Toelichting bij COM(2021)423 - Mechanismen die de lidstaten moeten invoeren om het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering te voorkomen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Witwassen en terrorismefinanciering vormen een ernstige bedreiging voor de integriteit van de economie en het financiële stelsel van de EU en voor de veiligheid van haar burgers. Europol schat dat ongeveer 1 % van het jaarlijkse bruto binnenlands product van de EU “betrokken [is] bij verdachte financiële activiteiten” 1 . Na een aantal prominente gevallen van vermeende witwaspraktijken waarbij kredietinstellingen in de Unie betrokken waren, heeft de Commissie in juli 2019 een pakket goedgekeurd 2 waarin de doeltreffendheid van het op dat moment bestaande EU-regime ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (“AML/CFT”) werd geanalyseerd en werd geconcludeerd dat hervormingen noodzakelijk waren. In dit verband werd in de EU-strategie voor de veiligheidsunie 3 2020-2025 benadrukt hoe belangrijk het is het EU-kader voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering te versterken om de Europese burgers te beschermen tegen terrorisme en georganiseerde misdaad.

Op 7 mei 2020 presenteerde de Commissie een actieplan voor een alomvattend EU‐beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme 4 . In dat actieplan heeft de Commissie toegezegd maatregelen te nemen ter versterking van de EU-regelgeving voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering en de uitvoering daarvan aan de hand van zes prioriteiten of pijlers:

1. zorgen voor een doeltreffende uitvoering van het bestaande AML/CFT-kader van de EU;

2. een gemeenschappelijk EU-rulebook inzake AML/CFT opstellen;

3. AML/CFT-toezicht op EU-niveau tot stand brengen;

4. een ondersteunings- en samenwerkingsmechanisme voor financiële-inlichtingeneenheden (“FIE’s”) instellen;

5. uitvoering geven aan strafrechtelijke bepalingen en informatie-uitwisseling op EU-niveau;

6. de internationale dimensie van het bestaande AML/CFT-kader van de EU versterken.


Terwijl de pijlers 1, 5 en 6 van het actieplan reeds worden uitgevoerd, vereisen de andere pijlers nog wetgevende maatregelen. Dit voorstel voor een verordening maakt deel uit van een AML/CFT-pakket van vier wetgevingsvoorstellen die als één samenhangend geheel worden beschouwd, waarmee uitvoering wordt gegeven aan het actieplan van de Commissie van 7 mei 2020 en een nieuw en coherenter regelgevingskader en institutioneel kader voor AML/CFT binnen de EU tot stand wordt gebracht. Het pakket omvat:

–een voorstel voor een verordening tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering 5 ;

–dit voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van de mechanismen die de lidstaten moeten invoeren om het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering te voorkomen en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/849 6 ;

–een voorstel voor een verordening tot oprichting van een EU-autoriteit voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (“AMLA”) 7 , en

–een voorstel voor de herschikking van Verordening (EU) 2015/847 tot uitbreiding van de traceerbaarheidsvereisten tot cryptoactiva 8 .

Dit wetgevingsvoorstel, tezamen met een voorstel voor een AML/CFT-verordening en een voorstel voor een herschikking van Verordening (EU) 2015/847, beantwoordt aan de doelstelling om één enkel EU-rulebook vast te stellen (pijler 2).

Zowel het Europees Parlement als de Raad hebben hun steun verleend aan het plan dat de Commissie in het actieplan van mei 2020 heeft opgesteld. Het Europees Parlement drong in zijn resolutie van 10 juli 2020 aan op versterking van de regelgeving van de Unie en verwelkomde het plan om de institutionele structuur van de EU op het gebied van AML/CFT te herzien 9 . Op 4 november 2020 heeft de Raad Ecofin conclusies aangenomen ter ondersteuning van elk van de pijlers van het actieplan van de Commissie 10 .

De noodzaak van een combinatie van geharmoniseerde regels via een AML/CFT-verordening en van strengere regelgeving voor de nationale AML/CFT-systemen via een AML/CFT-richtlijn wordt bevestigd door de verslagen van 2019 van de Commissie. In deze verslagen werd gewezen op een gebrek aan consistente benaderingen van het toezicht op meldingsplichtige entiteiten, met uiteenlopende resultaten voor exploitanten die diensten verlenen op de interne markt. Uit de verslagen blijkt ook duidelijk dat FIE’s ongelijke toegang hebben tot informatie, waardoor hun vermogen om met elkaar samen te werken wordt beperkt en dat FIE’s niet over gemeenschappelijke instrumenten beschikten. Al deze elementen beperkten de opsporing van grensoverschrijdende gevallen van witwassen of terrorismefinanciering. Ten slotte is het wegens het ontbreken van een rechtsgrondslag tot dusver niet mogelijk gebleken om registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting onderling te koppelen. Dit zijn belangrijke instrumenten voor FIE’s en bevoegde autoriteiten.

Om bovenstaande problemen aan te pakken en verschillen in de regelgeving te voorkomen, zijn alle regels die van toepassing zijn op de particuliere sector, overgeheveld naar een voorstel voor een AML/CFT-verordening. Vanwege de behoefte aan flexibiliteit voor de lidstaten op dit gebied wordt de opzet van het institutionele AML/CFT-systeem op nationaal niveau evenwel aan dit voorstel voor een richtlijn overgelaten.

In het onderhavige voorstel worden echter niet alleen bepalingen van de huidige richtlijn naar een toekomstige richtlijn overgeheveld. Veeleer wordt een aantal inhoudelijke wijzigingen aangebracht met het oog op een grotere convergentie van de praktijken van toezichthouders en FIE’s en met betrekking tot de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten:

–om te voorkomen dat de administratieve opzet van FIE’s invloed heeft op hun analytische taken of hun vermogen om met hun tegenhangers samen te werken, worden hun bevoegdheden en taken verduidelijkt, evenals de minimumreeks informatie waartoe FIE’s toegang moeten hebben;

–om ervoor te zorgen dat FIE’s effectief kunnen samenwerken, wordt een kader voor gezamenlijke analysen vastgesteld. Er wordt ook voorzien in een rechtsgrondslag voor het FIE-netwerk;

–om te informeren over het risicobegrip van meldingsplichtige entiteiten, worden duidelijke regels inzake feedback door FIE’s vastgesteld. Evenzo worden duidelijke regels inzake feedback aan FIE’s vastgesteld om ervoor te zorgen dat de FIE’s op de hoogte zijn van het gebruik dat wordt gemaakt van de financiële inlichtingen die zij verstrekken;

–de bevoegdheden en taken van de toezichthouders worden verduidelijkt om ervoor te zorgen dat alle toezichthouders over de instrumenten beschikken om passende corrigerende maatregelen te nemen. De verplichting van toezicht door een overheidsinstantie op zelfregulerende organen die optreden als toezichthouders wordt ingevoerd, met duidelijke taken voor deze overheidsinstantie;

–de benadering van risicogebaseerd toezicht wordt geharmoniseerd door middel van een gemeenschappelijk risicoclassificatie-instrument om uiteenlopende risico-interpretaties in vergelijkbare situaties te voorkomen;

–om de samenwerking tussen toezichthouders te verbeteren, worden AML/CFT-colleges opgericht en worden mechanismen ingesteld om te zorgen voor samenwerking op het gebied van toezicht met betrekking tot exploitanten die grensoverschrijdend diensten verlenen;

–de samenwerking met andere autoriteiten wordt verduidelijkt door te voorzien in specifieke gevallen waarin een verplichting tot samenwerking ontstaat om inefficiëntie als gevolg van silobenaderingen te voorkomen;

–de bevoegdheden van de registers van uiteindelijk begunstigden worden verduidelijkt om ervoor te zorgen dat zij actuele, adequate en nauwkeurige informatie kunnen verkrijgen;

–om de huidige leemte in de wetgeving te verhelpen, wordt voorzien in een koppeling van de registers van bankrekeningen;

–om te zorgen voor volledige consistentie met de EU-regels inzake gegevensbescherming worden voorschriften voor de verwerking van bepaalde categorieën persoonsgegevens ingevoerd.

Anderzijds worden de bepalingen inzake risicobeoordelingen of het verzamelen van statistieken grotendeels ongewijzigd gelaten en alleen herzien om de huidige inefficiënties te inventariseren, zoals de buitensporige frequentie van de supranationale risicobeoordeling en de verplichting om statistieken over illegale activiteiten te verzamelen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel strekt tot intrekking en vervanging van de bestaande Richtlijn (EU) 2015/849, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/843 11 . Zoals gezegd maakt dit voorstel deel uit van een AML/CFT-pakket, dat een voorstel voor een verordening tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering, een verordening tot oprichting van een EU-autoriteit voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering en een herschikking van Verordening (EU) 2015/847 omvat. Dit pakket van vier wetgevingsvoorstellen wordt als één samenhangend geheel beschouwd, ter uitvoering van het actieplan van de Commissie inzake AML/CFT van 7 mei 2020, waarmee een nieuw en coherenter regelgevingskader en institutioneel kader voor AML/CFT binnen de EU tot stand wordt gebracht. Parallel aan de goedkeuring van dit pakket stelt de Commissie ook wijzigingen van Richtlijn 2019/1153 voor 12 om de bevoegde autoriteiten, die verantwoordelijk zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten, toegang te verlenen tot het systeem dat de centrale registers van bankrekeningen onderling verbindt.

Aangezien dit voorstel voortbouwt op Richtlijn (EU) 2015/849, is het in overeenstemming met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF). In vergelijking met de huidige richtlijn wordt de samenhang vergroot door ervoor te zorgen dat wanneer toezicht wordt uitgeoefend door zelfregulerende organen, deze onder toezicht staan van een overheidsinstantie. De frequentie van de supranationale risicobeoordeling wordt ook in overeenstemming gebracht met de door de FATF erkende beste praktijken (om de vier jaar). In dit voorstel zijn ook de wijzigingen verwerkt die voortvloeien uit de recente herzieningen van de FATF-aanbevelingen met betrekking tot de beoordeling en beperking van risico’s op ontduiking van gerichte financiële sancties.

Doeltreffende handhaving is van cruciaal belang om witwassen en de financiering van terrorisme te voorkomen. De Commissie zal gebruik blijven maken van het volledige spectrum van middelen en mechanismen om niet alleen de correcte omzetting van de vereisten van de Unie in nationaal recht te kunnen controleren, maar ook de daadwerkelijke uitvoering ervan door de lidstaten in de dagelijkse praktijk.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen en rechtsinstrumenten van de Unie

Dit voorstel is in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen die op het niveau van de Unie worden nagestreefd, en met name met de richtlijn inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld 13 , de richtlijn inzake terrorismebestrijding 14 en de richtlijn betreffende toegang tot financiële informatie 15 , alsook met de voorgestelde wijziging ervan, die samen met dit pakket wordt aangenomen. Het aanpakken van risico’s van witwassen en terrorismefinanciering is niet doeltreffend door middel van EU-wetgeving inzake AML/CFT alleen. Deze wetgeving staat in wisselwerking met veel EU-wetgeving op het gebied van financiële diensten en strafrecht, onder meer inzake betalingen en geldovermakingen (richtlijn betalingsdiensten, richtlijn betaalrekeningen, richtlijn elektronisch geld 16 ). In het onderhavige pakket voorstellen is aandacht besteed aan de samenhang met al deze instrumenten.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel voor een richtlijn is gebaseerd op artikel 114, VWEU, dezelfde rechtsgrondslag als die voor het huidige AML/CFT-rechtskader van de EU. Artikel 114 is passend gezien de aanzienlijke bedreiging voor de interne markt als gevolg van witwassen en de financiering van terrorisme, en de economische verliezen en verstoringen op grensoverschrijdend niveau die daardoor kunnen ontstaan.

Subsidiariteit

De doelstellingen van het voorstel kunnen overeenkomstig het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen derhalve beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

In het AML-pakket van de Commissie van 2019 werd benadrukt hoe criminelen de verschillen tussen de AML/CFT-stelsels van de lidstaten hebben kunnen misbruiken. Illegale geldstromen en terrorismefinanciering kunnen de stabiliteit en reputatie van het financiële stelsel van de Unie schaden en de goede werking van de interne markt in gevaar brengen. Maatregelen die uitsluitend op nationaal niveau worden genomen, kunnen negatieve gevolgen hebben voor de interne markt en bijdragen tot versnippering. Een EU-optreden is gerechtvaardigd om in heel de Unie een gelijk speelveld te behouden waarbij entiteiten in alle lidstaten aan een consistent geheel van verplichtingen ter bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme onderworpen zijn. Het grensoverschrijdende karakter van veel witwaspraktijken en terrorismefinanciering maakt goede samenwerking tussen nationale toezichthouders en FIE’s van essentieel belang om deze misdrijven te voorkomen. Veel entiteiten die aan AML-verplichtingen zijn onderworpen, zijn grensoverschrijdend actief en slagen er vanwege de verschillende benaderingen van de betrokken nationale toezichthouders en FIE’s niet in om op groepsniveau optimale AML/CFT-praktijken toe te passen.

Evenredigheid

Evenredigheid is een integrerend onderdeel van de effectbeoordeling bij het voorstel en alle voorgestelde opties op verschillende regelgevingsgebieden zijn getoetst aan de evenredigheidsdoelstelling. Het grensoverschrijdende karakter van tal van praktijken op het gebied van witwassen en de financiering van terrorisme vereist een coherente en gecoördineerde aanpak in alle lidstaten op basis van een samenhangend geheel van regels in de vorm van één enkel rulebook. In het onderhavige voorstel wordt echter niet gestreefd naar maximale harmonisatie, aangezien deze onverenigbaar is met het fundamentele risicogebaseerde karakter van het AML/CFT-stelsel van de EU en met de specifieke nationale regels die op dit gebied van toepassing kunnen zijn op de bevoegde autoriteiten. Het staat de lidstaten vrij om regels in te voeren die verder gaan dan die welke zijn vervat in het pakket voorstellen waarvan deze ontwerprichtlijn deel uitmaakt, maar alleen als zij gerechtvaardigd zijn op basis van een risicogebaseerde benadering.

Keuze van het instrument

Een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad is een geschikt instrument voor de herziening, met wijzigingen, van de bepalingen van de huidige antiwitwasrichtlijn die niet rechtstreeks toepasbaar zijn in de vorm van een verordening, met name wat betreft de bevoegdheden en taken van de bevoegde autoriteiten en de instelling van en de toegang tot registers van uiteindelijk begunstigden en bankrekeningen. Andere bepalingen van de huidige antiwitwasrichtlijn zijn (met eventuele wijzigingen) opgenomen in het begeleidende voorstel voor een AML/CFT-verordening.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Tegen de achtergrond van een aantal recente ontwikkelingen op wetgevingsgebied heeft nog geen volledige evaluatie achteraf van het huidige AML/CFT-stelsel van de EU plaatsgevonden. De vierde antiwitwasrichtlijn werd vastgesteld op 20 mei 2015, met 26 juni 2017 als omzettingstermijn voor de lidstaten. De vijfde antiwitwasrichtlijn 17 werd vastgesteld op 30 mei 2018, met 10 januari 2020 als omzettingstermijn. De omzettingscontrole is nog aan de gang. De mededeling van de Commissie van juli 2019 en de bovengenoemde begeleidende verslagen dienen echter als een evaluatie van de doeltreffendheid van het op dat moment geldende AML/CFT-stelsel van de EU.

Raadpleging van belanghebbenden

De raadplegingsstrategie ter ondersteuning van dit voorstel bestond uit een aantal onderdelen:

–een raadpleging over de routekaart waarin het actieplan van de Commissie werd aangekondigd. De raadpleging, op de portaalsite “Geef uw mening” van de Commissie, liep van 11 februari tot en met 12 maart 2020 en leverde 42 bijdragen van diverse belanghebbenden op;

–een openbare raadpleging over de in het actieplan voorgestelde maatregelen, die toegankelijk is voor het grote publiek en alle groepen belanghebbenden, is op 7 mei 2020 van start gegaan en liep tot en met 26 augustus. De raadpleging heeft 202 officiële bijdragen opgeleverd;

–een gerichte raadpleging van de lidstaten en de bevoegde AML/CFT-autoriteiten. De lidstaten kregen de gelegenheid hun mening te geven tijdens verschillende vergaderingen van de deskundigengroep inzake witwassen en terrorismefinanciering, en de FIE’s van de EU leverden een bijdrage tijdens vergaderingen van het FIE-platform en via schriftelijke documenten. De besprekingen werden ondersteund door gerichte raadplegingen van de lidstaten en de bevoegde autoriteiten, waarbij gebruik werd gemaakt van vragenlijsten;

–een verzoek om advies van de Europese Bankautoriteit, ingediend in maart 2020. De EBA heeft op 10 september advies uitgebracht;

–op 23 juli 2020 heeft de EDPS advies uitgebracht over het actieplan van de Commissie;

–op 30 september 2020 organiseerde de Commissie een conferentie op hoog niveau, waaraan vertegenwoordigers van nationale en EU-autoriteiten, leden van het Europees Parlement, vertegenwoordigers van de particuliere sector, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de academische wereld deelnamen.

De inbreng van belanghebbenden over het actieplan was over het algemeen positief.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Bij de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie zich gebaseerd op kwalitatief en kwantitatief bewijsmateriaal van erkende bronnen, waaronder technisch advies van de Europese Bankautoriteit. Ook de lidstaten hebben via vragenlijsten informatie over de handhaving van de AML-regels aangeleverd.

Effectbeoordeling

Dit voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordeling 18 , die op 6 november 2020 aan de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) is voorgelegd en op 4 december 2020 goedkeuring kreeg. Dezelfde effectbeoordeling vergezelt ook de andere wetgevingsvoorstellen die samen met dit voorstel in een pakket worden gepresenteerd. De RSB heeft in zijn positieve advies verschillende formele verbeteringen van de effectbeoordeling voorgesteld; deze verbeteringen zijn aangebracht.

In de effectbeoordeling heeft de Commissie drie problemen onderzocht: het gebrek aan duidelijke en consistente regels, inconsistent toezicht op de interne markt en ontoereikende coördinatie en uitwisseling van informatie tussen FIE’s. Het eerste probleem is relevant voor het onderhavige voorstel; met betrekking tot dat probleem werden de volgende opties overwogen:

–de EU-regelgeving ongewijzigd laten;

–zorgen voor een grotere mate van harmonisatie van de regels die van toepassing zijn op meldingsplichtige entiteiten en het aan de lidstaten overlaten om de bevoegdheden en verplichtingen van de bevoegde autoriteiten nader uit te werken;

–zorgen voor een grotere mate van harmonisatie van de regels die van toepassing zijn op entiteiten die onderworpen zijn aan AML/CFT-verplichtingen, en van de bevoegdheden en verplichtingen van toezichthouders en FIE’s.

Op basis van de resultaten van de effectbeoordeling is optie 3 de voorkeursoptie. Door de invoering van een consistente en meer gedetailleerde benadering van bovengenoemde regels op EU-niveau zou het mogelijk zijn de huidige versnippering weg te werken, zowel wat betreft AML/CFT-verplichtingen voor meldingsplichtige entiteiten als wat betreft de activiteiten van de bevoegde autoriteiten. Duidelijkere regels inzake taken en bevoegdheden van bevoegde autoriteiten zullen de consistentie van de uitvoering van het AML/CFT-kader in de hele EU verbeteren, de oprichting van een geïntegreerd EU-toezichtsmechanisme vergemakkelijken en de opsporing van verdachte stromen en activiteiten verbeteren.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Hoewel, zoals hierboven is opgemerkt, nog geen formele ex-postevaluatie of geschiktheidscontrole van de bestaande AML/CFT-wetgeving van de EU heeft plaatsgevonden, kan toch een aantal opmerkingen worden gemaakt met betrekking tot elementen van het voorgestelde algemene pakket maatregelen die tot verdere vereenvoudiging en grotere efficiëntie zullen leiden. Ten eerste zal de vervanging van bepaalde regels in een richtlijn door meer geharmoniseerde en rechtstreeks toepasselijke regels in een verordening de omzetting in de lidstaten overbodig maken en het zakendoen van grensoverschrijdende entiteiten in de EU vergemakkelijken. Doordat handelaren in goederen uit het toepassingsgebied van het AML-kader van de EU worden gehaald en contante transacties van meer dan 10 000 EUR op grond van het voorstel worden verboden, vervalt voor deze handelaren bovendien de administratieve last die gepaard gaat met het indienen bij hun FIE van meldingen over contante transacties van meer dan 10 000 EUR. Ten slotte zal de grotere mate van harmonisatie van de AML/CFT-regels op een aantal specifieke gebieden de samenwerking tussen toezichthouders en FIE’s vereenvoudigen door de verschillen tussen hun regels en praktijken te verkleinen. De onderhavige ontwerprichtlijn bevat slechts enkele bepalingen die omzetting in nationaal recht vereisen, en is derhalve korter dan de richtlijn die erdoor wordt vervangen. De meeste onderwerpen die in Richtlijn (EU) 2015/849 worden behandeld, zijn nu opgenomen in de voorgestelde verordening die bij deze voorgestelde richtlijn is gevoegd.

Grondrechten

De EU heeft zich ertoe verbonden hoge normen voor de bescherming van de grondrechten te waarborgen. Met name zullen alle AML/CFT-toezichthouders op nationaal en EU-niveau, alsmede de financiële-inlichtingeneenheden, onderworpen zijn aan de toepasselijke gegevensbeschermingsverordening 19 voor zover zij persoonsgegevens zouden verwerken.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Deze ontwerprichtlijn heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

Het voorstel bevat een algemeen plan voor de monitoring en evaluatie van de gevolgen voor de specifieke doelstellingen, waarbij de Commissie wordt verplicht om na vijf jaar en ten minste drie jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn een eerste evaluatie uit te voeren en verslag uit te brengen bij het Europees Parlement en de Raad over haar belangrijkste bevindingen. Het voorstel voor een AML/CFT-verordening dat dit voorstel vergezelt, bevat dezelfde evaluatiebepalingen, en de evaluatie van de twee instrumenten kan in één verslag worden gecombineerd. De evaluatie moet worden uitgevoerd overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie.

Artikelsgewijze toelichting

1.

Onderwerp en toepassingsgebied


De meeste toepasselijke definities voor deze ontwerprichtlijn zijn opgenomen in de bijgaande ontwerpverordening (waar de definities voor beide instrumenten relevant zijn). In deze ontwerprichtlijn worden echter bepaalde termen gedefinieerd die niet relevant zijn voor de begeleidende verordening.

Deze ontwerprichtlijn stelt de lidstaten in staat de voorschriften van de begeleidende ontwerpverordening uit te breiden tot andere sectoren die niet onder het toepassingsgebied van die verordening vallen. Zij moeten hun voornemen echter wel kenbaar maken aan en toelichten bij de Commissie, die zes maanden de tijd heeft om een advies over de plannen uit te brengen (na raadpleging van de AMLA), en zij kunnen ervoor kiezen om in plaats daarvan wetgeving op EU-niveau voor te stellen. Er zijn overgangsbepalingen vastgesteld voor andere sectoren die reeds onder de nationale AML/CFT-wetgeving vallen, maar niet onder de EU-wetgeving. Een geconsolideerde lijst van de sectoren waartoe de lidstaten de lijst van meldingsplichtige entiteiten hebben uitgebreid, zal jaarlijks door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

In deze ontwerprichtlijn worden ook specifieke regelgevingseisen vastgesteld die de lidstaten in hun nationale wetgeving voor bepaalde sectoren moeten omzetten. Meer bepaald moeten wisselkantoren en kantoren voor het inwisselen van cheques, en aanbieders van trust- of bedrijfsdiensten onderworpen zijn aan vergunnings- of registratievereisten; ook aanbieders van gokdiensten moeten gereguleerd worden.

Deze ontwerprichtlijn biedt toezichthouders van de lidstaten waar uitgevers van elektronisch geld, betalingsdienstaanbieders en aanbieders van cryptoactivadiensten via het vrij verrichten van diensten actief zijn, de mogelijkheid contactpunten in die lidstaten aan te wijzen. De technische reguleringsnormen om te verduidelijken wanneer dit het geval moet zijn, worden door de AMLA voorgesteld.

Deze ontwerprichtlijn bevestigt de betrouwbaarheidsvereisten voor hogere leidinggevenden in bepaalde meldingsplichtige entiteiten, zoals in het huidige kader, ter aanvulling van de deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten in andere rechtshandelingen van de Unie, en verduidelijkt dat bepaalde vereisten ook van toepassing zijn op uiteindelijk begunstigden van die meldingsplichtige entiteiten. Voor andere meldingsplichtige entiteiten bevestigt zij het verbod voor personen die veroordeeld zijn voor het witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering, om deze diensten te verrichten. Deze ontwerprichtlijn verleent nationale toezichthouders bepaalde bevoegdheden met betrekking tot het hoger management van bepaalde meldingsplichtige entiteiten, met name in het geval van veroordelingen wegens witwassen of terrorismefinanciering.

2.

Risicobeoordelingen


De verplichting voor de Commissie om periodiek een beoordeling uit te voeren van risico’s van witwassen en terrorismefinanciering op EU-niveau, zoals vervat in het huidige AML/CFT-kader, wordt gehandhaafd, maar voortaan moet de beoordeling om de vier jaar plaatsvinden. De beoordeling zal gebaseerd zijn op input van de AMLA in de vorm van een advies, en vergezeld gaan van aanbevelingen aan de lidstaten over de maatregelen die geschikt zijn om de vastgestelde risico’s aan te pakken. De Commissie zal ook om de vier jaar verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de bevindingen van de beoordeling.

De lidstaten zullen nationale risicobeoordelingen blijven uitvoeren, maar met een minimumfrequentie van vier jaar, en met bepaalde aanvullingen op de doelstellingen en modaliteiten van dergelijke beoordelingen. De lidstaten moeten ook uitgebreide statistieken over AML/CFT blijven bijhouden en deze jaarlijks aan de Commissie toezenden. De Commissie kan een uitvoeringshandeling betreffende de methodologie voor dergelijke statistieken vaststellen.

3.

Registers en mechanismen van uiteindelijk begunstigden, bankrekeningen en onroerend goed


De in de huidige antiwitwasrichtlijn vervatte verplichting voor de lidstaten om registers van uiteindelijk begunstigden van juridische entiteiten en juridische constructies op te zetten en bij te houden, wordt gehandhaafd. Dit omvat bepalingen over de toegang tot dergelijke registers, met inbegrip van de toegang van het publiek, en mogelijke uitzonderingen op de toegang in gerechtvaardigde gevallen. De grensoverschrijdende koppeling van dergelijke registers via het systeem voor de koppeling van registers van uiteindelijk begunstigden wordt gehandhaafd.

De nieuwe bepalingen in dit voorstel, die nog niet in het huidige kader zijn opgenomen, zijn de volgende: een uitvoeringshandeling van de Commissie betreffende het formaat voor de indiening van informatie over uiteindelijk begunstigden bij de registers; bepalingen voor gevallen waarin twijfel bestaat over de juistheid van de informatie over uiteindelijk begunstigden of wanneer de uiteindelijk begunstigde niet kan worden geïdentificeerd; nadere bepalingen in geval van vastgestelde discrepanties in de informatie; de bevoegdheden van de entiteiten die de registers beheren; de verplichting voor de lidstaten om de Commissie in kennis te stellen van de bevoegde autoriteiten wie toegang is verleend en van het soort toegang; een minimumduur van vijf jaar gedurende welke de informatie in de registers moet worden bewaard.

De verplichting voor de lidstaten om mechanismen op te zetten en te onderhouden, zoals een centraal register of een centraal elektronisch systeem voor het opvragen van gegevens, om de in de huidige antiwitwasrichtlijn opgenomen identificatie van houders van bankrekeningen en kluizen mogelijk te maken, wordt gehandhaafd. De lidstaten moeten de Commissie niet alleen in kennis stellen van de kenmerken van dergelijke mechanismen, maar ook van de criteria op basis waarvan informatie in dergelijke registers wordt opgenomen. Het voorstel voorziet ook in de totstandbrenging van een grensoverschrijdende koppeling tussen dergelijke mechanismen, met uitvoeringshandelingen van de Commissie inzake de technische specificaties en procedures voor de koppeling van dergelijke mechanismen aan één toegangspunt, dat door de Commissie zal worden ontwikkeld en beheerd. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de informatie in de nationale mechanismen actueel en toegankelijk is via de grensoverschrijdende koppeling. De FIE’s moeten toegang hebben tot de mechanismen, met inbegrip van die welke onderling verbonden zijn vanuit andere lidstaten.

De in de huidige antiwitwasrichtlijn vervatte verplichting voor de lidstaten om FIE’s en andere bevoegde autoriteiten toegang te verlenen tot de inhoud van nationale kadasters, wordt gehandhaafd en de minimumomvang van die toegang wordt vastgesteld. De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van de bevoegde autoriteiten waaraan toegang tot dergelijke registers wordt verleend en van de omvang van die toegang.

4.

Financiële-inlichtingeneenheden


Het voorstel bouwt voort op de bepalingen van het huidige AML/CFT-kader, op grond waarvan de lidstaten operationeel onafhankelijke FIE’s op nationaal niveau moeten oprichten, en verslagen over verdachte transacties en verslagen over verdachte activiteiten (STR’s/SAR’s) van meldingsplichtige entiteiten moeten ontvangen en analyseren. Deze bestaande bepalingen omvatten samenwerking en uitwisseling van informatie tussen FIE’s, het gebruik van uitgewisselde informatie en verdere verspreiding van uitgewisselde informatie.

De nieuwe bepalingen inzake FIE’s hebben betrekking op: verduidelijkingen over de financiële analysefunctie van FIE’s en over hun operationele onafhankelijkheid, hun middelen en hun beveiliging; een lijst van de minimumcategorieën van informatie waartoe FIE’s toegang moeten hebben; bepalingen inzake informatie-uitwisseling tussen FIE’s en andere bevoegde autoriteiten, met inbegrip van een verplichting om feedback te geven over het gebruik van de informatie; verduidelijking van de bevoegdheden van FIE’s om transacties op te schorten, hetgeen moet gebeuren binnen 48 uur na ontvangst van een STR/SAR en uitbreiding van dergelijke bevoegdheden om het gebruik van bankrekeningen in gerechtvaardigde omstandigheden op te schorten. Er worden nadere bijzonderheden over de modaliteiten voor de uitwisseling van informatie tussen FIE’s vastgesteld. Voor dergelijke uitwisselingen moet gebruik worden gemaakt van het netwerk FIU.net. Eventuele uitzonderingen op de informatie die kan worden uitgewisseld, moeten door de lidstaten aan de Commissie worden gemeld. De AMLA stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op om de formaten voor informatie-uitwisseling te harmoniseren. Zij zal ook richtsnoeren vaststellen inzake criteria om te bepalen of een STR/SAR van belang is voor FIE’s van andere lidstaten. De FIE’s stellen jaarverslagen op over hun activiteiten en geven meldingsplichtige entiteiten feedback over het gebruik van hun STR’s/SAR’s; zij geven ook feedback aan douaneautoriteiten over aan FIE’s verstrekte informatie over hoeveelheden contanten die de Unie fysiek binnenkomen of verlaten. Een andere nieuwe bepaling verduidelijkt het concept van gezamenlijke analysen die door FIE’s moeten worden uitgevoerd, en definieert processen voor hun prestaties.

5.

AML-toezicht


Het voorstel bouwt voort op de bepalingen van het huidige AML/CFT-kader, op grond waarvan de lidstaten nationale AML/CFT-toezichthouders moeten aanwijzen om toezicht te houden op meldingsplichtige entiteiten, en de taken en verantwoordelijkheden van dergelijke toezichthouders moeten bepalen, evenals samenwerking tussen hen en FIE’s onderling en tussen hen en toezichthouders van derde landen.

De nieuwe bepalingen omvatten het volgende: een verduidelijking van de taken en bevoegdheden van toezichthouders; een vereiste voor het verstrekken van informatie door nationale toezichthouders aan meldingsplichtige entiteiten; verduidelijkingen met betrekking tot risicogebaseerd toezicht, met inbegrip van door de AMLA op te stellen richtsnoeren over de kenmerken van een risicogebaseerde benadering, en technische reguleringsnormen inzake een methodologie voor het beoordelen en classificeren van het inherente en restrisicoprofiel van meldingsplichtige entiteiten en de frequentie van de evaluatie. Er worden verduidelijkingen verstrekt over de bevoegdheden van toezichthouders in gevallen van meldingsplichtige entiteiten die werkzaam zijn in het kader van het vrij verrichten van diensten, en in het kader van groepstoezicht. In dit verband zal de AMLA technische reguleringsnormen opstellen waarin de respectieve taken van de toezichthouders van de lidstaat van herkomst en van de lidstaat van ontvangst en de modaliteiten van hun onderlinge samenwerking nader worden omschreven.

Voor grensoverschrijdende kredietinstellingen of financiële instellingen die in meerdere lidstaten actief zijn, moet een AML/CFT-toezichtcollege worden opgericht indien aan bepaalde criteria is voldaan. De AMLA zal technische reguleringsnormen opstellen met betrekking tot de algemene voorwaarden voor de werking van AML/CFT-toezichtcolleges. Er zijn bepalingen vastgesteld voor de samenwerking met financiële toezichthouders in derde landen.

Zelfregulerende organen (SRB’s)

In vergelijking met het huidige AML/CFT-kader heeft een nieuw hoofdstuk betrekking op SRB’s. Wanneer een lidstaat AML/CFT-toezicht op bepaalde meldingsplichtige entiteiten aan een SRB toevertrouwt, moet er sprake zijn van toezicht op het SRB door een overheidsinstantie om ervoor te zorgen dat het SRB zijn taken volgens de hoogste normen uitvoert. De toezichthoudende instantie moet over voldoende bevoegdheden beschikken, waaronder de bevoegdheid om informatie te verkrijgen, en publiceert jaarlijks een verslag over haar activiteiten en over de toezichtactiviteiten van de SRB’s die onder haar toezicht staan.

6.

Administratieve maatregelen en sancties


De bepalingen inzake sancties bouwen voort op het huidige AML/CFT-kader, dat de lidstaten verplicht te voorzien in administratieve maatregelen en sancties die beschikbaar moeten zijn voor ernstige herhaalde of systematische schendingen door meldingsplichtige entiteiten van de belangrijkste vereisten van het kader, met specificaties inzake de minimum- en maximumbedragen van geldelijke sancties, en die voorzien in de bekendmaking van opgelegde sancties, de bescherming van klokkenluiders en de uitwisseling van informatie over sancties.

De nieuwe bepalingen omvatten het volgende: verduidelijking van andere administratieve maatregelen dan sancties voor minder ernstige inbreuken en de verplichting voor de lidstaten om de Commissie en de AMLA in kennis te stellen van hun regelingen met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties of maatregelen. De omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van het type en het niveau van administratieve sancties of maatregelen, worden gespecificeerd. Er zullen technische reguleringsnormen worden opgesteld door de AMLA waarin indicatoren worden gedefinieerd voor de classificatie van de ernst van inbreuken en de criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van het niveau van administratieve sancties of het nemen van administratieve maatregelen.

7.

Samenwerking


De bepalingen inzake samenwerking tussen toezichthouders, FIE’s en andere bevoegde autoriteiten bouwen voort op het huidige AML/CFT-kader, met inbegrip van samenwerking tussen bevoegde autoriteiten van de lidstaten, en bepalingen voor gevallen waarin autoriteiten aan het beroepsgeheim gebonden zijn.

De nieuwe bepalingen in dit voorstel omvatten de toevoeging van verwijzingen naar de AMLA en een verplichting voor andere organen om met de autoriteit samen te werken. De bestaande bepalingen om te zorgen voor een goede samenwerking met prudentiële toezichthouders op financiële instellingen worden versterkt met aanvullende specificaties voor afwikkelingsautoriteiten en autoriteiten die belast zijn met het toezicht op kredietinstellingen met betrekking tot de samenwerking inzake de richtlijn betaalrekeningen en de tweede richtlijn betalingsdiensten. Financiële toezichthouders en FIE’s brengen jaarlijks verslag uit aan de AMLA over hun samenwerking met die autoriteiten. Er worden bepalingen toegevoegd inzake de samenwerking met betrekking tot auditors, en de AMLA zal richtsnoeren voor samenwerking opstellen.

8.

Slotbepalingen


De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit voorstel, zoals in het geval van het huidige AML/CFT-kader, valt onder Verordening (EU) 2016/679 of onder Verordening (EU) 2018/1725, indien deze wordt uitgevoerd door instellingen, agentschappen of organen van de Unie.

De Commissie zal worden bijgestaan door een comité, met name voor de voorbereiding van uitvoeringshandelingen.

Er zijn bepalingen opgenomen voor de overdracht van de hosting van het netwerk van FIE’s van de Commissie aan de AMLA.

Richtlijn (EU) 2015/849 zoals gewijzigd (het huidige AML/CFT-kader) wordt ingetrokken. De voorgestelde richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad. De omzettingstermijn is twee jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn. De Commissie moet deze richtlijn eerst binnen vijf jaar na de toepassing ervan en vervolgens om de drie jaar toetsen en evalueren.