Toelichting bij COM(2022)398 - Machtiging van Zweden overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG verlaagde accijnstarieven toe te passen op benzine, ongemerkte gasolie en gelijkwaardige brandstoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De belastingheffing van energieproducten en elektriciteit in de Europese Unie is geregeld bij Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit 1 (hierna “de energiebelastingrichtlijn” of “de richtlijn” genoemd).

Behalve op grond van met name de artikelen 5, 15 en 17 kan de Raad ook uit hoofde van artikel 19, lid 1, van de richtlijn op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen wordt gemachtigd om verdere belastingvrijstellingen of -verlagingen in te voeren.

Zweden wil toestemming krijgen om de nationale belastingtarieven voor benzine, ongemerkte gasolie en gelijkwaardige brandstoffen die als motorbrandstof worden gebruikt, tijdelijk te verlagen tot onder de in tabel A van bijlage I bij de richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus,

gedurende een periode van drie maanden, wat binnen de in artikel 19, lid 2, van de energiebelastingrichtlijn vastgestelde maximumtermijn valt.

Bij brief van 6 mei 2022 hebben de Zweedse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van hun voornemen om de tijdelijke maatregel toe te passen. Op 19 en 24 mei 2022 hebben zij aanvullende informatie verstrekt.

De Zweedse autoriteiten gaven te kennen dat zij met de maatregel de hoge detailhandelsprijzen van benzine en diesel in het land, die het gevolg zijn van de recente geopolitieke ontwikkelingen en zowel de gezinnen als de bedrijven rechtstreeks treffen, willen matigen. Zij benadrukten dat Zweden, als dunbevolkt land, heel wat inwoners telt die voor hun woon-werkverkeer en andere dagelijkse verplaatsingen afhankelijk zijn van hun auto.

Zij benadrukten ook dat de prijs van benzine met ongeveer 2,50 SEK/liter was gestegen, van 19,39 SEK/liter op 24 februari 2022 tot 21,93 SEK/liter op 16 mei 2022. In dezelfde periode was de prijs van diesel met 2,14 SEK/liter gestegen, van 21,82 SEK/liter tot 23,96 SEK/liter. In die periode was een accijnsverlaging van 1,80 SEK/liter toegekend. Voor wie 15 000 kilometer per jaar aflegt en gemiddeld 6 liter per 100 kilometer verbruikt, zijn de brandstofkosten echter met ongeveer 160-190 SEK/maand gestegen.

De onderstaande tabel van de Zweedse autoriteiten bevat de brandstofprijzen per liter en de prijscomponenten voor de 25e van elke maand van januari tot en met april 2022 en de prijs op 20 mei 2022.


De Zweedse accijns bedroeg in mei 2022 5,37 SEK/liter voor benzine en 3,35 SEK/liter voor diesel. De accijns bestaat uit een energiebelasting en een koolstofdioxidebelasting, die bij de uitslag tot verbruik worden geheven. Gecombineerd voldoen zij aan de in de richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus.

Zweden wil toestemming krijgen om de energiebelastingcomponent van de accijns tijdelijk tot nul te verlagen, terwijl de CO2-belastingcomponent voor beide producten wordt gehandhaafd op het door het nationale parlement gevraagde niveau 2 . Een dergelijke verlaging van de energiebelastingcomponent (overeenkomend met 2,73 SEK/liter voor benzine en 1,06 SEK/liter voor diesel) zou resulteren in belastingtarieven die (ongeveer 30 %) onder de EU-minimumbelastingniveaus liggen.

Volgens de Zweedse autoriteiten is de accijns de enige prijscomponent waarop Zweden kan ingrijpen om de detailhandelsprijs op korte termijn te verlagen. Daarom menen zij dat de derogatie noodzakelijk is om de huidige situatie in Zweden te verhelpen.

De belastingverlaging zal beschikbaar zijn voor iedereen die accijns op benzine en diesel verschuldigd is.

De uitgaven voor de begroting worden geraamd op 3,5 miljard SEK (2,1 miljard SEK door de belastingverlaging voor benzine en 1,4 miljard SEK door de verlaging voor diesel).


Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

2.

Artikel 19, lid 1, eerste alinea, van de richtlijn luidt als volgt:


“Naast de bepalingen van de voorgaande artikelen, met name de artikelen 5, 15 en 17, kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen wordt gemachtigd verdere vrijstellingen of verlagingen in te voeren.”

Met de tijdelijke belastingverlaging willen de Zweedse autoriteiten de hoge detailhandelsprijzen van benzine en diesel drukken en de sociale en economische gevolgen van de huidige geopolitieke situatie voor de gezinnen en de bedrijven beperken.

Wanneer de energiebelastingcomponent tot nul wordt teruggebracht terwijl de CO2-component wordt gehandhaafd, zouden de nationale tarieven die de begunstigden moeten betalen, ongeveer 30 % onder de EU-minimumbelastingtarieven van de energiebelastingrichtlijn liggen. In de huidige uitzonderlijke geopolitieke situatie zou dit relevant zijn voor het sociale cohesiebeleid.

Er kan worden overwogen om een dergelijke belastingverlaging in te voeren op basis van artikel 19 van de richtlijn; dat artikel strekt er namelijk toe de lidstaten de mogelijkheid te geven uit specifieke beleidsoverwegingen verdere vrijstellingen of verlagingen in te voeren.

De beperkte geldigheidsduur van drie maanden valt binnen de maximumtermijn die is toegestaan in artikel 19, lid 2, van de energiebelastingrichtlijn, waarin voor dit soort maatregelen een maximumtermijn van zes jaar is vastgesteld, met de mogelijkheid tot verlenging.

De derogatie mag echter geen afbreuk doen aan de rechtshandeling die de Raad mogelijkerwijs zal vaststellen op basis van het voorstel van de Commissie tot wijziging van de energiebelastingrichtlijn 3 .

1.

Regels inzake staatssteun


Met de tijdelijke belastingverlaging die de Zweedse autoriteiten willen doorvoeren, daalt het tarief onder de in tabel A van bijlage I bij de richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus.

Dit voorstel doet geen afbreuk aan een eventuele toetsing van de Zweedse maatregel aan de staatssteunregels. Dit voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad doet evenmin afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om ervoor te zorgen dat de staatssteunregels in acht worden genomen.


Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Ieder derogatieverzoek uit hoofde van artikel 19 van de energiebelastingrichtlijn moet door de Commissie worden onderzocht met inachtneming van de goede werking van de interne markt, de noodzaak eerlijke mededinging te verzekeren, en het gezondheids-, milieu-, energie- en vervoersbeleid van de EU.

Volgens de Zweedse autoriteiten zou de voorgenomen belastingverlaging de sociale en economische lasten voor de Zweedse bevolking als gevolg van de recente prijsstijging, die ook aan het conflict in Oekraïne te wijten is, gedeeltelijk verlichten. De bijzondere geopolitieke situatie in combinatie met een hoge olieprijs op de markt, die de komende maanden waarschijnlijk verder zal stijgen, vertaalt zich immers in hogere kosten voor de Zweedse gezinnen en bedrijven.

Aangezien de maatregel tijdelijk tot lagere brandstofprijzen zou moeten leiden, kan het in grensgebieden aantrekkelijker worden om in Zweden te tanken, met name wat benzine betreft. Zweden wees er echter op dat het in het kader van de reductieverplichting hogere quota heeft dan andere EU-landen. Het aandeel van biobrandstoffen, met name in diesel, is met andere woorden hoger in Zweden, wat tot hogere detailhandelsprijzen leidt. Als gevolg van deze situatie zal een verlaging van de dieselprijs in Zweden waarschijnlijk geen invloed hebben op de handel binnen de EU. Gezien de beperkte gevolgen en duur van de maatregel zou er geen sprake mogen zijn van concurrentieverstoring of belemmering van de goede werking van de interne markt.


Zoals in de REPowerEU-mededeling 4 wordt benadrukt, verzoekt de Commissie de lidstaten maatregelen te nemen om energiebesparingen te stimuleren en het verbruik van fossiele brandstoffen te verminderen, waarbij met name aandacht wordt geschonken aan kwetsbare gezinnen en bedrijven. Gezien de korte looptijd van de maatregel en de huidige uitzonderlijke omstandigheden die samenhangen met de geopolitieke situatie in combinatie met een uitzonderlijk hoge marktprijs voor olie, lijkt de gevraagde derogatie echter passend en evenredig. De maatregel houdt ook rekening met de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen de specifieke beleidsdoelstellingen van artikel 19 van de energiebelastingrichtlijn, en met name het milieubeleid van de EU, enerzijds en de dwingende noodzaak om de betaalbaarheid van energie voor bedrijven en gezinnen te waarborgen anderzijds.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het onder artikel 113 VWEU vallende gebied van de indirecte belastingen ressorteert als zodanig niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie in de zin van artikel 3 VWEU.

Op grond van artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG heeft de Raad evenwel, via afgeleid recht, een exclusieve bevoegdheid gekregen om een lidstaat te machtigen verdere vrijstellingen of verlagingen in de zin van dat artikel in te voeren. De lidstaten kunnen derhalve niet in de plaats van de Raad treden. Bijgevolg is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op het onderhavige uitvoeringsbesluit. Aangezien deze handeling niet een ontwerp van wetgevingshandeling is, dient zij hoe dan ook niet te worden toegezonden aan de nationale parlementen overeenkomstig protocol nr. 2 bij de Verdragen ter beoordeling van de naleving van het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De belastingverlagingen gaan niet verder dan wat nodig is om het gestelde doel te bereiken.

De belastingverlagingen gelden gedurende een beperkte periode van drie maanden.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad. Artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG voorziet uitsluitend in dit soort maatregel.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De maatregel vereist geen evaluatie van bestaande wetgeving.

Raadplegingen van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Zweden en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Dit voorstel betreft een machtiging van een afzonderlijke lidstaat op diens eigen verzoek en vereist geen effectbeoordeling.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De maatregel voorziet niet in een vereenvoudiging. Hij vloeit voort uit een verzoek van Zweden en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Grondrechten

De maatregel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De maatregel leidt niet tot financiële of administratieve lasten voor de Europese Unie. Het voorstel heeft derhalve geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Er is geen uitvoeringsplan nodig. Dit voorstel betreft een machtiging voor een belastingverlaging, gericht tot een afzonderlijke lidstaat, op diens eigen verzoek. Deze geldt voor een beperkte periode van drie maanden. De toepasselijke belastingtarieven zullen onder de in de energiebelastingrichtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus liggen. De maatregel kan worden geëvalueerd indien er na de geldigheidsduur een verzoek om verlenging wordt ingediend.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Het voorstel vereist geen toelichtende stukken over de omzetting.

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 1 is bepaald dat Zweden de belastingtarieven voor benzine, ongemerkte gasolie en gelijkwaardige brandstoffen die als motorbrandstof worden gebruikt, tot onder de minimumbelastingniveaus mag verlagen.

In artikel 2 is bepaald dat de machtiging, zoals door Zweden werd gevraagd, wordt verleend voor een periode van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding, hetgeen binnen de door de richtlijn toegestane maximumtermijn van zes jaar valt.