Toelichting bij COM(2022)8 - Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de actualisering van het certificaat van vrijstelling van btw en/of accijnzen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Sinds 1977 kent de btw-richtlijn 1 een vrijstelling voor leveringen van goederen en diensten aan de strijdkrachten van elke staat die partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag, voor zover deze strijdkrachten deelnemen aan een gemeenschappelijke defensie-inspanning buiten hun eigen staat. Deze vrijstelling moest tegemoetkomen aan situaties waarin de keten van inkomsten- en uitgavenstromen doorbroken wordt, omdat de btw op dergelijke prestaties in de regel inkomsten genereert voor de staat waar de strijdkrachten zich bevinden in plaats van hun eigen staat. Zij is opgenomen in artikel 151 van de btw-richtlijn.

Ook de accijnsrichtlijn 2 kent sinds 1993 een vergelijkbare vrijstelling van accijns 3 voor overbrengingen van accijnsgoederen naar de strijdkrachten van alle staten die lid zijn van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO).

In december 2019 4 heeft de Raad de btw- en de accijnsrichtlijn gewijzigd om vrijstelling te verlenen voor de defensie-inspanningen die strijdkrachten van een lidstaat in een andere lidstaat verrichten ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), dat aanvankelijk in 2000 was opgezet als het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB). Deze nieuwe maatregelen moeten vanaf 1 juli 2022 door de lidstaten worden toegepast.

In juli 2021 5 heeft de Raad de btw-richtlijn gewijzigd om ook vrijstelling te verlenen voor maatregelen die op het niveau van de Unie worden genomen in reactie op de COVID-19-pandemie. Deze nieuwe vrijstellingen moesten met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021 door de lidstaten worden toegepast.

Het is dus zaak de maatregelen in de btw-uitvoeringsverordening 6 waarmee uitvoering wordt gegeven aan de in artikel 151 van de btw-richtlijn vastgestelde vrijstellingen, aan die wijzigingen aan te passen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel hangt nauw samen met de in december 2019 aangenomen wijzigingen van de btw- en de accijnsrichtlijn en vormt een aanvulling op het btw-actieplan 7 van 2016 waarin is beschreven hoe het btw-stelsel kan worden gemoderniseerd om het eenvoudiger, fraudebestendiger en ondernemingsvriendelijk te maken. Het hangt ook nauw samen met de in juli 2021 aangenomen wijzigingen van de btw-richtlijn om vrijstelling te verlenen voor Uniemaatregelen in reactie op de COVID-19-pandemie, waarmee de gevolgen van de huidige gezondheidscrisis worden aangepakt.

Het voorstel strekt tot vaststelling van maatregelen waarmee uitvoering kan worden gegeven aan de nieuwe vrijstellingen overeenkomstig artikel 151, lid 1, punten a ter), b bis) en b ter), van de btw-richtlijn en artikel 12, lid 1, punt b bis), van de accijnsrichtlijn.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met de mondiale strategie van de Europese Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid 8 en het uitvoeringsplan inzake veiligheid en defensie 9 , dat voorstellen bevat voor de uitvoering van deze strategie op het gebied van veiligheid en defensie.

Het geeft uitvoering aan de toezegging die de Commissie in het actieplan voor militaire mobiliteit 10 heeft gedaan, om te beoordelen of het haalbaar is om de btw-behandeling van de defensie-inspanningen in het kader van de EU en onder de koepel van de NAVO op elkaar af te stemmen.

Het voorstel is ook in overeenstemming met het Europees defensieactieplan 11 , dat onder meer voorziet in de oprichting van een Europees Defensiefonds 12 , en met het Athenamechanisme 13 , dat (krachtens artikel 41, lid 2, VEU) de financiering van de gemeenschappelijke kosten van militaire missies en operaties van de EU in het kader van het GVDB regelt.

Het voorstel is, tot slot, in overeenstemming met door de Unie genomen initiatieven in reactie op de COVID-19-pandemie en ondersteunt met name dringende maatregelen die in het kader van het instrument voor noodhulp (ESI 14 ) worden genomen om de gevolgen van de huidige gezondheidscrisis aan te pakken.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 397 van de btw-richtlijn. In dit artikel is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen de nodige maatregelen vaststelt ter uitvoering van deze richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Om de onderlinge aanpassing van de btw- en accijnsbehandeling van de defensie-inspanningen in het kader van de EU en van de NAVO (waarin de wijzigingen van de btw- en accijnsrichtlijn voorzien) te voltooien en om ervoor te zorgen dat de vrijstellingen die in de btw-richtlijn zijn opgenomen om de Uniemaatregelen in reactie op de COVID-19-pandemie te ondersteunen, in de praktijk kunnen worden toegepast, dient de btw-uitvoeringsverordening dienovereenkomstig te worden gewijzigd. De lidstaten kunnen dit niet alleen doen. De aanpassing vereist een voorstel van de Commissie om de btw-uitvoeringsverordening te wijzigen.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het niet verder gaat dan wat nodig is ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Verdragen in verband met de goede werking van de eengemaakte markt en de geleidelijke vormgeving van een gemeenschappelijk defensiebeleid in het kader van het GVDB. Dit voorstel heeft betrekking op praktische aspecten die voortvloeien uit de onderlinge aanpassing van het toepassingsgebied van de vrijstellingen voor de defensie-inspanningen in het kader van de EU en van de NAVO, en uit de vaststelling van nieuwe vrijstellingen voor Uniemaatregelen die in reactie op de COVID-19-pandemie worden genomen (zoals reeds door de Raad goedgekeurd) en geen noemenswaardig effect op de belastinggrondslag zullen hebben.

Keuze van het instrument

Er wordt voorgesteld een uitvoeringsverordening aan te nemen om de btw-uitvoeringsverordening te wijzigen.

3. EVALUATIE EN RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN

Raadpleging van belanghebbenden

De lidstaten zijn geraadpleegd in de groep over de toekomst van de btw 15 en hebben breed ingestemd met een EU-optreden dat voorziet in een btw-vrijstelling voor leveringen van goederen en diensten in verband met de defensie-inspanning binnen het Uniekader, naar analogie met de vrijstelling voor leveringen van goederen en diensten in verband met de NAVO-defensie-inspanning op grond van artikel 151, lid 1, punten c) en d), van de btw-richtlijn.

Voor de maatregelen in reactie op de COVID-19-pandemie zijn geen belanghebbenden geraadpleegd vanwege het urgente karakter van dit initiatief.

Dit voorstel geeft alleen uitvoering aan de nodige praktische regelingen voor een soepele toepassing van de nieuwe btw-vrijstellingen in de praktijk.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Voordat zij haar voorstel voor de btw-vrijstelling voor leveringen van goederen en diensten in verband met de defensie-inspanning binnen het Uniekader heeft gedaan, heeft de Commissie deskundig advies gezocht bij vertegenwoordigers van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) 16 , het Europees Defensieagentschap (EDA) 17 en defensiedeskundigen die de leden van de groep over de toekomst van de btw bijstaan. Voor de voorgestelde vrijstelling in reactie op de COVID-19-pandemie heeft de Commissie zich gebaseerd op publiek beschikbare informatie over de epidemiologische situatie en op relevante beschikbare wetenschappelijke gegevens met betrekking tot de huidige COVID-19-pandemie. Voor dit voorstel, dat uitvoering geeft aan deze vrijstellingen, was geen verdere expertise nodig.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel houdt geen verband met Refit en heeft geen bijzondere gevolgen voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel wijzigt alleen het vrijstellingscertificaat dat in de praktijk nodig is om de btw-vrijstellingen toe te passen, maar wijzigt het toepassingsgebied van de vrijstellingen als zodanig niet. Er zijn dus geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal toezien op de uitvoering van de voorgestelde maatregelen in het kader van haar controletaken inzake de correcte toepassing van de btw- en accijnswetgeving van de EU.

Artikelsgewijze toelichting

De artikelen 1 en 2 van het voorstel vervangen het certificaat van vrijstelling van btw en/of accijnzen in bijlage II bij de btw-uitvoeringsverordening door een nieuwe versie die ook ziet op goederen en diensten die bestemd zijn voor officieel gebruik door de strijdkrachten van een lidstaat die deelnemen aan een Unieoptreden in een andere lidstaat in het kader van het GVDB, en op goederen en diensten die door de Europese Commissie of een Europees agentschap of orgaan worden aangekocht bij de uitvoering van hun taken, teneinde te reageren op de COVID-19-pandemie. Aan dit voorstel zijn twee versies van het certificaat van vrijstelling van btw en/of accijnzen gehecht om rekening te houden met het tijdschema voor de inwerkingtreding van de wijzigingen van de btw-richtlijn. Het certificaat in bijlage I bij het voorstel, waarin een vak is opgenomen voor begunstigde instellingen bij de uitvoering van hun taken in reactie op de COVID-19-pandemie, zal onmiddellijk van toepassing worden. Deze versie zal per 1 juli 2022 worden vervangen door de versie in bijlage II bij het voorstel, waarin een vak voor activiteiten in het kader van het GVDB is toegevoegd.

Niettegenstaande de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie wordt het vak in bijlage II dat verwijst naar de strijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk die op het eiland Cyprus gestationeerd zijn, gehandhaafd. Overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord 18 en met name het protocol inzake de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen 19 , zijn de bepalingen van het recht van de Unie inzake omzetbelasting, accijnzen en andere vormen van indirecte belastingen die zijn vastgesteld op grond van artikel 113 VWEU, van toepassing op en in de Sovereign Base Areas 20 en verstrekt het Verenigd Koninkrijk vrijstellingscertificaten na goedkeuring door de Republiek Cyprus 21 .