Toelichting bij COM(2022)165 - Amendment of Regulation (EU) 2022/109 on fishing opportunities for certain fish stocks applicable in Union waters and for Union fishing vessels in certain non-Union waters

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De besprekingen tussen de Unie en Noorwegen over gelijke toegang zonder onderscheid tot de wateren rond Spitsbergen (Svalbard) voor vloten van de Unie die op kabeljauw (Gadus morhua) vissen, waren in maart 2022 nog lopende. Daarom heeft de Raad de toepassingsperiode van het voorlopige Uniequotum van 4 500 ton voor kabeljauw in de wateren rond Spitsbergen en de internationale wateren van ICES-deelgebied 1 en ICES-sector 2b verlengd van 31 maart tot en met 30 april 2022 (Verordening (EU) 2022/[…1]). Noorwegen heeft eveneens de toepassingsperiode van het voorlopige Uniequotum voor kabeljauw in de wateren rond Spitsbergen tot en met 30 april 2022 verlengd.

De besprekingen tussen de Unie en Noorwegen over gelijke toegang zonder onderscheid tot de wateren rond Spitsbergen voor vloten van de Unie die op kabeljauw vissen, lopen nog steeds. In afwachting van het resultaat van die besprekingen stelt de Commissie voor dat de Raad het Uniequotum voor kabeljauw in de wateren rond Spitsbergen en de internationale wateren van ICES-deelgebied 1 en ICES-sector 2b vaststelt vóór het verstrijken van de verlengde toepassingsperiode van het voorlopige Uniequotum op 30 april 2022. De vangstmogelijkheden voor kabeljauw in de wateren rond Spitsbergen en de internationale wateren van ICES-deelgebied 1 en ICES-sector 2b worden in afwachting van het resultaat van die besprekingen aangegeven als p.m. (pro memorie). Zodra het resultaat van die besprekingen bekend is, zal een non-paper van de diensten van de Commissie met de betrokken vangstmogelijkheden aan de Raad worden voorgelegd.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de doelstellingen en regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de andere beleidsgebieden van de Unie, en met name met het milieubeleid.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel betreft de toewijzing van vangstmogelijkheden aan de lidstaten in overeenstemming met de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1380/20131. Op grond van de artikelen 16 en 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de lidstaten beslissen hoe de hun toegewezen vangstmogelijkheden kunnen worden toegewezen aan vaartuigen die hun vlag voeren, in overeenstemming met bepaalde criteria voor de toewijzing van vangstmogelijkheden. De lidstaten beschikken derhalve over de nodige speelruimte om de toegewezen totale toegestane vangsten (TAC’s) waarop het voorstel betrekking heeft, te verdelen volgens het sociale/economische model van hun keuze.

Het voorstel heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor de lidstaten. De Raad stelt elk jaar de vangstmogelijkheden vast, en de openbare en particuliere middelen voor de uitvoering van deze verordening zijn reeds beschikbaar.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Tijdens de besprekingen met Noorwegen over gelijke toegang zonder onderscheid tot de wateren rond Spitsbergen voor vloten van de Unie die op kabeljauw vissen, heeft de Commissie de belanghebbenden, en met name vertegenwoordigers van de visserijsector alsmede de adviesraad voor de vollezee-/verrezeevloot, geïnformeerd en geraadpleegd. De Commissie heeft ook regelmatig contact onderhouden met de overheidsinstanties van de lidstaten door middel van technische vergaderingen en vergaderingen van de Groep visserijbeleid van de Raad.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel wordt gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en op besprekingen met de betrokken partijen.

Effectbeoordeling

Alle elementen die relevant zijn voor de beoordeling van de mogelijke gevolgen van de onder het voorstel vallende vangstmogelijkheden, zijn in aanmerking genomen bij het voorbereiden en voeren van de besprekingen met Noorwegen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregelen hebben geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Het Verdrag van 9 februari 1920 inzake Spitsbergen (Svalbard) (het “Verdrag van Parijs van 1920”) verleent alle partijen bij dat verdrag gelijkelijk en zonder onderscheid toegang tot de hulpbronnen rond de Svalbard-archipel, ook wat visserij betreft.

In december 2020 heeft Noorwegen voor 2021 bij wet een Uniequotum voor kabeljauw in de wateren rond Spitsbergen vastgesteld dat aanzienlijk lager lag (6 760 ton lager) dan het in december 2020 door de Raad vastgestelde Uniequotum voor 2021 voor kabeljauw in de wateren rond Spitsbergen en de internationale wateren van ICES-deelgebied 1 en ICES-sector 2b (Verordening (EU) 2021/921).

De Commissie heeft in 2021 contact onderhouden met Noorwegen over deze kwestie en blijft dat ook in 2022 doen.