Toelichting bij COM(2021)399 - Wijziging van Richtlijn 2009/65/EG wat betreft het gebruik van essentiële-informatiedocumenten door beheermaatschappijen van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG 1 moet elke instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) “essentiële beleggersinformatie” verstrekken. De informatie over doelstellingen en beleggingsbeleid, risico- en rendementsprofiel, kosten, in het verleden behaalde resultaten en andere praktische details helpt beleggers de voornaamste kenmerken van de icbe te begrijpen en met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen. De artikelen 78 tot en met 82 en artikel 94 van de richtlijn bevatten de belangrijkste beginselen van de essentiële beleggersinformatie. Verordening (EU) nr. 583/2010 van de Commissie 2 bevat nadere regels inzake de inhoud en het format ervan.

Icbe’s worden beschouwd als verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP’s) in de zin van Verordening (EU) nr. 1286/2014 3 , op grond waarvan alle PRIIP’s vergezeld moeten gaan van een “essentiële-informatiedocument”. Het document bevat informatie over het risico- en rendementsprofiel van de PRIIP, waaronder het mogelijke maximale verlies aan belegd vermogen en geschikte prestatiescenario’s, de kosten die retailbeleggers moeten betalen wanneer zij in een PRIIP beleggen en andere bijzonderheden. Ook deze informatie helpt retailbeleggers de voornaamste kenmerken van het product te begrijpen en met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen. Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/653 van de Commissie 4 bevat gedetailleerde regels inzake de presentatie, de inhoud, de evaluatie, de herziening en het verstrekken van het document. Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1904 5 bevat regels inzake productinterventie.

Artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1286/2014 voorziet in een overgangsregeling waarbij beheermaatschappijen, beleggingsmaatschappijen en personen die advies geven over rechten van deelneming in icbe’s en niet-icbe’s, of rechten van deelneming in icbe's en niet-icbe’s verkopen, tijdelijk worden vrijgesteld van de verplichting om retailbeleggers een essentiële-informatiedocument te verstrekken. De regeling is van toepassing tot en met 31 december 2021.

Deze richtlijn gaat vergezeld van twee andere maatregelen. Ten eerste stelt de Commissie voor dat de overgangsregeling van Verordening (EU) nr. 1286/2014 wordt verlengd tot en met 30 juni 2022. Dit zal de nodige tijd geven om zich voor te bereiden op het einde van de overgangsregeling en de andere maatregel (die wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/653 inhoudt) uit te voeren vanaf 1 juli 2022. De drie maatregelen zijn derhalve gesynchroniseerd wat betreft de toepassingsdata.

Zoals het er nu voor staat, zouden retailbeleggers in icbe’s vanaf 1 juli 2022 zowel een essentiële-informatiedocument overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1286/2014 als essentiële beleggersinformatie overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG ontvangen. Het is wenselijk te voorkomen dat beleggers twee verschillende precontractuele informatiedocumenten ontvangen met betrekking tot een zelfde icbe. Deze richtlijn zorgt ervoor dat een essentiële-informatiedocument dat voor een bepaalde icbe overeenkomstig de verordening is opgesteld, verstrekt, herzien en vertaald, wordt geacht te voldoen aan de voorschriften inzake essentiële beleggersinformatie van Richtlijn 2009/65/EG.

Dit initiatief valt niet onder het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit).

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/653 specificeert de presentatie en inhoud van het essentiële-informatiedocument voor PRIIP’s, het gestandaardiseerde format, de methodologie voor de presentatie van risico’s en rendement en de kostenberekening, de voorwaarden en de minimumfrequentie voor de evaluatie van de informatie en de voorwaarden voor het verstrekken van het document aan retailbeleggers. De Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa) hebben gezamenlijk ontwerpwijzigingen van de in de verordening vastgestelde technische reguleringsnormen ingediend, met technische aanpassingen om de toepassing van de regels op icbe’s te vergemakkelijken.

Dit voorstel wil ervoor zorgen dat essentiële-informatiedocumenten die voldoen aan Verordening (EU) nr. 1286/2014, worden geacht te voldoen aan de vereisten voor essentiële beleggersinformatie voor icbe’s in de artikelen 78 tot en met 82 en artikel 94 van Richtlijn 2009/65/EG.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De topprioriteit van de Commissie is de EU-economie te versterken en investeringen te stimuleren om banen te creëren in alle 27 lidstaten, door een diepere eengemaakte kapitaalmarkt – of kapitaalmarktenunie (KMU) tot stand te brengen. Betere wetgeving voor retailbeleggers zal naar verwachting voordelen opleveren op andere beleidsterreinen waar transacties tussen ondernemingen en consumenten een belangrijke rol spelen.

Met dit voorstel moet worden voorkomen dat aan retailbeleggers twee verschillende precontractuele informatiedocumenten voor een zelfde icbe beschikbaar worden gesteld. Het essentiële-informatiedocument zal retailbeleggers in staat stellen de voornaamste economische en juridische kenmerken van icbe’s te vergelijken met die van andere PRIIP’s. Wat de precontractuele informatieverstrekking betreft, zullen ontwikkelaars en personen die advies geven over icbe’s of deze verkopen, alleen moeten voldoen aan de wettelijke verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1286/2014. Dit voorstel draagt bij tot de ontwikkeling van meer geïntegreerde kapitaalmarkten door het voor retailbeleggers, fondsbeheerders en bijgevolg ook ondernemingen waarin wordt belegd, gemakkelijker te maken te profiteren van de eengemaakte markt.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 53, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat de rechtsgrondslag is voor Richtlijn 2009/65/EG.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel strookt met het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Volgens dat beginsel is een optreden van de Unie alleen toegestaan als de beoogde doelstellingen niet door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt.

Het optreden van de Unie is nodig om belemmeringen voor de interne markt voor financiële diensten en producten op te heffen door een uniforme aanpak van de informatieverstrekking over PRIIP’s in te voeren. Het vastgestelde probleem (twee verschillende precontractuele informatiedocumenten voor een zelfde icbe) kan alleen worden opgelost op het niveau van de Unie, aangezien alle wijzigingen van Richtlijn 2009/65/EG door middel van een Commissievoorstel moeten worden gedaan.

Evenredigheid

Dit voorstel strookt met het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 5 VEU. De voorgestelde maatregelen zijn nodig om de gevolgen van een gelijktijdige toepassing van Richtlijn 2009/65/EG en Verordening (EU) nr. 1286/2014 te beperken.

Dit optreden van de Unie is nodig om te zorgen voor een doeltreffende toepassing van de regels inzake PRIIP’s door de bevoegde autoriteiten en de PRIIP-ontwikkelaars en voor een goede werking van de interne markt voor beleggingsfondsen. Het voorstel zal de nalevingslasten en -kosten voor icbe’s verminderen door overlappingen op het vlak van precontractuele informatie, belastende vereisten en onnodige complexiteit van de regelgeving en rechtsonzekerheid weg te nemen.

Keuze van instrument

Doel is belemmeringen weg te nemen door een richtlijn te wijzigen. Een richtlijn is bijgevolg het meest geschikte instrument.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Dit voorstel gaat niet vergezeld van een afzonderlijke effectbeoordeling, aangezien reeds een effectbeoordeling is opgesteld voor Verordening (EU) nr. 1286/2014, die ook betrekking heeft op icbe’s. Het voorstel schept geen nieuwe verplichtingen voor financiëlemarktdeelnemers.

Het voorstel bevordert de rechten die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten. De belangrijkste doelstelling is het versterken van consumentenrechten (artikel 38 van het Handvest) en het bevorderen van het recht om diensten te verrichten in iedere lidstaat (artikel 15, lid 2, van het Handvest).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen budgettaire gevolgen voor de Commissie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Bij de herziening van Verordening (EU) nr.1286/2014 in het kader van de komende strategie voor retailbeleggingen zal de Commissie onder andere kijken naar de toepassing van de in de verordening vastgelegde regels. Zij zal zich hiervoor baseren op een openbare raadpleging en op besprekingen met de EBA, de ESMA, de Eiopa en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Artikelsgewijze toelichting

Met dit voorstel wordt een nieuw artikel 82 bis in Richtlijn 2009/65/EG ingevoegd. Het artikel bepaalt op duidelijke, nauwkeurige en onvoorwaardelijke wijze dat een essentiële-informatiedocument dat overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1286/2014 voor een icbe is opgesteld, verstrekt, herzien en vertaald, voor de toepassing van die richtlijn moet worden geacht te voldoen aan de vereisten voor essentiële beleggersinformatie.

.