Toelichting bij COM(2022)536 - Standpunt EU in het stuurcomité over herziening reglement van orde en personeelsstatuut, invoering reglement bemiddelingscomité en geschillen in de Vervoersgemeenschap

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionaal stuurcomité dat is opgericht bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (“het verdrag”) met betrekking tot de herziening van het reglement van orde van het regionaal stuurcomité en de invoering van het reglement van orde van het bemiddelingscomité en van regels inzake geschillenbeslechting voor het secretariaat van de Vervoersgemeenschap.

2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap

Op 1 mei 2019 hebben de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Noord-Macedonië, Kosovo 1* (hierna “Kosovo” genoemd), Montenegro en de Republiek Servië het verdrag geratificeerd. De Europese Unie is partij bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap en heeft op 4 maart 2019 een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap aangenomen 2 . Het verdrag is op 1 mei 2019 in werking getreden.


2.2Het regionaal stuurcomité

Het regionaal stuurcomité is opgericht bij artikel 24 van het verdrag en is belast met het beheer en de correcte tenuitvoerlegging van het verdrag. Daartoe doet het aanbevelingen en neemt het besluiten in de gevallen waarin het verdrag voorziet. Het regionaal stuurcomité:

a) bereidt de werkzaamheden van de ministerraad voor;

b) neemt besluiten tot instelling van technische comités;

c) doet aanbevelingen en neemt besluiten overeenkomstig het verdrag;

d) neemt passende maatregelen naar aanleiding van de vaststelling van nieuwe EU-handelingen, met name door de herziening van bijlage I bij het verdrag;

e) stelt, na raadpleging van de ministerraad, de directeur van het permanent secretariaat aan;

f) kan één of meer adjunct-directeuren van het permanent secretariaat aanstellen;

g) stelt de regels van het permanent secretariaat vast;

h) kan door een besluit de bijdragen aan de begroting wijzigen;

i) stelt de jaarlijkse begroting van het verdrag op;

j) stelt een besluit vast waarin de procedure voor de uitvoering van de begroting, voor de indiening en controle van de rekeningen en voor inspecties wordt gespecificeerd;

k) neemt besluiten over geschillen die door de overeenkomstsluitende partijen zijn voorgelegd;

l) stelt algemene beginselen vast inzake de toegang tot documenten die in het bezit zijn van bij of op grond van het verdrag opgerichte instanties;

m) neemt ten behoeve van de ministerraad jaarlijkse verslagen aan over de totstandbrenging van het uitgebreide netwerk;

n) bepaalt de termijnen waarbinnen en de wijze waarop de Zuidoost-Europese partijen bepaalde EU-handelingen dienen om te zetten.

Het regionaal stuurcomité bestaat uit één vertegenwoordiger en één plaatsvervanger van elke overeenkomstsluitende partij. Alle EU-lidstaten kunnen deelnemen als waarnemer. Het regionaal stuurcomité handelt met eenparigheid van stemmen.


2.3De beoogde handelingen van het regionaal stuurcomité

Het ontwerpbesluit van de Raad heeft betrekking op de vaststelling van besluiten door het regionaal stuurcomité inzake de herziening van zijn reglement van orde, de herziening van het personeelsstatuut en de invoering van gedetailleerde procedureregels van het bemiddelingscomité en van regels inzake geschillenbeslechting voor het permanent secretariaat van de Vervoersgemeenschap.

De artikelen 14 en 15 van het personeelsstatuut van de Vervoersgemeenschap (vastgesteld krachtens Besluit 03/2019 van het regionaal stuurcomité van 5 juni 2019) voorzien in de oprichting van een bemiddelingscomité en in de instelling van het reglement van orde en van regels voor geschillenbeslechting (arbitrage), om geschillen tussen het permanent secretariaat en zijn personeelsleden te regelen. In deze regels inzake bemiddeling en geschillenbeslechting worden de nadere modaliteiten vastgesteld om dit in de praktijk te brengen. Dit vergt ook bepaalde wijzigingen van het personeelsstatuut van de Vervoersgemeenschap.

Bovendien heeft het voorstel voor een besluit van de Raad ook betrekking op de wijziging van het reglement van orde van het regionaal stuurcomité. Momenteel moet het permanent secretariaat alle documenten zes weken vóór een vergadering van het RSC indienen. Deze periode moet worden ingekort tot vier weken om rekening te houden met de problemen in verband met de indiening van de documenten binnen de huidige periode van zes weken.

3. NAMENS DE UNIE IN TE NEMEN STANDPUNT

De vaststelling van deze besluiten door het regionaal stuurcomité is noodzakelijk om de soepele werking van het permanent secretariaat van de Vervoersgemeenschap te blijven verzekeren en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Omdat de Unie partij is bij het verdrag, dient zij een standpunt in te nemen.

In dat opzicht wordt eraan herinnerd dat het verdrag een van de elementen is die de regionale samenwerking in de Westelijke Balkan moeten versterken, zoals verder uitgelegd in het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap [COM(2017) 324 final, onder “Algemene context”].

4. RECHTSGRONDSLAG

4.1Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1 Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

2.

4.1.2 Toepassing op het onderhavige geval


Het regionaal stuurcomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.

De door het regionaal stuurcomité vast te stellen besluiten zijn handelingen met rechtsgevolgen. Wat de regels inzake bemiddeling en geschillenbeslechting betreft, is het regionaal stuurcomité bevoegd om regels voor het permanent secretariaat vast te stellen overeenkomstig artikel 30 van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Bovendien is het regionaal stuurcomité op grond van artikel 24, lid 1, van het Verdrag belast met het beheer en de correcte uitvoering van dit Verdrag. Het regionaal stuurcomité is bevoegd de voorgenomen wijzigingen van zijn reglement van orde vast te stellen overeenkomstig artikel 24, lid 5, van het verdrag.

Vanwege hun aard, en als onderdeel van het op het regionaal stuurcomité toepasselijke internationaal recht, bevatten de voorgenomen regels elementen die gevolgen hebben voor de rechtspositie van de partijen bij het verdrag en derhalve ook van de Unie. Bijgevolg moet worden aangenomen dat die regels rechtsgevolgen hebben.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het verdrag heeft doelstellingen en componenten op het gebied van enerzijds wegvervoer, spoorvervoer en vervoer over de binnenwateren, vervoerswijzen die onder artikel 91 VWEU vallen, en anderzijds op het gebied van zeevervoer, dat onder artikel 100, lid 2, VWEU valt. Door zijn horizontale karakter heeft het voorgenomen besluit gevolgen voor al deze elementen. Al deze elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

Het voorgestelde besluit heeft derhalve de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.