Toelichting bij COM(2021)364 - Standpunt EU in het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid dat is opgericht bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot wijziging van de bijlagen bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

De Commissie stelt voor dat de Raad het standpunt vaststelt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid, dat is opgericht bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”) 1 , met betrekking tot de vaststelling van een besluit van dit gespecialiseerd comité tot wijziging van de bijlagen SSC‑1, 3, 4, 5, 6 en 8, alsmede van aanhangsel SSCI‑1 van bijlage SSC‑7 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds

De handels- en samenwerkingsovereenkomst legt de basis voor brede betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk en bevat bepalingen over de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. Zij is op 1 mei 2021 in werking getreden en wordt sinds 1 januari 2021 voorlopig toegepast.


2.2.Het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid

Het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid (“het Gespecialiseerd Comité”) is opgericht op grond van artikel 8, lid 1, punt p), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. In bijlage 1 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst is het reglement van orde van de gespecialiseerde comités vastgelegd.

1.

De taken van het Gespecialiseerd Comité zijn vastgelegd in artikel 8, lid 4, van de overeenkomst, en omvatten:


·toezicht op de uitvoering en waarborging van de goede uitvoering van de overeenkomst;

·de vaststelling van besluiten en aanbevelingen, met inbegrip van wijzigingen van de overeenkomst in de gevallen waarin daarin is voorzien;

·de bespreking van technische kwesties die voortvloeien uit de uitvoering van de overeenkomst.


2.3.De beoogde handeling van het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid

Overeenkomstig artikel SSC.68 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid (“het protocol”) kan het Gespecialiseerd Comité bij besluit de bijlagen en aanhangsels daarbij wijzigen.

De beoogde handeling heeft tot doel de bijlagen bij het protocol aan te vullen en te corrigeren met de vermeldingen van de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk, die ten tijde van de ondertekening van de handels- en samenwerkingsovereenkomst nog niet bekend waren. Deze correcties houden geen wijzigingen in van de essentiële elementen van het protocol.

Het beoogde besluit zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Overeenkomstig regel 9, lid 3, van bijlage 1 betreffende het reglement van orde van de Partnerschapsraad en ‑comités vermelden de besluiten van het Gespecialiseerd Comité de datum waarop ze van kracht worden.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Bijlage SSC‑1 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

Krachtens artikel SSC.3, lid 4, punten a) en d), is het protocol niet van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen die worden vermeld in deel 1 van bijlage SSC‑1 en uitkeringen bij langdurige zorg die worden vermeld in deel 2 van bijlage SSC‑1.

De titel van bijlage SSC‑1 is onjuist, aangezien daarin wordt verwezen naar uitkeringen, terwijl deel 2 van deze bijlage ook verstrekkingen bij langdurige zorg omvat. De definitie van “langdurige zorg” in artikel SSC.1, punt r), omvat ook uitkeringen en verstrekkingen. Daarom moet de titel van bijlage SSC‑1 worden gecorrigeerd en moet de term “uitkeringen” worden vervangen door “uitkeringen en verstrekkingen”.

In deel 1 van bijlage SSC‑1 worden de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen van de lidstaten en van het Verenigd Koninkrijk opgesomd. De vermeldingen van de uitkeringen moeten echter worden gecorrigeerd, aangezien sommige staten bepaalde opgesomde uitkeringen hebben afgeschaft, terwijl andere staten onlangs nieuwe bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen hebben ingevoerd. Daarom is een correctie nodig voor de uitkeringen die zijn opgesomd voor het Verenigd Koninkrijk en voor België, Bulgarije, Tsjechië, Estland, Duitsland, Hongarije, Ierland, Litouwen, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje en Zweden. Voor Polen en het Verenigd Koninkrijk moeten nieuwe uitkeringen en verstrekkingen aan de lijst worden toegevoegd.

Ingevolge de vervanging van de term “uitkeringen” door “uitkeringen en verstrekkingen” in de titel van bijlage SSC‑1 moet deel 2 van deze bijlage worden aangevuld met verstrekkingen bij langdurige zorg die beschikbaar zijn uit hoofde van de wetgeving van negen lidstaten, namelijk België, Kroatië, Denemarken, Duitsland, Letland, Litouwen, Luxemburg, Portugal en Zweden. Voor het Verenigd Koninkrijk en voor 23 lidstaten, namelijk Oostenrijk, België, Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje en Zweden moeten verdere correcties en aanvullingen op deel 2 worden aangebracht.

3.2.Bijlage SSC‑3 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

Bijlage SSC‑3 bevat een lijst van de staten die uit hoofde van artikel SSC.25, lid 2, van het protocol meer rechten op verstrekkingen bij ziekte toekennen aan gepensioneerden die terugkeren naar de bevoegde staat. Deze lijst moet worden aangevuld met Letland, Litouwen, Portugal en Roemenië.

3.3.Bijlage SSC‑4 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

Bijlage SSC‑4 betreft gevallen waarin wordt afgezien van berekening pro rata of waarin deze niet van toepassing is. Deze bijlage bestaat uit twee delen. Deel 1 somt de gevallen op waarin uit hoofde van artikel SSC.47, lid 4, van het protocol van berekening pro rata moet worden afgezien voor de genoemde staten, en wat Ierland, Letland, Portugal en Zweden betreft moet worden gecorrigeerd. Deel 2 somt de gevallen op waarin artikel SSC.47, lid 5, van het protocol van toepassing is, en wat Tsjechië, Portugal en Zweden betreft moet worden gecorrigeerd.

3.4.Bijlage SSC‑5 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

Bijlage SSC‑5 somt de prestaties en overeenkomsten op die de toepassing van artikel SSC.49 toestaan. Deze bijlage bestaat uit drie delen. In de delen I en II moeten de vermeldingen voor Zweden worden gecorrigeerd. In deel III moet de datum van het Noords Verdrag betreffende de sociale zekerheid worden gecorrigeerd.

3.5.Bijlage SSC‑6 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

Bijlage SSC‑6 bevat bijzondere bepalingen voor de toepassing van de wetgeving van de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk. Er moeten nieuwe vermeldingen met betrekking tot Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk worden ingevoegd, terwijl de vermelding van Estland moet worden geschrapt en de vermelding van Zweden moet worden gecorrigeerd.

3.6.Aanhangsel SSCI‑1 van bijlage SSC‑7 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

Aanhangsel SSCI‑1 somt de administratieve regelingen tussen twee of meer staten op waarin andere procedures dan die van bijlage SSC‑7 zijn vastgesteld. Die regelingen blijven van toepassing overeenkomstig artikel SSCI.8. Dat aanhangsel moet worden gewijzigd om rekening te houden met het besluit van de Zweedse regering om geen bilaterale regeling tussen Zweden en het Verenigd Koninkrijk toe te passen in gevallen die onder het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid vallen.

3.7.Bijlage SSC‑8 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

In haar kennisgeving van 25 januari 2021 heeft de Unie het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel SSC.11, lid 6, ervan in kennis gesteld dat alle lidstaten de Unie in kennis hebben gesteld van hun wens om, overeenkomstig artikel SSC.11, lid 1, af te wijken van artikel SSC.10 wat gedetacheerde werknemers betreft. Overeenkomstig artikel SSC.11, lid 6, moet bijlage SSC‑8 derhalve worden bijgewerkt met de lijst van de 27 lidstaten die de bepalingen van artikel SSC.11, lid 1, toepassen.


4. Rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het door het Gespecialiseerd Comité vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 10 van de overeenkomst.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben uitsluitend betrekking op de wijziging van de bijlagen en aanhangsels bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid om enerzijds lacunes en tekortkomingen aan te pakken zonder de essentiële elementen ervan te wijzigen, en anderzijds bijlage SSC‑8 overeenkomstig artikel SSC.11 van het protocol bij te werken.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen.

De beoogde handeling heeft doelstellingen op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 48 VWEU.

4.1.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 48 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van het Gespecialiseerd Comité het protocol bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst zal wijzigen, is het passend de handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.