Toelichting bij COM(2021)671 - Standpunt EU in de Internationale Maritieme Organisatie over wijzigingen van de richtsnoeren in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de 32e algemene vergadering (A 32) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), die online plaatsvindt van 6 tot en met 15 december 2021.

Tijdens die zitting moeten de ontwerprichtsnoeren voor onderzoek van 2021 worden vastgesteld in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) en moet resolutie A.1140(31) worden ingetrokken, waarbij de algemene vergadering van de IMO tijdens haar 31e zitting de richtsnoeren voor onderzoek van 2019 in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) heeft vastgesteld.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie

De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is opgericht bij het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie. Ze is opgericht als forum voor samenwerking op het gebied van regelgeving en praktijken betreffende alle soorten technische aangelegenheden die van invloed zijn op de internationale commerciële scheepvaart. De IMO wil ook de algemene vaststelling stimuleren van de hoogst haalbare normen op het gebied van de veiligheid van de zeevaart, de efficiëntie van de scheepvaart en de preventie en bestrijding van verontreiniging van de zee door schepen, en een gelijk speelveld bevorderen. Ten slotte behandelt de IMO de bijbehorende administratieve en juridische kwesties.

Het verdrag is op 17 maart 1958 in werking getreden.

Alle lidstaten zijn partij bij het verdrag.

2.2.De Internationale Maritieme Organisatie

De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties dat verantwoordelijk is voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de scheepvaart en de preventie van verontreiniging van de zee door schepen. Zij bepaalt wereldwijd normen voor de veiligheid, de betrouwbaarheid en de milieuprestaties van de internationale scheepvaart. Haar belangrijkste rol is een billijk en doeltreffend regelgevingskader voor de scheepvaartsector te creëren dat wereldwijd wordt goedgekeurd en toegepast.

Elk land kan tot de IMO toetreden; alle EU-lidstaten zijn lid van de IMO. De betrekkingen tussen de EU en de IMO zijn gebaseerd op de in 1974 gesloten samenwerkingsregeling tussen de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (IMCO) en de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

De algemene vergadering is het bestuursorgaan van de IMO. Ze bestaat uit alle lidstaten van de IMO, komt om de twee jaar bijeen en kan maatregelen vaststellen waarover in de vijf hoofdcommissies van de IMO overeenstemming is bereikt. Tot die vijf commissies behoren de Maritieme Veiligheidscommissie (MSC) en de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC).

2.3.De beoogde handeling van de algemene vergadering van de IMO

Tijdens haar 32e zitting, van 6 tot en met 15 december 2021, moet de algemene vergadering wijzigingen van de richtsnoeren in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie vaststellen.

De beoogde wijzigingen hebben tot doel de richtsnoeren aan te passen aan de voorschriften die voortvloeien uit wijzigingen van de relevante verplichte instrumenten die tot en met 31 december 2021 in werking treden.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Vaststelling van de richtsnoeren voor onderzoek van 2021 in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie, en intrekking van A.1140(31)

De subcommissie Flag State Implementation, de voorloper van de subcommissie Implementation of IMO Instruments (III), stemde in met een continue herziening van de HSSC-richtsnoeren voor onderzoek. De richtsnoeren voor onderzoek worden daarom tijdens elke zitting van de algemene vergadering van de IMO bijgewerkt. De recentste versie van de richtsnoeren voor onderzoek is opgenomen in resolutie A.1140(31) en vastgesteld tijdens de 31e zitting van de algemene vergadering in 2019.

Tijdens haar 6e vergadering heeft subcommissie III de correspondentiegroep voor de herziening van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het HSSC opgericht en de niet-uitputtende lijst opgesteld van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die relevant zijn voor de Implementation of IMO Instruments-code (III-code), gecoördineerd door China. Dat was ook zo gebeurd tijdens de vorige vergaderingen van subcommissie III.

De correspondentiegroep werd verzocht door te gaan met het opstellen van ontwerpwijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek. Die wijzigingen vloeien voort uit wijzigingen van de relevante verplichte instrumenten die tot en met 31 december 2021 in werking moeten treden, rekening houdend met het resultaat van de vergaderingen van de MEPC en de MSC. De vaststelling van de bijgewerkte HSSC-richtsnoeren voor onderzoek en de intrekking van resolutie A.1140(31), die de huidige richtsnoeren bevat, zal worden goedgekeurd op de 104e vergadering van de MSC en de 77e vergadering van de MPEC. Na goedkeuring door beide commissies wordt de ontwerpresolutie voor vaststelling voorgelegd op A 32.

De regelmatige herziening waarborgt dat de HSSC-richtsnoeren voor onderzoek up-to-date blijven. In de vast te stellen actualisering wordt onder meer verduidelijkt dat vervallen elektrische batterijen die voldeden aan de voorschriften van punt 12.6 van de bijlage bij Resolutie MSC.149(77), alleen mogen worden gebruikt voor het onderzoeken en controleren van de werking van bidirectionele VHF-radiotelefonietoestellen. De Unie moet derhalve die wijzigingen steunen, omdat zij ervoor zorgen dat in de richtsnoeren voor onderzoek rekening wordt gehouden met nieuwe ontwikkelingen.

3.2.Desbetreffende EU-wetgeving en EU-bevoegdheid

In Verordening (EG) nr. 391/2009 1 zijn gemeenschappelijke voorschriften en normen vastgesteld voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties. Volgens het criterium van punt 7, k), deel B, van bijlage I bij die verordening moet een erkende organisatie garanderen dat de wettelijk voorgeschreven onderzoeken en inspecties worden verricht volgens de richtlijnen voor onderzoek in het kader van het door de IMO vastgestelde geharmoniseerde systeem van onderzoek en certificatie.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het lichaam dan wel partij is bij de overeenkomst 2 .

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De algemene vergadering van de IMO is een orgaan dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie.

De door de algemene vergadering vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling kan een beslissende invloed hebben op de inhoud van Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties. Dat komt doordat een erkende organisatie moet garanderen dat de wettelijk voorgeschreven onderzoeken en inspecties worden verricht volgens de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het door de IMO vastgestelde geharmoniseerde systeem van onderzoek en certificatie.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op vervoer over zee. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.