Toelichting bij COM(2022)15 - Mobiliteit van jonge vrijwilligers in de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2022)15 - Mobiliteit van jonge vrijwilligers in de EU.
bron COM(2022)15 NLEN
datum 13-01-2022
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De Europese Unie is gegrondvest op solidariteit tussen burgers en tussen lidstaten. Deze universele en gemeenschappelijke waarde vormt de leidraad voor haar acties en zorgt voor de eenheid die nodig is om het hoofd te bieden aan de uitdagingen waarmee de samenleving nu en in de toekomst wordt geconfronteerd. De Europese jongeren kunnen deze uitdagingen aangaan door hun solidariteit in de praktijk te betonen.

De COVID‑19-pandemie heeft ongekende gevolgen gehad voor het onderwijs, de werkgelegenheid, de sociale inclusie en de geestelijke gezondheid van jongeren. Ze heeft hun kansen op onderwijs en werkgelegenheid beknot en velen hebben zich geïsoleerd, angstig en depressief gevoeld. Tegelijkertijd hebben de jongeren blijk gegeven van intergenerationele solidariteit en steun. Zij lieten grote veerkracht zien en verrichtten grote inspanningen om de gevolgen van de pandemie te verzachten.

In haar toespraak over de Staat van de Unie van 15 september 2021 heeft voorzitter Von der Leyen aangekondigd dat de Europese Commissie zou voorstellen 2022 uit te roepen tot Europees Jaar van de jeugd, “een jaar dat in het teken staat van de jongeren, die zoveel hebben overgehad voor anderen”. Zij benadrukte dat “Europa zijn jongeren stuk voor stuk nodig heeft”. Op 14 oktober 2021 heeft de Commissie een ontwerpvoorstel ingediend voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad over een Europees Jaar van de jeugd 2022. Een van de doelstellingen van het Europees Jaar van de jeugd is het bevorderen van de kansen die het overheidsbeleid op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau aan de jongeren biedt ter ondersteuning van hun persoonlijke, sociale en professionele ontwikkeling.

Het Europees Solidariteitskorps 1 is het éénloketsysteem van de Unie voor mogelijkheden voor vrijwilligerswerk voor jongeren. Jongeren krijgen tal van mogelijkheden om deel te nemen aan solidariteitsactiviteiten op een groot aantal gebieden en om nationale, regionale en lokale actoren te ondersteunen bij hun inspanningen om het hoofd te bieden aan de verschillende uitdagingen en crises.

Vrijwilligerswerk (zowel binnen als buiten de Unie) vormt een rijke ervaring in een niet-formele en informele leeromgeving, draagt bij tot de persoonlijke, sociaal-educatieve en professionele ontwikkeling van de jongeren en vergroot hun actieve burgerschap, burgerparticipatie en inzetbaarheid. De zin voor initiatief van jongeren is een belangrijke troef voor de maatschappij en de arbeidsmarkt.

Grensoverschrijdend vrijwilligerswerk in de hele EU heeft een extra dimensie, namelijk het helpen van een gemeenschap in een ander land, het vergroten van intercultureel begrip en het leren en werken in een vreemde taal. Meertaligheid, multiculturalisme en aanpassingsvermogen worden gewaardeerd op de Europese arbeidsmarkt.

Op 20 november 2008 heeft de Raad een aanbeveling aangenomen over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie (“de aanbeveling van de Raad van 2008”) 2 . Tien jaar later heeft de Raad de Commissie verzocht een actualisering voor te stellen van de aanbeveling van de Raad van 2008 over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de EU, in het kader van zijn resolutie ter goedkeuring van de EU-strategie voor jongeren (2019‑2027) 3 .

De mededeling over de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte tegen 2025 4 benadrukte dat “[m]ede dankzij niet-formeel leren, met inbegrip van vrijwilligerswerk, levens- en beroepsvaardigheden en ‑competenties [kunnen] worden verworven. Deze vaardigheden en competenties moeten worden bevorderd, gewaardeerd en ten volle erkend”. Deze mededeling beklemtoonde ook dat “[e]r echter nog steeds obstakels [zijn] voor de grensoverschrijdende mobiliteit van vrijwilligers (bijvoorbeeld het gebrek aan erkenning van leerresultaten door werkgevers)”. Zij kondigt aan dat geactualiseerde beleidsrichtsnoeren zullen worden opgesteld om de juridische, financiële en administratieve obstakels uit de weg te ruimen die nog steeds een belemmering vormen voor grensoverschrijdend vrijwilligerswerk van jongeren en solidariteit. Dankzij deze geactualiseerde richtsnoeren zullen de inclusiviteit, de kwaliteit en de erkenning van grensoverschrijdend vrijwilligerswerk verder worden verbeterd in het kader van het Europees Solidariteitskorps.

In zijn nieuwe strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021‑2030) 5 heeft de Raad in het kader van prioritair gebied 1 bevestigd dat “het bevorderen, waarderen en erkennen van niet-formeel leren, met inbegrip van vrijwilligerswerk, en verbeteren van de inclusiviteit, kwaliteit en erkenning van grensoverschrijdende solidariteitsactiviteiten” een concreet punt voor actie is.

In haar verslag van 14 oktober 2021 over de uitvoering van de EU-strategie voor jongeren 6 verwijst de Commissie naar haar herziening van de aanbeveling van de Raad van 2008 om de mogelijkheden op het gebied van mobiliteit en vrijwilligerswerk verder te ondersteunen. Het verslag benadrukt dat deze herziening relevant en actueel is in de context van de pandemie en de nieuwe prioriteiten (gezondheid en veiligheid van vrijwilligers, solidariteit tussen de generaties), en dat nieuwe vormen van vrijwilligerswerk, met name digitaal vrijwilligerswerk en vrijwilligerswerk dat deels digitaal en deels ter plaatse gebeurt, moeten worden onderzocht.

De aanbeveling van de Raad van 2008 was erop gericht obstakels voor vrijwilligerswerk in Europa weg te nemen door het bewustzijn te vergroten, de capaciteit om mogelijkheden op het gebied van vrijwilligerswerk aan te bieden, te verhogen, belemmeringen voor de deelname, in het bijzonder van kansarme groepen, te verkleinen en de erkenning van de verworven vaardigheden te verbeteren. De aanbeveling van de Raad van 2008 verzocht de Commissie de lidstaten te ondersteunen door middel van acties, zoals wederzijds leren, het bieden van stimulansen door middel van mobiliteitsprogramma’s en het opzetten van een onlineportaal om de vraag naar en het aanbod van vrijwilligerswerk op elkaar af te stemmen. Die acties werden opgevolgd en vormen nu een geïntegreerd onderdeel van de jongerenactiviteiten van de EU. De meeste problemen die in de aanbeveling van de Raad van 2008 zijn aangehaald, zijn nog steeds relevant en de uitvoering ervan moet worden voortgezet. De bijgewerkte versie moet echter rekening houden met veranderingen die zich sinds 2008 hebben voorgedaan, waaronder:

–een vrijwilligerslandschap dat is geëvolueerd, met name sinds de oprichting van het Europees Solidariteitskorps als belangrijkste aanbieder van transnationale solidariteitsactiviteiten voor jongeren op EU-niveau, en nieuwe nationale vrijwilligers- en dienstenregelingen, ook met transnationale elementen;

–belemmeringen voor de mobiliteit als gevolg van onvoorziene omstandigheden (zoals de COVID‑19-pandemie) en de noodzaak om de gezondheid en veiligheid van de vrijwilligers te beschermen en in stand te houden;

–er wordt nu ruimer erkend dat dankzij vrijwilligerswerk vaardigheden en competenties worden ontwikkeld die de arbeidsmarkt nodig heeft. Er zijn nieuwe instrumenten beschikbaar geworden om de leerresultaten te documenteren en te valideren, wat ten goede komt aan de persoonlijke, educatieve, sociale en professionele ontwikkeling van vrijwilligers en dus aan hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt; de vrijwilligersgemeenschap en ook de werkgevers moeten hiervan volledig op de hoogte worden gesteld;

–de noodzaak om meer kansarme jongeren een ervaring als vrijwilliger te laten beleven;

–demografische uitdagingen, waaronder de vergrijzing van de Europese bevolking, waardoor er meer mogelijkheden zijn voor solidariteit tussen de generaties;

–de opkomst van nieuwe trends op het gebied van vrijwilligerswerk, zoals digitaal 7 en “commercieel” vrijwilligerswerk 8 ;

–toenemende bezorgdheid over milieueffecten en duurzame mobiliteit.

In de hele EU blijven er talrijke belemmeringen bestaan voor transnationaal vrijwilligerswerk. Het wegnemen of beperken van dergelijke belemmeringen is van cruciaal belang voor de doeltreffende en efficiënte werking van het programma “Europees Solidariteitskorps” en soortgelijke nationale vrijwilligersprogramma’s in de hele EU. De verschillende belanghebbenden meldden als belangrijkste belemmeringen:

–de diversiteit van de nationale administratieve en regelgevingskaders op het gebied van vrijwilligerswerk;

–het gebrek aan praktische online informatie over kwesties als de socialezekerheidsdekking van transnationale vrijwilligers, de socialezekerheidsrechten van vrijwilligers, de procedures voor het aanvragen van een Europese ziekteverzekeringskaart enz. 9 ;

–gebrek aan besef van de waarde van een ervaring als vrijwilliger en onderbenutting van regelingen voor de validatie van de vaardigheden die een vrijwilliger via vrijwilligerswerk verwerft;

–gebrek aan mogelijkheden voor vrijwilligerswerk voor kansarme jongeren;

–vaak onduidelijke regels voor de ondersteuning en bescherming van vrijwilligers, ook in tijden van crisis zoals de COVID‑19-pandemie;

–gebrek aan synergie tussen EU- en nationale regelingen met betrekking tot transnationale vrijwilligersactiviteiten.

1.

De voorgestelde aanbeveling van de Raad is erop gericht:


–transnationaal vrijwilligerswerk voor jongeren, in het kader van het Europees Solidariteitskorps of andere regelingen op nationaal niveau, te faciliteren;

–beleidsrichtsnoeren voor te stellen om aspecten met betrekking tot inclusiviteit, kwaliteit, erkenning en duurzaamheid van transnationaal vrijwilligerswerk voor jongeren te versterken;

–de complementariteit tussen vrijwilligersprogramma’s in de lidstaten enerzijds en het Europees Solidariteitskorps te bevorderen, en

–wederzijds leren en netwerken in het kader van transnationale vrijwilligersactiviteiten voor jongeren aan te moedigen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel bouwt voort op verschillende relevante EU-jeugdbeleidsmaatregelen. In de EU-strategie voor jongeren wordt de rol van de EU op het gebied van jongerenzaken en solidariteitsactiviteiten uiteengezet. De strategie bestrijkt de samenwerking op het gebied van jeugdbeleid van de EU voor de periode 2019‑2027 en bevordert de deelname van jongeren aan het democratische leven; ook steunt zij sociale en maatschappelijke betrokkenheid, vrijwilligerswerk en deelname aan solidariteitsactiviteiten, en streeft zij ernaar dat alle jongeren over de nodige middelen beschikken om te participeren in de samenleving.

Het Europees Solidariteitskorps, dat in 2016 van start is gegaan, is sinds 2018 gebaseerd op een op zichzelf staande verordening en autonome begroting 10 . Het Europees Solidariteitskorps vormt een centraal aanspeekpunt voor door de EU gefinancierde solidariteitsactiviteiten in heel Europa en biedt jongeren de mogelijkheid om deel te nemen aan solidariteitsactiviteiten in hun eigen land of in het buitenland. In het nieuwe Europees Solidariteitskorps voor 2021‑2027 werd bijzondere nadruk gelegd op inclusie, zoals blijkt uit het onlangs goedgekeurde kader voor maatregelen op het gebied van inclusie van de programma’s Erasmus+ en het Europees Solidariteitskorps voor 2021‑2027 11 . Youthpass 12 is het instrument voor de erkenning van niet-formeel en informeel leren dat is ontwikkeld voor jongerenprojecten in het kader van de Europese jeugdprogramma’s, met name het Europees Solidariteitskorps. Via het Youthpass-certificaat kunnen leerresultaten die voortkomen uit de deelname aan dergelijke projecten worden geïdentificeerd en gedocumenteerd.

2.

De voorgestelde aanbeveling van de Raad zal ook bijdragen tot:


·het Europees Jaar van de jeugd 2022 13 ;

·de Europese onderwijsruimte;

·in 2020‑2021 vastgestelde EU-strategieën voor gelijkheid en beleidskaders op het gebied van inclusie die gericht zijn op specifieke gediscrimineerde en achtergestelde groepen: het EU-actieplan tegen racisme 2020‑2025, het strategisch EU-kader voor gelijkheid, inclusie en participatie van de Roma, de strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers, het actieplan voor integratie en inclusie en de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 14 .

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen en programma’s van de Unie

Vrijwilligerswerk voor jongeren dat op EU-niveau wordt ondersteund, houdt verband met andere voor jongeren relevante beleidsterreinen zoals onderwijs en opleiding, werkgelegenheid, burgerschap en democratische participatie, sociale inclusie, integratie van migranten, milieu- en natuurbescherming, klimaatactie, creativiteit en cultuur, en digitalisering. Veel EU-programma’s en -instrumenten ondersteunen jongeren, met name:

·het Europees Solidariteitskorps, dat jongeren de kans biedt om in heel Europa deel te nemen aan solidariteitsactiviteiten en aan wereldwijde activiteiten op het gebied van humanitaire hulp;

·het Erasmus+-programma, dat mogelijkheden voor transnationale leermobiliteit voor jongeren en jeugdwerkers biedt, en diverse activiteiten op het gebied van jongerenparticipatie;

·de versterkte jongerengarantie ter ondersteuning van jongeren met een deugdelijk aanbod voor een baan, voortgezet onderwijs, een leerlingplaats of een stage, binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het formele onderwijs hebben verlaten, en

·het kwaliteitskader voor stages, een EU-instrument om de kwaliteit van stages te verbeteren en wanpraktijken bij stages tegen te gaan, met name stages die in de plaats komen van gewone banen voor starters.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De voorgestelde aanbeveling van de Raad is in overeenstemming met de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Volgens artikel 165, lid 1, VWEU draagt de Unie bij “tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van hun onderwijsstelsel [...]”.

Het optreden van de Unie uit hoofde van artikel 165, lid 2, vijfde streepje, van het VWEU is erop gericht “de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma’s voor jongeren en jongerenwerkers te bevorderen en de deelneming van jongeren aan het democratisch leven van Europa aan te moedigen”.

Artikel 165, lid 4, tweede streepje, VWEU bepaalt dat om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, de Raad, op voorstel van de Commissie, aanbevelingen zal aannemen.

Volgens artikel 166, lid 1, VWEU voert de Unie inzake beroepsopleiding een beleid uit waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.

Het optreden van de Unie op grond van artikel 166, lid 2, derde streepje, van het VWEU is erop gericht de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en cursisten, met name jongeren, te bevorderen.

In het laatste deel van artikel 166, lid 4, van het VWEU is bepaald dat het Europees Parlement en de Raad, op voorstel van de Commissie, aanbevelingen aanneemt.

Het initiatief voorziet niet in een uitbreiding van de regelgevingsbevoegdheid van de EU en legt de lidstaten geen dwingende verbintenissen op. De lidstaten bepalen zelf, overeenkomstig de nationale omstandigheden, hoe zij deze aanbeveling van de Raad uitvoeren.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

Uit gegevens blijkt dat de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door maatregelen van de lidstaten. Het overwogen optreden zal immers op Europese schaal worden uitgevoerd: het is specifiek gericht op het aanpakken van de belemmeringen voor transnationaal vrijwilligerswerk voor jongeren in Europa en op het vergroten van de impact van het Europees Solidariteitskorps en andere transnationale vrijwilligersprogramma’s.

In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zet het voorstel de koers uit voor de bevordering van transnationaal vrijwilligerswerk voor jongeren in de Unie en doet het daartoe aanbevelingen.

Evenredigheid



Dit voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel van artikel 5, lid 4, VEU.

Noch de inhoud noch de vorm van deze voorgestelde aanbeveling gaat verder dan wat nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. De verbintenissen die de lidstaten zullen aangaan, zijn vrijwillig van aard en elke lidstaat blijft vrij om te beslissen welke aanpak hij wil volgen. De voorgestelde aanbeveling eerbiedigt de diversiteit van de vormen van vrijwilligerswerk voor jongeren in de Europese Unie.

Keuze van het instrument

Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 165 en 166 van het VWEU genoemde doelstellingen, voorziet dit Verdrag in de vaststelling van aanbevelingen door de Raad op voorstel van de Commissie.

Een aanbeveling van de Raad is een passend instrument op het gebied van jongerenzaken, omdat de EU op dit gebied een ondersteunende verantwoordelijkheid heeft. Het is een instrument dat al vaak voor Europese maatregelen op dergelijke gebieden is gebruikt. Als juridisch instrument duidt een aanbeveling op het belang dat de lidstaten aan de voorgestelde maatregelen hechten en biedt ze een sterkere politieke grondslag voor samenwerking op dit gebied, met volledige eerbiediging van de bevoegdheid van de lidstaat op het gebied van onderwijs en jongeren. De Commissie stelt voor Aanbeveling van de Raad van 20 november 2008 over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie door deze aanbeveling te vervangen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2015‑2016 is een evaluatie uitgevoerd van de EU-strategie voor jongeren en de aanbeveling van de Raad van 2008 15 . De conclusie luidde dat de aanbeveling een aantal zeer relevante en aanhoudende problemen in verband met en belemmeringen voor transnationaal vrijwilligerswerk heeft aangepakt, maar dat zij ambitieuzer had kunnen zijn en beter zou kunnen worden gekoppeld aan de huidige financieringsinstrumenten van de EU.

De noodzaak van een betere erkenning van vrijwilligerswerk vormde ten tijde van de evaluatie nog steeds een probleem, ook al heeft de aanbeveling bijgedragen tot de toenemende populariteit en erkenning van de Youthpass-certificaten en de mogelijkheden die het online Europass-platform biedt. De inclusie van mensen uit kansarme milieus werd in 2015 aangemerkt als een dringend probleem, met name wat visumaanvragen en houdingen ten aanzien van migranten betreft. Andere vastgestelde behoeften waren onder meer betere kwaliteitsborging voor vrijwilligersprojecten, stabiele financiering, mogelijkheden voor capaciteitsopbouw voor organisaties en de digitalisering van vrijwilligerswerk. Er was slechts een bescheiden inzet in de lidstaten en bij jongerenorganisaties om meer mogelijkheden te bieden met hun eigen middelen (naast het toenmalige Europees vrijwilligerswerk in het kader van Erasmus+). In de loop der tijd zijn de prioriteiten van de lidstaten verschoven naar de bestrijding van de zeer hoge jeugdwerkloosheid als gevolg van de financiële crisis. Hierbij werd erkend dat meer mogelijkheden voor vrijwilligerswerk daar ook toe kunnen bijdragen.

Raadpleging van belanghebbenden

De evaluatie van de aanbeveling van 2008 en de EU-strategie voor jongeren omvatte enquêtes onder belanghebbenden en een openbare raadpleging in 2016 16 . Vrijwilligerswerk werd besproken tijdens het “jaar van luisteren” in de aanloop naar de vernieuwing van de EU-strategie voor jongeren. De studie naar belemmeringen voor solidariteitsactiviteiten 17 omvatte focusgroepen en enquêtes onder jongerenorganisaties en organisaties die zich bezighouden met solidariteitsactiviteiten in heel Europa. De enquêtes werden uitgevoerd in oktober 2019; ongeveer 700 ngo’s hebben erop geantwoord. In het voorjaar van 2021 is een openbare raadpleging gehouden 18 .

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Tussen juni 2019 en januari 2020 werd door PPMI Group een studie uitgevoerd over het wegnemen van belemmeringen voor grensoverschrijdende solidariteitsactiviteiten 19 . De aanbevelingen van de studie dienden als input voor een deskundigengroep 20 van vertegenwoordigers van de lidstaten en de voornaamste organisaties van belanghebbenden. De deskundigengroep heeft het feitenmateriaal voor de herziening aangevuld met voorbeelden en ervaringen uit administratieve praktijken en met feedback van jongeren- en vrijwilligersorganisaties 21 .

Effectbeoordeling

Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd omdat de voorgestelde activiteiten de initiatieven van de lidstaten aanvulden en vrijwillig waren en omwille van de omvang van de verwachte effecten.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

De voorgestelde aanbeveling van de Raad eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 22 , waarin wordt gesteld dat solidariteit een van de universele waarden is waarop de EU is gegrondvest. Dit voorstel neemt met name:

·artikel 8 (recht op bescherming van persoonsgegevens),

·artikel 14 (recht op onderwijs),

·artikel 15 (vrijheid van beroep en het recht te werken),

·artikel 21 (non-discriminatie),

·artikel 26 (integratie van personen met een handicap),

·artikel 31 (rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden), en

·artikel 32 (verbod van kinderarbeid en bescherming van jongeren op het werk), van het Handvest in acht.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit initiatief vergt geen extra middelen uit de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Ter ondersteuning van de uitvoering moeten de lidstaten in de regelmatige updates gegevens met betrekking tot de in het kader van de EU-strategie voor jongeren gemaakte vorderingen opnemen, met name als onderdeel van de toekomstige nationale actieplanners (FNAP’s). De Commissie stelt voor verslag uit te brengen over de toepassing van de aanbeveling van de Raad in het kader van de werkzaamheden voor de uitvoering van de EU-strategie voor jongeren en van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese onderwijsruimte en verder.

Samenvatting van de aanbeveling en het werkdocument van de diensten van de Commissie

De ontwerpaanbeveling stelt richtsnoeren en acties voor die de lidstaten kunnen uitvoeren om transnationaal vrijwilligerswerk door jongeren in heel Europa verder te vergemakkelijken. Zij zet het engagement van de Europese Commissie uiteen om de acties van de lidstaten op dit gebied aan te vullen en te ondersteunen. Het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie bevat een breed scala aan gegevens ter onderbouwing van de voorgestelde aanbeveling.