Toelichting bij COM(2021)461 - Standpunt EU in het regionaal stuurcomité van de Vervoersgemeenschap in verband met de oprichting van een technisch comité voor het vervoer over water en multimodaliteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het regionaal stuurcomité van de Vervoersgemeenschap in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit door dat comité betreffende de oprichting van een technisch comité voor het vervoer over water en multimodaliteit.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap

De Europese Unie is partij bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (TCT), dat sinds 2017 voorlopig wordt toegepast. Het Verdrag beoogt een vervoersgemeenschap op het gebied van vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren en over zee tot stand te brengen en de ontwikkeling van een vervoersnetwerk tussen de Europese Unie en de Zuidoost-Europese Partijen. Het is op 1 mei 2019 in werking getreden 1 .

2.2.Het regionaal stuurcomité

Het regionaal stuurcomité is opgericht bij artikel 24 van het verdrag. Het is verantwoordelijk voor het beheer van het verdrag en zorgt voor de goede uitvoering ervan. Daartoe doet het aanbevelingen en neemt het besluiten in de gevallen waarin het verdrag voorziet. Het regionaal stuurcomité:

a) bereidt de werkzaamheden van de ministerraad voor;

b) neemt besluiten tot instelling van technische comités;

c) doet aanbevelingen en neemt besluiten overeenkomstig het verdrag;

d) neemt passende maatregelen naar aanleiding van de vaststelling van nieuwe EU-handelingen, met name door de herziening van bijlage I bij het verdrag;

e) stelt, na raadpleging van de ministerraad, de directeur van het permanent secretariaat aan;

f) kan één of meer adjunct-directeuren van het permanent secretariaat aanstellen;

g) stelt de regels van het permanent secretariaat vast;

h) kan door een besluit de bijdragen aan de begroting wijzigen;

i) stelt de jaarlijkse begroting van de Vervoersgemeenschap vast;

j) stelt een besluit vast waarin de procedure voor de uitvoering van de begroting, voor het voorleggen en nazien van de rekeningen en voor inspecties wordt gespecificeerd;

k) neemt besluiten over geschillen die door de overeenkomstsluitende partijen zijn voorgelegd;

l) stelt algemene beginselen vast inzake de toegang tot documenten die in het bezit zijn van bij of op grond van het verdrag opgerichte instanties;

m) neemt ten behoeve van de ministerraad jaarlijkse verslagen aan over de verwezenlijking van het uitgebreide netwerk;

n) bepaalt de termijnen waarbinnen en de wijze waarop de Zuidoost-Europese partijen bepaalde EU-handelingen dienen om te zetten.

2.3.De voorgenomen handeling van het regionaal stuurcomité

Tijdens zijn volgende vergadering zal het regionaal stuurcomité een besluit vaststellen tot oprichting van een technisch comité voor het vervoer over water en multimodaliteit (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 25, lid 1, van het verdrag, waarin het volgende is bepaald: “Een besluit van het regionale stuurcomité is bindend voor de overeenkomstsluitende partijen.”

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De vaststelling van dit besluit door het regionaal stuurcomité is nodig om de goede uitvoering van het verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap te waarborgen als vervoersgemeenschap op het gebied van vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren en over zee, evenals voor de ontwikkeling van een vervoersnetwerk tussen de Europese Unie en de Zuidoost-Europese Partijen. Een technisch comité voor het vervoer over water en multimodaliteit zal zich buigen over de kritieke aspecten van het vervoer over water (maritieme aangelegenheden, binnenwateren en havens) en multimodaal vervoer en krijgt de opdracht het efficiënt gebruik daarvan te bevorderen. Omdat de Unie partij is bij het verdrag, dient zij een standpunt in te nemen.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 2 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het regionaal stuurcomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een verdrag, namelijk het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.

De door het regionaal stuurcomité vast te stellen besluiten zijn handelingen met rechtsgevolgen. Overeenkomstig artikel 26 van het TCT is het regionaal stuurcomité bevoegd om technische comités op te richten. Vanwege hun aard, en als onderdeel van het op het regionaal stuurcomité toepasselijke internationaal recht, bevatten die besluiten elementen die gevolgen hebben voor de rechtspositie van de partijen bij het verdrag en derhalve ook van de Unie. Bijgevolg moet worden aangenomen dat die regels rechtsgevolgen hebben.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De voorgestelde handeling is noodzakelijk voor de correcte tenuitvoerlegging van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Het verdrag heeft doelstellingen en componenten op het gebied van enerzijds wegvervoer, spoorvervoer en vervoer over de binnenwateren, vervoerswijzen die onder artikel 91 VWEU vallen, en anderzijds op het gebied van zeevervoer, dat onder artikel 100, lid 2, VWEU valt. Door hun horizontale karakter bestrijken de beoogde handelingen al die aspecten.

Het voorgestelde besluit heeft derhalve de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van het TCT worden de besluiten van het regionaal stuurcomité bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.