Toelichting bij COM(2022)420 - Standpunt EU in de Internationale Graanraad over wijziging van het reglement van orde bij het Graanhandelsverdrag 1995 mbt de contractuele periode van de externe auditor

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie in de Internationale Graanraad (“IGR”) moet worden ingenomen in verband met de beoogde wijziging van het reglement van orde bij het Graanhandelsverdrag 1995 (“het verdrag”) wat betreft de voorwaarden van het contract met de externe auditor.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Graanhandelsverdrag 1995

Het verdrag heeft tot doel de internationale samenwerking met betrekking tot alle aspecten van de handel in granen te bevorderen, de uitbreiding van de internationale handel in granen te stimuleren en een zo vrij mogelijk graanhandelsverkeer te bewerkstelligen. Bovendien moet het zoveel mogelijk bijdragen tot de stabiliteit van de internationale graanmarkten in het belang van alle leden, de wereldwijde voedselzekerheid vergroten en een forum bieden voor de uitwisseling van informatie en voor de bespreking van de zorgpunten van de leden met betrekking tot de graanhandel.

Het verdrag is op 1 juli 1995 in werking getreden. De Unie is partij bij het verdrag. Het verdrag is bij Besluit 96/88/EG van de Raad 1 door de Europese Unie gesloten.

Het verdrag werd gesloten voor een periode van drie jaar, tot en met 30 juni 1998, en is sindsdien regelmatig door de IGR verlengd. Overeenkomstig artikel 33 van het verdrag wordt het verdrag telkens verlengd met maximaal twee jaar. Het werd voor het laatst verlengd bij IGR-besluit van 7 juni 2021 en blijft van kracht tot en met 30 juni 2023.

2.2.Internationale Graanraad

De IGR is een intergouvernementele organisatie die streeft naar verwezenlijking van de in artikel 1 van het verdrag vastgelegde doelen. Met name beoogt de IGR:

·de internationale samenwerking met betrekking tot alle aspecten van de handel in granen te bevorderen;

·de uitbreiding, openheid en billijkheid van de internationale handel in de graansector te bevorderen;

·bij te dragen tot de stabiliteit van de internationale graanmarkt, de wereldwijde voedselzekerheid te vergroten en bij te dragen tot de ontwikkeling van de landen waarvan de economie afhankelijk is van de graanverkoop.

Deze doelen worden nagestreefd door middel van verbetering van de markttransparantie in de vorm van informatie-uitwisseling, analyse en onderling overleg over markt- en beleidsontwikkelingen.

De IGR bestaat uit dertig leden, waaronder veel van ’s werelds grootste graanproducenten en graanimporteurs. Naast de Unie zijn onder meer Argentinië, Australië, Canada, Egypte, India, Japan, Rusland, Oekraïne, het Verenigd Koninkrijk en de VS lid van de raad. China en Brazilië zijn echter geen lid.

De dertig leden van de IGR hebben in totaal 2 000 stemmen.

Voor de begrotingsprocedures (zie artikel 11 van het verdrag), dat wil zeggen voor de vaststelling van de jaarlijkse financiële bijdrage van de leden, beschikt de Unie in 2021/2022 over 369 stemmen 2 .

Voor de besluitvorming, dat wil zeggen bij stemmingen (zie artikel 12 van het verdrag), bezitten de 11 exporterende leden samen 1 000 stemmen (waarvan de Unie er 245 heeft) en de 19 importerende leden samen ook 1 000 stemmen. In dit verband moet worden benadrukt dat de IGR in principe op basis van consensus werkt en dat het zeer zelden tot een stemming komt.

Op de IGR-bijeenkomsten wordt de Europese Unie vertegenwoordigd door de Europese Commissie. De lidstaten mogen de IGR-bijeenkomsten, en met name de IGR-raadszittingen, bijwonen.

2.3.Beoogde handeling van de Internationale Graanraad

Op 14 april 2022 heeft het secretariaat van de IGR een formeel voorstel 3 tot wijziging van voorschrift 31, punt a), van het reglement van orde bij het verdrag verspreid.

Het secretariaat van de IGR stelde, conform hetgeen eerder was besproken binnen de IGR, voor om de mogelijke duur van het contract met de externe auditor te verlengen. Het Administratief Comité wijst momenteel een onafhankelijke auditor aan voor een periode van drie jaar, die slechts eenmaal met twee jaar mag worden verlengd.

Volgens het voorstel kan deze auditor voortaan voor vijf jaar worden aangewezen en mag deze periode slechts eenmaal met maximaal drie jaar worden verlengd.

Met de voorgestelde verlenging van de mogelijke duur van het contract met de externe auditor moet het mogelijk worden om een betere prijs met de potentiële kandidaten uit te onderhandelen.

Tijdens zijn bijeenkomst van 10 mei 2022 heeft het Administratief Comité naar het voorstel gekeken en besloten om de IGR aan te bevelen het in behandeling te nemen 4 . Op die bijeenkomst deed de Unie het verzoek om het IGR-besluit via stemming per post (d.w.z. via de schriftelijke procedure) te nemen, met als uiterste datum 30 november 2022. Daarmee zou de Unie in de gelegenheid worden gesteld om haar interne procedures af te ronden.

Het verdrag bevat geen speciale regels voor stemmingen per post (ofwel de schriftelijke procedure), maar verdragsartikel 14 betreffende de besluiten van de IGR schrijft niet voor dat dergelijke besluiten tijdens een zitting van de IGR-raad moeten worden genomen.

Op 6 juni 2022, tijdens de 56e zitting van de IGR-raad, stemden de leden in met het verzoek van de Unie en werd besloten de schriftelijke procedure te volgen voor het besluit over de voorgestelde wijziging, met als uiterste datum 30 november 2022 5 .

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De Unie is de op een na grootste contribuant van de IGR, na de VS.

Om de financiële duurzaamheid van de IGR te verbeteren en een onnodige verhoging van de bijdragen van de leden te vermijden, is het in het belang van de Unie om de voorgestelde wijziging van het reglement van orde te steunen.

Met het onderhavige voorstel wordt de Raad verzocht de Commissie te machtigen om namens de Unie voor de voorgestelde wijziging van het reglement van orde te stemmen.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 6 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De beoogde handeling van de IGR heeft tot gevolg dat het reglement van orde wordt gewijzigd in die zin dat het bestaande voorschrift voor de contractuele periode van de externe auditor wordt aangepast. Het reglement van orde bevat nadere voorschriften voor het beheer van het verdrag, dat een internationale overeenkomst is die bindend is voor de Unie. De beoogde handeling heeft derhalve rechtsgevolgen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De hoofddoelstelling en -inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op de handel in landbouwproducten.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Omdat het reglement van orde bij het verdrag wordt gewijzigd met de voorgestelde IGR-handelingen, moet het besluit van de Raad na de goedkeuring ervan bekend worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.