Toelichting bij COM(2022)191 - Standpunt in de Associatieraad EU-Egypte met betrekking tot de vaststelling van de partnerschapsprioriteiten EU-Egypte

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit inzake het namens de Unie in de Associatieraad EU-Egypte in te nemen standpunt over de geplande vaststelling van de partnerschapsprioriteiten EU-Egypte voor de periode 2021-2027.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. De Europees-mediterrane overeenkomst

De Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte anderzijds (“de overeenkomst”), is op 25 juni 2001 in Luxemburg ondertekend en op 1 juni 2004 in werking getreden1. Deze associatieovereenkomst vormt de rechtsgrondslag voor de bilaterale betrekkingen tussen de EU en Egypte.

1.

De overeenkomst heeft het volgende ten doel:


- een passend kader tot stand te brengen voor politieke dialoog met het oog op het versterken van de politieke betrekkingen tussen de partijen;

- de voorwaarden vast te leggen voor de geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer;

- de ontwikkeling van evenwichtige economische en sociale betrekkingen tussen de partijen te bevorderen door middel van dialoog en samenwerking;

- de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden te verbeteren en de productiviteit en de financiële stabiliteit te versterken;

- regionale samenwerking aan te moedigen, teneinde de vreedzame co-existentie en economische en politieke stabiliteit te consolideren;

- de samenwerking op andere gebieden van wederzijds belang te bevorderen.

2.2. De Associatieraad EU-Egypte

De Associatieraad EU-Egypte is opgericht bij artikel 74 van de overeenkomst.

De Associatieraad is bevoegd om, in de in de overeenkomst genoemde gevallen, besluiten vast te stellen om de doelstellingen van de overeenkomst te verwezenlijken en om passende aanbevelingen te doen. De besluiten zijn bindend voor de partijen. Volgens het reglement van orde wordt de Associatieraad bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden voorgezeten door de EU en Egypte. De Associatieraad komt periodiek, eens per jaar, op ministerieel niveau bijeen.

2.3. De beoogde handeling van de Associatieraad EU-Egypte

Tijdens zijn negende vergadering zal de Associatieraad EU-Egypte een aanbeveling vaststellen betreffende de partnerschapsprioriteiten voor de periode 2021-2027 (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling moet als uitgangspunt dienen voor het partnerschap tussen de EU en Egypte in de periode 2021-2027.

Met het herziene Europese nabuurschapsbeleid2 dat in november 2015 is vastgesteld, is een kader gecreëerd voor de bilaterale betrekkingen met partners. Die moeten in een politiek document worden gegoten in de vorm van partnerschapsprioriteiten, die als een belangrijk referentiepunt zullen dienen bij het bereiken van overeenstemming met de partnerlanden over een beperkte reeks specifieke prioriteiten voor de komende jaren. De EU en Egypte hebben een langdurig partnerschap. Om de solide en veelzijdige betrekkingen tussen beide partners verder te versterken zijn partnerschapsprioriteiten vastgesteld ter ondersteuning van de uitvoering van de associatieovereenkomst tussen de EU en Egypte.

De partnerschapsprioriteiten weerspiegelen gedeelde belangen en spitsen zich toe op gebieden waarop samenwerking tussen de EU en Egypte wederzijdse voordelen oplevert. De belangrijkste politieke prioriteiten voor de betrekkingen tussen de EU en Egypte voor 2021-2027 zijn: i) duurzame modernisering van de economie en sociale ontwikkeling van Egypte; ii) partnerschap op het gebied van buitenlands beleid; iii) versterking van de stabiliteit.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het namens de Unie in te nemen standpunt is dat de aan dit voorstel gehechte ontwerpprioriteiten voor het partnerschap tussen de EU en Egypte moeten worden goedgekeurd.

De partnerschapsprioriteiten weerspiegelen de gedeelde doelstellingen van het Europees nabuurschapsbeleid, te weten de totstandkoming van een gemeenschappelijke ruimte van vrede, welvaart en stabiliteit. Zij zijn bedoeld om de gemeenschappelijke uitdagingen aan te gaan waarmee de EU en Egypte worden geconfronteerd, de gemeenschappelijke belangen te bevorderen en voor beide partijen stabiliteit en duurzame ontwikkeling op de lange termijn te garanderen. De prioriteiten sluiten daarnaast aan bij het in de conclusies van de Europese Raad van 10-11 december 2020 geformuleerde streven naar een democratisch, stabieler, groener en welvarender zuidelijk nabuurschap als strategische prioriteit voor de EU3.

In de partnerschapsprioriteiten wordt bijzondere aandacht besteed aan het versterken van de samenwerking op basis van de nieuwe EU-agenda voor het Middellandse Zeegebied4 en het bijbehorende economisch en investeringsplan voor de landen van het Zuidelijk Nabuurschap5, de Europese Green Deal en de conclusies van de Raad over een hernieuwd partnerschap met het zuidelijk nabuurschap van 16 april 20216, en aan het verlichten van de negatieve sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-pandemie, onder andere door middel van groen, digitaal, veerkrachtig en inclusief herstel. De associatieovereenkomst tussen de EU en Egypte vormt het algemene kader voor de samenwerking en de partnerschapsprioriteiten. Aan de basis van de partnerschapsprioriteiten liggen de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling7, de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, de Klimaatovereenkomst van Parijs en een gemeenschappelijke inzet voor de universele waarden democratie, rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten.

De partnerschapsprioriteiten moeten de verwachtingen van de bevolking aan weerszijden van de Middellandse Zee helpen inlossen, en in het bijzonder zorgen voor inclusieve duurzame ontwikkeling, sociale rechtvaardigheid, waardige werkgelegenheid, economische welvaart en aanzienlijk betere levensomstandigheden. Belangrijke aspecten van deze doelstellingen zijn door innovatie geschraagde inclusieve groei, doeltreffend en participatief bestuur, op basis van de beginselen van de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met inbegrip van sociale en arbeidsrechten, emancipatie van vrouwen met het oog op de verwezenlijking van gendergelijkheid, en de rechten van het kind. De partnerschapsprioriteiten houden ook rekening met de respectieve rol van de EU en Egypte als internationale spelers en hebben tot doel hun bilaterale, regionale en internationale samenwerking te versterken. Betere connectiviteit tussen de EU en Egypte, met bijzondere aandacht voor slimme mobiliteit, geautomatiseerde en elektronische mobiliteit, digitalisering en een groene economie, is een belangrijk instrument dat in dit verband nieuwe mogelijkheden voor samenwerking biedt. De uitvoering van de vlaggenschipinitiatieven van het economisch en investeringsplan van de nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied, onder meer via initiatieven van Team Europa, zal bijdragen tot de verwezenlijking van de partnerschapsprioriteiten. Deze vormen een belangrijk onderdeel van de samenwerking tussen de EU en Egypte en dragen bij tot de bescherming van onze gemeenschappelijke belangen en goederen in het Middellandse Zeegebied.

De partnerschapsprioriteiten zijn opgesteld na nauw overleg met de betrokken diensten van de Commissie en met de vertegenwoordigers van de lidstaten in de werkgroep van de Raad inzake de Maghreb en de Mashrek, en na onderhandelingen met het Egyptische ministerie van Buitenlandse Zaken.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”8.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

De Associatieraad EU-Egypte is een lichaam dat is opgericht bij een overeenkomst, namelijk de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte anderzijds, die op 25 juni 2001 is ondertekend en op 1 juni 2004 in werking is getreden.

De door de Associatieraad EU-Egypte vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling kan een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid ten aanzien van Egypte. De partnerschapsprioriteiten EU-Egypte zullen als uitgangspunt dienen voor de toekomstige betrekkingen tussen de EU en Egypte, en ook voor de programmering van hulp in het kader van de ontwikkelingssamenwerking uit hoofde van het nieuwe Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) voor 2021-2027. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de samenwerking met een derde land in het kader van een associatieovereenkomst en het Europees Nabuurschapsbeleid. De beoogde maatregelen hebben in het algemeen betrekking op alle gebieden die onder de associatieovereenkomst vallen en zijn gericht op de verdere uitvoering en verdieping van de associatie tussen de partijen. Het gebied waarbinnen dit besluit valt, moet dan ook worden bepaald in het licht van de associatieovereenkomst in haar geheel. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 217, VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 217, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de Associatieraad EU-Egypte strekt tot wijziging van de vorige partnerschapsprioriteiten EU-Egypte, die op 25 juli 2017 door de Associatieraad EU-Egypte waren goedgekeurd9, is het passend deze handeling na de vaststelling bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.