Toelichting bij COM(2022)222 - Amendment of Directives on the promotion of the use of energy from renewable sources, on the energy performance of buildings and on energy efficiency

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In de Europese Green Deal staan energie-efficiëntie en hernieuwbare energie centraal in de transitie naar schone energie. De huidige internationale spanningen als gevolg van de Russische invasie van Oekraïne, de algemene geopolitieke context en de zeer hoge energieprijzen hebben de noodzaak vergroot om de energie-efficiëntie en de inzet van hernieuwbare energie in de Unie te versnellen om een energiesysteem tot stand te brengen dat onafhankelijker is van derde landen. De versnelling van de groene transitie naar hernieuwbare energie en een grotere energie-efficiëntie zullen de emissies verminderen, de afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen verminderen en zorgen voor betaalbare energieprijzen voor Europese burgers en bedrijven in alle sectoren van de economie.

De streefcijfers van de Unie voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie moeten de dringende noodzaak weerspiegelen om de energie-efficiëntie en de inzet van hernieuwbare energie te versnellen en moeten daarom worden verhoogd. Deze herziene streefcijfers vervangen de wijzigingen van de streefcijfers die zijn voorgesteld in de op 14 juli 2021 aangenomen voorstellen tot herschikking van Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie1 en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen2.

Aangezien gebouwen goed zijn voor 40 % van het energieverbruik en 36 % van de energiegerelateerde directe en indirecte broeikasgasemissies, is het bovendien noodzakelijk de inzet van zonne-energie-installaties op gebouwen te verhogen. Dit is een van de snelste manieren om hernieuwbare energie op grote schaal in te zetten, het gebruik van fossiele brandstoffen in gebouwen te verminderen en de decarbonisatie en elektrificatie van het energieverbruik van gebouwen te versnellen.

Voorts zijn langdurige en complexe administratieve procedures aangemerkt als een van de belangrijkste obstakels voor investeringen in hernieuwbare energie en de bijbehorende infrastructuur. Uit het tussentijdse verslag van de studie naar vereenvoudiging van de toelating en administratieve procedures voor installaties voor hernieuwbare energiebronnen (“RES Simplify”), dat voor de Commissie is opgesteld3 en samen met dit voorstel is gepubliceerd, is gebleken dat administratieve en netwerkkwesties ongeveer 46 % van alle vastgestelde belemmeringen uitmaken en dat dit percentage naar verwachting in de toekomst zal toenemen. Voor sommige wijdverbreide technologieën voor hernieuwbare energie, zoals windenergie en fotovoltaïsche energie, worden administratieve belemmeringen in toenemende mate belangrijker dan andere soorten belemmeringen. Naarmate de energietransitie vordert, hernieuwbare technologieën volwassen worden en de projecten minder afhankelijk worden van steunregelingen, komen administratieve belemmeringen steeds meer naar voren.

De meest voorkomende belemmeringen in verband met het administratieve proces voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie die in de RES Simplify-studie4 zijn vastgesteld, zijn bureaucratische lasten, niet-transparante procedures, een gebrek aan juridische samenhang en een onvolledig en vaag kader en richtsnoeren die leiden tot verschillende interpretaties van de bestaande wetgeving door de bevoegde autoriteiten.

Conflicterende publieke goederen zijn de op een na belangrijkste bron van belemmeringen voor de uitrol van installaties voor hernieuwbare energie. Dit geldt met name voor windenergie, geothermische energie, waterkracht en fotovoltaïsche zonne-energie. De belangrijkste daarvan zijn milieubescherming (biodiversiteit, bescherming van bedreigde soorten en bescherming van waterlichamen), ander landgebruik en militaire/luchtverdedigingskwesties.

Andere belemmeringen die in de studie aan het licht zijn gekomen, houden verband met het gebrek aan steun van beleidsmakers of langdurige weerstand van openbare of particuliere instellingen of het publiek zelf.

Ten slotte is vastgesteld dat problemen in verband met netaansluitingen en exploitatieprocedures in een aantal lidstaten ook ernstige gevolgen hebben voor de uitrol van hernieuwbare energie.

Op 18 januari 2022 heeft de Commissie een verzoek om input en een openbare raadpleging gepubliceerd om feedback van belanghebbenden te verzamelen over de vergunningsprocedures en -processen voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie5. Deze openbare raadpleging werd gehouden in het kader van de voorbereiding van de aanbeveling van de Commissie over vergunningsprocedures en stroomafnameovereenkomsten (PPA’s), die op 18 mei werd vastgesteld, samen met het onderhavige voorstel. De resultaten van deze openbare raadpleging bevestigen dat administratieve belemmeringen een belangrijk knelpunt vormen voor versnelling van de uitrol van energie uit hernieuwbare bronnen (zie punt 3 hieronder voor meer details).

Als gevolg van deze belemmeringen kan de aanlooptijd voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie oplopen tot tien jaar. Een voorwaarde voor de snellere uitvoering van projecten op het gebied van hernieuwbare energie is daarom vereenvoudiging en verkorting van de vergunningverlening, zoals uiteengezet in de mededeling REPowerEU6. Het voorstel heeft tot doel de administratieve vergunningsprocedures voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie op gecoördineerde en geharmoniseerde wijze in de hele EU verder te vereenvoudigen en te verkorten. Dit is nodig om de uitrol van hernieuwbare energie in de hele EU te versnellen om ervoor te zorgen dat de ambitieuze klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2030 en de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 worden gehaald.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel wijzigt de bestaande Richtlijn (EU) 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen. Het bouwt voort op het bestaande kader om de administratieve procedures voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie te stroomlijnen, waarbij onder meer een maximale duur van de vergunningsprocedure voor installaties voor hernieuwbare energie wordt ingevoerd. In de context van de huidige geopolitieke situatie zijn echter aanvullende maatregelen nodig om de levering van hernieuwbare energie in de Unie verder te vergroten. Er zijn met name versterkte maatregelen nodig om de vergunningsprocedures voor nieuwe installaties voor hernieuwbare energie of voor de aanpassing van bestaande installaties te versnellen.

Daarnaast moet het streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie ambitieuzer zijn. In artikel 1, lid 2, onder a), van het op 14 juli 2021 aangenomen voorstel tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/20017 is dit streefcijfer reeds verhoogd van 32 % naar 40 %. Gezien een radicale verandering in de marktomstandigheden die sindsdien heeft plaatsgehad voor fossiele brandstoffen die worden gebruikt voor elektriciteit, verwarming en vervoer, ook wat betreft gestegen prijzen en de noodzaak voor de EU om haar afhankelijkheid van de invoer van energie uit Rusland geleidelijk af te bouwen, moet het streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2030 echter worden opgetrokken tot 45 %, zodat hernieuwbare energie beter kan bijdragen tot deze doelstelling en tot concurrerende energieprijzen.

Dit voorstel wijzigt ook Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen. Het bouwt voort op het bestaande kader voor de energieprestatie van gebouwen en hernieuwbare energie. Het introduceert verplichtingen voor de lidstaten om de uitrol van zonne-energie-installaties op gebouwen te bevorderen.

In artikel 4, lid 1, van het op 14 juli 2021 aangenomen voorstel voor een herschikking van de richtlijn betreffende energie-efficiëntie is het energie-efficiëntiestreefcijfer van de Unie voor 2030 al verhoogd tot 9 % ten opzichte van de prognoses van het referentiescenario uit 2020. Gezien de hoge energieprijzen en een radicale verandering in de marktomstandigheden die leiden tot een grotere kosteneffectiviteit van energie-efficiëntiemaatregelen en de noodzaak voor de Unie om haar afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en de invoer van energie uit Rusland te overwinnen, is het echter noodzakelijk het streefcijfer voor energie-efficiëntie voor 2030 verder op te trekken tot 13 % om ervoor te zorgen dat deze doelstelling en de decarbonisatiedoelstellingen snel en op kosteneffectieve wijze worden bereikt. Het voorstel wijzigt derhalve ook Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie om de energie-efficiëntie te versterken en het streefcijfer van de Unie voor energie-efficiëntie voor 2030 te verhogen.

1.

De Commissie zal de medewetgevers ervan in kennis stellen dat:


– artikel 1, lid 2, onder a), van het in juli aangenomen voorstel tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001 moet worden geacht te zijn vervangen door artikel 1, lid 2, van het onderhavige voorstel;

– artikel 2 van dit voorstel moet worden beschouwd als toegevoegd aan het op 15 december 2021 ingediende voorstel voor een herschikking van Richtlijn 2010/31/EU8. Daarom moet dit, indien aangenomen, tot uiting komen in de herschikking van die richtlijn;

– artikel 3 van dit voorstel moet worden beschouwd als vervanging van artikel 4, lid 1, van het op 14 juli 2021 ingediende voorstel voor een herschikking van Richtlijn 2012/27/EU. Daarom moet dit, indien aangenomen, tot uiting komen in de herschikking van die richtlijn.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met een bredere reeks initiatieven om de veerkracht van de Unie op energiegebied te vergroten en de Unie voor te bereiden op mogelijke noodsituaties, met name de “Fit for 55”-voorstellen van de Commissie, in het bijzonder de herziening van Richtlijn (EU) 2018/2001 en de herschikking van de Richtlijnen 2010/31/EU en 2012/27/EU.

Naar aanleiding van de recente geopolitieke ontwikkelingen heeft de Commissie in maart 2022 de mededeling REPowerEU gepubliceerd. In overeenstemming met de mededeling REPowerEU heeft de Commissie een aanbeveling gepubliceerd over het versnellen van de vergunningsprocedures voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie, met begeleidende richtsnoeren om de lidstaten te helpen vaart te zetten achter de vergunningverlening voor installaties voor hernieuwbare energie. Dit zal de lidstaten de instrumenten geven om nu al de tijd te verkorten die nodig is om aanvragen voor installaties voor hernieuwbare energie goed te keuren en zo snel te kunnen reageren op de ongekende energiecrisis als gevolg van de huidige geopolitieke situatie. Daarbij presenteert de Commissie dit voorstel om ervoor te zorgen dat projecten in de hele Unie eenvoudiger en sneller worden goedgekeurd. Doordat de aanbeveling wordt gevolgd door een wetgevingsvoorstel, zullen initiatiefnemers van projecten en investeerders meer zekerheid krijgen, terwijl de lidstaten nu al zouden moeten werken aan het versnellen van de vergunningsprocedures overeenkomstig de aanbeveling. Bovendien kan een snelle en efficiënte uitvoering van de aanbeveling een belangrijke rol spelen om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun nieuwe verplichtingen uit hoofde van het huidige voorstel nakomen.

Het voorstel heeft tot doel de verschillende stappen van de vergunningsprocedures voor hernieuwbare energie verder te stroomlijnen, met inbegrip van de beoordeling van potentiële milieueffecten. Het beleid op het gebied van hernieuwbare energie en dat op het gebied van milieu streven nauw met elkaar verbonden doelstellingen na, aangezien het beleid op beide terreinen dezelfde algemene doelstelling dient, namelijk mitigatie van de klimaatverandering. Het voorstel versterkt de rol die milieubeoordelingen van plannen of programma’s die door de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad9 worden uitgevoerd, kunnen spelen voor een snellere uitrol van hernieuwbare energie, met name voor de aanwijzing van “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie. Het voorstel voorziet ook in een specifiek kader voor vergunningsprocedures voor afzonderlijke projecten op het gebied van hernieuwbare energie in “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie en daarbuiten. Een dergelijk kader combineert op efficiënte wijze de noodzaak om op snelle en eenvoudige wijze toestemming te verlenen voor de meeste projecten die waarschijnlijk geen milieurisico’s met zich meebrengen, met een hoog niveau van bescherming door te zorgen voor beter toezicht op de meest problematische projecten.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

2.

Het voorstel is gebaseerd op twee rechtsgrondslagen:


– artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie10 (VWEU), dat de rechtsgrondslag biedt om maatregelen voor te stellen voor de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie en de bevordering van energie-efficiëntie, die beide doelstelling van het energiebeleid van de Unie op het gebied van energie zijn, zoals uiteengezet in artikel 194, lid 1, onder c), VWEU;

– artikel 192, lid 1, VWEU, dat de rechtsgrondslag biedt voor de wijziging van de toepassing van het milieuacquis van de Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De behoefte aan maatregelen van de EU

Een kostenefficiënte, snelle en grootschalige uitrol van duurzame hernieuwbare energie in overeenstemming met de ambitie van de Europese Green Deal en de mededeling REPowerEU kan niet door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt. Er is een EU-aanpak nodig om lidstaten met verschillende ambitieniveaus de juiste stimulansen te geven om de energietransitie van het traditionele, op fossiele brandstoffen gebaseerde energiesysteem naar een beter geïntegreerd en energie-efficiënt energiesysteem op basis van hernieuwbare energie op gecoördineerde wijze te versnellen.

Rekening houdend met de verschillen in energiebeleid tussen de lidstaten is de kans groter dat de klimaatdoelstelling van de EU en de benodigde grotere inzet van hernieuwbare energiebronnen wordt gerealiseerd met maatregelen op EU-niveau, ondersteund door het robuuste governancekader, dan met louter nationale of lokale maatregelen.

Langdurige en complexe administratieve procedures vormen een belangrijke belemmering voor investeringen in hernieuwbare energie en de bijbehorende infrastructuur. De duur en de complexiteit van de vergunningsprocedures lopen sterk uiteen tussen de verschillende technologieën voor hernieuwbare energie en tussen de lidstaten. Hoewel de lidstaten maatregelen kunnen nemen om de belemmeringen op nationaal niveau aan te pakken, is een gecoördineerde Europese aanpak voor het verkorten en vereenvoudigen van vergunningsprocedures en administratieve processen nodig om de noodzakelijke inzet van hernieuwbare energie te versnellen. Dit is op zijn beurt noodzakelijk voor de EU om haar klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 en haar langetermijndoelstelling van klimaatneutraliteit te verwezenlijken, haar afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen en de energieprijzen te verlagen. Rekening houdend met de verschillende energiebeleidsmaatregelen, -prioriteiten en -procedures van de lidstaten, en gezien de dringende noodzaak om de uitrol van hernieuwbare energie in alle lidstaten te versnellen, is het waarschijnlijker dat de vereiste doelstellingen worden bereikt met maatregelen op EU-niveau dan met louter nationale of lokale maatregelen.

Maatregelen op het niveau van de Unie zijn nodig om ervoor te zorgen dat de lidstaten bijdragen aan het bindende energie-efficiëntiestreefcijfer op EU-niveau en dat dit streefcijfer collectief en kosteneffectief wordt gehaald. Het optreden van de Unie zal de nationale en lokale maatregelen ter verhoging van de inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie aanvullen en versterken.

Meerwaarde van de EU

EU-maatregelen op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie leveren meerwaarde op omdat ze doelmatiger en doeltreffender zijn dan maatregelen van afzonderlijke lidstaten; doordat de transitie van het Europese energiesysteem op gecoördineerde wijze wordt aangepakt, wordt een versnipperde benadering voorkomen.

Een Europese aanpak stelt alle lidstaten in staat ten volle gebruik te maken van hun potentieel voor de kostenefficiënte inzet van hernieuwbare energie die nodig is om de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie te halen, door ervoor te zorgen dat de capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie in alle lidstaten vlot wordt ingezet.

De energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 zijn collectieve doelstellingen. In dit verband hebben gecoördineerde beleidsmaatregelen van de Unie een betere kans om de Unie tegen 2050 om te vormen tot een klimaatneutraal continent.

Evenredigheid

Het initiatief is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Gezien de ongekende geopolitieke situatie als gevolg van de Russische invasie van Oekraïne en de hoge energieprijzen is er duidelijk behoefte aan gecoördineerde en dringende maatregelen om de inzet van hernieuwbare energiebronnen te versnellen. Het evenwicht tussen verplichtingen en flexibiliteit die aan de lidstaten wordt gelaten wat betreft de wijze waarop de doelstellingen worden verwezenlijkt, wordt passend geacht gezien de noodzaak om de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 en de in de Europese klimaatwet vastgestelde doelstelling van klimaatneutraliteit te halen, alsook gezien de dringende noodzaak om zowel de energieafhankelijkheid van de Unie als de energieprijzen te verminderen.

Keuze van het instrument

Dit voorstel betreft een richtlijn tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, waarbij het streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie voor 2030 wordt verhoogd en de vergunningsgerelateerde bepalingen van die richtlijn (artikelen 15-17) worden versterkt. Het voorstel wijzigt ook Richtlijn 2010/31/EU, waarbij zonne-energie-installaties op gebouwen worden bevorderd, en Richtlijn 2012/27/EU, waarbij het energie-efficiëntiestreefcijfer van de Unie voor 2030 wordt verhoogd. Deze herziening van Richtlijn (EU) 2018/2001, Richtlijn 2012/27/EU en Richtlijn 2010/31/EU is beperkt tot hetgeen noodzakelijk wordt geacht om doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie vast te stellen die in overeenstemming zijn met de huidige dringende context, om zonne-energie-installaties op gebouwen uit te breiden en om vergunningsprocedures te stroomlijnen om de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen van belanghebbenden

Op 18 januari 2022 heeft de Commissie een verzoek om input en een openbare raadpleging van drie maanden gepubliceerd om feedback van belanghebbenden te verzamelen over de vergunningsprocedures voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie. Deze openbare raadpleging werd gehouden in het kader van de voorbereiding van de aanbeveling van de Commissie over vergunningsprocedures en stroomafnameovereenkomsten (PPA’s), die op 18 mei werd vastgesteld, samen met het onderhavige voorstel. In dit verband heeft de Commissie ook een bijeenkomst op hoog niveau voor belanghebbenden en twee workshops georganiseerd om de bestaande belemmeringen en goede praktijken in de vergunningsprocedures van de verschillende lidstaten te bespreken.

Gezien de urgentie van het voorstel, dat wordt ingediend als reactie op de crisis die het gevolg is van de Russische invasie van Oekraïne en de daaruit voortvloeiende noodzaak om de uitrol van hernieuwbare energie dringend te versnellen, bouwt de Commissie voort op de resultaten van deze raadplegingen en op de input van de voornaamste belanghebbenden in verschillende workshops, bijeenkomsten en fora, met name een conferentie op hoog niveau over vergunningverlening voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en PPA’s en twee workshops over vergunningsprocedures voor repoweringprojecten in de wind- en waterkrachtsector.

Samenvatting van de standpunten van belanghebbenden

In de openbare raadpleging werd gevraagd naar de meningen over vergunningsprocedures van twee groepen belanghebbenden: overheidsinstanties, en projectontwikkelaars en zakelijke organisaties.

In hun antwoorden geven 7 van de 8 (87,5 %) overheidsinstanties aan dat het gebrek aan beschikbaarheid van locaties te land of ter zee de belangrijkste uitdaging vormt voor de uitbreiding van hernieuwbare energie in hun rechtsgebied, gevolgd door een gebrek aan netcapaciteit (62,5 %), een gebrek aan publieke acceptatie/conflict tussen publieke goederen (50 %) en de duur van de procedures (50 %). Op de vraag naar de belangrijkste knelpunten voor de verwerking van vergunningsaanvragen voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie wordt door overheidsinstanties de complexiteit van de coördinatie op de verschillende bestuurlijke of administratieve niveaus genoemd als de belangrijkste belemmering (75 %), gevolgd door een gebrek aan personele middelen (50 %) en een gebrek aan acceptatie door het publiek of een conflict tussen publieke goederen (50 %).

Ongeveer de helft van de projectontwikkelaars en zakelijke organisaties (70/155) noemde de duur van de administratieve procedures als de belangrijkste belemmering voor de verwezenlijking van projecten op het gebied van hernieuwbare energie, terwijl in 62 gevallen werd gewezen op problemen in verband met de aansluiting op het net. De respondenten noemden ook concurrentie met milieuvoorschriften (44) en de complexiteit van de toepasselijke vereisten of procedures (35) als een van de belangrijkste belemmeringen. In hun antwoorden op de open tekstvragen benadrukten de respondenten het belang van ruimtelijke ordening, spraken zij hun steun uit voor meervoudig gebruik van de ruimte, zoals agro-PV, en pleitten zij voor de betrokkenheid van de lokale bevolking. De openbare raadpleging heeft ook een duidelijke oproep voor een geharmoniseerde reeks criteria voor de aanwijzing van geschikte gebieden voor projecten opgeleverd.

Bij het opstellen van dit voorstel is rekening gehouden met de standpunten van de belanghebbenden zoals die naar voren zijn gebracht tijdens de openbare raadpleging en tijdens de workshops.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Dit voorstel bouwt voort op de resultaten van de RES Simplify-studie, waarin een uitgebreid overzicht wordt gegeven van de bestaande belemmeringen in verband met vergunningverlening, nationale prestatie-indicatoren en beste praktijken in verband met vergunningsprocedures voor hernieuwbare energie, met bijzondere aandacht voor administratieve belemmeringen in de energiesector. Het tussentijdse verslag van de studie wordt samen met de goedkeuring van dit initiatief en de aanbeveling over vergunningsprocedures en PPA’s gepubliceerd. Dit voorstel weerspiegelt ook de standpunten die de belanghebbenden tijdens het raadplegingsproces hebben gedeeld.

Effectbeoordeling

Vanwege het politiek gevoelige en dringende karakter van het voorstel is geen specifieke effectbeoordeling uitgevoerd.

De bovengenoemde studie, de openbare raadpleging en de georganiseerde uitgebreide workshops met belanghebbenden, alsook de eigen analyse van de Commissie, bieden echter een gedegen inzicht in de problemen in verband met plannings- en vergunningsprocedures en in opties om deze aan te pakken.

Grondrechten

Wat betreft de samenhang met het Handvest van de grondrechten, is het overkoepelende doel van deze herziening gelegen in het vergroten van de energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie en in het terugdringen van de broeikasgasemissies, hetgeen geheel in overeenstemming is met artikel 37 van het Handvest, op grond waarvan een hoog niveau van milieubescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu in het beleid van de Unie moeten worden geïntegreerd en overeenkomstig het beginsel van duurzame ontwikkeling moeten worden gewaarborgd.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel dient tot wijziging van een bestaande richtlijn ter bevordering van hernieuwbare energie, en daarom worden de administratieve gevolgen en kosten naar schatting gematigd geacht, aangezien de meeste noodzakelijke structuren en regels al voorhanden zijn. De lidstaten zullen geconfronteerd worden met enige kosten bij de uitvoering van de nieuwe verplichting om ““go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie” vast te stellen, maar de algemene stroomlijning van de procedures zal de lidstaten naar verwachting aanzienlijke kostenbesparingen opleveren. De extra kosten van een hoger streefcijfer voor hernieuwbare energie in de EU zullen worden gecompenseerd door andere economische, ecologische en sociale voordelen, zoals een grotere voorzieningszekerheid, door de vervanging van uit derde landen ingevoerde fossiele brandstoffen, en een grotere weerbaarheid tegen externe effecten, terwijl tegelijkertijd wordt bijgedragen aan de koolstofput en de luchtverontreiniging wordt verminderd. Het voorstel houdt geen extra kosten voor de EU-begroting in.

Wat de wijziging van de richtlijn betreffende energie-efficiëntie en de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen betreft, heeft dit voorstel geen gevolgen voor de EU-begroting. Wat de kosten voor de lidstaten betreft, wijzigt dit voorstel bestaande richtlijnen en is het grotendeels gebaseerd op reeds bestaande structuren en regels, met name wanneer rekening wordt gehouden met de nieuwe bepalingen die zijn opgenomen in de voorstellen tot herschikking van beide richtlijnen. De lidstaten zullen geconfronteerd worden met enige kosten bij de uitvoering van aanvullende maatregelen om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstelling en de nieuwe verplichting voor gebouwen, maar deze maatregelen zullen naar verwachting aanzienlijke kostenbesparingen opleveren voor huishoudens en ondernemingen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en regelingen voor monitoring, evaluatie en verslaglegging

3.

Na vaststelling van deze wijzigingsrichtlijn door de medewetgevers zal de Commissie tijdens de omzettingstermijn de volgende maatregelen nemen om die omzetting te vergemakkelijken:


- bijeenkomsten beleggen met deskundigen uit de lidstaten die belast zijn met de omzetting van de diverse onderdelen van de richtlijn, met als doel te bespreken hoe die onderdelen moeten worden omgezet en twijfels weg te nemen, hetzij in het kader van de “Concerted Action for Renewable Energy Sources” (CA-RES), de “Concerted Action for Energy Performance of Buildings” (CA-EPBD) en de “Concerted Action for Energy Efficiency” (CA-EED), hetzij in de vorm van een comité;

- zich beschikbaar houden voor bilaterale bijeenkomsten en telefoongesprekken met lidstaten bij specifieke vragen over de omzetting van de richtlijn.

Na het verstrijken van de omzettingstermijnen zal de Commissie uitvoerig beoordelen of de lidstaten de richtlijn volledig en juist hebben omgezet.

Bij Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie is een geïntegreerd kader voor energie- en klimaatplannen, monitoring en rapportage vastgesteld voor het monitoren van de voortgang bij het behalen van de streefcijfers op het gebied van klimaat en energie, overeenkomstig de transparantievereisten van de Overeenkomst van Parijs. De lidstaten moesten eind 2019 bij de Commissie hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen indienen die betrekking hadden op de vijf dimensies van de energie-unie voor de periode 2021-2030. Vanaf 2023 moeten de lidstaten tweejaarlijks verslag uitbrengen over de voortgang die is geboekt met de uitvoering van de plannen en de Commissie daarnaast uiterlijk 30 juni 2023 in kennis stellen van hun ontwerpen van actualiseringen van de plannen, met op 30 juni 2024 de definitieve actualiseringen. Dit voorstel zal geen nieuw plannings- en rapportagesysteem creëren, maar wel onder het bestaande plannings- en rapportagekader van Verordening (EU) 2018/1999 vallen. Een toekomstige herziening van de governanceverordening zal gelegenheid bieden tot consolidatie van deze rapportagevereisten.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Commissie/België (zaak C-543/17) moeten de lidstaten hun kennisgeving van de nationale omzettingsmaatregelen vergezeld doen gaan van voldoende duidelijke en nauwkeurige informatie waarin wordt aangegeven bij welke bepalingen in het nationale recht welke bepalingen van een richtlijn worden omgezet. Dit geldt voor elke verplichting en niet slechts artikelsgewijs. Wanneer de lidstaten aan deze verplichting voldoen, hoeven zij de Commissie in beginsel geen verdere toelichtende stukken over de omzetting te sturen.

Artikelsgewijze toelichting

4.

De belangrijkste bepalingen die Richtlijn (EU) 2018/2001, Richtlijn 2012/27/EU en Richtlijn 2010/31/EU materieel wijzigen of er nieuwe elementen aan toevoegen, zijn de volgende:


Artikel 1, lid 1, voegt een nieuwe definitie toe aan artikel 2 van Richtlijn (EU) 2018/2001 om ““go-to”-gebied voor hernieuwbare energie” te definiëren.

Artikel 1, lid 2, wijzigt artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001 door het streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie te verhogen tot 45 %. Dit artikel vervangt de wijziging van artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001 die is opgenomen in het op 14 juli 2021 aangenomen voorstel tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/200111.

Artikel 1, lid 3, voegt in artikel 15 een nieuw lid 2 bis in, waarin wordt bepaald dat de lidstaten het testen van nieuwe technologieën voor hernieuwbare energie moeten bevorderen en daarbij passende waarborgen moeten toepassen.

Artikel 1, lid 4, voegt een nieuw artikel 15 ter in over de verplichting voor de lidstaten om de gebieden te land en ter zee aan te wijzen die nodig zijn voor de installatie van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, teneinde hun nationale bijdragen aan het streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2030 te halen.

Artikel 1, lid 5, voegt een nieuw artikel 15 quater in over de verplichting voor de lidstaten om een plan of plannen vast te stellen waarin ““go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie” worden aangewezen, die bijzonder geschikt zijn voor de installatie van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen.

Artikel 1, lid 6, vervangt artikel 16 van Richtlijn (EU) 2018/2001, waarbij het toepassingsgebied van de vergunningsprocedure wordt uitgebreid, het begin van de vergunningsprocedure wordt verduidelijkt en wordt verzocht om de snelste administratieve en gerechtelijke procedures die beschikbaar zijn voor beroep in het kader van een aanvraag voor een project voor hernieuwbare energie.

Artikel 1, lid 7, voegt een nieuw artikel 16 bis in, waarin de vergunningsprocedure in “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie wordt geregeld.

Artikel 1, lid 8, voegt een nieuw artikel 16 ter in, waarin de vergunningsprocedure buiten “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie wordt geregeld.

Artikel 1, lid 9, voegt een nieuw artikel 16 quater in, waarin de vergunningsprocedure voor de installatie van apparatuur voor zonne-energie in kunstmatige constructies wordt geregeld.

Artikel 1, lid 10, voegt een nieuw artikel 16 quinquies in om ervoor te zorgen dat installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, de aansluiting ervan op het net, het bijbehorende net zelf of opslagactiva worden geacht van hoger openbaar belang te zijn voor specifieke doeleinden.

Artikel 2 voegt een nieuw artikel 9 bis toe aan Richtlijn 2010/31/EU met betrekking tot de verplichting voor de lidstaten om ervoor te zorgen dat nieuwe gebouwen klaar zijn voor zonne-energie en om installaties voor zonne-energie op gebouwen te installeren. Dit nieuwe artikel 9 bis moet tot uiting komen in de herschikking van Richtlijn 2010/31/EU, waarvoor de Commissie op 15 december 2021 een voorstel heeft ingediend12.

Artikel 3 wijzigt artikel 3 van Richtlijn 2012/27/EU om het streefcijfer van de Unie voor energie-efficiëntie te verhogen. Dit amendement dient in de plaats te komen van de wijziging aangebracht bij artikel 4, lid 1, van de herschikking van Richtlijn 2012/27/EU, waarvoor de Commissie op 4 juli 2021 een voorstel heeft ingediend13.

Artikel 4 heeft betrekking op de omzetting.

Artikel 5 heeft betrekking op de inwerkingtreding.

Artikel 6 heeft betrekking op de adressaten.