Toelichting bij COM(2022)546 - Verordening (EU) 2024/886 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2024 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 260/2012 en (EU) 2021/1230 en Richtlijnen 98/26/EG en (EU) 2015/2366 wat betreft instantovermakingen in euro’s

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Instantbetalingen zijn een vorm van overmaking waarbij geldmiddelen binnen enkele seconden, op elk gewenst moment, overdag of ’s nachts, en op om het even welke dag van het jaar, van de rekening van de betaler naar de begunstigde worden overgemaakt. Hierin verschillen instantbetalingen van andere overmakingen, die pas tijdens kantooruren door betalingsdienstaanbieders 1 worden verwerkt, waardoor de geldmiddelen pas aan het einde van de volgende werkdag aan de begunstigde worden gecrediteerd.

Instantbetalingen vormen een belangrijke technologische innovatie op betalingsgebied. Geldmiddelen die in het financiële stelsel vastzitten, kunnen met behulp van instantbetalingen worden vrijgemaakt en onmiddellijk aan eindgebruikers – consumenten en bedrijven in de EU – voor consumptie en investeringen ter beschikking worden gesteld. Instantbetalingen bieden banken en financiëletechnologiebedrijven (fintechs) ook mogelijkheden voor ontwikkeling van nieuwe oplossingen voor betalingen op het punt van interactie (point of interaction of PoI), hetzij op fysieke verkooppunten, hetzij bij e-commercetransacties (bv. met behulp van mobiele betaalapplicaties op smartphones). Dergelijke oplossingen zouden de huidige hoge concentratiegraad op de PoI-markt, met name voor grensoverschrijdende betalingen, helpen verminderen.

De architectuur voor instantbetalingen in euro bestaat inmiddels in de EU. Deze omvat verschillende betalingssystemen die onmiddellijke afwikkeling aanbieden, evenals de regeling voor instantovermakingen (SCT Inst-regeling) in de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (Single Euro Payments Area of SEPA) die in november 2017 door de Europese Betalingsraad (European Payments Council of EPC) werd gelanceerd 2 .

De aanzienlijke potentiële voordelen van instantbetalingen voor consumenten en bedrijven in de EU worden echter belemmerd door de trage uitrol en het geringe gebruik van instantbetalingen. Eind 2021 bestond slechts 11 % van de euro-overmakingen in de EU uit instantbetalingen 3 . De redenen hiervoor zijn aangegeven in de effectbeoordeling bij dit voorstel (zie hieronder).

In de mededeling van de Commissie van 5 december 2018, getiteld “Naar een sterkere internationale rol van de EUR” 4 , sprak de Commissie haar steun uit voor een volledig geïntegreerde markt voor instantbetalingen in de EU, teneinde de risico’s en kwetsbaarheden bij retailbetalingen te verminderen en de autonomie van bestaande betalingsoplossingen te vergroten. In haar mededeling van 24 september 2020 over een “Strategie voor retailbetalingen voor de EU” 5 kondigde de Commissie aan dat zij, indien nodig, wetgeving zou voorstellen op grond waarvan betalingsdienstaanbieders in de EU tegen eind 2021 instantbetalingen in euro zouden moeten aanbieden. In zijn conclusies van 22 maart 2021 6 benadrukte de Raad het bevorderen van het wijdverbreide gebruik van instantbetalingen als doelstelling van de strategie voor retailbetalingen. In haar mededeling van 20 januari 2021, getiteld “Het Europese economisch-financieel bestel: openheid, kracht en veerkracht stimuleren” 7 , herhaalde de Commissie het belang van haar strategie voor retailbetalingen en van digitale innovatie in het geldwezen als methode voor het versterken van de eengemaakte markt voor financiële diensten en haar open strategische autonomie op macro-economisch en financieel gebied. Vervolgens heeft de Commissie een initiatief inzake instantbetalingen in het Werkprogramma van de Commissie voor 2022 8 opgenomen.

In zijn conclusies van 5 april 2022 9 verwees de Raad naar het voornemen van de Commissie om een wetgevingsvoorstel inzake instantbetalingen in te dienen, hierbij herinnerend aan de doelstelling om de ontwikkeling van concurrerende binnenlandse en pan-Europese marktgebaseerde betalingsoplossingen te bevorderen, en het belang benadrukkend van het definiëren en effectief uitvoeren van een kader voor een onafhankelijke, efficiënte, goed functionerende, open en autonome Europese betalingsruimte.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Universele beschikbaarheid van instantbetalingen in euro vormt een noodzakelijk onderdeel van de actualisering en modernisering van de SEPA. De SEPA stelt Europese consumenten, bedrijven en overheidsdiensten in staat om grensoverschrijdende betalingen in euro even gemakkelijk als binnenlandse betalingen te verrichten en ontvangen, en stelt het publiek in staat om met hun bestaande betaalrekening in hun lidstaat van herkomst salarisbetalingen uit andere lidstaten te ontvangen of rekeningen uit andere lidstaten te betalen. Het SEPA-project is in 2002 met steun van de Commissie van start gegaan en heeft de Europese banksector ertoe aangezet de EPC op te richten, die zich, op verzoek van de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB), ertoe heeft verbonden om, in nauw overleg met alle belanghebbenden (met inbegrip van handelaren en consumenten), geharmoniseerde regelingen van regels en procedures voor uitvoering van betalingen in euro te ontwikkelen. De SEPA-regeling is in 2008 van start gegaan voor overmakingen in euro en in 2009 voor automatische afschrijvingen. Deze twee regelingen werden bij de SEPA-verordening van 2012 10 verplicht gesteld voor betalingen in euro. De SCT Inst.-regeling werd in 2017 gelanceerd.

Twee EU-wetgevingshandelingen op het gebied van betalingen, te weten de richtlijn betalingsdiensten in de interne markt van 2015 (tweede richtlijn betalingsdiensten) 11 en de verordening betreffende grensoverschrijdende betalingen 12 , zijn reeds van toepassing op instantbetalingen en blijven dat ook na inwerkingtreding van dit voorstel. De tweede richtlijn betalingsdiensten bevat regels en verplichtingen voor betalingsdienstaanbieders en consumentenrechten voor vele soorten algemeen gebruikte betalingen in de EU, waaronder overmakingen; de richtlijn wordt momenteel geëvalueerd en bij eventuele wijzigingsvoorstellen zal ten volle rekening worden gehouden met het huidige voorstel. De verordening betreffende grensoverschrijdende betalingen schrijft voor dat voor grensoverschrijdende betalingen in euro dezelfde prijs wordt aangerekend als voor binnenlandse betalingen van het overeenkomstige type in de nationale valuta (met inbegrip van overmakingen en dus ook instantbetalingen), die door dezelfde betalingsdienstaanbieder worden verwerkt (zie hieronder voor een nadere toelichting op de wisselwerking tussen de verordening betreffende grensoverschrijdende betalingen en dit voorstel).

Betalingsdienstaanbieders die instantbetalingen aanbieden, moeten ervoor zorgen – net als bij alle andere soorten betalingen – dat zij beschikken over passende realtime-instrumenten ter voorkoming van fraude, witwassen en terrorismefinanciering, in volledige overeenstemming met de bestaande EU-wetgeving. Dit initiatief heeft geen gevolgen voor de robuustheid van controles ter bestrijding van witwassen/terrorismefinanciering (AML/CFT-controles). Met name het feit dat deze betalingen onmiddellijk, binnen minder dan tien seconden, worden uitgevoerd, doet op geen enkele wijze afbreuk aan de verplichting van meldingsplichtige entiteiten om de vereiste AML/CFT-controles uit te voeren en, indien nodig, verdachte transacties te melden. Hierbij gaat het meestal om vereisten achteraf, in tegenstelling tot de verplichtingen inzake screening op sancties, waaraan moet worden voldaan voordat de transactie wordt uitgevoerd (dus binnen tien seconden voor instantbetalingen) en die derhalve onder dit voorstel vallen. Dit voorstel is evenmin op enigerlei wijze van invloed op de doeltreffendheid en tijdigheid van het onderzoek door de financiële-inlichtingeneenheden (FIE’s) van dergelijke meldingen van verdachte transacties.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de EU

Het initiatief is volledig in overeenstemming met andere initiatieven van de Commissie zoals beschreven in de EU-strategie voor het digitale geldwezen 13 van de Commissie, die samen met de strategie voor retailbetalingen werd vastgesteld, welke initiatieven gericht zijn op het bevorderen van de digitale transformatie van het geldwezen en de economie van de EU en het tegengaan van versnippering van de digitale eengemaakte markt.

Het is ook volledig in overeenstemming met de mededeling van de Commissie getiteld “Naar een sterkere internationale rol van de EUR” 14 , waarin de Commissie haar steun uitsprak voor een volledig geïntegreerd systeem voor instantbetalingen in de EU, teneinde de risico’s en kwetsbaarheden in retailbetalingssystemen te verminderen en de autonomie van bestaande betalingsoplossingen te vergroten. Het is ook in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 2021 getiteld “Het Europese economisch-financieel bestel: openheid, kracht en veerkracht stimuleren” 15 , waarin nogmaals wordt gewezen op het belang van haar strategie voor retailbetalingen en van digitale innovatie in het geldwezen voor het versterken van de eengemaakte markt voor financiële diensten. In dezelfde mededeling werd bevestigd dat de Commissie en de diensten van de ECB samen op technisch niveau een brede reeks beleidsmatige, juridische en technische kwesties zullen bezien die zich bij een mogelijke introductie van een digitale euro kunnen voordoen, telkens binnen de hun door de EU‑Verdragen toegewezen mandaten. Een wetgevingsinitiatief inzake de digitale euro is ook in het Werkprogramma van de Commissie voor 2023 opgenomen.

De volledige uitrol van instantbetalingen is een van de belangrijkste elementen van de strategie voor retailbetalingen 16 van de ECB, die ook de TIPS-dienst (TARGET Instant Payment Settlement) aanbiedt. Daarom zal de ECB mogelijk worden verzocht om een advies over dit voorstel uit te brengen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De passende rechtsgrondslag is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de Europese instellingen opdraagt bepalingen vast te stellen om de interne markt tot stand te brengen en de goede werking ervan te waarborgen overeenkomstig artikel 26 VWEU. Dit is de rechtsgrondslag die wordt gebruikt voor bestaande EU-wetgeving op het gebied van betalingen, zoals de SEPA-verordening, de tweede richtlijn betalingsdiensten en de verordening betreffende grensoverschrijdende betalingen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Alleen via EU-maatregelen kunnen alle betrokken betalingsdienstaanbieders in de EU worden verplicht om de dienst van verzending en ontvangst van grensoverschrijdende instantbetalingen te verlenen. De lidstaten afzonderlijk kunnen niet voorzien in geharmoniseerde EU-regels inzake grensoverschrijdende instantbetalingen, of het nu gaat om de screening op sancties of de bescherming van de betaler in geval van fraude of fouten. Bovendien is de SEPA voor niet-instantovermakingen en automatische afschrijvingen vastgesteld bij een EU-verordening en wordt de SEPA met het huidige voorstel verder ontwikkeld.

Evenredigheid

Alleen betalingsdienstaanbieders die hun klanten een dienst voor overmakingen in euro aanbieden, vallen onder de verplichting om instantbetalingen in euro aan te bieden. De SEPA-verordening sluit reeds betalingstransacties uit die voor eigen rekening tussen en binnen betalingsdienstaanbieders, met inbegrip van hun agenten of bijkantoren, worden uitgevoerd. Bovendien vallen betalingsinstellingen 17 en instellingen voor elektronisch geld 18 niet onder de finaliteitsrichtlijn 19 , aangezien zij momenteel niet kunnen deelnemen aan afwikkelingssystemen die krachtens die richtlijn als zodanig zijn aangemerkt, waaronder veel EU-afwikkelingssystemen die op grote schaal voor overmakingen en instantbetalingen worden gebruikt. Dit kan worden heroverwogen in het licht van toekomstige wijzigingen in de finaliteitsrichtlijn nadat deze is geëvalueerd. In het kader van dit voorstel zal betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld echter niet worden belet om op vrijwillige basis instantbetalingen aan hun betalingsdienstgebruikers aan te bieden. Het voorstel voorziet ook in gespreide termijnen voor de diensten van ontvangst en verzending van instantbetalingen en voor betalingsdienstaanbieders binnen en buiten de eurozone.

Keuze van het instrument

Aangezien in de SEPA-verordening technische en bedrijfsmatige vereisten voor alle overmakingen in euro zijn vastgesteld en instantbetalingen in euro een nieuwe categorie van overmakingen in euro zijn, is het passend dat het huidige voorstel tot wijziging van die verordening strekt.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Op 23 november 2017 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 15 van de verordening 20 een verslag over de werking van de SEPA-verordening uitgebracht. In het verslag werd geconcludeerd dat de SEPA-verordening in de hele EU over het algemeen correct wordt toegepast en dat er geen voorstel voor vervolgwetgeving nodig was.

Aangezien er echter geen instantbetalingen bestonden toen de SEPA-verordening in 2012 werd vastgesteld, bevatte zij geen specifieke bepalingen over deze nieuwe categorie overmakingen in euro. Toevoeging van specifieke bepalingen over instantbetalingen in euro aan de SEPA-verordening weerspiegelt de modernisering van de technologieën voor overmakingen in euro, waardoor onmiddellijke verwerking mogelijk wordt.

Raadpleging van belanghebbenden

Om ervoor te zorgen dat in het voorstel van de Commissie rekening wordt gehouden met de standpunten van alle belanghebbenden, bestond de raadplegingsstrategie voor dit initiatief uit:

–een openbare raadpleging over de strategie voor retailbetalingen van de Commissie, die plaatsvond van 3 april tot en met 26 juni 2020 21 ;

–een openbare raadpleging over de aanvangseffectbeoordeling voor het onderhavige initiatief, die plaatsvond van 10 maart tot en met 7 april 2021 22 ;

–een openbare raadpleging die plaatsvond van 31 maart tot en met 23 juni 2021 23 ;

–een gerichte raadpleging van de betalingssector, die plaatsvond van 24 maart tot en met 12 juni 2021 24 ;

–raadplegingen van belanghebbenden in twee deskundigengroepen van de Commissie: de gebruikersgroep financiële diensten (FSUG) en de deskundigengroep inzake de markt voor betalingssystemen (PSMEG);

–ad-hoccontacten met verschillende belanghebbenden, hetzij op hun initiatief, hetzij op initiatief van de Commissie;

–een webinar over de potentiële voordelen van instantbetalingen voor consumenten en bedrijven, gegeven door het directoraat-generaal Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie van de Commissie op 10 juni 2021 25 ;

–raadplegingen van deskundigen van de lidstaten in de deskundigengroep banken, betalingen en verzekeringen van de Commissie, de deskundigengroep beperkende maatregelen van de Unie en extraterritorialiteit en ad-hocworkshops over de screening op sancties.

De resultaten van deze raadplegingen zijn samengevat in bijlage 2 bij de effectbeoordeling bij dit voorstel.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Bij de voorbereiding van dit initiatief is gebruikgemaakt van een aantal bronnen van informatie en expertise, waaronder:

–bewijsmateriaal dat in het kader van de verschillende bovengenoemde raadplegingen is aangeleverd;

–een studie met de titel “Instant Payments, Current and expected benefits”, die in 2021 door Fidelis Consulting is uitgevoerd 26 ;

–informatie over het lidmaatschap en gebruik van de SCT-regeling en de SCT Inst.-regeling, die regelmatig door de EPC wordt verstrekt;

–informatie die door de ECB en de nationale betalingscomités wordt verstrekt;

–de ORBIS-databank;

–het register van betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld van de Europese Bankautoriteit (EBA) op grond van de tweede richtlijn betalingsdiensten;

–een discussienota over de voorlopige opmerkingen van de EBA over geselecteerde betalingsfraudegegevens in het kader van de tweede richtlijn betalingsdiensten, zoals gerapporteerd door de sector;

–via gerichte raadplegingen en bilaterale contacten door betalingsdienstaanbieders en andere soorten aanbieders verstrekt bewijsmateriaal, met name over de kosten;

–door het Europees Bureau van Consumentenverenigingen (BEUC) verstrekt bewijsmateriaal, met name over de prijsstelling van instantbetalingen in euro.

Effectbeoordeling

Dit voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordeling 27 , die op 27 april 2022 aan de Raad voor regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board of RSB) is voorgelegd en, na een nieuwe indiening op 8 juli 2022, op 7 september 2022 door de RSB is goedgekeurd.

Volgens de effectbeoordeling is het belangrijkste probleem het geringe gebruik van instantbetalingen in euro, gemeten als percentage van alle overmakingen in euro die in de EU worden verzonden (ongeveer 11 %). Dit probleem heeft twee consequenties:

–niet-gerealiseerde voordelen en efficiëntiewinsten van instantbetalingen, zowel op macroniveau als voor specifieke categorieën belanghebbenden, waaronder consumenten, handelaren, zakelijke gebruikers, betalingsdienstaanbieders en financiëletechnologiebedrijven (fintechs), en overheidsdiensten, waaronder belastingautoriteiten;

–beperkte keuze uit betaalmiddelen op het punt van interactie, vooral bij grensoverschrijdende transacties.

Er zijn vier oorzaken van het probleem vastgesteld, twee aan de aanbodzijde en twee aan de vraagzijde:

–onvoldoende stimulansen voor betalingsdienstaanbieders om instantbetalingen in euro aan te bieden (oorzaak aan aanbodzijde);

–afschrikkende transactiekosten voor instantbetalingen in vergelijking met alternatieve betaalmiddelen (oorzaak aan vraagzijde);

–hoog percentage geweigerde instantbetalingen omdat ten onrechte wordt geconstateerd dat er op EU-sanctielijsten geplaatste personen bij betrokken zijn (oorzaak aan aanbodzijde).

–bezorgdheid bij de betalers over de veiligheid van instantbetalingen (oorzaak aan vraagzijde).

In de effectbeoordeling wordt een pakket voorkeursopties gepresenteerd dat ingaat op de vier vastgestelde oorzaken:

–een verplichting voor betalingsdienstaanbieders die een dienst voor reguliere overmakingen in euro aanbieden (met gerichte uitsluitingen) om verzending en ontvangst van instantbetalingen in euro aan te bieden;

–een verplichting voor betalingsdienstaanbieders om voor instantbetalingen in euro geen hogere kosten aan te rekenen dan voor reguliere overmakingen in euro;

–een verplichting tot screening op sancties in de vorm van zeer frequente controles van cliënten aan de hand van EU-sanctielijsten (zoals in bepaalde lidstaten al voor binnenlandse betalingen gebeurt), in plaats van controles bij elke afzonderlijke transactie;

–een verplichting voor betalingsdienstaanbieders om een dienst aan te bieden waarmee klanten in kennis worden gesteld wanneer wordt vastgesteld dat de door de betaler verstrekte naam van de begunstigde niet overeenstemt met de naam van de houder van het internationale bankrekeningnummer (IBAN);

Bovenstaande verplichtingen worden ingevoerd door middel van een wijziging van de SEPA-verordening, waarin ook andere soorten betalingen in euro, met inbegrip van niet-instantovermakingen, zijn geregeld. De verplichtingen met betrekking tot de screening op sancties en de bescherming van betalers zijn echter beperkt tot instantbetalingen in euro, waarop de onderliggende oorzaken van het probleem de grootste invloed bleken te hebben. Bij instantbetalingen is het voor betalingsdienstaanbieders onmogelijk om binnen tien seconden te controleren of bij de gemarkeerde transactie personen op EU-sanctielijsten betrokken zijn, waardoor een dergelijke transactie ten onrechte wordt geweigerd. Bij niet-instantovermakingen doet zich dit probleem niet voor. Het gevoel dat men bij gebruik van niet-instantovermakingen meer mogelijkheden heeft om geldmiddelen in geval van fraude of fouten terug te vorderen, ontmoedigt betalers bovendien om meer gebruik te maken van instantbetalingen dan van niet-instantovermakingen.

In de effectbeoordeling is vastgesteld dat er materiële, maar evenredige eenmalige uitvoeringskosten verbonden zijn aan het aanbieden van instantbetalingen door betalingsdienstaanbieders die dat nog niet doen, en, voor de meeste betalingsdienstaanbieders, met het controleren of het IBAN van de begunstigde overeenstemt met de naam van de begunstigde. De lopende kosten voor betalingsdienstaanbieders zouden beperkt zijn. Over het geheel genomen zou het kosteneffect voor betalingsdienstaanbieders in de loop van de tijd neutraal zijn, gezien de aanzienlijke besparingen van de voorgestelde nieuwe aanpak bij de screening op sancties, de geringere tijd en moeite voor de follow-up bij fraude en fouten, de lagere kosten in verband met de verwerking van contant geld en cheques, en het vooruitzicht om doeltreffender te concurreren met de gevestigde exploitanten op de PoI-markt en innovatieve PoI-oplossingen voor instantbetalingen te kunnen aanbieden, ook voor grensoverschrijdende betalingen.

De verbetering van de liquiditeit en cashflow zal een breed scala aan voordelen opleveren. Deze komen ten goede aan alle ontvangers van instantbetalingen, met inbegrip van consumenten, handelaren, zakelijke gebruikers en overheidsdiensten zoals belastingautoriteiten, waardoor hun economische efficiëntie aanzienlijk zal toenemen. Momenteel zijn op elk moment vele miljarden euro’s in betalingssystemen onderweg en niet beschikbaar voor consumptie of investeringen.

Een groter gebruik van instantbetalingen zal ook de ontwikkeling van nieuwe betalingsoplossingen stimuleren, zodat instantbetalingen op het punt van interactie kunnen worden gebruikt voor de aanschaf van goederen en diensten, met name bij grensoverschrijdende transacties. Dit zal de concurrentie in de sector vergroten en leiden tot kostenreducties voor handelaren, die deze eventueel aan de consument kunnen doorgeven.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit initiatief is geen initiatief in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit). Hoewel het voorstel de vorm heeft van een wijziging van de SEPA-verordening, waarin vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro zijn vastgesteld, is het niet gebaseerd op een evaluatie van die verordening en wijzigt het die verordening niet verder dan nodig is om specifieke nieuwe bepalingen inzake instantbetalingen op te nemen.

In overeenstemming met het “one in, one out”-beginsel heeft de Commissie zich ertoe verbonden de aanpassingskosten van nieuwe initiatieven “zoveel mogelijk te compenseren” en nieuwe administratieve kosten te compenseren door de administratieve kosten van andere initiatieven dienovereenkomstig te verminderen 28 . Dit voorstel brengt echter geen administratieve kosten voor bedrijven, burgers of overheidsinstanties met zich mee, aangezien het initiatief niet zal leiden tot verscherpt toezicht op betalingsdienstaanbieders, noch tot specifieke rapportageverplichtingen. Het initiatief leidt evenmin tot toezichtsvergoedingen en -heffingen.

Hoewel aanpassingskosten niet volgens het “one in, one out”-beginsel hoeven te worden gecompenseerd, zullen de terugkerende kostenbesparingen voor betalingsdienstaanbieders als gevolg van de nieuwe aanpak bij de screening op sancties de aanpassingskosten die voortvloeien uit de andere onderdelen van dit voorstel naar verwachting meer dan compenseren, zodat het initiatief over het geheel genomen negatieve aanpassingskosten (d.w.z. besparingen) zal opleveren 29 .

• Grondrechten

Het initiatief is in overeenstemming met de grondrechten.

Voor zover voor de naleving van dit initiatief verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk is, moet deze verwerking in overeenstemming met de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) 30 plaatsvinden.

Dit initiatief legt de verplichting op om in geval van instantbetalingen in euro te controleren op discrepanties tussen de naam en de identificator van de betaalrekening van de begunstigde. Wanneer begunstigden natuurlijke personen zijn, is verwerking van hun namen en de identificators van hun betaalrekeningen evenredig en noodzakelijk om frauduleuze transacties te voorkomen en fouten te detecteren. Het voorstel voorziet voorts in een procedure om na te gaan of klanten van betalingsdienstaanbieders personen of entiteiten zijn die aan EU-sancties zijn onderworpen. Het stelt duidelijke regels vast met betrekking tot de frequentie en verantwoordelijkheid voor dergelijke controles. Het initiatief zorgt ervoor dat persoonsgegevens voor uitvoering van dergelijke controles toereikend en relevant zijn en beperkt blijven tot het hoogst noodzakelijke.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het huidige voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.

5. OVERIGE ELEMENTEN

• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De algemene doelstelling om het volume van de instantbetalingen in euro te vergroten ten opzichte van alle overmakingen in euro kan continu worden gecontroleerd op basis van gegevens van de EPC, die de SCT-regeling en de SCT Inst.-regeling beheert. Voor het toezicht op het gebruik van instantbetalingen in euro in verschillende gebruikstoepassingen (onder meer bij het punt van interactie) en de volumes aan instantbetalingen in euro in vergelijking met contant geld of kaarten moeten, met hulp van de ECB en de EBA, gegevens uit een aantal verschillende bronnen worden samengevoegd. Er komen geen nieuwe rapportageverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders.

Artikelsgewijze toelichting



1.

Onderwerp, toepassingsgebied en definities


Het voorstel introduceert in de SEPA-verordening aanvullende bepalingen betreffende instantbetalingen in euro en specificeert welke betalingsdienstaanbieders aan deze bepalingen moeten voldoen.

Er worden vier nieuwe definities ingevoerd:

–“instantovermaking”, waarin de belangrijkste technische vereisten worden omschreven en wordt verduidelijkt dat het om een subcategorie van overmakingen in euro gaat;

–“PSU-interface” (interface voor betalingsdienstgebruikers), waarin de bepalingen inzake het recht van betalingsdienstgebruikers om instantbetalingen te initiëren via dezelfde kanalen die zij voor het initiëren van andere overmakingen gebruiken, en de bepalingen met betrekking tot de kosten voor overeenkomstige overmakingstransacties in euro verder worden verduidelijkt;

–“identificator van de betaalrekening”, waarin wordt verduidelijkt dat een “identificator van de betaalrekening” als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt a), van de SEPA-verordening en in artikel 5 quater van het huidige voorstel moet worden beschouwd als de unieke identificator zoals bedoeld in artikel 88 van de tweede richtlijn betalingsdiensten en gedefinieerd in artikel 4, punt 33, van die richtlijn; alsmede

–“op de lijst geplaatste personen of entiteiten”, waarin wordt verduidelijkt dat betalingsdienstaanbieders de procedure van artikel 5 quinquies van het huidige voorstel moeten volgen om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan EU-sancties die de verplichting inhouden de tegoeden van individuele personen of entiteiten te bevriezen en geen geldmiddelen of economische middelen direct of indirect aan hen ter beschikking te stellen.

Bovendien wordt de bestaande definitie van “retailbetalingssysteem” gewijzigd om rekening te houden met verschillende manieren van afwikkeling van retailbetalingstransacties, met inbegrip van niet-batchgewijze afwikkeling (per afzonderlijke transactie) en realtime uitvoering van instantbetalingen gedurende 24 uur per etmaal.

2.

Verplichte aanbieding van instantovermakingen in euro (artikel 5 bis)


Betalingsdienstaanbieders die overmakingen in euro aanbieden, worden verplicht de dienst van verzending en ontvangst van instantbetalingen in euro aan te bieden. Voor deze dienst zijn verscheidene technische specificaties vastgesteld, waaronder de verplichting om 24 uur per dag en 365 dagen per jaar betalingsopdrachten te ontvangen en voor instantbetalingen bereikbaar te zijn, zonder de mogelijkheid om uiterste tijdstippen vast te stellen of de verwerking van instantbetalingen tot werkdagen te beperken. Betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld zijn van dit vereiste uitgesloten omdat zij beperkte toegang tot betalingssystemen hebben.


De klantinterfaces (PSU-interfaces) waarmee opdrachten voor overmakingen kunnen worden ingediend, moeten ook indiening van opdrachten voor instantbetalingen mogelijk maken. Wanneer een betalingsdienstaanbieder de mogelijkheid biedt om meerdere betalingsopdrachten voor overmakingen gebundeld in te dienen, moet hij dezelfde dienst aanbieden voor instantbetalingen in euro.

De invoering van deze vereisten zal als volgt over vier afzonderlijke data worden gespreid:

–ontvangst van instantbetalingen in euro voor betalingsdienstaanbieders in de eurozone: 6 maanden na inwerkingtreding van deze verordening;

–verzending van instantbetalingen in euro voor betalingsdienstaanbieders in de eurozone: 12 maanden na inwerkingtreding;

–ontvangst van instantbetalingen in euro voor betalingsdienstaanbieders buiten de eurozone: 30 maanden na inwerkingtreding;

–verzending van instantbetalingen in euro voor betalingsdienstaanbieders buiten de eurozone: 36 maanden na inwerkingtreding.

3.

Kosten voor instantbetalingen (artikel 5 ter en wijziging van Verordening (EU) 2021/1230)


De kosten die betalingsdienstaanbieders voor de verzending of ontvangst van instantbetalingen in euro aanrekenen, mogen niet hoger zijn dan de kosten van dezelfde betalingsdienstaanbieder voor de verzending of ontvangst van een niet-instantovermaking in euro. Dit vereiste geldt voor alle betalingsdienstaanbieders die instantbetalingen in euro aanbieden, met inbegrip van betalingsdienstaanbieders die niet verplicht zijn om instantbetalingen aan te bieden (zoals betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld). Het vereiste zal voor betalingsdienstaanbieders in de eurozone vanaf 6 maanden na inwerkingtreding van de verordening van toepassing zijn, en voor betalingsdienstaanbieders buiten de eurozone vanaf 30 maanden na inwerkingtreding.

Voor bepaalde instantbetalingstransacties in euro, namelijk grensoverschrijdende instantbetalingen in euro die worden uitgevoerd door een betalingsdienstaanbieder die zich bevindt in een lidstaat buiten de eurozone, kan de toepassing van Verordening (EU) 2021/1230 betreffende grensoverschrijdende betalingen leiden tot hogere kosten dan door dit voorstel worden vereist. Artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1230 luidt als volgt: “De kosten die een betalingsdienstaanbieder aan een betalingsdienstgebruiker aanrekent voor grensoverschrijdende betalingen in euro, zijn dezelfde als de kosten die deze betalingsdienstaanbieder aanrekent voor overeenkomstige binnenlandse betalingen van dezelfde waarde in de nationale valuta van de lidstaat waar de betalingsdienstaanbieder van de betalingsdienstgebruiker zich bevindt”. Een grensoverschrijdende instantbetaling in euro en een binnenlandse instantbetaling in de nationale valuta zouden dergelijke overeenkomstige betalingen zijn.

Bij de prijsberekening voor een grensoverschrijdende instantbetaling in euro zou een zich buiten de eurozone bevindende betalingsdienstaanbieder op grond van het huidige voorstel verplicht zijn om hetzij dezelfde, hetzij lagere kosten dan de kosten voor een grensoverschrijdende niet-instantovermaking in euro aanrekenen, en, op grond van de verordening betreffende grensoverschrijdende betalingen, precies dezelfde kosten als voor een binnenlandse instantbetaling in de nationale valuta. Naleving van beide vereisten zou echter niet mogelijk zijn wanneer een dergelijke betalingsdienstaanbieder momenteel hogere kosten voor een binnenlandse instantbetaling in de nationale valuta hanteert dan voor grensoverschrijdende niet-instantovermakingen in euro.

Ter verwezenlijking van de doelstelling om betalingsdienstgebruikers in de richting van instantbetalingen in euro te sturen, wordt Verordening (EU) 2021/1230 gewijzigd om ervoor te zorgen dat een grensoverschrijdende instantbetaling in euro wordt geprijsd op hetzelfde niveau als of een lager niveau dan een overeenkomstige reguliere grensoverschrijdende overmaking in euro, ook al betekent dit dat de prijs voor een dergelijke grensoverschrijdende instantbetaling in euro niet gelijk is aan de prijs voor een overeenkomstige binnenlandse instantbetaling in de nationale valuta.

4.

Discrepanties tussen de naam en identificator van de betaalrekening van een begunstigde (artikel 5 quater)


Alle betalingsdienstaanbieders die de dienst van het verzenden van instantbetalingen in euro aanbieden (met inbegrip van degenen die daartoe niet verplicht zijn), zijn verplicht hun betalingsdienstgebruikers een dienst aan te bieden waarmee wordt gecontroleerd of het IBAN van de begunstigde 31 overeenstemt met de naam van de begunstigde en de betalingsdienstgebruiker in kennis wordt gesteld van eventuele geconstateerde discrepanties. De kennisgeving moet worden gedaan voordat de betaler de betalingsopdracht voor een instantbetaling afrondt en voordat de betalingsdienstaanbieder de instantbetaling uitvoert. Het staat de gebruiker in alle gevallen vrij om te beslissen of hij de betalingsopdracht voor een instantbetaling indient.

Het gebruik van een dergelijke dienst door een gebruiker doet geen afbreuk aan de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van instantbetalingen, zoals bepaald in de artikelen 88 en 89 van de tweede richtlijn betalingsdiensten.

Betalingsdienstaanbieders moeten betalingsdienstgebruikers in kennis stellen van elke geconstateerde discrepantie tussen de naam van de begunstigde en de identificator van de betaalrekening, zoals verstrekt door de betaler, voor zowel binnenlandse als grensoverschrijdende instantovermakingen in euro. Dit voorstel belet betalingsdienstaanbieders niet om een dergelijke dienst ook aan te bieden voor andere soorten overmakingen en niet alleen voor instantovermakingen.

Betalingsdienstaanbieders kunnen een vergoeding voor het gebruik van een dergelijke dienst aanrekenen en betalingsdienstgebruikers zijn niet verplicht er gebruik van te maken.

Dit vereiste zal voor betalingsdienstaanbieders in de eurozone vanaf 12 maanden na inwerkingtreding van toepassing zijn, en voor betalingsdienstaanbieders buiten de eurozone vanaf 36 maanden na inwerkingtreding. Deze termijnen zijn volledig afgestemd op de datums voor de invoering van de verplichting om de dienst van verzending van instantbetalingen in euro aan te bieden.

5.

Screening van instantbetalingen op EU-sancties (artikel 5 quinquies)


Betalingsdienstaanbieders zijn verplicht een geharmoniseerde aanpak te volgen, zodat EU-sancties kunnen worden toegepast zonder overlappingen, inefficiënties en daaruit voortvloeiende fricties die optreden als betalingsdienstaanbieders uiteenlopende screeningprocessen volgen. De geharmoniseerde aanpak heeft betrekking op de specifieke soorten sancties die op individuele personen en entiteiten van toepassing zijn, d.w.z. de verplichting om tegoeden te bevriezen en geen geldmiddelen of economische middelen aan dergelijke personen en entiteiten ter beschikking te stellen. De diensten van de Commissie houden een geconsolideerde lijst van dergelijke personen en entiteiten 32 bij.

Betalingsdienstaanbieders moeten ten minste eenmaal per dag en in ieder geval onmiddellijk na de inwerkingtreding van eventuele nieuwe of gewijzigde aanwijzingen, nagaan of hun klanten aangewezen personen of entiteiten zijn die aan EU-sancties onderworpen zijn.

Een geharmoniseerde aanpak biedt betalingsdienstaanbieders de broodnodige rechtszekerheid en elimineert zo fricties die de effectieve uitvoering van instantbetalingen in euro in de weg staan, zonder de algehele doeltreffendheid van de screening op sancties in het gedrang te brengen.

Wanneer een betalingsdienstaanbieder van een betaler of begunstigde nalaat om de vereiste controle uit te voeren en vervolgens betrokken is bij de uitvoering van een instantbetaling voor een betaler of begunstigde die onderworpen is aan EU-sancties, is deze betalingsdienstaanbieder aansprakelijk voor alle financiële schade die door de andere bij de instantbetaling betrokken betalingsdienstaanbieder wordt geleden als gevolg van sancties op grond van EU-sanctieverordeningen. Deze verplichting geldt vanaf 6 maanden na de inwerkingtreding voor alle betalingsdienstaanbieders die onder artikel 5 quinquies vallen.

6.

Sancties (artikel 11)


De sancties voor betalingsdienstaanbieders wegens de niet-naleving van wettelijke vereisten die in dit voorstel zijn opgenomen, vallen onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. In het nieuwe lid 1 ter van artikel 11 van de SEPA-verordening zijn minimumniveaus vastgelegd voor de sancties die de nationale autoriteiten kunnen opleggen wegens niet-naleving van EU-sanctieverplichtingen. De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van de sancties die in hun rechtsgebied van toepassing zijn.