Toelichting bij COM(2021)709 - Overbrenging van afvalstoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)709 - Overbrenging van afvalstoffen.
bron COM(2021)709 NLEN
datum 17-11-2021
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In 2018 werd wereldwijd 182 miljoen ton aan afvalstoffen verhandeld, met een waarde van ongeveer 80,5 miljard EUR 1 . Deze handel is de afgelopen decennia aanzienlijk toegenomen, met een piek van bijna 250 miljoen ton in 2011. De EU speelt een belangrijke rol in de wereldwijde handel in afvalstoffen, en er worden aanzienlijke hoeveelheden afvalstoffen tussen de lidstaten overgebracht. In 2020 voerde de EU ongeveer 32,7 miljoen ton aan afvalstoffen uit naar niet-EU-landen, een stijging van 75 % ten opzichte van 2004 2 , met een waarde van 13 miljard EUR. Schroot van ferro- en non-ferrometalen, papier-, kunststof-, textiel- en glasafval vormen het grootste deel van de afvalstoffen die uit de EU worden uitgevoerd. De EU voerde ook ongeveer 16 miljoen ton aan afvalstoffen in, met een waarde van 13,5 miljard EUR. Bovendien wordt jaarlijks ongeveer 67 miljoen ton aan afvalstoffen tussen de lidstaten overgebracht 3 (overbrenging van afvalstoffen binnen de EU).

Grensoverschrijdend overgebrachte afvalstoffen kunnen risico’s opleveren voor de menselijke gezondheid en het milieu, met name wanneer zij niet naar behoren worden gecontroleerd. Tegelijkertijd hebben deze afvalstoffen vaak een positieve economische waarde, met name als secundaire grondstoffen die primaire materialen kunnen vervangen en de afhankelijkheid ervan kunnen verminderen, en zo kunnen bijdragen tot een meer circulaire economie.

Sinds 1984 zijn in de EU maatregelen inzake toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen van kracht. In 1989 werd het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel) aangenomen om ernstige problemen aan te pakken in verband met het storten van giftige afvalstoffen die vanuit het buitenland naar verschillende ontwikkelingslanden worden ingevoerd. In 1992 heeft de OESO een juridisch bindend besluit 4 aangenomen betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen tot nuttige toepassing (OESO-besluit).

Verordening (EG) nr. 1013/2006 5 (verordening overbrenging afvalstoffen) zet de bepalingen van zowel het Verdrag van Bazel als het OESO-besluit om in EU-wetgeving. In bepaalde opzichten voorziet de verordening overbrenging afvalstoffen (hierna “verordening overbrenging afvalstoffen”) in strengere controlemaatregelen dan het Verdrag van Bazel. De verordening overbrenging afvalstoffen verplicht de lidstaten ervoor te zorgen dat de overbrenging en verwerking van afvalstoffen op zodanige wijze worden beheerd dat het milieu en de menselijke gezondheid worden beschermd tegen eventuele nadelige gevolgen van dergelijke afvalstoffen. De verordening overbrenging afvalstoffen voorziet in controlemechanismen voor de in- en uitvoer van afvalstoffen tussen de EU en derde landen en voor overbrengingen tussen lidstaten. De soorten controles in het kader van de verordening overbrenging afvalstoffen hangen af van de kenmerken van de afvalstoffen (bijvoorbeeld gevaarlijk, ongevaarlijk), de bestemming ervan en de verwerking ervan als onderdeel van de nuttige toepassing (bijvoorbeeld recycling) of verwijdering (bijvoorbeeld storten). In de verordening overbrenging afvalstoffen zijn ook uitvoerverboden voor bepaalde categorieën afvalstoffen en bepaalde bestemmingen vastgesteld: het belangrijkste voorbeeld is het verbod op de uitvoer van gevaarlijke afvalstoffen uit de EU naar niet-OESO-landen.

De algemene doelstelling van de herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen is het verhogen van het niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid tegen de effecten van ondeugdelijke grensoverschrijdende overbrengingen van afvalstoffen. De herziening behandelt de probleempunten die zijn vastgesteld in de door de Commissie in januari 2020 gepubliceerde evaluatie van de verordening overbrenging afvalstoffen 6 (zie punt 3 hieronder voor meer informatie hierover).

De herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen komt ook tegemoet aan de oproep in het kader van de Europese Green Deal 7 en het actieplan voor de circulaire economie 8 om de verordening overbrenging afvalstoffen te herzien met als doel:

·het faciliteren van de overbrenging van afvalstoffen voor hergebruik en recycling in de EU;

·ervoor zorgen dat de EU haar afvalproblemen niet naar derde landen uitvoert, en

· de bestrijding van illegale overbrengingen van afvalstoffen.

Bovendien wordt zowel in de Europese Green Deal als in de industriestrategie 9 , en in de actualisering daarvan 10 , erkend dat de toegang tot grondstoffen van strategisch belang is en een voorwaarde is om de Europese groene en digitale transitie te kunnen verwezenlijken. In het actieplan inzake kritieke grondstoffen 11 wordt benadrukt dat grote hoeveelheden hulpbronnen Europa in de vorm van afvalstoffen verlaten in plaats van tot secundaire grondstoffen te worden gerecycled om zo de bevoorradingsbronnen voor de industriële ecosystemen in de EU te diversifiëren.

Het Europees Parlement en de Raad hebben de Commissie ook verzocht te komen met een ambitieuze herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen 12 .

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Er zijn synergieën tussen de verordening overbrenging afvalstoffen en andere onderdelen van de Europese afvalwetgeving, met name de kaderrichtlijn afvalstoffen 13 en de richtlijnen betreffende specifieke afvalstromen. De richtlijn betreffende autowrakken 14 , de batterijenrichtlijn 15 , de richtlijn verpakking en verpakkingsafval 16 en de AEEA-richtlijn 17 voorzien allemaal in specifieke bepalingen inzake de grensoverschrijdende verplaatsing van de gespecificeerde afvalstromen die verwijzen naar de verordening overbrenging afvalstoffen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Er zijn ook synergieën tussen de verordening overbrenging afvalstoffen en andere EU-wetgeving die relevant is voor overbrengingen van afvalstoffen, met name de richtlijn milieucriminaliteit 18 . Deze richtlijn heeft betrekking op de bestraffing van criminele overbrengingen van afvalstoffen en vormt een aanvulling op de handhavingsbepalingen van de verordening overbrenging afvalstoffen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De bestaande rechtsgrondslag van de verordening overbrenging afvalstoffen is artikel 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin wordt bepaald hoe artikel 191 van het VWEU moet worden uitgevoerd. Artikel 191 heeft betrekking op het milieubeleid van de EU, dat moet bijdragen tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

·behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;

·bescherming van de menselijke gezondheid;

·behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen; en

·bevordering van maatregelen op internationaal niveau om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, met name ter bestrijding van de klimaatverandering.

Subsidiariteit

De verordening overbrenging afvalstoffen zorgt ervoor dat de alomvattende Europese afvalwetgeving niet wordt omzeild door afvalstoffen naar derde landen over te brengen waar de normen en prestaties voor afvalbeheer sterk verschillen van die in de EU. Het is belangrijk dat op EU-niveau gemeenschappelijke regels worden vastgesteld voor het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen, om te voorkomen dat illegale partijen ervoor kiezen hun afvalstoffen over te brengen via lidstaten met minder strenge binnenlandse regels dan andere, om deze afvalstoffen uit de EU uit te voeren (iets wat port-hopping wordt genoemd). Ook is Europese regelgeving gerechtvaardigd voor overbrengingen van afvalstoffen binnen de EU, omdat de afvalindustrie in de EU sterk geïntegreerd is en gelijke behandeling en juridische duidelijkheid voor alle marktdeelnemers in deze sector moet waarborgen.

Evenredigheid

De verordening overbrenging afvalstoffen garandeert samenhang in de uitvoering door alle lidstaten van het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit, en voorkomt daardoor belemmeringen voor de overbrenging van afvalstoffen binnen de EU of belemmeringen voor de goede werking van de interne markt van de EU. Bovendien is de EU-aanpak van de overbrenging van afvalstoffen strenger dan het Verdrag van Bazel wat de uitvoer van afvalstoffen betreft, aangezien het de uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar niet-EVA-landen en de uitvoer van sommige ongevaarlijke afvalstoffen 19 naar niet-OESO-landen verbiedt. De EU-aanpak heeft een duidelijke toegevoegde waarde voor het milieu in vergelijking met de situatie waarin elke lidstaat afzonderlijk het Verdrag van Bazel zou toepassen. De EU is immers een van de enige partijen bij het Verdrag van Bazel die dergelijke strenge regels hanteren.

Keuze van het instrument

In 1984 werd Richtlijn 84/631/EEG van de Raad van 6 december 1984 20 vastgesteld, waarbij voor de gehele EU geldende maatregelen betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen werden ingevoerd. De richtlijn had betrekking op de overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen. Voor de betrokken landen was een procedure voor voorafgaande toestemming vereist, zodat zij bezwaar konden aantekenen tegen een specifieke overbrenging.

Richtlijn 84/631/EEG is gewijzigd bij Richtlijn 86/279/EEG van de Raad van 12 juni 1986, waarbij aanvullende bepalingen zijn ingevoerd om het toezicht op de uitvoer van afvalstoffen uit de Gemeenschap te verbeteren. Naar aanleiding van internationale ontwikkelingen in het kader van het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit is in 1993 de eerste verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen (Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad tot intrekking van Richtlijn 84/631/EEG) vastgesteld.

Er zij op gewezen dat een verordening — in plaats van een richtlijn — op dat moment noodzakelijk werd geacht om te zorgen voor een gelijktijdige en geharmoniseerde toepassing in alle lidstaten. De keuze voor een verordening blijft gerechtvaardigd, aangezien zij directe eisen stelt aan alle partijen, waardoor de nodige rechtszekerheid en handhavingsmogelijkheden worden geboden voor een volledig geïntegreerde markt in de hele EU. Een verordening garandeert ook dat de verplichtingen in alle 27 lidstaten op hetzelfde moment en op dezelfde wijze worden uitgevoerd.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De verordening overbrenging afvalstoffen is geëvalueerd aan de hand van vijf criteria, namelijk doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde. Ook Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie, vastgesteld op grond van artikel 37, lid 1, van de verordening overbrenging afvalstoffen, is in aanmerking genomen.

De evaluatie leverde de volgende belangrijkste bevindingen op:

·De verordening overbrenging afvalstoffen heeft een robuust rechtskader tot stand gebracht dat door de lidstaten is uitgevoerd. De verordening overbrenging afvalstoffen is over het algemeen doeltreffend gebleken bij het verwezenlijken van haar twee hoofddoelstellingen: het milieu en de menselijke gezondheid beschermen tegen de nadelige gevolgen van de overbrenging van afvalstoffen; nakomen van de internationale verplichtingen van de EU op dit gebied. Het heeft geleid tot een beter toezicht op de overbrenging van afvalstoffen en heeft bijgedragen tot een milieuhygiënisch verantwoord beheer van overgebrachte afvalstoffen op nationaal en EU-niveau.

·Tegelijkertijd hebben de verschillende niveaus en wijzen van toepassing en handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen, vaak in combinatie met verschillende interpretaties van de bepalingen en verschillende inspectieregelingen, de optimale uitvoering ervan in de hele EU belemmerd. Deze factoren beperken of ontmoedigen legale overbrenging van afvalmaterialen van goede kwaliteit naar recyclinginrichtingen, die belangrijk zijn voor de overgang naar een circulaire economie in de EU.

·Wat de uitvoer van afvalstoffen, met name ongevaarlijke afvalstoffen, uit de EU betreft, is het een groot probleem dat er onvoldoende toezicht is op de omstandigheden waaronder deze afvalstoffen worden beheerd in de landen van bestemming, met name in ontwikkelingslanden. Als gevolg daarvan heeft de uitvoer van bepaalde afvalstoffen uit de EU geleid tot problemen op het gebied van milieu en menselijke gezondheid in de landen van bestemming. Het betekent ook een verlies aan hulpbronnen voor de recyclingsector in de EU.

·Ook de illegale overbrenging van afvalstoffen binnen, vanuit en naar de EU blijft een groot probleem vanwege de algemene aard van de bepalingen van de verordening overbrenging afvalstoffen. Dit heeft met name betrekking op de elementen die door de bevoegde autoriteiten moeten worden gecontroleerd, bijvoorbeeld het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen en de handhaving. Dit is echter ook te wijten aan tekortkomingen in de uitvoering en handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen.

Deze bevindingen hebben een belangrijke rol gespeeld bij het bepalen van de doelstellingen van de herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen.

Raadpleging van belanghebbenden

Tijdens het hele evaluatie- en effectbeoordelingsproces dat diende ter voorbereiding van de herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen zijn belanghebbenden geraadpleegd. In 2018 zijn een openbare raadpleging en een workshop georganiseerd om de evaluatie voor te bereiden. Vervolgens is op 11 maart 2020 een aanvangseffectbeoordeling gepubliceerd voor feedback van het publiek, gevolgd door een openbare raadpleging tot 30 juli 2020 en een workshop op 23 en 24 september 2020. Daarnaast hebben in het kader van het effectbeoordelingsproces diverse gerichte raadplegingen plaatsgevonden met een groot aantal belanghebbenden. Meer informatie over dit raadplegingsproces is te vinden in de bijlagen 2 en 3 van het effectbeoordelingsverslag.

De belanghebbenden en de lidstaten waren het over het algemeen eens met de belangrijkste bevindingen van de evaluatie van de verordening overbrenging afvalstoffen en met de noodzaak om de verordening te herzien op basis van deze bevindingen.

Wat de overbrenging van afvalstoffen binnen de EU betreft, spraken de marktdeelnemers hun krachtige steun uit voor een modernisering van de procedures die van toepassing zijn op de overbrenging van afvalstoffen en voor de vaststelling van EU-maatregelen om versnippering van de interne markt van de EU te voorkomen. Zij riepen met name op tot digitalisering van de kennisgevingsprocedure, een betere werking van de versnelde procedures, de vaststelling van gemeenschappelijke regels om te beslissen over de indeling van afvalstoffen, en een betere standaardisering van de berekening van borgsommen. Het maatschappelijk middenveld benadrukte dat de verordening overbrenging afvalstoffen beter moet worden afgestemd op het nabijheidsbeginsel en de afvalhiërarchie. Anderzijds gaven sommige marktdeelnemers aan dat de verordening overbrenging afvalstoffen geen substantiële bepalingen mag bevatten (die in andere wetgeving zijn vastgelegd), maar beperkt zou moeten blijven tot procedurele voorschriften voor de overbrenging van afvalstoffen.

Wat de uitvoer van afvalstoffen uit de EU betreft, waren belanghebbenden het er over het algemeen over eens dat de verordening overbrenging afvalstoffen moet worden gewijzigd om situaties te voorkomen waarin afvalstoffen die uit de EU wordt uitgevoerd, verkeerd worden beheerd in de landen van bestemming. Er werden uiteenlopende standpunten geuit over mogelijke oplossingen voor dit probleem. Sommige belanghebbenden spraken hun bezorgdheid uit over maatregelen die zouden leiden tot mogelijke verstoringen van de wereldwijde handel in hoogwaardige afvalstoffen en over de gevolgen van dergelijke maatregelen voor de EU-sector op het gebied van de inzameling, sortering en recycling van afvalstoffen. Zij benadrukten met name dat er in de EU wellicht niet genoeg capaciteit is om afvalstoffen die momenteel uit de EU worden uitgevoerd, te verwerken. Dit standpunt werd niet gedeeld door enkele andere marktdeelnemers, die aangaven dat dergelijke capaciteit wel beschikbaar zou zijn. Het maatschappelijk middenveld benadrukte dat de EU zeer restrictieve maatregelen moet opstellen voor de uitvoer van kunststofafval uit de EU.

De belanghebbenden spraken in het algemeen hun steun uit voor het aanscherpen van de bepalingen tegen illegale overbrenging van afvalstoffen.

Het voorstel van de Commissie houdt rekening met deze meningen en standpunten, en biedt een evenredige benadering van de bij de evaluatie geconstateerde problemen. Dit geldt met name voor de maatregelen met betrekking tot de uitvoer van afvalstoffen, die niet neerkomen op een totaal uitvoerverbod en pas drie jaar na de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening van toepassing zullen zijn. Alle belanghebbenden en derde landen zullen daarom voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de uitvoering van de nieuwe regels.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De effectbeoordeling voor de herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen werd ondersteund door een onderzoek door externe deskundigen. Deze deskundigen hebben in de verschillende fasen van het onderzoek nauw samengewerkt met de Commissie. De Commissie heeft ook tal van andere informatiebronnen gebruikt om dit voorstel op te stellen.

Effectbeoordeling

Het voorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling. Nadat de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing in zijn negatief advies van 9 april 2021 waren behandeld, heeft een herziene effectbeoordeling op 4 juni 2021 een positief advies ontvangen. In zijn definitieve advies vroeg de raad om meer informatie, voornamelijk over de vergelijking van de opties die in de effectbeoordeling aan bod komen.

In deze effectbeoordeling werden vier beleidsopties onderzocht.

Beleidsoptie 1 is het basisscenario. Dit scenario veronderstelt dat het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit tot ten minste 2030 grotendeels ongewijzigd zullen blijven. Bovendien blijft de huidige verordening overbrenging afvalstoffen, met inbegrip van de gedelegeerde verordening, van toepassing. De huidige uitvoering ervan zal worden voortgezet en harmonisatie tussen de lidstaten zal verder worden nagestreefd door middel van bestaande inspanningen, met name de ontwikkeling van richtsnoeren en ad-hocuitwisselingen tussen de lidstaten, meestal via de correspondenten voor de overbrenging van afvalstoffen 21 . De EU zal zich ook blijven inzetten voor wereldwijde maatregelen ter verbetering van de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen en afvalbeheer in internationale organisaties, met name het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de opties 2, 3 en 4, die alternatieven zijn voor optie 1 (het basisscenario), en de combinatie van maatregelen in deze opties.

MaatregelenOptie 2

(gerichte wijzigingen)
Optie 3

(structurele wijzigingen)
Optie 4

(ingrijpende wijzigingen)
Doelstelling 1: het vergemakkelijken van overbrenging binnen de EU, met name om de verordening overbrenging afvalstoffen af te stemmen op de doelstellingen van de circulaire economie
1a) verbetering van de regeling voor vooraf goedgekeurde inrichtingenxx
1b) stroomlijning van de kennisgevingsprocedurexx
1c) verduidelijking van het toepassingsgebied van de verordening overbrenging afvalstoffenxx
1d) invoering van een verplichte EU-brede elektronische gegevensuitwisseling (EDI)xx
1e) stroomlijning van het stelsel van borgsommen door de berekening van het bedrag van de borgsom te harmoniserenxx
1f) zorgen voor wederzijdse erkenning op EU-niveau van vervoerders van gevaarlijke afvalstoffen die in één lidstaat geregistreerd zijnx
1g) afstemming van de bepalingen van de verordening overbrenging afvalstoffen op de afvalhiërarchiexx
1h) opstelling van richtsnoeren over actuele problematische kwestiesx
1i) zorgen voor afstemming op de bepalingen inzake einde-afvalfase en bijproducten in de kaderrichtlijn afvalstoffenxx
1j) belasten van de Commissie, door middel van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen, met het vaststellen van drempelwaarden voor verontreiniging van afvalstoffen om te bepalen of deze al dan niet aan de kennisgevingsprocedure moeten worden onderworpenxx
1k) totstandbrenging van wederzijdse erkenning van nationale einde-afvalfasecriteria voor de overbrenging van afvalstoffenx
1l) totstandbrenging van wederzijdse erkenning van nationale besluiten met betrekking tot de gevaarlijke aard van afvalstoffen voor de overbrenging van afvalstoffenx

Doelstelling 2: garanderen dat afvalstoffen die uit de EU worden uitgevoerd, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd
2a) specifieke verplichtingen vaststellen voor exporteurs en overheidsinstanties om ervoor te zorgen en te verifiëren dat naar derde landen uitgevoerde afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerdxx
2b) belasten van de Commissie met het vaststellen van criteria om, voor specifieke afvalstromen waarvoor de uitvoer naar derde landen bijzondere uitdagingen met zich meebrengt, onderscheid te maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffenxx
2c) vaststelling van een nieuw kader waarbinnen niet-OESO-landen de EU in kennis moeten stellen van hun bereidheid om afvalstoffen van de groene lijst in te voeren en moeten aantonen dat zij in staat zijn deze duurzaam te verwerken volgens vastgestelde criteriaxx
2d) eisen dat de uitvoer van afvalstoffen van de groene lijst uit de OESO aan de kennisgevingsprocedure wordt onderworpenx
2e) invoering van een specifieke procedure om toezicht te houden op de uitvoer van afvalstoffen naar OESO-landen en om milieuproblemen die door dergelijke uitvoer kunnen worden veroorzaakt te beperkenxx
Doelstelling 3: illegale overbrenging van afvalstoffen binnen, vanuit en naar de EU beter aanpakken
3a) verbetering van de bepalingen inzake inspecties en handhaving en de follow-upxx
3b) opstelling van richtsnoeren voor efficiënte inspecties en handhavingspraktijkenx
3c) machtiging van de Commissie (via OLAF) om transnationale onderzoeks- en coördinatiemaatregelen uit te voeren tegen de illegale handel in afvalstoffen in de EUxx
3d) versterking van de bestaande bepalingen inzake overtredingen en sanctiesxx
3e) verbetering van de traceerbaarheid van transporten van afvalstoffen van de groene lijstxx
3f) vergemakkelijking van de samenwerking tussen handhavingsautoriteiten op nationaal niveauxx
3g) oprichting van een speciale groep op EU-niveau die tot taak heeft de samenwerking op het gebied van de handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen te vergemakkelijken en te verbeterenxx


Beleidsoptie 2 (gerichte wijzigingen) voorziet in een pakket maatregelen om een aantal van de problemen die de goede werking van de verordening overbrenging afvalstoffen belemmeren, op doeltreffende en, tot op zekere hoogte, efficiënte wijze aan te pakken.

In vergelijking met het basisscenario bieden de gerichte wijzigingen doeltreffende en consistente maatregelen om specifieke doelstellingen te bereiken, met name het verminderen van de administratieve lasten en het opschalen van de overbrenging van afvalstoffen voor verwerking hoger in de afvalhiërarchie. De beoogde maatregelen alleen zouden echter geen maximale voordelen opleveren, vooral als gevolg van de geringere efficiëntie en de geringere interne samenhang. In vergelijking met de structurele wijzigingen (optie 3) zal deze optie slechts ten dele de problemen die er zijn in verband met de uitvoer van afvalstoffen het hoofd kunnen bieden (doelstelling 2). De maatregelen zijn alleen gericht op bepaalde probleemgebieden, bijvoorbeeld door criteria vast te stellen om onderscheid te maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffen (2b) of door de specifieke verplichtingen voor exporteurs vast te stellen (2a). De grootste voordelen van deze optie zijn vastgesteld voor de maatregelen 3a tot en met 3d en 3f, die gericht zijn op een betere aanpak van illegale overbrengingen van afvalstoffen binnen, vanuit en naar de EU (doelstelling 3).

In het kader van beleidsoptie 3 (structurele wijzigingen) wordt met de maatregelen 1d, 1e en 1f rechtstreeks tegemoetgekomen aan de bezorgdheid van belanghebbenden over de kosten in verband met vertragingen bij overbrengingen binnen de EU en zouden de administratieve lasten voor overheden en marktdeelnemers aanzienlijk worden beperkt (doelstelling 1). De invoering van de maatregelen 2c, 2d en 2e zou een procedureel kader op EU-niveau tot stand brengen om te garanderen dat afvalstoffen die uit de EU worden uitgevoerd, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd. Het wordt beschouwd als een evenredige en systemische aanpak van doelstelling 2. Bepaalde wijzigingen zouden niet voldoende en samenhangend genoeg zijn om het noodzakelijke effect op het niveau van de lidstaten te bereiken. Dit is met name het geval voor de voorgestelde maatregelen 3e en 3g, om illegale overbrengingen van afvalstoffen beter aan te pakken (doelstelling 3).

Uit de effectbeoordeling is gebleken dat de maatregelen in het kader van optie 2 of 3 niet volstaan om alle doelstellingen van de evaluatie op de meest doeltreffende, efficiënte en evenredige wijze te verwezenlijken. In vergelijking met deze opties zou beleidsoptie 4, waarbij maatregelen worden gecombineerd in een mix van ingrijpende wijzigingen, op een efficiënte en evenredige manier leiden tot een grotere doeltreffendheid.

De voorkeursoptie is derhalve optie 4. De combinatie van de gekozen gerichte en structurele wijzigingen zou resulteren in een evenwichtige aanpak wat betreft doeltreffendheid (verwezenlijking van de doelstellingen) en efficiëntie (kosteneffectiviteit). Het doel is ervoor te zorgen dat deze verordening de overbrenging binnen de EU kan vergemakkelijken in overeenstemming met de doelstellingen van de circulaire economie, de doelstelling van de EU om haar problemen ten aanzien van afvalstoffen niet langer uit te voeren naar derde landen kan ondersteunen, en kan bijdragen tot een betere aanpak van illegale overbrengingen van afvalstoffen, zonder dat dit buitensporige kosten of verstoringen met zich meebrengt. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan zowel i) de noodzaak van nieuwe, doeltreffende maatregelen om de drie doelstellingen te verwezenlijken, als ii) het belang dat eraan wordt gehecht dat de maatregelen uitvoerbaar zijn zonder buitensporige lasten of ongewenste effecten te veroorzaken.

Optie 4 staat ook in verhouding tot de doelstellingen die met deze herziening worden nagestreefd.

·Met betrekking tot doelstelling 1 inzake overbrengingen van afvalstoffen binnen de EU zijn alle maatregelen in het kader van optie 4 noodzakelijk om een betere integratie van de interne markt van de EU voor afvalstoffen tot stand te brengen en deze overbrengingen op recycling aan te sturen. Zij zullen belangrijke wijzigingen inhouden van de procedures die momenteel van toepassing zijn op overbrengingen en gevolgen hebben voor zowel de marktdeelnemers als de overheidsdiensten. Deze maatregelen zullen voor beide belangrijke voordelen opleveren, doordat de administratieve lasten worden verlaagd, de vertragingen worden verminderd en de informatie efficiënter wordt verwerkt. Zij zullen ook bijdragen tot de ondersteuning van de overgang naar een circulaire economie in de EU, wat de bescherming van het milieu ten goede zal komen. Deze voordelen zullen ruimschoots opwegen tegen de kosten die verbonden zijn aan de invoering van de nieuwe maatregelen, met name de regeling voor elektronische gegevensuitwisseling (maatregel 1d) 22 . De verplichting om de kennisgevingsprocedure voor overbrengingen van afvalstoffen binnen de EU via het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling te digitaliseren, zal pas 24 maanden na de inwerkingtreding van de herziene verordening overbrenging afvalstoffen van kracht worden, en er zijn reeds voorbereidende werkzaamheden met de lidstaten en belanghebbenden gaande om hen klaar te maken voor deze nieuwe regeling.

·Wat de tweede doelstelling betreft, zal optie 4 leiden tot belangrijke veranderingen in de EU-benaderingen van en het regelgevingskader voor de uitvoer van afvalstoffen uit de EU. Dit is nodig omdat de huidige verordening overbrenging afvalstoffen er niet in slaagt de doelstelling te bereiken om te zorgen voor een milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die uit de EU worden uitgevoerd, met name naar ontwikkelingslanden. Een belangrijk kenmerk van optie 4 is dat zowel marktdeelnemers als overheidsinstanties concreet actie moeten ondernemen om na te gaan of uit de EU uitgevoerde afvalstoffen in de landen van bestemming op duurzame wijze worden verwerkt. Dit zal ervoor zorgen dat zowel op het niveau van het land (maatregelen 2c en 2e) als op het niveau van de inrichting (maatregel 2a) garanties worden geboden voor de duurzame verwerking van afvalstoffen in de landen van bestemming. Deze maatregelen moeten belangrijke milieuvoordelen opleveren. Zij zullen ook economische gevolgen hebben. Voor sommige marktdeelnemers, met name als zij in de EU afvalstoffen verwerken tot secundaire materialen, zou dit ertoe kunnen leiden dat grotere hoeveelheden grondstoffen beschikbaar zijn tegen een lagere prijs, zodat dit over het algemeen een positief effect zou hebben. Voor marktdeelnemers die afval vanuit de EU overbrengen, hangt het effect ervan af van de vraag of bewezen kan worden dat de uitgevoerde afvalstoffen in de landen van bestemming op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwerkt. Het is waarschijnlijk dat de uitvoer naar sommige landen daardoor moeilijker zal worden, wat negatieve gevolgen zou hebben voor de bedrijven die afvalstoffen naar deze landen uitvoeren. De kosten als gevolg van deze situatie zijn echter beperkt en worden gecompenseerd door de algemene milieuvoordelen van de maatregelen. Tot slot is het ook belangrijk op te merken dat de evenredigheid wordt gewaarborgd door het feit dat de maatregelen van optie 4:

–verschillende regelingen toepassen voor de landen van bestemming, met meer controle op landen waar de afvalbeheerpraktijken minder duurzaam worden geacht dan in de EU (niet-OESO-landen);

–een mechanisme opzetten, zonder een algemeen verbod in te houden, waarbij invoerende landen de mogelijkheid hebben om afvalstoffen uit de EU in te voeren als zij aantonen dat zij in staat zijn het afval op duurzame wijze te verwerken, en

–pas drie jaar na de inwerkingtreding van de wijzigingen in de verordening van kracht worden, zodat alle betrokkenen een overgangsperiode hebben om zich voor te bereiden op de nieuwe regels.

·Wat de derde doelstelling betreft, voorziet optie 4 in een reeks maatregelen om de handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen te verbeteren. Zij zijn nodig om de lidstaten en de Commissie beter in staat te stellen illegale overbrengingen van afvalstoffen terug te dringen. Deze maatregelen brengen geen fundamenteel nieuwe taken of bijkomende kosten met zich mee voor marktdeelnemers en lidstaten. Een doeltreffender handhaving zou bijdragen aan het voorkomen of verminderen van het volume van illegale overbrengingen en aanzienlijke kostenbesparingen opleveren op het gebied van sanering en terugzending, en indirecte kostenbesparingen opleveren voor lidstaten waar afval wordt doorgevoerd. Een betere handhaving moet ook leiden tot een lager verlies aan belastinginkomsten. Bovendien zal de Commissie naast de voorgestelde maatregelen een breed scala van instrumenten gebruiken om de inspanningen van de lidstaten voor een betere uitvoering en handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen te blijven ondersteunen. Op EU-niveau zijn al veel initiatieven genomen tegen de illegale handel in afvalstoffen, een van de prioriteiten van het algemene EU-beleid inzake georganiseerde criminaliteit 23 . De EU verleent ook financiële steun aan operationele projecten die gericht zijn op de illegale handel in afvalstoffen 24 . Daarnaast helpt de Commissie de lidstaten op dit gebied via het Forum voor de naleving van de milieuwetgeving en milieugovernance 25 , het TAIEX-EIR PEER 2 PEER-programma 26 en het opleidingspakket milieurecht van de EU 27 .

Afbeelding 1 hieronder geeft een schematisch overzicht van de voorkeursoptie en de daarin vervatte maatregelen. Bijlage 14 bij het effectbeoordelingsverslag bevat een gedetailleerdere beschrijving van de wijze waarop de voorkeursoptie de doelstellingen van de herziening van de verordening overbrenging afvalstoffen verwezenlijkt.


Afbeelding 1 — overzicht van de maatregelen in de voorkeursoptie

Wat de algemene economische impact betreft, zou deze voorkeursoptie aanzienlijke besparingen moeten opleveren voor de marktdeelnemers die afvalstoffen overbrengen en voor de overheidsdiensten die belast zijn met de procedures voor het toestemming geven aan en het toezicht houden op deze overbrengingen, met name dankzij de invoering van het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling. Dit zal naar verwachting een besparing van ongeveer 1,4 miljoen EUR per jaar opleveren. Andere maatregelen om de verordening overbrenging afvalstoffen te moderniseren en te vereenvoudigen zullen extra besparingen opleveren. De andere belangrijke economische effecten zullen voortvloeien uit de maatregelen in verband met de uitvoer van afval, die op basis van gegevens uit 2019 een algemeen economisch voordeel voor de EU-economie zouden moeten opleveren van tussen de 200 en 500 miljoen EUR per jaar, afhankelijk van de hoeveelheid afval die in de EU wordt bewaard. Voor marktdeelnemers die in de EU zijn gevestigd, zullen de effecten van deze maatregelen aanzienlijk verschillen, afhankelijk van hun positie in de waardeketen en de soorten afvalstoffen die zij verwerken. Sommige marktdeelnemers die bij de uitvoer van deze afvalstoffen betrokken zijn, zullen de kosten van de uitvoer van dergelijke afvalstoffen waarschijnlijk zien stijgen, of zullen zich misschien tot andere afnemers in de EU gaan wenden, waar zij een lagere prijs voor hun afvalstoffen zouden krijgen. Bedrijven die afvalstoffen uitvoeren, zouden ook controleregelingen moeten opzetten (of inkopen) om na te gaan of inrichtingen in derde landen afvalbeheeractiviteiten op duurzame wijze uitvoeren; dit zou nieuwe, maar beperkte kosten met zich meebrengen. Anderzijds kunnen marktdeelnemers die afvalstoffen in de EU recyclen of verwerken misschien meer afvalstoffen als grondstof gebruiken, die zij tegen een lagere prijs dan in het basisscenario zouden moeten kunnen inkopen. De maatregelen met betrekking tot illegale overbrengingen moeten in het voordeel werken van de legale verwerkers, aangezien zij helpen bij het tegengaan van illegale activiteiten; deze vormen een rechtstreekse concurrentie voor de activiteiten van legale verwerkers. Voor in derde landen gevestigde bedrijven die uit de EU ingevoerde afvalstoffen vervoeren en verwerken, zou het effect positief zijn voor die bedrijven die hun activiteiten op milieuhygiënisch verantwoorde wijze uitvoeren, aangezien de controles hun activiteiten en concurrentievermogen zouden consolideren, hoewel zij misschien op korte termijn ook bepaalde kosten moeten maken om hun infrastructuur en normen te verbeteren. Het effect zou negatief zijn voor bedrijven die niet kunnen voldoen aan de criteria voor milieuhygiënisch verantwoord afvalbeheer zoals die in de controleregelingen zijn vastgesteld, aangezien zij klanten uit de EU zouden verliezen.

Kmo’s zullen veel baat hebben bij de maatregelen om de overbrenging van afvalstoffen binnen de EU te vergemakkelijken. De belemmeringen en lasten in verband met de tekortkomingen van de huidige procedures vormen voor hen verhoudingsgewijs een zwaardere last dan voor grotere bedrijven. De maatregelen betreffende de uitvoer van afvalstoffen zullen gevolgen hebben voor kmo’s die betrokken zijn bij uitvoergerelateerde bedrijfsactiviteiten. Zij moeten nieuwe kosten maken om controles uit te voeren in de inrichtingen waar zij hun afvalstoffen naartoe overbrengen. Deze kosten blijven echter beperkt en kunnen worden gebundeld met andere kmo’s, met name via organisaties voor producentenverantwoordelijkheid 28 . Tot slot zal het vooruitzicht dat meer afvalstoffen in de EU zullen blijven, samen met nieuwe doelstellingen en verplichtingen uit hoofde van de EU-wetgeving om de recycling ervan te waarborgen, kmo’s ook kansen bieden om innovatieve projecten en technologieën te ontwikkelen voor de recycling van afvalstoffen waarvan de verwerking bijzondere uitdagingen met zich meebrengt, zoals kunststof- en textielafval.

Deze voorkeursoptie zal naar verwachting in het algemeen een aanzienlijk positief milieueffect hebben. De maatregelen om de overbrenging van afvalstoffen voor hergebruik en recycling in de EU te vergemakkelijken, zullen ertoe leiden dat een grotere hoeveelheid afvalstoffen onder betere milieuhygiënische omstandigheden wordt verwerkt. Zij zouden ook leiden tot een grotere beschikbaarheid van secundaire materialen in de EU, ter vervanging van nieuwe materialen als grondstof voor een aantal in de EU gevestigde bedrijfstakken. De voorgestelde maatregelen met betrekking tot de uitvoer van afvalstoffen zouden positieve gevolgen hebben voor het milieu, aangezien zij betere garanties zouden bieden dat de overbrenging van afvalstoffen naar derde landen op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze plaatsvindt. Dit zou er ook toe kunnen leiden dat jaarlijks tussen de 2,4 en 6 miljoen ton aan afvalstoffen in de EU blijft, die volgens EU-normen zou worden verwerkt tot secundaire materialen. Hoewel niet al deze milieuvoordelen in geld kunnen worden uitgedrukt, zouden een betere verwerking van restafval in de EU en het voorkomen van de overbrenging van deze afvalstoffen naar derde landen een voordeel van tussen de 266 en 666 miljoen EUR per jaar kunnen opleveren. Alles bij elkaar zal het voordeel waarschijnlijk nog groter zijn. Door bij te dragen tot een verbetering van de algehele doeltreffendheid en efficiëntie van de handhaving, zouden de maatregelen met betrekking tot illegale overbrengingen de ernstige milieueffecten van illegale overbrengingen van afvalstoffen helpen voorkomen en verminderen, met algemene milieuvoordelen als gevolg.

Wat ten slotte de algemene maatschappelijke impact betreft, moeten de maatregelen in verband met de uitvoer van afvalstoffen en de maatregelen tegen illegale overbrengingen van afvalstoffen de negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid (bv. ademhalingsproblemen, lichamelijk letsel) en arbeidsomstandigheden (bv. ontbreken van sociale zekerheden, lage lonen) als gevolg van het niet-duurzame beheer van afvalstoffen verminderen, wat algemene voordelen voor de samenleving in het buitenland en in de EU oplevert. De verwerking in de EU van afvalstoffen die voorheen werden uitgevoerd, zou 9 000 tot 23 000 banen moeten opleveren bij bedrijven die deze afvalstoffen in de EU recyclen en hergebruiken. In deze sectoren zullen waarschijnlijk nog meer banen worden geschapen als gevolg van de maatregelen die moeten zorgen voor een betere werking van de verordening overbrenging afvalstoffen voor de overbrenging van afvalstoffen in de EU bestemd voor recycling en hergebruik. In derde landen kunnen er in de formele of informele afvalverwerkingssectoren banen verloren gaan wanneer minder afvalstoffen naar dat land worden uitgevoerd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel maakt optimaal gebruik van het potentieel van digitalisering om de administratiekosten te verlagen. Dit geldt met name voor het voorstel om een verplicht EU-breed systeem op te zetten voor de elektronische verstrekking en uitwisseling van gegevens en informatie in verband met de overbrenging van afvalstoffen. De ontwikkeling van een dergelijk systeem waarin nationale en/of bestaande platforms, zoals de omgeving die is ontwikkeld bij Verordening (EU) 2020/1056 inzake elektronische informatie over goederenvervoer, worden gecombineerd met een systeem op EU-niveau, zal naar verwachting geen zeer hoge kosten met zich meebrengen voor de Commissie, de lidstaten of het bedrijfsleven. Het zal de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie echter een krachtig instrument voor toezicht en handhaving bieden, alsook voor bedrijven een efficiënt instrument zijn om aan de verplichtingen van de voorgestelde verordening te voldoen.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.


4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel impliceert het gebruik van personele en financiële middelen om de correcte uitvoering van sommige bepalingen te waarborgen. Een deel van de benodigde personele middelen zal naar verwachting komen uit de bestaande toewijzingen van de Commissie. De vereiste personele middelen van de Commissie zullen bestaan uit personeel van DG ENV dat reeds voor het beheer van de actie is ingezet. Herindeling binnen het DG of van andere DG’s van personeel dat zich kan vrijmaken van hun huidige taken in verband met de uitvoering van de geldende verordening, zou ook kunnen bijdragen tot het beheer van de actie. Een extra toewijzing zou moeten worden toegekend aan het beherende DG en aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure en met inachtneming van budgettaire beperkingen.

Het voorstel bevat een aantal artikelen waarin de verdere werkzaamheden worden beschreven die moeten worden uitgevoerd om de verordening uit te voeren en die in de jaren na de inwerkingtreding door middel van uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen moeten worden vastgesteld. Deze zullen betrekking hebben op de ontwikkeling van geharmoniseerde regels voor de indeling van afvalstoffen, de berekening van borgsommen, de beoordeling van kennisgevingen van derde landen om de uitvoer van afvalstoffen uit de EU te kunnen ontvangen, en coördinerende werkzaamheden met betrekking tot de handhaving van de verordening. Hieronder volgt een gedetailleerde lijst van deze voorgenomen maatregelen:

·vaststellen van een geharmoniseerde methode voor het berekenen van borgsommen of gelijkwaardige verzekeringen;

·onderzoeken en vaststellen van geharmoniseerde grenswaarden voor verontreiniging om bepaalde afvalstoffen al dan niet op een groene lijst op te nemen;

·onderzoeken en vaststellen van criteria voor bepaalde voorwerpen of stoffen om onderscheid te kunnen maken tussen gebruikte goederen en afvalstoffen;

·vaststellen en handhaven van een nieuw kader voor de uitvoer van afvalstoffen van de groene lijst uit de EU naar een niet-OESO-land, met name het opstellen en actualiseren van een lijst van landen waar dergelijke afvalstoffen naartoe mogen worden uitgevoerd;

·toezicht houden op de uitvoer van afvalstoffen naar OESO-landen en verminderen van de milieuproblemen die door een dergelijke uitvoer kunnen worden veroorzaakt;

·organiseren en faciliteren van de werkzaamheden van een speciale groep op EU-niveau die tot taak heeft de samenwerking op het gebied van de handhaving van de verordening overbrenging afvalstoffen te vergemakkelijken en te verbeteren (“toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen”).

De Commissie zal via OLAF een specifieke rol spelen bij het aanvullen van de werkzaamheden van de lidstaten bij de handhaving van de bepalingen van deze verordening in complexe grensoverschrijdende gevallen en zich bezighouden met:

·inspecties van bedrijfsruimten/schepen/zendingen van marktdeelnemers;

·het verzamelen van informatie/inlichtingen uit een breed scala van bronnen;

·analytische werkzaamheden (gebruik van douane- en gespecialiseerde databanken en speciale instrumenten);

·het verzamelen van gegevens uit forensisch onderzoek;

·de coördinatie met wetshandhavingsinstanties, markttoezichtautoriteiten en rechterlijke instanties;

·de samenwerking met derde landen (via overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand of administratieve samenwerkingsovereenkomsten), en

·de samenwerking met andere EU-agentschappen (EOM, Europol, Eurojust, Frontex ...).

Voor de ontwikkeling van het centrale systeem voor elektronische uitwisseling van informatie over de overbrenging van afvalstoffen zijn intern binnen DG ENV werkzaamheden verricht, maar deze activiteiten zullen moeten worden uitgebreid met betrekking tot de ontwikkeling en het onderhoud van een centraal systeem voor gegevensuitwisseling met het oog op de overbrenging van afvalstoffen. Het bestaande Imsoc 29 -platform zal dienen als basis.

De Europese Commissie is verantwoordelijk voor de algemene uitvoering van deze verordening en voor de vaststelling van alle uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen waarin de verordening voorziet. Dit vereist dat de normale besluitvormingsprocedures worden gevolgd, met inbegrip van de raadpleging van belanghebbenden en comitéprocedures. De huidige financiële ramingen zijn gebaseerd op:

·Voor ENV: 1 extra AD-post (1 VTE), ondersteund door 1,5 VTE arbeidscontractanten, alsmede operationele kosten (bv. onderzoek, extern advies, vergaderingen, ...), gepland voor de algemene uitvoering van de verordening en de noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden en opstelling van secundaire wetgeving in overeenstemming met de in de verordening overbrenging afvalstoffen voorgestelde termijnen. Dit komt neer op een totaal van 4 137 000 EUR voor de periode 2024–2027, gebaseerd op de meest recente actualisering van de personeelskosten van de Commissie, zoals gerapporteerd op de website van DG BUDG: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/en/pre/legalbasis/Pages/pre-040-020_preparation.aspx

·Voor OLAF: 1 extra AD-post (1 VTE), voorzien voor de uitvoering van de relevante handhavingsgerelateerde bepalingen in de verordening. Dit komt neer op een totaal van 456 000 EUR voor de periode 2024–2026, gebaseerd op de meest recente actualisering van de personeelskosten van de Commissie, zoals gerapporteerd op de website van DG BUDG: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/en/pre/legalbasis/Pages/pre-040-020_preparation.aspx

De begroting van het voorstel wordt weergegeven tegen lopende prijzen.

Het financieel memorandum dat bij dit voorstel is gevoegd, beschrijft de gevolgen voor de begroting en voor de personele en administratieve middelen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De nieuwe verordening moet leiden tot een toename van hergebruik en recycling van afvalstoffen in de EU, een verbetering van de normen en praktijken voor afvalbeheer in landen die afvalstoffen uit de EU invoeren en een vermindering van het aantal illegale overbrengingen van afvalstoffen zowel binnen de EU als tussen derde landen en de EU. Zij moet ook bijdragen aan de opbouw van robuuste en dynamische markten voor secundaire materialen en aan de bevordering van de overgang naar een circulaire economie in de EU en in derde landen.

Wat het toezicht betreft, zouden potentiële problemen met de naleving en handhaving worden gecontroleerd aan de hand van de regelmatige uitvoerings- en voortgangsverslagen van de lidstaten, die op basis van de verslagen van deze lidstaten door de Commissie worden opgesteld.

In dit verband zij opgemerkt dat de invoering van een EU-breed systeem voor de elektronische uitwisseling van documenten en informatie (elektronische gegevensuitwisseling of “EDI”) een belangrijke maatregel is om de doeltreffendheid van de uitvoering van deze verordening te verbeteren. Dit moet alle betrokken partijen in staat stellen betere toegang te krijgen tot veel gegevens die van belang zijn voor de uitvoering van de verordening. Met name de bevoegde autoriteiten zullen over een veel uitgebreidere en consistentere dataset beschikken om toezicht te kunnen houden op afvalstromen, zowel binnen, vanuit als naar de EU, en zullen ook beter toezicht kunnen houden op de afvalstromen binnen, naar en vanuit de EU. Het EDI-systeem moet ervoor zorgen dat gestructureerde gegevens onderling worden uitgewisseld, wat consistente extractie van deze gegevens door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie mogelijk maakt. Dit zou de kwaliteit van de verslaglegging en dus ook het toezicht op de succesvolle uitvoering van de verordening aanzienlijk moeten verbeteren.

Bovendien zou de nieuwe bepaling betreffende de evaluatie van de inspectieplanning van de lidstaten door de Commissie ook een belangrijke bron van informatie zijn voor het toezicht op de uitvoering en handhaving van de verordening.

Daarnaast zouden problemen bij de naleving en handhaving kunnen worden bewaakt en besproken in het kader van de nieuwe toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen, die ook verdere acties en maatregelen op EU-niveau zou kunnen vaststellen om de doeltreffendheid van de verordening in de toekomst te vergroten.

Ten slotte zal de verordening binnen tien jaar na de inwerkingtreding ervan worden herzien om ervoor te zorgen dat de doelstellingen ervan worden bereikt en dat de bepalingen ervan gerechtvaardigd blijven.

Artikelsgewijze toelichting

Titel I bevat algemene bepalingen inzake het doel, het toepassingsgebied en de definities van deze verordening.

Artikel 1 omschrijft het onderwerp van de verordening, namelijk het vaststellen van maatregelen ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door het voorkomen of verminderen van de nadelige gevolgen die de overbrenging van afvalstoffen met zich kan meebrengen.

Artikel 2 geeft een overzicht van het toepassingsgebied van deze verordening.

Artikel 3 bevat definities.

Titel II bevat bepalingen inzake overbrengingen binnen de EU, met of zonder doorvoer door derde landen.

Artikel 4 geeft een overzicht van het algemene procedurele kader dat van toepassing is op de overbrenging van afvalstoffen binnen de EU.

Hoofdstuk 1 van deze titel bevat de bepalingen die van toepassing zijn op de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming.

Artikel 5 bepaalt dat een kennisgever een verzoek om kennisgeving moet indienen wanneer hij voornemens is afvalstoffen over te brengen op grond van artikel 4, leden 1 en 2.

Artikel 6 bevat de voorschriften met betrekking tot de opdracht die in het verzoek om kennisgeving moet worden opgenomen.

Artikel 7 bevat de voorschriften met betrekking tot de borgsom die moet worden gesteld voor aangemelde overbrengingen van afvalstoffen.

Artikel 8 beschrijft de procedurele stappen en termijnen voor het aanvragen en indienen van aanvullende informatie om een verzoek om kennisgeving te voltooien.

Artikel 9 beschrijft de procedurele stappen en termijnen waarbinnen de bevoegde autoriteiten een besluit moeten nemen over het toestemming geven aan of weigeren van voorgenomen overbrengingen, volgens het verzoek in de kennisgeving.

Artikel 10 bepaalt dat de betrokken bevoegde autoriteiten voorwaarden kunnen stellen voor een overbrenging waarvoor toestemming is verleend.

Artikel 11 bepaalt dat de overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen verboden is, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan, in welk geval toestemming kan worden verleend voor de overbrenging van afvalstoffen.

Artikel 12 noemt de gronden waarop een bevoegde autoriteit bezwaar kan maken tegen een overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen.

Artikel 13 voorziet in de mogelijkheid om algemene kennisgevingen te verlenen in het geval van meerdere overbrengingen van dezelfde afvalstoffen naar dezelfde verwerkingsinrichting.

Artikel 14 bevat bepalingen inzake de voorwaarden waar inrichtingen voor nuttige toepassing in de lidstaten aan moeten voldoen om vooraf te worden goedgekeurd, de wederzijdse erkenning door de lidstaten van dergelijke inrichtingen en de specifieke versnelde procedure voor de overbrenging van bepaalde afvalstoffen naar dergelijke inrichtingen.

Artikel 15 bevat aanvullende bepalingen met betrekking tot overbrengingen naar inrichtingen voor voorlopige afvalverwerkingshandelingen.

Artikel 16 bevat de voorschriften die van toepassing zijn nadat toestemming voor overbrenging is verleend.

Artikel 17 bevat bepalingen inzake wijzigingen in de overbrenging nadat toestemming is verleend.

Hoofdstuk 2 van deze titel bestaat uit artikel 18, dat voorziet in de algemene informatievereisten voor de overbrenging van afvalstoffen van de groene lijst.

Hoofdstuk 3 van deze titel bevat algemene voorschriften.

Artikel 19 verbiedt het mengen van afvalstoffen tijdens de overbrenging.

Artikel 20 bevat bepalingen inzake de bewaarplicht van documenten en informatie.

Artikel 21 bevat bepalingen inzake de openbaarmaking van kennisgevingen.

Hoofdstuk 4 van deze titel behandelt de terugnameplicht en bestaat uit de artikelen 22 tot en met 25, die voorzien in de terugname van overbrengingen en het dragen van de kosten van die terugname.

Hoofdstuk 5 van deze titel bevat algemene administratieve bepalingen.

In artikel 26 is bepaald dat de krachtens deze verordening vereiste informatie en documenten langs elektronische weg worden verstrekt en uitgewisseld, en worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de systemen voor een dergelijke uitwisseling moeten functioneren.

Artikel 27 bepaalt in welke talen documenten en mededelingen in het kader van deze verordening moeten worden opgesteld.

Artikel 28 bepaalt dat de toepasselijke procedurele voorschriften moeten worden nageleefd in geval van onenigheid over de indeling van afvalstoffen of materialen die worden overgebracht. Het voorziet bovendien in de bevoegdheid van de Commissie om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen om de indeling van bepaalde afvalstoffen en het onderscheid tussen gebruikte goederen en afvalstoffen voor bepaalde grondstoffen te verduidelijken.

Artikel 29 bepaalt welke kosten aan de kennisgevers in rekening kunnen worden gebracht.

Artikel 30 voorziet in de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen overeenkomsten in grensgebieden te sluiten.

Hoofdstuk 6 van deze titel bevat bepalingen inzake overbrengingen binnen de EU met doorvoer via derde landen.

Artikel 31 voorziet in specifieke termijnen voor de bevoegde autoriteit van de betrokken derde landen voor het verlenen van schriftelijke toestemming in geval van overbrenging voor verwijdering binnen de EU met doorvoer door deze derde landen.

Artikel 32 voorziet in specifieke termijnen voor de bevoegde autoriteit van de betrokken derde landen voor het verlenen van schriftelijke toestemming in het geval van overbrenging voor nuttige toepassing binnen de EU met doorvoer door deze derde landen.

Titel III bestaat uit één artikel (artikel 33) en heeft betrekking op de noodzaak voor de lidstaten om nationale regelingen voor de overbrenging van afvalstoffen binnen één lidstaat vast te stellen, om de samenhang met het systeem van de EU te waarborgen.

Titel IV bevat bepalingen inzake de uitvoer uit de EU naar derde landen.

Hoofdstuk 1 van deze titel bevat bepalingen inzake de uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen uit de EU.

Artikel 34 voorziet in een uitvoerverbod, behalve naar EVA-landen.

Artikel 35 voorziet in de procedurele vereisten voor uitvoer naar EVA-landen. Dit artikel verwijst mutatis mutandis naar titel II en voorziet in relevante aanpassingen en aanvullingen daarop. De procedurele bepalingen in hoofdstuk 2 van deze titel IV verwijzen naar dit artikel.

Hoofdstuk 2 van deze titel bevat bepalingen inzake de uitvoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing uit de EU.

Afdeling 1 bevat bepalingen inzake de uitvoer van gevaarlijke en andere afvalstoffen naar niet-OESO-landen, waarbij artikel 36 voorziet in een verbod op de uitvoer van gevaarlijke en andere afvalstoffen naar niet-OESO-landen vanuit de EU.

Afdeling 2 bevat bepalingen inzake de uitvoer van ongevaarlijke afvalstoffen naar niet-OESO-landen, waarbij de artikelen 37 tot en met 40 voorzien in een verbod op de uitvoer van ongevaarlijke afvalstoffen naar niet-OESO-landen, behalve wanneer een niet-OESO-land zijn bereidheid tot invoer kenbaar maakt en aantoont dat het in staat is bepaalde afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze te beheren. Deze artikelen bevatten voorts de procedure voor derde landen om hun bereidheid en vermogen kenbaar te maken om afvalstoffen te ontvangen en te beheren, en de bevoegdheid van de Commissie om deze kennisgevingen te beoordelen en een lijst te publiceren van landen die in aanmerking komen voor uitvoer uit de EU van bepaalde afvalstoffen van de groene lijst.

Afdeling 3 bevat bepalingen inzake de uitvoer naar OESO-landen.

Artikel 41 bevat de procedurele voorschriften voor uitvoer voor nuttige toepassing naar OESO-landen buiten de EU. Dit artikel verwijst mutatis mutandis naar titel II en verwijst naar artikel 35, en voorziet in relevante aanpassingen en aanvullingen daarop.

Artikel 42 voorziet in toezicht op de uitvoer naar OESO-landen en in een vrijwaringsprocedure wanneer de uitvoer van afvalstoffen naar dergelijke landen leidt tot een situatie waarin dergelijke afvalstoffen niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd. Dit artikel bepaalt dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om waar nodig maatregelen te nemen wanneer de afvalstoffen niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt beheerd.

Hoofdstuk 3 van deze titel bevat aanvullende verplichtingen voor de uitvoer van afvalstoffen.

Artikel 43 bevat verplichtingen voor exporteurs om ervoor te zorgen dat de door hen uitgevoerde afvalstoffen op de plaats van bestemming op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd.

Artikel 44 bevat verplichtingen voor de uitvoerende lidstaten om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze titel correct worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 4 van deze titel bevat algemene bepalingen.

Artikel 45 verbiedt de uitvoer van afvalstoffen naar het Zuidpoolgebied.

Artikel 46 bepaalt dat de uitvoer naar landen of gebieden overzee van voor verwijdering en voor nuttige toepassing bestemde gevaarlijke afvalstoffen verboden is en dat op andere uitvoer voor nuttige toepassing titel II mutatis mutandis van toepassing is.

Titel V bevat bepalingen inzake de invoer in de EU uit derde landen.

Hoofdstuk 1 van deze titel bevat bepalingen inzake de invoer in de EU van voor verwijdering bestemde afvalstoffen.

Artikel 47 verbiedt de invoer, behalve uit een land dat partij is bij het Verdrag van Bazel of met een bestaande overeenkomst, of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties.

Artikel 48 bevat procedurele voorschriften voor de invoer uit een land dat partij is bij het Verdrag van Bazel of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties. Dit artikel verwijst mutatis mutandis naar titel II en voorziet in relevante aanpassingen en aanvullingen daarop. De procedurele bepalingen in hoofdstuk 2 van deze titel IV verwijzen naar dit artikel.

Hoofdstuk 2 van deze titel bevat bepalingen inzake de invoer in de EU van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen.

Artikel 49 verbiedt de invoer uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, een land dat partij is bij het Verdrag van Bazel of met een bestaande overeenkomst, of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties.

Artikel 50 bevat procedurele voorschriften voor de invoer uit een land waarop het OESO-besluit van toepassing is of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties. Dit artikel verwijst mutatis mutandis naar titel II en verwijst naar artikel 45, en voorziet in relevante aanpassingen en aanvullingen daarop.

Artikel 51 bevat procedurele voorschriften voor de invoer uit een land dat niet onder het OESO-besluit valt en dat partij is bij het Verdrag van Bazel of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties. In dit artikel wordt mutatis mutandis verwezen naar artikel 45.

Hoofdstuk 3 van deze titel bevat aanvullende verplichtingen.

Artikel 52 bevat verplichtingen voor de invoerende lidstaten om te zorgen voor een goed beheer van ingevoerde afvalstoffen en verbiedt elke invoer indien er redenen zijn om aan te nemen dat de afvalstoffen niet naar behoren zullen worden beheerd.

Hoofdstuk 4 van deze titel bevat algemene bepalingen.

Artikel 53 bepaalt dat voor de invoer uit landen en gebieden overzee titel II mutatis mutandis van toepassing is.

Titel VI bevat bepalingen inzake de doorvoer door de EU van en naar derde landen.

Artikel 54 bevat bepalingen inzake de doorvoer bestemd voor verwijdering.

Artikel 55 bevat bepalingen inzake de doorvoer bestemd voor nuttige toepassing.

1.

Titel VII bevat bepalingen inzake de handhaving van deze verordening.


Hoofdstuk 1 van deze titel bestaat uit één artikel (artikel 56) en bevat de algemene verplichtingen voor alle bij de overbrenging van afvalstoffen betrokken partijen om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de afvalstoffen die zij overbrengen, gedurende de overbrenging en tijdens de nuttige toepassing en verwijdering ervan zonder gevaar voor de menselijke gezondheid en op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd.

Hoofdstuk 2 van deze titel bevat bepalingen over de handhaving van deze verordening.

Afdeling 1 gaat over de handhavingsmaatregelen door de lidstaten.

Artikel 57 bevat bepalingen inzake inspecties.

Artikel 58 bevat bepalingen inzake documentatie en bewijsmateriaal.

2.

Artikel 59 bevat bepalingen inzake de inspectieplanning van de lidstaten.


Artikel 60 bevat bepalingen inzake sancties.

Artikel 61 bevat bepalingen inzake samenwerking op het gebied van handhaving op nationaal niveau.

Artikel 62 bevat bepalingen inzake samenwerking op het gebied van handhaving tussen de lidstaten.

Artikel 63 bevat bepalingen inzake de toezichtsgroep inzake overbrenging van afvalstoffen.

Afdeling 2 heeft betrekking op de handhavingsactiviteiten van de Commissie in het kader van deze verordening.

Titel VIII bevat de slotbepalingen.

Artikel 69 bevat bepalingen inzake de verslagleggingsverplichtingen van de lidstaten.

Artikel 70 bevat bepalingen inzake internationale samenwerking.

Artikel 71 bevat bepalingen inzake de aanwijzing van bevoegde autoriteiten in de lidstaten.

Artikel 72 bevat bepalingen inzake de aanwijzing van correspondenten.

Artikel 73 bevat bepalingen inzake de aanwijzing van douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de EU.

Artikel 74 bevat bepalingen inzake de kennisgeving van en informatie over aanwijzingen.

Artikel 75 bevat bepalingen inzake de wijziging van de bijlagen I tot en met X bij deze verordening.

In de artikelen 76 en 77 worden de voorwaarden vastgesteld voor de vaststelling door de Commissie van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

Artikel 78 wijzigt Verordening (EU) nr. 1257/2013 om haar en deze verordening in overeenstemming te brengen met de toepasselijke internationale verplichtingen van de EU en de lidstaten met betrekking tot scheepswrakken.

Artikel 79 wijzigt Verordening (EU) 2020/1056 om de verwijzingen in die verordening naar documenten voor de overbrenging van afvalstoffen te actualiseren.

Artikel 80 voorziet in een herziening van deze verordening in 2034.

Artikel 81 voorziet in intrekkings- en overgangsbepalingen.

Artikel 82 voorziet in de inwerkingtreding en toepassing van deze verordening.