Toelichting bij COM(2022)263 - Machtiging van Polen om de wijziging van het Verdrag voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee te ratificeren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Polen, China, Japan, de Republiek Korea, Rusland en de Verenigde Staten hebben in 1994 het Verdrag voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee (“CCBSP” of “het verdrag”) ondertekend. Het verdrag heeft tot doel: i) een internationale regeling vast te stellen voor de instandhouding, het beheer en het optimale gebruik van de koolvisbestanden in het verdragsgebied; ii) de koolvisbestanden in de Beringzee op een niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst ervan mogelijk maakt; iii) samen te werken bij het verzamelen en onderzoeken van feitelijke informatie over koolvis en andere levende rijkdommen van de zee in de Beringzee, en iv) indien de partijen zulks overeenkomen, een forum te bieden waarin de vaststelling kan worden overwogen van in de toekomst vereiste instandhoudings- en beheersmaatregelen voor andere levende rijkdommen van de zee dan koolvis in het verdragsgebied.

De commerciële visserij in het verdragsgebied, die in 1989 een piek bereikte met vangsten tot 1 447 600 ton per jaar, is sinds 1993 door middel van een moratorium gesloten. Het aanhoudende moratorium wordt onderbouwd door wetenschappelijk bewijs, waarin consequent wordt gewezen op een uiterst traag herstel van de koolvisbestanden. Niettemin gaat de commerciële visserij in de exclusieve economische zones van de Verenigde Staten en Rusland onverminderd door.

Deelneming van de Europese Unie aan het verdrag

Polen is sinds 1994 verdragsluitende partij bij deze organisatie. Nadat Polen in 2004 tot de EU was toegetreden, moesten de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee krachtens artikel 6, lid 9, eerste alinea, van de Toetredingsakte door de EU worden beheerd. De tekst van het verdrag voorziet momenteel echter alleen in lidmaatschap van staten. Het verdrag zou daarom moeten worden gewijzigd opdat de EU verdragsluitende partij kan worden als regionale organisatie voor economische integratie. Bij een besluit van de Raad werd de Republiek Polen gemachtigd om in het belang van de Europese Unie te onderhandelen over een wijziging van het verdrag die de deelname van de Europese Unie als volwaardige partij bij het verdrag mogelijk zou maken. Daartoe heeft de Republiek Polen een wijziging van het verdrag voorgesteld die het mogelijk maakt dat regionale organisaties voor economische integratie aan het verdrag deelnemen en dat de Europese Unie partij bij het verdrag wordt. De Republiek Polen heeft de depositaris van het verdrag in oktober 2016 in kennis gesteld van het voorstel tot wijziging van het verdrag. De depositaris heeft de wijziging in 2017 aan de verdragsluitende partijen toegezonden.

Gevolgen van het EU-lidmaatschap

De gevolgen voor de EU van haar toetreding tot het verdrag zijn beperkt, aangezien voor het lidmaatschap geen begrotingsbijdragen nodig zijn (de organisatie heeft geen secretariaat) en het moratorium naar verwachting in de nabije toekomst gehandhaafd zal blijven. Mocht het gebied echter opnieuw voor de visserij worden opengesteld, dan zou de rol van de EU erin bestaan de beginselen en normen van het gemeenschappelijk visserijbeleid in deze internationale organisatie te bevorderen, met name de vaststelling van beheersmaatregelen op basis van de beste wetenschappelijke kennis.

Het belang van de EU bij het verdrag vloeit in de eerste plaats voort uit haar verantwoordelijkheid om de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee binnen en buiten de EU te waarborgen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) zijn internationale organisaties van landen (waaronder een aantal kuststaten), regionale organisaties voor economische integratie (zoals de EU) en visserij-instanties die belang hebben bij de visserij in een bepaald gebied. Sommige ROVB’s beheren alle visbestanden in een specifiek gebied, terwijl andere zich toeleggen op bepaalde over grote afstanden trekkende soorten, met name tonijn, in een uitgestrekt geografisch gebied. Sommige ROVB’s hebben uitsluitend een adviserende rol, maar de meeste beschikken over beheersbevoegdheden om vangst- en visserijinspanningsbeperkingen, technische maatregelen en controleverplichtingen vast te stellen.

In overeenstemming met de mededeling van de Commissie inzake deelneming aan regionale visserijorganisaties (RVO’s) 1 , de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid 2 , en de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 aangaande de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 3 speelt de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, een actieve rol in zes tonijnorganisaties en in elf niet-tonijnorganisaties.

De gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie, “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen” 4 en de conclusies van de Raad van 3 april 2017 over die gezamenlijke mededeling bevorderen maatregelen die de doeltreffendheid van de ROVB’s ondersteunen en versterken en die, waar relevant, hun governance verbeteren. Dit is een belangrijk aspect van het optreden van de EU in deze fora.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Lidmaatschap van de EU bij het verdrag is volledig verenigbaar met de conclusies van de Raad van 23 oktober 2020 betreffende de mededeling van de Commissie over de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 5

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel voor een besluit van de Raad is gebaseerd op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, punt a).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Niet van toepassing.

Evenredigheid

Niet van toepassing.

Keuze van het instrument

Krachtens artikel 218, lid 6, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is een voorstel van de Commissie nodig voor de vaststelling door de Raad van dit besluit na goedkeuring door het Europees Parlement.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Niet van toepassing.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Geen

1.

Gevolgen voor de begroting



5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Niet van toepassing.