Toelichting bij COM(2022)143 - Wijzigen Richtlijn 2005/29/EG, 2011/83/EU mbt een sterkere positie van de consument voor de groene transitie door betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.Motivering en doel van het voorstel

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (artikelen 114 en 169 VWEU) en het Handvest van de grondrechten (artikel 38) schrijven een hoog niveau van consumentenbescherming in de EU voor. De consumentenwetgeving van de EU draagt ook bij tot de goede werking van de eengemaakte markt. Zij beoogt de betrekkingen tussen ondernemingen en consumenten eerlijk en transparant te maken, en deze uiteindelijk zowel het algemene welzijn van de Europese consumenten als de economie van de EU ten goede te laten komen.

Dit voorstel strekt tot verbetering van de consumentenrechten door de wijziging van twee richtlijnen die de belangen van de consumenten op het niveau van de Unie beschermen: Richtlijn 2005/29/EG (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) 1 en Richtlijn 2011/83/EU (richtlijn consumentenrechten) 2 . Meer specifiek beoogt het voorstel bij te dragen tot een circulaire, schone en groene EU-economie door consumenten in staat te stellen weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen en zo bij te dragen tot duurzamere consumptie. Daarnaast is het gericht tegen oneerlijke handelspraktijken die consumenten zo misleiden dat zij geen duurzame consumptiekeuzen maken. Bovendien zorgt het voor een betere en consequentere toepassing van de EU-voorschriften voor consumentenbescherming.

Het voorstel was een van de initiatieven die in de nieuwe consumentenagenda 3 en het actieplan voor de circulaire economie waren neergelegd 4 en vormt een vervolg op de Europese Green Deal 5 . Consumenten een grotere rol geven en mogelijkheden voor kostenbesparing bieden is een belangrijke bouwsteen van het beleidskader voor een duurzaam productbeleid. Dit moet worden bereikt door een betere deelname van consumenten aan de circulaire economie, in het bijzonder door consumenten vóór het sluiten van het contract beter te informeren over de duurzaamheid en repareerbaarheid van bepaalde producten en door consumenten beter te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken die duurzame aankopen in de weg staan, zoals: 

·praktijken van greenwashing (d.w.z. misleidende milieuclaims),  

·praktijken van vroegtijdige veroudering (d.w.z. het voortijdig defect raken van goederen), en

·het gebruik van onbetrouwbare en onduidelijke duurzaamheidskeurmerken en -informatiemiddelen.

Meer bepaald wordt met dit voorstel beoogd:

·informatie te verstrekken over het bestaan en de duur van een commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent voor alle soorten goederen, of het ontbreken van een dergelijke garantie in het geval van energieverbruikende goederen;

·informatie te verstrekken over de beschikbaarheid van gratis software-updates voor alle goederen met digitale elementen, inhoud en diensten;

·informatie te verstrekken over de repareerbaarheid van producten via een repareerbaarheidsscore of andere relevante reparatie-informatie, indien beschikbaar, voor alle soorten goederen;

·ervoor te zorgen dat handelaren consumenten niet misleiden over de effecten op maatschappelijk en milieugebied, de duurzaamheid en de repareerbaarheid van producten;

·ervoor te zorgen dat een handelaar alleen mag beweren dat een milieuclaim geldt met betrekking tot toekomstige milieuprestaties wanneer het hierbij om duidelijke verplichtingen gaat;

·ervoor te zorgen dat een handelaar geen reclame mag maken over voordelen voor de consument, die binnen de relevante markt als een gangbare praktijk worden beschouwd;

·ervoor te zorgen dat een handelaar alleen producten mag vergelijken, zoals via een duurzaamheidsinformatiemiddel, indien hij informatie verstrekt over de toegepaste vergelijkingsmethode, de vergeleken producten en leveranciers, en de maatregelen voor het actueel houden van de informatie;

·een verbod in te stellen op het weergeven van een duurzaamheidskeurmerk dat niet op een certificeringsregeling is gebaseerd of niet door overheidsinstanties is ingesteld;

·een verbod in te stellen op het gebruik van generieke milieuclaims binnen op consumenten gerichte marketing, wanneer de voortreffelijke milieuprestaties van het product of de handelaar niet kunnen worden aangetoond overeenkomstig Verordening (EG) nr. 66/2010 (EU-milieukeur), officieel erkende milieukeurregelingen in de lidstaten, of andere toepasselijke Uniewetgeving, voor zover relevant voor de claim;

·een verbod in te stellen op het beweren dat een milieuclaim geldt voor het volledige product, terwijl de claim in feite slechts op een bepaald aspect van het product betrekking heeft;

·een verbod in te stellen op het presenteren van binnen de toepasselijke productcategorie op de markt van de Unie wettelijk opgelegde vereisten voor alle producten als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de handelaar;

·een verbod in te stellen op bepaalde praktijken die verband houden met vroegtijdige veroudering van goederen.

Deze maatregelen zijn nodig voor het vernieuwen van de bestaande consumentenwetgeving, zodat consumenten worden beschermd en actief kunnen bijdragen aan de groene transitie. De richtlijn betreffende consumentenrechten verplicht handelaren momenteel om consumenten informatie over de belangrijkste kenmerken van de goederen of diensten te verstrekken. Zij bevat specifieke vereisten met betrekking tot de informering over het bestaan van de wettelijke waarborg van conformiteit, alsmede aanvullende commerciële garanties. Omdat er echter geen verplichting is om informatie over het ontbreken van commerciële garanties van duurzaamheid te verstrekken, stimuleert de richtlijn de producenten onvoldoende om de consumenten dergelijke garanties te bieden. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer consumentenproducten met een commerciële garantie worden aangeboden, de informatie over dergelijke commerciële garanties en de wijze waarop producten aan consumenten in rekening worden gebracht, vaak onduidelijk, onnauwkeurig of onvolledig zijn, waardoor het voor consumenten moeilijk is producten met elkaar te vergelijken en de commerciële garantie van de (verplichte) wettelijke garantie te onderscheiden 6 . Dit voorstel zal dit probleem aanpakken door ervoor te zorgen dat consumenten informatie krijgen over het bestaan ​​van een commerciële duurzaamheidsgarantie van meer dan twee jaar, die het gehele goed dekt, wanneer dergelijke informatie door de producent beschikbaar wordt gesteld.

Voorts bevat de richtlijn geen specifieke vereisten met betrekking tot de informering van consumenten over de repareerbaarheid van goederen. In plaats daarvan vereist zij alleen dat er “voor zover van toepassing” informatie over de “diensten na verkoop” wordt verstrekt. Deze informatie, die de reparatie van goederen zou bevorderen en derhalve bijzonder waardevol zou zijn voor de bijdrage van consumenten aan een circulaire economie, ontbreekt grotendeels op het verkooppunt. Uit recente studies is gebleken dat tot 80 % van de consumenten in de EU beweert moeite te hebben met het vinden van informatie over de manier waarop een product kan worden gerepareerd 7 .

De algemene voorschriften in de richtlijn oneerlijke handelspraktijken met betrekking tot misleidende praktijken kunnen met behulp van een individuele toetsing worden toegepast op greenwashingpraktijken die negatieve gevolgen hebben voor de consument. Er zijn echter geen specifieke voorschriften in de richtlijn of de bijbehorende bijlage I (de zwarte lijst) aanwezig, waarin dergelijke praktijken in alle omstandigheden als oneerlijk worden bestempeld. Een recente screening van websites op misleidende milieuclaims door de autoriteiten van het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming bevestigde dat er behoefte bestaat aan aanscherping van de voorschriften om de handhaving op dit gebied te vergemakkelijken. Uit een recente studie van de Commissie waarbij 150 milieuclaims werden geëvalueerd, is voorts gebleken dat in de hele EU en in een groot aantal productgroepen een aanzienlijk gedeelte van deze claims (53,3 %) vage, misleidende of ongefundeerde informatie over de milieukenmerken van de producten verstrekt (zowel in reclame-uitingen als op het product) 8 .

Bij de gevallen van vroegtijdige veroudering is sprake van eenzelfde situatie. Het ontbreken van specifieke voorschriften en de behoefte om de concrete effecten van de praktijk voor consumenten te kunnen beoordelen, bemoeilijken de handhaving van de richtlijn op dit gebied. Dit wordt bevestigd door het feit dat bij de openbare raadpleging die ter voorbereiding van dit voorstel werd gehouden, 76 % van de respondenten aangaf dat zij de afgelopen drie jaar te maken hadden gehad met een onverwacht defect bij een product 9 .


1.2.Verenigbaarheid met bestaande voorschriften

Richtlijn (EU) 2019/771 10 (de richtlijn betreffende de verkoop van goederen) bevordert de duurzaamheid van goederen door middel van de wettelijke garantie; deze biedt consumenten bepaalde rechten gedurende een periode van ten minste twee jaar, welke periode door de lidstaten onder bepaalde voorwaarden kan worden verlengd. Daarnaast biedt deze voorwaarden waaronder een producent de consument een commerciële duurzaamheidsgarantie mag aanbieden.

Dit voorstel zal de transparantie van de commerciële garanties voor de consument vergroten en zo de producenten stimuleren commerciële garanties van duurzaamheid van meer dan twee jaar aan te bieden, door handelaren te verplichten op het verkooppunt informatie te verstrekken over het bestaan (of in het geval van energieverbruikende goederen het ontbreken) en de duur van de commerciële garanties van duurzaamheid die door de producenten worden aangeboden.

Zowel de richtlijn betreffende de verkoop van goederen als de richtlijn betreffende digitale inhoud 11 zorgen ervoor dat consumenten software-updates ontvangen, zodat een product gedurende de looptijd van het contract, dan wel gedurende een periode die de consument redelijkerwijs mag verwachten, conform blijft.

De vergelijkbaarheid van producten op het verkooppunt op basis van de beschikbaarheid van software-updates is echter niet geregeld. Dit voorstel voorziet in een verplichting om consumenten vóór sluiting van het contract te informeren over het bestaan van software-updates en de periode waarin de producent zich ertoe verbindt deze te verstrekken, wanneer deze informatie door de producent wordt verstrekt. Wanneer er reeds een commerciële duurzaamheidsgarantie van meer dan twee jaar wordt geboden, blijft de informatieverplichting voor handelaren alleen bestaan voor software-updates wanneer de duur ervan langer dan de duur van de commerciële duurzaamheidsgarantie is, teneinde onnodige informatie voor de consument te vermijden.

Aangezien dit voorstel strekt tot wijziging van bestaande richtlijnen inzake consumentenrecht van de EU, zullen de bepalingen ervan kunnen steunen op het volledige spectrum van handhavingsmechanismen in het bestaande consumentenrecht van de EU, dat onlangs is versterkt door de richtlijn voor betere handhaving en modernisering 12 , de richtlijn betreffende representatieve vorderingen 13 en de herziene verordening betreffende samenwerking met betrekking tot de consumentenbescherming 14 .

1.3.Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU

Met uitzondering van bepaalde afwijkingen, gelden de twee richtlijnen inzake consumentenrecht die bij dit voorstel worden gewijzigd, voor alle economische sectoren. Door hun brede toepassingsgebied zijn zij van toepassing op vele aspecten van transacties tussen ondernemingen en consumenten die ook onder andere, meer specifieke EU-wetgeving op verschillende gebieden kunnen vallen. De wisselwerking tussen de verschillende instrumenten van het Unierecht wordt geregeld door het “lex specialis”-beginsel. Overeenkomstig dit beginsel zijn de algemene richtlijnen inzake consumentenrecht van toepassing wanneer de relevante aspecten van transacties tussen ondernemingen en consumenten niet worden beheerst door meer specifieke bepalingen van het Unierecht. Zo werken de algemene richtlijnen inzake consumentenrecht als een “vangnet”, waardoor in alle sectoren een hoog niveau van consumentenbescherming kan worden gehandhaafd, door leemten in het sectorspecifieke Unierecht op te vullen.

Twee andere initiatieven op EU-niveau zouden dit voorstel aanvullen: het initiatief voor milieuclaims en het initiatief voor duurzame producten. Het doel van het initiatief voor milieuclaims (Green Claims Initiative) is invoering van verdere vereisten met betrekking tot milieuclaims die over producten en organisaties worden gemaakt, zowel wanneer deze door ondernemingen tegenover consumenten als door ondernemingen tegenover andere ondernemingen worden gemaakt.

Het initiatief voor duurzame producten (Sustainable Products initiative, SPI) bouwt voort op de huidige richtlijn inzake ecologisch ontwerp 15 om duurzaamheidsvereisten in te voeren voor producten die in de EU worden verkocht. De drie initiatieven hangen onderling samen en vullen elkaar aan.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

·

Rechtsgrondslag



Consumentenbescherming valt onder de gezamenlijke opdracht (“gedeelde bevoegdheid”) van de EU en haar lidstaten. Overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) dient de EU de economische belangen van de consumenten te helpen beschermen alsmede hun recht op voorlichting en vorming te beschermen om hun belangen te behartigen. Dit voorstel is gebaseerd op artikel 114, dat overeenkomstig artikel 169, lid 2, punt a), de rechtsgrondslag vormt voor de vaststelling van maatregelen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 169 in het kader van de voltooiing van de interne markt.

Het voorstel streeft niet alleen naar verdere verwezenlijking van de doelstellingen van de eengemaakte markt en de consumentenbescherming, maar ook naar een hoog niveau van milieubescherming door in te spelen op kansen voor de circulaire, schone en groene economie. Aangezien deze milieuvoordelen een aanvulling vormen op de primaire doelstellingen van consumentenbescherming en totstandbrenging van de eengemaakte markt, blijft artikel 114 VWEU betreffende de voltooiing van de interne markt, met inachtneming van artikel 169 VWEU, de juiste rechtsgrondslag.

·Subsidiariteit (bij gedeelde bevoegdheid)

Dit voorstel strekt tot wijziging van EU-voorschriften voor consumentenbescherming waarvan de vaststelling zowel nodig als in overeenstemming met het beginsel van subsidiariteit wordt geacht. De werking van de eengemaakte markt kan niet alleen door middel van intern recht worden verbeterd. De EU-voorschriften voor consumentenbescherming worden steeds relevanter naarmate de eengemaakte markt zich verdiept en het aantal consumententransacties tussen de lidstaten toeneemt. De problemen die met deze voorgestelde wijzigingen worden aangepakt, zijn problemen die zich in de hele EU voordoen en dezelfde oorzaken hebben. Daarom zullen alleen maatregelen op EU-niveau doeltreffend zijn.

Binnen de EU zijn de omvang en intensiteit van het grensoverschrijdende handelsverkeer groot genoeg om het efficiënte werking van de eengemaakte markt kwetsbaar te maken voor inconsequente — of zelfs louter uiteenlopende — beleidskeuzen van de lidstaten. Bovendien kunnen handelaren ook consumenten in andere lidstaten bereiken. Dit kan problemen veroorzaken die nationale wetgevers en toezichthouders moeilijk alleen kunnen aanpakken.

Zonder maatregelen op EU-niveau kunnen nationale initiatieven weliswaar bepaalde voordelen voor de consumenten en de nationale markten opleveren, maar ook tot een versnippering van de eengemaakte markt leiden, wat op zijn beurt tot rechtsonzekerheid en hogere nalevingskosten kan leiden.

Richtlijn 2005/29/EG garandeert een volledige harmonisatie van de nationale voorschriften inzake oneerlijke handelspraktijken die de economische belangen van consumenten schaden. Richtlijn 2011/83/EU voorziet in beginsel in een volledige harmonisatie van de regels betreffende precontractuele informatieverplichtingen.

Nieuwe nationale wetgeving op het toepassingsgebied van deze richtlijnen zou ingaan tegen het volledig geharmoniseerde rechtskader. Dit voorstel strekt ter verlichting van de moeilijkheden waarmee de nationale instanties worden geconfronteerd bij de handhaving van de bestaande, op beginselen gebaseerde voorschriften uit Richtlijn 2005/29/EG op complexe gebieden zoals misleidende milieuclaims, praktijken van vroegtijdige veroudering en niet-transparante duurzaamheidskeurmerken en -informatiemiddelen. Door nader te specificeren wanneer en hoe dergelijke praktijken als oneerlijk kunnen worden aangemerkt, kan de doeltreffendheid van de consumentenbescherming binnen de EU worden vergroot.

Dit voorstel strekt tot wijziging van Richtlijn 2011/83/EU door handelaren te verplichten om vóór de sluiting van een contract informatie over de duurzaamheid en repareerbaarheid van producten te verstrekken, zodat consumenten beter geïnformeerde aankoopbeslissingen kunnen maken. Dit zal ervoor zorgen dat consumenten bij de aankoop van producten op de eengemaakte markt hun voordeel kunnen doen met dergelijke informatie.

·

Evenredigheid



De maatregelen in het voorstel zijn evenredig met de doelstellingen om consumenten in staat te stellen weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen, duurzame consumptie te bevorderen, oneerlijke handelspraktijken van handelaren die schade toebrengen aan de duurzame economie en consumenten doen afzien van duurzame consumptiekeuzen, uit te bannen, en te zorgen voor een betere en consequentere toepassing van de EU-voorschriften inzake consumentenbescherming.

De verplichting om informatie te verstrekken over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie van meer dan twee jaar van een producent is alleen nodig wanneer een producent deze informatie aan de handelaar ter beschikking stelt. Wat energieverbruikende goederen betreft, moet de consument ook worden geïnformeerd over het feit dat de producent die informatie niet beschikbaar heeft gesteld. Handelaren zijn alleen aan deze eis onderworpen met betrekking tot energieverbruikende goederen waarvan de duurzaamheid op betrouwbare wijze kan worden geraamd en waarover de consumenten vooral belangstelling hebben om deze informatie te ontvangen.

Voor goederen met digitale elementen is het verstrekken van informatie over beschikbare gratis software-updates alleen vereist wanneer er updates worden geleverd gedurende een periode die langer is dan de periode van de commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent, en wanneer dergelijke informatie aan de handelaar wordt verstrekt door de producent. Bovendien mag dergelijke informatie alleen worden verstrekt in het geval van een enkele levering van de digitale elementen in kwestie.

In het geval van digitale diensten en digitale inhoud is het verstrekken van informatie over beschikbare software-updates alleen vereist wanneer dergelijke informatie aan de handelaar wordt verstrekt door de aanbieder en wanneer deze aanbieder een andere partij dan de handelaar is. Bovendien mag dergelijke informatie alleen worden verstrekt in het geval van een enkele levering van de digitale dienst of inhoud in kwestie.

Het verstrekken van informatie over de repareerbaarheid van producten door middel van een repareerbaarheidsscore of andere relevante reparatie-informatie is alleen verplicht op het verkooppunt indien er reeds een repareerbaarheidsscore voor het betreffende product wordt vastgesteld op grond van de EU-wetgeving, of wanneer er andere relevante reparatie-informatie door de producent ter beschikking wordt gesteld. Indien dergelijke informatie niet beschikbaar is, zijn handelaren niet verplicht de consumenten op het verkooppunt te informeren.

Het verbod op het gebruik van generieke milieuclaims binnen op de consument gerichte marketing zal naar verwachting aanzienlijke voordelen voor de consument opleveren en tegelijkertijd de lasten voor de handelaren beperken. Handelaren mogen generieke milieuclaims doen wanneer de voortreffelijke milieuprestaties van producten of handelaren kunnen worden aangetoond overeenkomstig Verordening (EG) 66/2010 (EU-milieukeur), door officieel erkende milieukeurregelingen in de lidstaten overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) 66/2010, of overeenkomstig andere toepasselijke Uniewetgeving.

Het verbod op het beweren dat een milieuclaim geldt voor het volledige product terwijl het feitelijk slechts een bepaald aspect van het product betreft, zal naar verwachting eveneens aanzienlijke voordelen voor de consument opleveren en tegelijkertijd de voorschriften voor handelaren verduidelijken, zodat er een gelijk speelveld voor hen wordt gecreëerd. Het staat handelaren toe milieuclaims over een bepaald aspect van een product te blijven doen, zolang het voor de consument duidelijk wordt gemaakt dat de claim betrekking heeft op een bepaald aspect en niet op het hele product.

Het verbod op praktijken die verband houden met de vroegtijdige veroudering van producten is gericht op specifieke en welomschreven bestaande praktijken en strekt ertoe handelaren rechtszekerheid te bieden en de handhaving te vergemakkelijken, aangezien handhavingsinstanties niet zullen hoeven te bewijzen dat een product is ontworpen voor vroegtijdige veroudering met de bedoeling om de aankoop van een nieuw model te stimuleren.

·

Keuze van instrument



Aangezien dit voorstel strekt tot wijziging van twee bestaande richtlijnen, is het meest passende instrument een richtlijn.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

·Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles op bestaande wetgeving

In 2017 zijn het EU-consumenten- en marketingrecht en de richtlijn betreffende consumentenrechten aan respectievelijk een geschiktheidscontrole en een evaluatie onderworpen. De bevindingen van deze exercitie wezen voornamelijk op de noodzaak de bekendheid met en de handhaving van de voorschriften en de verhaalsmogelijkheden voor consumenten te verbeteren om de bestaande wetgeving optimaal te benutten, en wezen op een beperkt aantal noodzakelijke veranderingen als gevolg van de digitalisering.

Gezien de focus op handhaving en digitalisering, waren er geen specifieke conclusies met betrekking tot de bijdrage van het EU-consumentenrecht aan de duurzame consumptie, een onderwerp dat enkele jaren later met de aankondiging van de Europese Green Deal meer politieke aandacht kreeg. Niettemin is dit instrument, waar mogelijk en relevant, gebaseerd op de bevindingen en conclusies die tijdens de exercitie van 2017 zijn verzameld 16 .

·

Raadpleging van belanghebbenden



Bij het uitwerken van dit voorstel heeft de Commissie overlegd met de belanghebbenden via:

–een feedbackmechanisme voor de aanvangseffectbeoordeling;

–een online openbare raadpleging;

–gerichte raadplegingen van de belangrijkste belanghebbenden, in de vorm van ongeveer 150 diepgaande interviews met de voornaamste groepen die bij het initiatief betrokken zijn: nationale instanties, EU- en nationale ondernemersorganisaties en EU- en nationale consumentenorganisaties;

–computerondersteunde telefonische interviews met meer dan 100 bedrijven;

–een online consumentenenquête onder bijna 12 000 consumenten in alle EU-landen;

–vier deskundigenworkshops met verschillende groepen belanghebbenden.

De online openbare raadpleging

Uit deze openbare raadpleging is gebleken dat de controle van de betrouwbaarheid van milieuclaims over producten de grootste belemmering vormt voor een betere deelname van consumenten aan de groene transitie en een duurzamer consumptiegedrag. Consumentenorganisaties merkten dit vaker dan ondernemersorganisaties aan als een belemmering.

De meeste respondenten hadden de afgelopen drie jaar te maken gehad met een onverwachte uitval van een product. ICT-producten werden als het meest problematisch aangemerkt, gevolgd door kleine huishoudelijke apparaten, kleding en schoeisel.

“Informatie over de repareerbaarheid van het product” werd aangemerkt als de optie die consumenten naar verwachting het meest in staat zou stellen duurzamere producten te kiezen en deel te nemen aan de circulaire economie. Dit standpunt werd sterk gesteund door overheidsinstanties en burgers, maar niet door bedrijven/bedrijfsorganisaties, die in plaats daarvan de voorkeur gaven aan het verstrekken van “informatie over de milieu- en klimaatvoetafdruk van het product tijdens zijn levenscyclus”. Dit werd over het algemeen ook als de op een na beste optie aangemerkt.

Het verstrekken van betere informatie over de duurzaamheid/levensduur van producten werd aangemerkt als de beste optie om consumenten meer macht te geven binnen de groene transitie. Dit standpunt werd sterk gesteund door consumentenorganisaties en burgers, maar niet door bedrijven/bedrijfsorganisaties of ondernemersorganisaties, die de voorkeur gaven aan “bewustmaking over de rol van de consumenten bij de circulaire economie en de groene transitie”.

Gerichte raadpleging

Tijdens deze raadpleging — die werd uitgevoerd om de tijdens de online openbare raadpleging verzamelde feedback nader te onderzoeken — waren bijna alle belanghebbenden (behalve de belanghebbenden die het bedrijfsleven vertegenwoordigden) het eens met het standpunt dat consumenten niet de beschikking krijgen of geen toereikende toegang hebben tot informatie over i) de milieueffecten van producten, ii) de levensduur van goederen, iii) productspecifieke kenmerken die tot vroegtijdige uitval kunnen leiden, en iv) de beschikbaarheid van reparatiediensten, reserveonderdelen en software-updates/-upgrades.

De meeste consumentenorganisaties waren van mening dat consumenten het slachtoffer zijn van “greenwashing” en dat “vroegtijdige veroudering” tot op zekere hoogte voorkomt. Vertegenwoordigers van de industrie waren het daar niet mee eens. Ook de wildgroei aan duurzaamheidskeurmerken werd door de meeste groepen belanghebbenden als een probleem aangemerkt.

Enquête op basis van computerondersteunde telefonische interviews

Fabrikanten en detailhandelaren werd gevraagd aan te geven wat de omvang van de effecten en de kosten van de invoering van diverse wettelijke vereisten voor hun organisatie zou zijn. De antwoorden voor elk vereiste waren als volgt:

·“Het verstrekken van informatie over aspecten in het ontwerp van een product die een vroegtijdige uitval van het product kunnen veroorzaken” zou het grootste effect hebben en de meeste kosten met zich meebrengen.

·“Een sterkere bescherming van de consumenten tegen geplande (opzettelijke) verouderingspraktijken” zou het geringste effect hebben.

·“De verplichting om voor alle producten informatie over de duur van de commerciële garantie te verstrekken” en “de verplichting om de consument er uitdrukkelijk op te wijzen dat voor het betrokken product geen commerciële duurzaamheidsgarantie wordt verstrekt” zouden de minste kosten met zich meebrengen.

Online consumentenenquête

Uit de enquête is gebleken dat de consumenten open lijken te staan voor deelname aan de groene transitie. De meeste respondenten waren niet bereid te betalen voor informatie (bv. via een app) over de duurzaamheid en repareerbaarheid van “duurzame goederen”. Ongeveer de helft van de respondenten zei bereid te zijn een toeslag op de oorspronkelijke prijs te betalen voor een product dat langer meegaat zonder gerepareerd te hoeven worden, en een vergelijkbaar percentage zei bereid te zijn een toeslag te betalen voor een identiek product dat met kleine/redelijke reparaties langer meegaat. Een nog groter percentage zei bereid te zijn een toeslag te betalen voor een identiek product in combinatie met een commerciële garantie die de kosten van reparaties zou dekken. De “perceptie dat milieuvriendelijke producten duurder zijn” werd aangemerkt als het belangrijkste obstakel dat consumenten ervan weerhoudt zich duurzamer te gedragen en “verstrekking van betere informatie over de duurzaamheid/levensduur van producten” en “verstrekking van betere consumenteninformatie over de milieu- en klimaatvoetafdruk van het product tijdens zijn levenscyclus” werden aangemerkt als de meest doeltreffende opties om consumenten voor milieuvriendelijkere producten te laten kiezen.

Workshops van deskundigen

1e workshop

Er werden standpunten verzameld over de omvang van de problemen en voorbeelden van doeltreffende maatregelen. Het bevestigde veel van de bevindingen uit de andere vormen van raadpleging. Men was het er grotendeels over eens dat greenwashing voorkomt en dat het moeilijk kan zijn om informatie over de duurzaamheid van producten te verkrijgen. Er werden twijfels geuit over de vraag of producten opzettelijk zo worden ontworpen dat zij vroegtijdig uitvallen.

2e workshop

Er werden standpunten van brancheverenigingen verzameld over de manier waarop met behulp van digitale middelen productinformatie kan worden verstrekt. Er werd gewezen op enkele van de mogelijkheden die digitale middelen (bv. QR-codes, e-labels) bieden voor de overdracht van verplichte productinformatie en het vereenvoudigen van productlabels.

Ook werd er gewezen op een aantal uitdagingen, met name voor kmo’s die mogelijk financiële steun nodig zullen hebben om deze middelen uit te voeren en voor kwetsbare consumenten die er geen toegang toe hebben of deze middelen niet kunnen gebruiken.

3e workshop

Er werd feedback verzameld over de mogelijkheden voor het aanpakken van de verschillende problemen. De workshopdeelnemers herhaalden veel van de punten die reeds tijdens de vorige raadplegingsactiviteiten aan de orde waren gesteld en bevestigden hun steun voor bepaalde beleidsopties die worden onderzocht.

4e workshop

Er werden standpunten van instanties voor handhaving van de consumentenbescherming (SCB-instanties) over de uitdagingen bij de handhaving verzameld. De deelnemers wezen op de moeilijkheid om opzet met betrekking tot de geplande veroudering te bewijzen.

Overheidsinstanties merkten op dat zij niet over de technische deskundigheid voor het afdwingen van milieuclaims beschikken, en waren verdeeld over de vraag of de handhaving van de huidige voorschriften van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken doeltreffend is.

·

Effectbeoordeling



Dit voorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling 17 . De Raad voor regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board, RSB) van de Commissie heeft op 5 februari 2021 eerst een negatief advies met uitvoerige opmerkingen afgegeven.

Na een ingrijpende herziening van het oorspronkelijke ontwerp heeft de RSB op 17 september 2021 een positief advies met nadere opmerkingen afgegeven 18 . In bijlage I bij de effectbeoordeling wordt uitgelegd hoe follow-up is gegeven aan de opmerkingen van de RSB.

In de effectbeoordeling worden twee problemen gesignaleerd, welke problemen in een aantal subproblemen kunnen worden onderverdeeld. De twee problemen zijn:

Het ontbreekt de consumenten op het verkooppunt aan betrouwbare informatie om milieuvriendelijke en duurzame consumptiekeuzen te kunnen maken.

Consumenten worden geconfronteerd met misleidende handelspraktijken ten aanzien van de duurzaamheid van producten.

Probleem 1 kan worden onderverdeeld in de volgende subproblemen:

1.1)    gebrek aan betrouwbare informatie over de milieukenmerken van producten;

1.2)    gebrek aan betrouwbare informatie over de levensduur van goederen;

1.3)    gebrek aan betrouwbare informatie over de repareerbaarheid van producten.

Probleem 2 kan worden onderverdeeld in de volgende subproblemen:

2.1)    Er worden producten aan consumenten verkocht die niet zo lang meegaan als zij zouden kunnen of de consument zou mogen verwachten (“vroegtijdige veroudering”).

2.2)    Consumenten worden geconfronteerd met onduidelijke of slecht onderbouwde milieuclaims (“greenwashing”) van bedrijven.

2.3)    Consumenten worden geconfronteerd met duurzaamheidskeurmerken en digitale informatiemiddelen die niet altijd transparant of geloofwaardig zijn.

Voor elk afzonderlijk subprobleem is een aantal beleidsopties overwogen. Op basis van een analyse aan de hand van meerdere criteria, een (partiële) kosten-batenanalyse en een kwalitatieve beoordeling van de evenredigheid van de verschillende overwogen opties, werd een combinatie van vijf voorkeursbeleidsopties voorgesteld voor het aanpakken van deze problemen:

verstrekking van informatie over het bestaan of ontbreken van informatie over het bestaan van een commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent en over de periode waarin gratis software-updates worden verstrekt (als aanpak voor subprobleem 1.2);

verstrekking van een repareerbaarheidsscore of andere relevante reparatie-informatie, indien van toepassing/beschikbaar (als aanpak voor subprobleem 1.3);

verbod op bepaalde geïdentificeerde praktijken die verband houden met vroegtijdige veroudering (als aanpak voor subprobleem 2.1);

verbod op ongegronde generieke of vage milieuclaims en vaststelling van criteria voor de beoordeling van de eerlijkheid van milieuclaims om de transparantie en geloofwaardigheid ervan tegenover de consument te waarborgen (als aanpak voor subprobleem 2.2);

vaststelling van criteria voor de beoordeling van de eerlijkheid van duurzaamheidskeurmerken en digitale informatiemiddelen om de transparantie en geloofwaardigheid ervan tegenover de consument te waarborgen (als aanpak voor subprobleem 2.3).

Subprobleem 1.1 (gebrek aan betrouwbare informatie over de milieukenmerken van producten)

Er is geoordeeld dat invoering van vereisten voor verplichte informatie over milieukenmerken het beste kan plaatsvinden via sectorale wetgeving, aangezien de kenmerken in kwestie aanzienlijk verschillen afhankelijk van de productcategorie. Daarom is in de effectbeoordeling geen voorkeursbeleidsoptie voor de aanpak van dit subprobleem voorgesteld.

Subprobleem 1.2 (gebrek aan betrouwbare informatie over de levensduur van goederen)

De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten beter worden geïnformeerd over de duurzaamheid van de goederen die zij aanschaffen, omdat de commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent een uitstekende stimulans voor de duurzaamheid van het goed is.

De verplichting voor handelaren om de consument te informeren over de duur van de garantie, of in voorkomende gevallen het ontbreken van een garantie, zou de handelaren bovendien stimuleren te concurreren voor wat betreft de verstrekking en duur van dergelijke garanties, waardoor indirect de fabricage van producten met een langere levensduur zou worden gestimuleerd.

Een andere optie die als aanpak voor dit subprobleem werd overwogen, was een verplichting om de consument te informeren over de verwachte levensduur van goederen. Hiervoor is echter niet gekozen omdat het niet haalbaar werd geacht de verwachte levensduur op een gestandaardiseerde manier voor alle producttypen in het toepassingsgebied te berekenen.

Subprobleem 1.3 (gebrek aan betrouwbare informatie over de repareerbaarheid van producten)

De voorkeursbeleidsoptie zou waarborgen dat consumenten betrouwbare informatie over de repareerbaarheid van een goed in de vorm van een repareerbaarheidsscore op het verkooppunt zullen ontvangen, indien een dergelijke score voor de desbetreffende productcategorie bestaat en verplicht is volgens het Unierecht.

Als een dergelijke repareerbaarheidsscore niet van toepassing of beschikbaar is, zou deze optie waarborgen dat consumenten van andere relevante reparatie-informatie worden voorzien (indien beschikbaar), zoals over de beschikbaarheid van reserveonderdelen (inclusief een procedure om deze te bestellen) of reparatiehandleidingen.

Subprobleem 2.1 (producten gaan niet zo lang mee als deze zouden moeten)

De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten beter worden beschermd tegen goederen of diensten die op de markt worden gebracht zonder te vermelden dat zij zo zijn ontworpen dat zij eerder verouderd zullen zijn dan de consument zou mogen verwachten.

Het aanmerken van specifieke praktijken als “praktijken van vroegtijdige veroudering” zal het handhavingswerk van de consumentenbeschermingsautoriteiten vergemakkelijken.

Een andere optie die als aanpak voor dit subprobleem werd overwogen, was het verzamelen van bewijsmateriaal over de vroegtijdige uitval van door de bevoegde instanties aangewezen producten. Deze optie werd echter niet gekozen omdat het niet waarschijnlijk werd geacht dat deze significante voordelen voor de consument zou opleveren.

Subprobleem 2.2 (onduidelijke of ongegronde milieuclaims)

De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten worden beschermd tegen “greenwashing”, aangezien degenen die dergelijke claims doen, aan een zekere norm zullen moeten voldoen. Zij zou ook de handhaving door consumentenbeschermingsautoriteiten vergemakkelijken.

Subprobleem 2.3 (onduidelijke/ongegronde duurzaamheidskeurmerken/digitale informatiemiddelen)

De voorkeursoptie zou waarborgen dat consumenten worden beschermd tegen misleiding door dergelijke keurmerken en middelen.

Een andere optie die als aanpak voor dit subprobleem werd overwogen, was voorafgaande goedkeuring van duurzaamheidskeurmerken en digitale informatiemiddelen via een EU-orgaan. Deze optie werd echter niet gekozen omdat de last voor de handelaren onevenredig hoog werd geacht.

De combinatie van de voorkeursbeleidsopties zal de welvaart van de consument over een periode van 15 jaar naar verwachting met ten minste 12,5 — 19,4 miljard EUR doen toenemen (gemiddeld ongeveer 1 miljard EUR per jaar). Zij zal ook voordelen opleveren voor het milieu, met een gedeeltelijke schatting van het totaal bespaarde CO2e van 5 – 7 MtCO2e over een periode van 15 jaar. Tegelijkertijd zullen ondernemingen zich moeten aanpassen, wat naar verwachting 9,1 – 10,4 miljard EUR zal kosten. Dit komt neer op een gemiddelde eenmalige kostprijs per onderneming van 556 – 568 EUR, gevolgd door jaarlijks terugkerende kosten van 64 – 79 EUR voor de betrokken periode. Anderzijds zullen ondernemingen ook zeer belangrijke voordelen ondervinden doordat er gelijke mededingingsvoorwaarden worden gecreëerd en ondernemingen die de consumenten momenteel misleiden, hun praktijken zullen moeten afstemmen op ondernemingen die werkelijk duurzaam zijn. De handhaving van de voorkeursopties door de overheidsdiensten zal naar verwachting gemiddeld ongeveer 440 000 – 500 000 EUR per jaar per lidstaat kosten.

Omwille van een volledige coherentie met andere Commissie-initiatieven die in voorbereiding zijn, is besloten dat sommige elementen van de in de effectbeoordeling geselecteerde voorkeursbeleidsopties voor aanpak van subprobleem 2.2 (onduidelijke of ongegronde milieuclaims) en subprobleem 2.3 (onduidelijke/ongegronde duurzaamheidskeurmerken/digitale informatiemiddelen) niet via dit initiatief, maar via de andere initiatieven zullen worden uitgevoerd.

·Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het verslag over de geschiktheidscontrole dat in 2017 werd gepubliceerd, heeft aangetoond dat de algemene consumentenwetgeving van de EU noch in absolute cijfers, noch ten opzichte van andere terreinen van EU-wetgeving bijzonder belastend is 19 . Gezien de voordelen van de EU-wetgeving vanuit het oogpunt van de bescherming van de consument en de vereenvoudiging van de eengemaakte markt, is bij deze evaluaties vastgesteld dat er slechts beperkte ruimte is voor lastenvermindering.

Aangezien de focus op handhaving en digitalisering lag, werden er geen specifieke conclusies getrokken over de bijdrage van het EU-consumentenrecht aan de duurzame consumptie. Niettemin is dit instrument, waar mogelijk en relevant, gebaseerd op de bevindingen en conclusies die tijdens deze exercitie zijn verzameld.

·Grondrechten

Het voorstel is in overeenstemming met artikel 38 van het Handvest van de grondrechten, op basis waarvan de EU zorg moet dragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming. Dit zal worden gewaarborgd door

(a)verbetering van de betrouwbaarheid van de informatie over de duurzaamheid en repareerbaarheid die op het verkooppunt wordt verstrekt, en

(b)aanpak van misleidende handelspraktijken waarbij sprake is van greenwashing en het gebruik van onbetrouwbare en niet-transparante duurzaamheidskeurmerken en -informatiemiddelen, en vroegtijdige veroudering.

De verduidelijking van wat bij het doen van milieuclaims en het gebruik van duurzaamheidskeurmerken en -informatiemiddelen, evenals vroegtijdige veroudering onder een oneerlijke handelspraktijk wordt verstaan, zal bijdragen tot de uitvoering van artikel 16 van het Handvest, waarin de vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.

Door consumenten in staat te stellen milieuvriendelijkere aankoopbeslissingen te nemen, eerbiedigt het voorstel ten slotte het recht op een hoog niveau van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, dat in artikel 37 van het Handvest is neergelegd.


4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

·Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Uiterlijk vijf jaar na de vaststelling van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing hiervan. In dit verslag zal de toepassing van de richtlijn worden beoordeeld.

·Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Aangezien het voorstel voorziet in specifieke wijzigingen in twee bestaande richtlijnen, moeten de lidstaten ofwel de Commissie voorzien van de tekst van de specifieke wijzigingen in de nationale voorschriften, ofwel bij ontstentenis van zulke wijzigingen, uitleggen met welk specifiek voorschrift in het nationale recht al uitvoering is gegeven aan de voorgestelde wijzigingen.

·Uitgebreide toelichting bij de specifieke voorschriften in het voorstel

Artikel 1 — Wijzigingen in Richtlijn 2005/29/EG

Artikel 1 van het voorstel strekt tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG door actualisering van de lijst van productkenmerken waarover misleiding van een consument door een handelaar als een misleidende handeling kan worden aangemerkt. Er worden twee nieuwe handelspraktijken ingevoegd aan de lijst van handelingen die als misleidend worden aangemerkt indien zij de gemiddelde consument ertoe brengen of kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen. Er wordt een nieuw punt toegevoegd aan de lijst van informatie die als essentieel wordt beschouwd in het geval van specifieke handelspraktijken en waarvan de omissie ertoe kan leiden dat de handelspraktijk in kwestie als misleidend wordt beschouwd. Voorts wordt de lijst van handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd, uitgebreid met praktijken die verband houden met de vroegtijdige veroudering van producten en greenwashing.

De lijst van productkenmerken waarover een handelaar een consument niet mag misleiden in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2005/29/EG wordt gewijzigd door invoeging van “effecten op maatschappelijk en milieugebied”, “duurzaamheid” en “repareerbaarheid”. Wat betreft de handelspraktijken die als misleidende handelingen worden aangemerkt indien zij de gemiddelde consument ertoe brengen of kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, worden in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2005/29/EG twee aanvullende praktijken ingevoegd:

–het beweren dat een milieuclaim geldt met betrekking tot toekomstige milieuprestaties zonder duidelijke, objectieve en verifieerbare verplichtingen en doelen, en zonder een onafhankelijk monitoringsysteem;

–het maken van reclame over voordelen voor de consument, die binnen de relevante markt als een gangbare praktijk worden beschouwd.

In artikel 7 van Richtlijn 2005/29/EG wordt de lijst van informatie die als essentieel wordt beschouwd in het geval van specifieke handelspraktijken en waarvan de omissie ertoe kan leiden dat de handelspraktijk in kwestie als misleidend wordt beschouwd, uitgebreid met het volgende punt:

–Wanneer een handelaar een dienst levert waarmee producten worden vergeleken, onder meer via een duurzaamheidsinformatiemiddel, wordt informatie over de vergelijkingsmethode, de producten die met elkaar worden vergeleken en de leveranciers van die producten, alsmede over de maatregelen om de informatie actueel te houden, als essentieel beschouwd.

De tien aanvullende handelspraktijken die aan bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG worden toegevoegd en onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd, zijn:

–weergeven van een duurzaamheidskeurmerk dat niet op een certificeringsregeling is gebaseerd of niet door overheidsinstanties is ingesteld;

–beweren dat een generieke milieuclaim geldt zonder dat de handelaar erkende voortreffelijke milieuprestaties kan aantonen die relevant zijn voor de claim;

–beweren dat een milieuclaim geldt voor het volledige product terwijl de claim in feite slechts op een bepaald aspect van het product betrekking heeft;

–presenteren van voor alle producten in de toepasselijke productcategorie op de markt van de Unie wettelijk opgelegde vereisten als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de handelaar;

–nalaten de consument te informeren dat een software-update negatieve gevolgen zal hebben voor het gebruik van goederen met digitale elementen of bepaalde kenmerken van deze goederen, zelfs indien de software-update de werking van andere kenmerken van deze goederen verbetert;

–nalaten de consument te informeren over het bestaan van een kenmerk van een goed dat is ingevoerd om de duurzaamheid ervan te beperken;

–beweren dat een goed een bepaalde duurzaamheid op het gebied van gebruikstijd of intensiteit heeft terwijl dat niet zo is;

–presenteren van goederen als repareerbaar wanneer zij dat niet zijn, of nalaten de consument te informeren over de omstandigheid dat de goederen volgens de wettelijke voorschriften niet mogen worden gerepareerd;

–de consument aanzetten tot het eerder vervangen van de verbruiksgoederen van een goed dan om technische redenen noodzakelijk is;

–nalaten de consument te informeren over de omstandigheid dat een goed zodanig is ontworpen dat de functionaliteit ervan wordt beperkt bij gebruik van verbruiksgoederen, reserveonderdelen of accessoires die niet door de oorspronkelijke producent zijn geleverd.

Artikel 2 — Wijzigingen in Richtlijn 2011/83/EG

Artikel 2 van het voorstel strekt tot wijziging van Richtlijn 2011/83/EU wat betreft de precontractuele informatie die bij sluiting van contracten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten contracten, evenals bij andere contracten dan contracten op afstand of buiten verkoopruimten gesloten contracten aan consumenten moet worden verstrekt, in het bijzonder wat betreft de informatie over de duurzaamheid en repareerbaarheid van goederen.

Daarnaast wijzigt het de richtlijn wat betreft de informatie waarvan de consument onmiddellijk vóór het plaatsen van zijn bestelling kennis moet nemen in geval van contracten op afstand die langs elektronische weg worden gesloten.

Wat betreft de precontractuele informatie die aan consumenten moet worden verstrekt bij het sluiten van andere overeenkomsten dan overeenkomsten op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, worden zes extra punten toegevoegd aan de lijst van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2011/83/EU, die de informatie omvat die op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de consument moet worden verstrekt.

Deze zes aanvullende punten zijn:

–informatie over het bestaan en de duur van een commerciële duurzaamheidsgarantie van een producent voor alle soorten goederen, wanneer deze informatie door de producent beschikbaar is gesteld;

–informatie dat de producent geen informatie heeft verstrekt over het bestaan van een duurzaamheidsgarantie van de producent voor energieverbruikende goederen;

–het bestaan en de duur van de periode waarin de producent software-updates zal verstrekken voor goederen met digitale elementen;

–het bestaan en de duur van de periode waarin de aanbieder software-updates zal verstrekken voor digitale inhoud of digitale diensten;

–de repareerbaarheidsscore van het goed, zoals van toepassing ingevolge het Unierecht;

–andere reparatie-informatie, indien er geen repareerbaarheidsscore op Unie-niveau beschikbaar is — zoals informatie over de beschikbaarheid van reserveonderdelen en een reparatiehandleiding.

Wat betreft de precontractuele informatie die aan consumenten moet worden verstrekt bij het sluiten van overeenkomsten op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, worden dezelfde zes punten toegevoegd aan de lijst van artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2011/83/EU (informatie die op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de consument moet worden verstrekt).

Wat betreft de informatie waarvan consumenten onmiddellijk vóór het plaatsen van hun bestelling kennis moeten nemen, wordt, in geval van contracten op afstand die langs elektronische weg worden gesloten, informatie over het bestaan en de duur (of dat dergelijke informatie niet is verstrekt, in het geval van energieverbruikende goederen) van een commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent toegevoegd aan de lijst van dergelijke informatie die op grond van artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2011/83/EU moet worden verstrekt.