Toelichting bij COM(2022)537 - Standpunt EU in het stuurcomité over administratieve en personeelsaangelegenheden van de Vervoersgemeenschap, invoering van een schooltoelage en regels over detachering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionaal stuurcomité dat is opgericht bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot drie beoogde besluiten van dat comité, namelijk een besluit tot wijziging van Besluit nr. 2019/3 betreffende bepaalde administratieve en personeelsvoorschriften en de invoering in het Statuut van de Vervoersgemeenschap van regels inzake telewerken en schooltoelagen, een besluit inzake de regels voor de schooltoelage voor het permanent secretariaat van de Vervoersgemeenschap, en een besluit over de regels inzake detachering en ter plaatse gecontracteerde deskundigen.

2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap

Op 1 mei 2019 hadden de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Noord-Macedonië, Kosovo 1* (hierna “Kosovo” genoemd), Montenegro en de Republiek Servië het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap geratificeerd. De Europese Unie is partij bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap en heeft op 4 maart 2019 een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap aangenomen 2 , dat op 1 mei 2019 in werking is getreden.

2.2Het regionaal stuurcomité

Het regionaal stuurcomité is opgericht bij artikel 24 van het verdrag en is belast met het beheer en de correcte tenuitvoerlegging van het verdrag. Daartoe doet het aanbevelingen en neemt het besluiten in de gevallen waarin het verdrag voorziet. Het regionaal stuurcomité:

a) bereidt de werkzaamheden van de ministerraad voor;

b) neemt besluiten tot instelling van technische comités;

c) doet aanbevelingen en neemt besluiten overeenkomstig het verdrag;

d) neemt passende maatregelen naar aanleiding van de vaststelling van nieuwe EU-handelingen, met name door de herziening van bijlage I bij het verdrag;

e) stelt, na raadpleging van de ministerraad, de directeur van het permanent secretariaat aan;

f) kan één of meer adjunct-directeuren van het permanent secretariaat aanstellen;

g) stelt de regels van het permanent secretariaat vast;

h) kan door een besluit de bijdragen aan de begroting wijzigen;

i) stelt de jaarlijkse begroting van het verdrag op;

j) stelt een besluit vast waarin de procedure voor de uitvoering van de begroting, voor het voorleggen en nazien van de rekeningen en voor inspecties wordt gespecificeerd;

k) neemt besluiten over geschillen die door de overeenkomstsluitende partijen zijn voorgelegd;

l) stelt algemene beginselen vast inzake de toegang tot documenten die in het bezit zijn van bij of op grond van het verdrag opgerichte instanties;

m) neemt ten behoeve van de ministerraad jaarlijkse verslagen aan over de verwezenlijking van het uitgebreide netwerk;

n) bepaalt de termijnen waarbinnen en de wijze waarop de Zuidoost-Europese partijen bepaalde EU-handelingen dienen om te zetten.

Het regionaal stuurcomité bestaat uit één vertegenwoordiger en één plaatsvervanger van elke overeenkomstsluitende partij. Alle EU-lidstaten kunnen deelnemen als waarnemer. Het regionaal stuurcomité handelt met eenparigheid van stemmen.

2.3Begroting en financiële voorschriften

De bijdrage aan de begroting van de Vervoersgemeenschap is vastgesteld in bijlage V bij het verdrag. De Unie draagt 80 % bij aan de begroting en de resterende 20 % komt van de landen van de Westelijke Balkan.

Op 29 juli 2020 heeft het regionaal stuurcomité van de Vervoersgemeenschap de financiële regels en auditprocedures vastgesteld die van toepassing zijn op de Vervoersgemeenschap.

De financiële regels stellen de directeur van het permanent secretariaat in staat de begroting van de Vervoersgemeenschap uit te voeren overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.

3. NAMENS DE UNIE IN TE NEMEN STANDPUNT

De vaststelling van de beoogde besluiten door het regionaal stuurcomité is noodzakelijk voor de uitvoering van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap en voor de goede werking van het permanent secretariaat. Omdat de Unie partij is bij het verdrag, dient zij een standpunt in te nemen over de besluiten.

In dat opzicht wordt eraan herinnerd dat het verdrag een van de elementen is die de regionale samenwerking in de Westelijke Balkan moeten versterken, zoals verder uitgelegd in het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap [COM(2017) 324 final, onder “Algemene context”].

4. RECHTSGRONDSLAG

4.1Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1 Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

4.1.2 Toepassing op het onderhavige geval

Het regionaal stuurcomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.

De door het regionaal stuurcomité vast te stellen besluiten zijn onder meer handelingen met rechtsgevolgen. Overeenkomstig artikel 30 van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap is het regionaal stuurcomité bevoegd om regels vast te stellen met betrekking tot het permanent secretariaat, in het bijzonder betreffende de aanwerving, de werkomstandigheden en het geografisch evenwicht van het personeel van het secretariaat. Naar hun aard en uit hoofde van het internationaal recht dat van toepassing is op het regionaal stuurcomité, bevatten deze regels elementen waarvan moet worden aangenomen dat ze rechtsgevolgen hebben.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De beoogde handelingen zijn noodzakelijk voor de correcte werking van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Het verdrag heeft doelstellingen en componenten op het gebied van enerzijds wegvervoer, spoorvervoer en vervoer over de binnenwateren, vervoerswijzen die onder artikel 91 VWEU vallen, en anderzijds op het gebied van zeevervoer, dat onder artikel 100, lid 2, VWEU valt. Door hun horizontale karakter bestrijken de beoogde handelingen al die aspecten.

Het voorgestelde besluit heeft derhalve de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.