddelaar of verlener van crowdfundingkredietdiensten in de betrokken lidstaat.

Artikel 45 (uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie) bevat de procedures die moeten worden gevolgd om ervoor te zorgen dat bepaalde delen van de richtlijn kunnen worden aangepast, verduidelijkt of bijgewerkt middels gedelegeerde handelingen.

De artikelen 46 (evaluatie en toezicht), 47 (intrekking en overgangsmaatregelen), 48 (omzetting), 49 (inwerkingtreding) en 50 (adressaten) bevatten standaardbepalingen en -bewoordingen die geen nadere toelichting behoeven.