Toelichting bij COM(2022)422 - Toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol tot uitvoering van de visserijovereenkomst met Mauritius (2022-2026)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Op 21 december 2012 werd de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius gesloten. Deze trad op 28 januari 2014 in werking voor een periode van zes jaar. De overeenkomst wordt stilzwijgend verlengd en is derhalve nog steeds van kracht. Het meest recente uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij had een looptijd van vier jaar, gerekend vanaf de datum van voorlopige toepassing (d.w.z. de datum van ondertekening) ervan. Het werd op 8 december 2017 ondertekend en verstreek op 7 december 2021.

Er werd een verlenging van het protocol met zes maanden overeengekomen in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Mauritius. Deze werd op 5 april 2022 ondertekend.

Op basis van onderhandelingsrichtsnoeren 1 heeft de Commissie met Mauritius onderhandelingen gevoerd over een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst. Na afloop van deze onderhandelingen werd op 7 mei 2022 een nieuw protocol geparafeerd.

Het nieuwe protocol heeft een looptijd van vier jaar, die ingaat op de in artikel 18 van het protocol bedoelde datum van voorlopige toepassing, i.e. de datum van ondertekening ervan door beide partijen.

Met het onderhavige voorstel worden de vangstmogelijkheden verdeeld over de betrokken EU-lidstaten.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het nieuwe protocol moet vooral een geactualiseerd kader bieden waarin rekening wordt gehouden met de prioriteiten van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid en de externe dimensie ervan. Op basis daarvan kan het strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en Mauritius worden voortgezet en versterkt. Het nieuwe protocol zal hun de mogelijkheid bieden om nauwer samen te werken bij de bevordering van een duurzaam visserijbeleid conform de in EU-recht verankerde doelstelling om biologische rijkdommen van de zee in stand te houden, bij een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de Mauritiaanse wateren en bij de inspanningen van Mauritius om zijn duurzame oceaaneconomie tot ontwikkeling te brengen, hetgeen in het belang is van beide partijen. In het kader van die samenwerking zullen ook fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden in de visserijsector worden bevorderd.

Het nieuwe protocol voorziet in vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen in de Mauritiaanse wateren. Deze berusten op het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op de aanbevelingen van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan — de regionale visserijorganisatie die over grote afstanden trekkende visbestanden beheert — en worden, in voorkomend geval, binnen de grenzen van het beschikbare overschot verleend. De Commissie heeft zich onder meer gebaseerd op de resultaten van een evaluatie van het vorige protocol (2017-2021) en op een verkennende beoordeling van de wenselijkheid om een nieuw protocol te sluiten. Beide werden uitgevoerd door externe deskundigen.

1.

Het protocol voorziet in de volgende vangstmogelijkheden:


— 40 vaartuigen voor de visserij met de ringzegen,

— 45 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De uitonderhandeling van een nieuw protocol past in het externe optreden van de EU ten aanzien van de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan. Met name is rekening gehouden met de EU-doelstellingen op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten en democratische beginselen.

De EU en Mauritius zijn partij bij de op 29 augustus 2009 ondertekende interim-overeenkomst waarbij een kader werd geschapen voor een economische partnerschapsovereenkomst (EPO) tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika enerzijds en de Europese Unie en haar lidstaten anderzijds. De onderhandelingen over een nieuw protocol stroken met de EPO, die voorziet in samenwerking tussen de partijen op het gebied van de handel in visserijproducten en de ontwikkeling van de visserij in de sectoren zeevisserij, binnenvisserij en aquacultuur.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag is artikel 43, lid 3, VWEU, waarin is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen moet vaststellen voor de verdeling van de vangstmogelijkheden.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt.

Evenredigheid

Het voorstel staat in verhouding tot de in artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgelegde doelstelling om een juridisch, ecologisch, economisch en sociaal bestuurskader voor visserijactiviteiten van vaartuigen van de EU in wateren van derde landen tot stand te brengen. Het is in overeenstemming met die bepalingen, alsook met de bepalingen van artikel 32 van die verordening, die betrekking hebben op financiële steun aan derde landen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2021 heeft de Commissie een ex-postevaluatie van het protocol 2017-2021 bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Mauritius verricht, alsmede een ex-ante-evaluatie van een eventuele vernieuwing van het protocol.

Uit de evaluatie van het protocol 2017-2021 bleek dat het een aanvulling op de andere toegangsregelingen in de regio vormt en EU-vaartuigen de mogelijkheid biedt om de exploitatie van migrerende bestanden te optimaliseren binnen de regionale regels van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan. Het was van belang voor de EU-belanghebbenden omdat het EU-reders voorspelbare toegang bood tot een productief visserijgebied waar de doelsoorten in overvloed aanwezig zijn. Toegang tot de Mauritiaanse wateren biedt de EU-beugvisserijvloot, die La Réunion als uitvalsbasis heeft, kansen om de visserijgebieden uit te breiden tot de naburige wateren. De activiteiten van de EU-tonijnvloot in de Mauritiaanse wateren en in de Indische Oceaan in bredere zin hebben voor Mauritius aanzienlijke gunstige sociaal-economische gevolgen gehad en de financiële bijdrage van de EU is grotendeels in overeenstemming gebracht met de benutte vangstmogelijkheden. Wat de sectorale steun betreft, werd in de evaluatie geconstateerd dat de uitvoering van het programma vertragingen had opgelopen en dat een toekomstig sectoraal steunprogramma in de eerste plaats gericht moet zijn op een versterking van de capaciteit van Mauritius om zijn internationale verplichtingen na te komen, en met name die welke verband houden met wetenschappelijke waarnemingen, vangstbemonstering en haveninspecties. Een toekomstig sectoraal steunprogramma zou ook tot de ontwikkeling van de nationale visserijsector kunnen bijdragen door steun te verlenen aan kleinschalige vissers en de ontwikkeling van een semi-industrieel segment. In de evaluatie werd aanbevolen een deel van de beschikbare financiering te bestemmen voor de aanwerving van een externe technisch assistent die belast wordt met de coördinatie en vergemakkelijking van de uitvoering van het sectorale steunprogramma.

Voor de EU is het van belang een instrument te behouden dat nauwe sectorale samenwerking mogelijk maakt met een land dat een belangrijke economische partner, een leverancier van visproducten aan de EU en een belanghebbende op het internationale toneel is en visgronden heeft die van belang zijn voor de EU-vloot.

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft in het kader van de evaluatie overleg gepleegd met de lidstaten, vertegenwoordigers van de sector en internationale maatschappelijke organisaties en met de visserijautoriteiten en het maatschappelijk middenveld van Mauritius. Ook heeft overleg plaatsgevonden in de adviesraad voor de langeafstandsvisserij. De conclusie was dat het voor de Europese Unie en Mauritius gunstig zou zijn een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij te sluiten.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Overeenkomstig artikel 31, lid 10, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft de Commissie voor de ex-post-evaluatie en de ex-ante-evaluatie een beroep gedaan op een onafhankelijke consultant.

Grondrechten

Het uitonderhandelde protocol bevat een clausule over de gevolgen van schendingen van de essentiële mensenrechtenbepalingen van artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou of schendingen van het overeenkomstige artikel van de vervolgovereenkomst.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De ontwerpverordening heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Deze procedure loopt parallel aan de procedure voor het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en voorlopige toepassing van het uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en Mauritius en aan de procedure voor het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van dat protocol. Deze verordening moet van toepassing worden zodra de visserijactiviteiten in het kader van het protocol mogelijk worden, d.w.z. vanaf de datum van ondertekening van het protocol, die leidt tot de voorlopige toepassing ervan.