Toelichting bij COM(2022)435 - Wijziging van Besluit 2015/2169 betreffende de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst met Korea

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Motivering en doel van het voorstel

Op 1 oktober 2015 heeft de Raad Besluit (EU) 2015/2169 betreffende de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, vastgesteld 1 .

In artikel 1 van het aan de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds 2 , gehechte protocol betreffende culturele samenwerking 3 (“het protocol”) wordt het kader vastgesteld waarbinnen de partijen dienen samen te werken om de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten, onder meer in de audiovisuele sector, te vergemakkelijken.

Het protocol bevat bepalingen inzake een recht van audiovisuele coproducties om aanspraak te maken op de respectieve regelingen.

Overeenkomstig artikel 5, lid 8, punt b), van het protocol wordt het recht van aanspraak na de aanvankelijke periode met drie jaar verlengd en daarna automatisch telkens met perioden van dezelfde duur, tenzij een van de partijen het recht van aanspraak ten minste drie maanden voor het verstrijken van de aanvankelijke of verlengingsperiode schriftelijk opzegt.

Overeenkomstig de huidige versie van artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2015/2169 moet de Commissie de Republiek Korea in kennis stellen van het voornemen van de Unie om de in artikel 5 van het protocol bedoelde periode waarin een recht op aanspraak voor coproductie bestaat, niet overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 8, punt b, van het protocol te verlengen, tenzij de Raad, op voorstel van de Commissie, vier maanden vóór het verstrijken van die periode met eenparigheid van stemmen met verlenging ervan instemt.

Bij arrest van 1 maart 2022 in de zaak Commissie/Raad 4 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de procedure van artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2015/2169 van de Raad niet in overeenstemming was met artikel 218 VWEU, voor zover de Raad daarbij met eenparigheid van stemmen moest stemmen. De toepasselijke stemregel voor de vaststelling van besluiten in de zin van artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2015/2169 van de Raad moest dus die van artikel 218, lid 8, eerste alinea, VWEU zijn, te weten een stemming met gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad.

Daarom moet de eis dat de Raad met eenparigheid van stemmen beslist over de verlenging van het recht op aanspraak, worden geschrapt.


2. RECHTSGRONDSLAG

Rechtsgrondslag

Het voorstel wijzigt Besluit (EU) 2015/2169 van de Raad en moet derhalve op dezelfde rechtsgrondslag worden vastgesteld, namelijk artikel 91, artikel 100, lid 2, artikel 167, lid 3, en artikel 207 juncto artikel 218, lid 6, punt a, v, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarbij de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit na goedkeuring door het Parlement.


Keuze van het instrument

Het voorstel wijzigt Besluit (EU) 2015/2169 van de Raad.