Toelichting bij COM(2022)480 - Import, export and transit measures for firearms, components and ammunition, implementing UN Protocol on firearms and Convention against Transnational Organised Crime

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Illegale stromen van vuurwapens faciliteren zware en georganiseerde criminaliteit, waaronder terrorisme, door gewelddadige methoden mogelijk te maken om criminele doelen te bereiken, illegale bedrijven te ondersteunen en deze tegen concurrentie te beschermen. Illegale vuurwapens hebben ook een invloed op andere vormen van georganiseerde misdaad, zoals drugshandel en mensenhandel. In 2017 waren er naar schatting 35 miljoen illegale vuurwapens in het bezit van burgers in de EU (56 % van het geschatte totale aantal vuurwapens) 1 . Volgens deze schattingen zijn er in twaalf EU-lidstaten meer illegale dan legale wapens 2 .

De huidige EU-regels over invoer, uitvoer en doorvoer zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (hierna “VN-protocol inzake vuurwapens” genoemd), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan (hierna “vuurwapenverordening” genoemd). De verordening was bedoeld om de belangrijkste problemen in verband met de tracering van en de illegale handel in civiele vuurwapens aan te pakken door gemeenschappelijke definities, regels en beginselen vast te stellen voor de procedures voor uitvoer, invoer en doorvoer. De algemene strategische doelstelling ervan was het verminderen van het risico van illegale handel in vuurwapens voor civiel gebruik door te zorgen voor samenhang tussen de lidstaten wat betreft de regels inzake buitenlandse handel overeenkomstig artikel 10 van het VN-protocol inzake vuurwapens.

In de vuurwapenverordening zijn de voorschriften vastgesteld voor de procedures voor legale uitvoer en voor de tracering van vuurwapens tijdens internationaal vervoer, die horizontaal in alle EU-lidstaten moeten worden uitgevoerd. Daarom was de vuurwapenverordening, die gericht is tot personen en bedrijven die actief zijn op de legale markt, bedoeld om indirecte gevolgen te hebben voor de illegale handel. De vuurwapenverordening regelt met name de uitvoervergunning voor civiele vuurwapens en de doorvoer en invoer van deze vuurwapens. Zij voorziet ook in douaneformaliteiten, vereenvoudigde procedures voor uitvoer, sancties, registratieverplichtingen en de verplichting tot uitwisseling van informatie, en administratieve samenwerking.

In de dreigingsevaluatie voor zware en georganiseerde criminaliteit van 2021, gepubliceerd door het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), werd erop gewezen dat illegale vuurwapens afkomstig zijn van binnen de EU, maar ook van wapenvoorraden buiten de EU 3 . Uit het project “Studying the Acquisition of Illicit Firearms by Terrorists in Europe” (SAFTE) is gebleken dat externe bevoorradingskanalen in de EU belangrijker zijn dan interne kanalen voor de aanvoer van illegale vuurwapenmarkten. De grensoverschrijdende handel in vuurwapens uit niet-EU-landen werd beschouwd als het belangrijkste aanvoermechanisme 4 . De duurzaamheid van vuurwapens betekent dat wapens, zodra ze een lidstaat zijn binnengesmokkeld, jarenlang in de EU kunnen blijven en gemakkelijk over de grenzen heen kunnen circuleren 5 .

Uit een recente studie van het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) blijkt ook dat het traditionele gesloten karakter van de illegale vuurwapenmarkt in de EU afneemt als gevolg van de aanhoudende grensoverschrijdende handel in vuurwapens naar de EU vanuit postconflictlanden, de toegenomen beschikbaarheid van gemakkelijk opnieuw gebruiksklaar gemaakte of omgebouwde wapens en een betere toegang tot vuurwapens via onlinemarkten. Daardoor zijn verschillende soorten vuurwapens gemakkelijker beschikbaar geworden voor criminelen, waaronder terroristen met de juiste criminele banden 6 .

Bovendien dragen de omzeiling van regels en de omleiding van vuurwapens bij tot de handel in vuurwapens, hun essentiële onderdelen en munitie. Een van de recente trends in de illegale handel in vuurwapens door criminelen is het zoeken naar markten met minder restrictieve wetgeving, zowel binnen als buiten de EU, met betrekking tot het voorhanden hebben van vuurwapens. Zij verwerven vuurwapens legaal in het ene land om ze illegaal naar andere landen te vervoeren voor eigen criminele doeleinden of voor verdere herverdeling 7 .

Zoals hierboven vermeld, is de illegale handel in vuurwapens naar de EU vanuit postconflictlanden een van de belangrijkste toeleveringsketens. Wapens die voortkomen uit de gewapende conflicten in de Westelijke Balkan, zijn de grootste bron van grensoverschrijdende handel in vuurwapens naar de EU.

De gevolgen van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne zijn aanzienlijk buiten Oekraïne, voor onze buurlanden en voor de interne veiligheid van de EU. Hoewel er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het voorstel en de uitvoer van vuurwapens voor militaire doeleinden naar Oekraïne, zal de herziene vuurwapenverordening, zodra deze in werking treedt, het risico op omzeiling van embargo’s in het geval van de uitvoer van vuurwapens voor civiel gebruik verminderen en de controles op de invoer van civiele vuurwapens uit niet-EU-landen (met inbegrip van postconflictlanden), die naar behoren moeten worden getraceerd, doen toenemen.

Het voorstel heeft tot doel de illegale handel in vuurwapens naar en vanuit de EU te bestrijden en te voorkomen, onder meer door de risico’s bij in- en uitvoer aan te pakken. Bij invoer houden de twee belangrijkste risico’s verband met het omzeilen van onduidelijke regels die de invoer van “halffabricaten” van vuurwapens en onderdelen mogelijk maken. Deze halffabricaten en onderdelen kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van vuurwapens thuis, die niet correct zijn gemarkeerd en geregistreerd (zogenaamde “spookgeweren”). Bovendien worden alarm- en seinwapens die kunnen worden omgebouwd tot dodelijke vuurwapens overal in de EU in een criminele context gebruikt. Bij uitvoer ligt het grootste risico in de omleiding van civiele vuurwapens die naar een niet-EU-land worden verzonden en opnieuw worden uitgevoerd naar landen die aan wapenembargo’s zijn onderworpen of die worden verkocht aan criminelen en strijdkrachten vanwege een gebrek aan controle en toezicht voor en na het uitvoerproces. Zodra deze vuurwapens zijn omgeleid, kunnen zij bijdragen tot een destabilisering nabij de EU-grenzen of uiteindelijk worden teruggesmokkeld naar de EU.

Daarom beoogt dit voorstel gecoördineerde controles tussen de lidstaten mogelijk te maken en de traceerbaarheid van vuurwapens te waarborgen. Het voorstel voorziet met name in de correcte registratie van informatie over vuurwapens, komt tegemoet aan de noodzaak om het werk van de douaneautoriteiten op het gebied van de opsporing van illegale vuurwapens, hun onderdelen en munitie te verbeteren, en beperkt de invoer van halffabricaten van vuurwapens en essentiële onderdelen tot wapenhandelaren en -makelaars, wat een belangrijke nieuwheid is. Voorts beoogt dit voorstel de rol van de vergunningverlenende autoriteiten te verduidelijken. Het heeft ook tot doel de samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties (met inbegrip van douane) en vergunningverlenende autoriteiten, zowel bij invoer als bij uitvoer, te verbeteren om de traceerbaarheid van vuurwapens, hun onderdelen en munitie te verbeteren.

Voorts beoogt het voorstel de systematische verzameling van gegevens over internationaal verkeer van vuurwapens voor civiel gebruik en gegevens over in beslag genomen vuurwapens te verbeteren. Het ontbreken van gecentraliseerde gegevens op nationaal niveau en het gebrek aan transparantie als gevolg van de gevoeligheid van de gegevens belemmeren de verzameling van kwalitatieve gegevens. Op zijn beurt belemmert het gebrek aan gegevens de ontwikkeling van gericht beleid en onderzoek op het gebied van de illegale handel in vuurwapens. Daarom is het voorstel gericht op het ontvangen van jaarlijkse gegevens van de lidstaten over het aantal vergunningen en weigeringen van vergunningen en over de hoeveelheden en waarde van de in- en uitgevoerde civiele vuurwapens, per herkomst en bestemming. Daarnaast is het systematisch verzamelen van gegevens over inbeslagneming noodzakelijk om gericht beleid te ontwikkelen om de illegale handel in vuurwapens te voorkomen en aan te pakken.

Daarnaast beoogt het voorstel een evenwicht te vinden tussen enerzijds de behoefte aan meer veiligheid en anderzijds de facilitering van de legale handel in vuurwapens. In dit verband heeft het voorstel tot doel een gelijk speelveld te waarborgen en de administratieve lasten voor marktdeelnemers en vuurwapeneigenaren te verminderen, aangezien marktdeelnemers nog steeds te maken krijgen met verschillende nationale regels, procedures en praktijken wanneer zij een uitvoer- of invoervergunning proberen te verkrijgen. Bovendien zijn EU-bedrijven onderworpen aan verschillende vereisten en administratieve procedures en dragen zij dus verschillende kosten, afhankelijk van de lidstaat waar zij actief zijn. Bovendien worden zij geconfronteerd met omslachtige papieren procedures. Het voorstel heeft dan ook tot doel deze problemen aan te pakken door een duidelijk rechtskader tot stand te brengen, gericht op de digitalisering van procedures, en de samenwerking tussen douane- en vergunningverlenende autoriteiten te intensiveren om de invoer-, uitvoer- en doorvoerprocedures te vergemakkelijken. Wat de eigenaars van vuurwapens betreft, vergemakkelijken de relevante bepalingen de tijdelijke overbrenging van vuurwapens zonder dat daarvoor langdurige vergunningsprocedures nodig zijn, namelijk door in bepaalde gevallen te voorzien in vrijstellingen van invoer- en uitvoervergunningen voor jagers, sportschutters en verzamelaars.

Ten slotte beoogt dit voorstel het bestaande grijze gebied op te lossen en de overlapping aan te pakken tussen het toepassingsgebied van de vuurwapenverordening en het toepassingsgebied van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (hierna “het gemeenschappelijk standpunt” genoemd). Deze overlapping laat ruimte voor uiteenlopende interpretaties en inconsistenties bij de toepassing van de correcte (militaire of civiele) uitvoerregeling op de betrokken producten. Bovendien is het gebrek aan duidelijke objectieve criteria in zowel de vuurwapenverordening als het gemeenschappelijk standpunt om vast te stellen of vuurwapens of munitie militair of civiel zijn, problematisch. In dit verband is het toepassingsgebied van dit voorstel volledig afgestemd op het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2021/555 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (hierna “de vuurwapenrichtlijn” genoemd) (met inbegrip van de categorie A van de gevaarlijkste vuurwapens). Interstatelijke transacties (d.w.z. tussen overheden) en rechtstreekse verkopen aan de strijdkrachten, de politie of overheidsinstanties blijven buiten het toepassingsgebied van dit initiatief en blijven onderworpen aan het gemeenschappelijk standpunt. Alle andere transacties worden beschouwd als van civiele aard en zijn derhalve uitsluitend onderworpen aan de regels en procedures waarin dit voorstel voorziet.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is in overeenstemming met de prioriteiten van de EU-strategie voor de veiligheidsunie van de Commissie 8 , waarin wordt gevraagd na te gaan of de regels inzake uitvoervergunningen en invoer- en doorvoermaatregelen voor vuurwapens nog aan hun doel beantwoorden. De nadruk blijft liggen op het verbeteren van de traceerbaarheid van wapens en het waarborgen van informatie-uitwisseling tussen vergunningverlenende en rechtshandhavingsautoriteiten.

Dit voorstel weerspiegelt ook de prioriteiten van de EU-strategie voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit van de Commissie 9 , waarin vuurwapens worden aangemerkt als een belangrijke factor in het toenemende geweld door criminele groeperingen, omdat die hen in staat stellen hun tegenstanders te intimideren en controle uit te oefenen over hun leden en markten.

Daarnaast vormt dit voorstel een vervolg op de uitvoering van het EU-actieplan 2020-2025 inzake illegale vuurwapenhandel 10 . Dat actieplan heeft vier hoofdprioriteiten, waartoe dit voorstel ook bijdraagt: de legale markt vrijwaren en onttrekking beperken, een duidelijker beeld krijgen van de situatie, de druk op criminele markten opvoeren en internationale samenwerking intensiveren.

Meer in het bijzonder schrijft actie 1.4 van het actieplan het volgende voor: “De Commissie zal de EU-wetgeving inzake controles op de invoer en uitvoer van civiele vuurwapens [actie 1.4 – KPI 6] onderwerpen aan een effectbeoordeling, met name om na te gaan hoe de traceerbaarheid kan worden verbeterd (door harmonisering van de invoermarkeringen), hoe de nationale autoriteiten het omzeilen van uitvoerverboden kunnen voorkomen door informatie uit te wisselen en hoe de procedures voor de uitvoer en invoer van vuurwapens veiliger kunnen worden gemaakt (meer duidelijkheid door vereenvoudigde procedures). De Commissie zal onderzoeken hoe er voor consistentie kan worden gezorgd tussen Verordening (EU) nr. 258/2012 en de vuurwapenrichtlijn, bijvoorbeeld door de invoer van gemakkelijk om te bouwen alarm- en seinwapens beter te regelen of alle wapens die onder de richtlijn vallen aan uitvoercontroles te onderwerpen. Om ervoor te zorgen dat de regelgeving krachtig wordt gehandhaafd, is de Commissie voornemens de klokkenluidersregeling van Richtlijn (EU) nr. 2019/1937 toepasbaar te maken op personen die inbreuken melden op Verordening (EU) nr. 258/2012 als gewijzigd.” Dit voorstel pakt al deze punten aan.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

In dit voorstel wordt ook rekening gehouden met relevant EU-beleid dat sinds de inwerkingtreding van de vuurwapenverordening is vastgesteld of van start is gegaan. Het gaat onder meer om Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (hierna “DWU” genoemd), die ook meerdere keren is gewijzigd, Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van de DWU-verordening, en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor de uitvoering van het DWU. Het voorstel is ook in overeenstemming met de overgang van het DWU naar een volledig elektronische douane.

Wat het douanebeleid van de EU betreft, wordt in dit voorstel rekening gehouden met het EU-douaneactieplan 11 , dat de douane van de EU ondersteunt bij het beschermen van inkomsten, welvaart en veiligheid. Voorts onderschrijft dit initiatief ook de prioriteiten en de strategie van de EU inzake douanerisicobeheer 12 . Sommige van de belangrijkste doelstellingen ervan, zoals verbeterde gegevenskwaliteit, informatie-uitwisseling, efficiënte controles, risicobeperking en samenwerking tussen instanties, zijn uitermate waardevol voor dit voorstel.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat betrekking heeft op de gemeenschappelijke handelspolitiek van de EU. Wetgeving op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek van de EU valt onder de exclusieve bevoegdheid van de EU. Artikel 207 VWEU verwijst naar maatregelen die het kader vaststellen voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek en die worden gegrond op eenvormige beginselen, met name aangaande tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, de directe buitenlandse investeringen, het eenvormig maken van liberaliseringsmaatregelen, de uitvoerpolitiek alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. Artikel 207 VWEU was ook de rechtsgrondslag voor de vuurwapenverordening.

Naast artikel 207 VWEU heeft dit voorstel ook artikel 33 VWEU als rechtsgrondslag, aangezien het betrekking heeft op aspecten die verband houden met de uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen douaneautoriteiten, tussen douaneautoriteiten en bevoegde vergunningverlenende autoriteiten, en tussen deze autoriteiten en de Commissie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Een subsidiariteitstoetsing is niet vereist op een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de EU valt; de noodzaak van EU-maatregelen is echter duidelijk. Het doel van de wetgeving is ervoor te zorgen dat geen enkele juridische lacune de omleiding van de EU-wetgeving inzake invoer, uitvoer en doorvoer met betrekking tot vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie vergemakkelijkt.

Evenredigheid

Het voorstel staat in verhouding tot de aangegeven overkoepelende doelstellingen. Hoewel de verplichtingen voor de lidstaten in bepaalde gevallen enige extra administratieve lasten met zich mee kunnen brengen (bv. wanneer de lidstaten een gecentraliseerd computerbestand moeten ontwikkelen, systematisch moeten controleren of onbruikbaar gemaakte vuurwapens naar behoren zijn gemarkeerd en vergezeld gaan van een certificaat van onbruikbaarmaking of bij het aangeven van halffabricaten en essentiële onderdelen), zullen deze naar verwachting in het algemeen beperkt zijn of eenmalige investeringen zijn. In dit verband moet worden opgemerkt dat veel lidstaten reeds over bestaande praktijken beschikken en dat sommige van de in het voorstel vervatte verplichtingen reeds bestaan voor overbrengingen binnen de EU.

Specifieke bepalingen van het voorstel, zoals het vermelden van de vuurwapens die bij de uitvoer moeten worden getraceerd en geregistreerd, zouden geen significante gevolgen hebben voor de vergunningverlenende autoriteiten en zouden derhalve niet onevenredig zijn, aangezien de informatie over de naam van de fabrikant of het merk, het land of de plaats van vervaardiging, het serienummer en het jaar van vervaardiging reeds deel uitmaakt van de unieke markering in het kader van de vuurwapenrichtlijn. Deze informatie is bijgevolg reeds beschikbaar in de nationale systemen voor gegevensbestanden en op de vuurwapens die in de EU aanwezig zijn. Het enige effect zou zijn om ervoor te zorgen dat gegevensbestanden voor uitvoervergunningen dezelfde informatie bevatten.

Aangezien alle uitvoer gepaard gaat met een overeenkomstige invoer in een niet-EU-land, zou het verstrekken van een kopie van de invoeraangifte geen extra lasten met zich meebrengen, behalve in landen met endemische corruptie of falende administratieve structuren. De mogelijkheid voor de lidstaten om derden het recht te geven om in hun naam controles na verzending uit te voeren, zou controles na verzending vergemakkelijken zonder administratieve lasten te creëren voor nationale overheden of marktdeelnemers.

Wat de uitwisseling van informatie betreft, kan de verplichte uitwisseling van informatie over weigeringen in een gemeenschappelijke databank, in vergelijking met het ontbreken van kennisgeving, de administratieve lasten voor de vergunningverlenende autoriteiten enigszins verhogen, zij het op zeer beperkte wijze, gezien het geringe aantal weigeringen per jaar (ongeveer 30 weigeringen per jaar). Als dit systeem hetzelfde is als het systeem dat momenteel wordt gebruikt voor goederen voor tweeërlei gebruik, zou de extra last zeer laag zijn, aangezien de meeste met uitvoervergunningen belaste autoriteiten reeds toegang hebben tot het systeem voor goederen voor tweeërlei gebruik. Deze bepaling zou derhalve niet onevenredig zijn ten opzichte van het nagestreefde doel.

Wat betreft de verplichting voor de met uitvoervergunningen belaste autoriteiten om in het Schengeninformatiesysteem (SIS) na te gaan of uitgevoerde vuurwapens in een andere lidstaat als verloren of gestolen zijn opgegeven, is een dergelijke verplichting ook evenredig, aangezien zij alleen van toepassing zou zijn in verdachte gevallen en niet in het geval van wapens die zijn geregistreerd in het systeem van gegevensbestanden van de lidstaat van uitvoer, of voor nieuw vervaardigde vuurwapens. Het beperken van de invoer van halffabricaten van vuurwapens en essentiële onderdelen tot wapenhandelaren en -makelaars met een vergunning (en omgekeerd een verbod voor particulieren) zou de handhavingskosten van de douane marginaal verhogen. Gezien het beperkte aandeel van de invoer van vuurwapens in de totale handel en het feit dat de douane gerichte controles uitvoert op basis van risicobeoordelingen, wordt dit effect als verwaarloosbaar beschouwd.

In het algemeen zullen de vereenvoudigingen die met dit voorstel worden ingevoerd (bv. koppeling met de éénloketomgeving van de EU voor de douane, verduidelijking van het toepassingsgebied, verder vereenvoudigde procedures, onder meer met betrekking tot geautoriseerde marktdeelnemers, tijdelijke uitvoer) niet alleen een positief effect hebben op de correcte en volledige uitvoering van de vuurwapenverordening, maar ook op de administratieve lasten voor marktdeelnemers en vuurwapeneigenaren. De investeringen en administratieve werkzaamheden om de gedigitaliseerde procedures en de interconnectie tussen systemen tot stand te brengen, zijn eenmalig en evenredig gezien hun zeer positieve effecten.

Keuze van het instrument

Aangezien dit voorstel de vuurwapenverordening herschikt, moet ook de herschikking de vorm aannemen van een verordening. De reden voor deze herschikking is het grote aantal nieuwe bepalingen dat met dit wetgevingsvoorstel wordt ingevoerd. De herschikking zal een leesbare en logische structuur van de tekst mogelijk maken. Bijlage V bevat een concordantietabel.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2017 werd de vuurwapenverordening onderworpen aan een evaluatie om de uitvoering ervan te beoordelen in termen van relevantie, samenhang, doeltreffendheid, efficiëntie, Europese meerwaarde en duurzaam karakter 13 .

Bij de evaluatie werden lacunes vastgesteld als gevolg van een gebrek aan homogene uitvoering. In de evaluatie werd met name benadrukt dat de toegevoegde waarde van de vuurwapenverordening beperkt was door het ontbreken van een echte harmonisatie van de nationale regels en processen. Bovendien was de vuurwapenverordening ondoeltreffend om een onderscheid te maken tussen militaire en civiele vuurwapens, de volledige traceerbaarheid van wapens te waarborgen en te zorgen voor een goede uitwisseling van informatie tussen de lidstaten (met name over weigeringen om uitvoervergunningen te verlenen). In het evaluatieverslag werd ook vastgesteld dat de vuurwapenverordening inefficiënt was wat betreft de vermindering van de administratieve kosten voor bedrijven. Voorts werd in de evaluatie geconcludeerd dat de vuurwapenverordening niet consistent was met andere relevante EU-wetgeving, met name de herziene vuurwapenrichtlijn en het gemeenschappelijk standpunt van de EU.

De evaluatie werd gevolgd door een aanbeveling van de Commissie van april 2018 waarin werd opgeroepen tot een betere uitvoering van de EU-regels ter verbetering van de traceerbaarheid en de veiligheid van de procedures voor de controle op de in- en uitvoer van vuurwapens en de samenwerking tussen de autoriteiten in de strijd tegen de illegale handel in vuurwapens 14 .

Raadpleging van belanghebbenden

Bij de ontwikkeling van dit voorstel heeft de Commissie allerlei belanghebbenden geraadpleegd, waaronder: de bevoegde autoriteiten in de lidstaten, zoals administratieve instanties die belast zijn met invoer- en uitvoervergunningen en rechtshandhavingsinstanties (politie en douane), vuurwapeneigenaren (met name sportschutters, jagers en verzamelaars) en marktdeelnemers (met name wapenhandelaren, met inbegrip van fabrikanten en makelaars).

De belanghebbenden zijn geraadpleegd op verschillende manieren, waaronder: een openbare gelegenheid om feedback te geven over de aanvangseffectbeoordeling 15 voor dit voorstel, bilaterale uitwisselingen, een openbare raadpleging 16 en een vertrouwelijke enquête. Bovendien heeft de externe contractant die verantwoordelijk is voor de haalbaarheidsstudie die de ontwikkeling van de effectbeoordeling ondersteunde, overleg gepleegd met veel belanghebbenden, bijvoorbeeld door middel van een onlinevragenlijst met aanvullende schriftelijke bijdragen en een-op-eengesprekken.

Dankzij deze raadplegingen heeft de Commissie de doeltreffendheid, doelmatigheid, relevantie, coherentie en EU-meerwaarde van de bestaande procedures inzake invoer, uitvoer en doorvoer van civiele vuurwapens (d.w.z. het basisscenario) kunnen beoordelen en kunnen nagaan welke de bestaande lacunes en uitdagingen zijn, welke beleidsopties zouden kunnen worden overwogen om deze problemen op te lossen, en welke specifieke effecten deze opties vermoedelijk zouden hebben. Over het algemeen waren de belanghebbenden het eens over gebieden die verbetering behoeven, met name de noodzaak van een grotere harmonisatie van de EU-regels en een groeiende behoefte aan digitalisering van de procedures.

De overgrote meerderheid van de respondenten in de openbare raadpleging was het ermee eens dat de door de Commissie vastgestelde problemen een hoge tot zeer hoge last opleverden voor het legale verkeer van civiele vuurwapens. Bij het bekijken van de mogelijke beleidsopties in verband met de verbetering van de legale invoer, uitvoer en doorvoer van civiele vuurwapens, gaven de meeste respondenten aan dat digitale invoer- en uitvoervergunningen, duidelijke regels voor vereenvoudigde procedures en het publiceren van een lijst van bevoegde autoriteiten een grote tot zeer grote impact zouden hebben. Dat voor civiele en militaire vuurwapens dezelfde vergunningsprocedure geldt, werd daarentegen niet of slechts in beperkte mate belangrijk geacht om de legale invoer, uitvoer en doorvoer van civiele vuurwapens te verbeteren. De Commissie heeft met deze bezorgdheid rekening gehouden door het wetgevingsvoorstel te beperken tot civiele vuurwapens. De respondenten van de openbare raadpleging waren ook bezorgd over het beperken van de verkoop van halffabricaten van onderdelen. Dit initiatief beperkt de verkoop daarvan echter tot wapenhandelaren met een vergunning. Sportschutters en jagers zullen daarom nog steeds reserveonderdelen kunnen kopen via wapenhandelaren met een vergunning in de EU.

In de vertrouwelijke raadpleging konden meer gedetailleerde vragen worden gesteld dan in de openbare, met bijzondere aandacht voor de illegale handel in vuurwapens. De antwoorden bevestigden ook de problemen van de niet-geharmoniseerde invoer- en uitvoerprocedures die tijdens de openbare raadpleging naar voren waren gebracht. De vertrouwelijke enquête bevestigde dat de uitwisseling van informatie niet toereikend was, met name wat betreft het systematische gebruik van Siena, de applicatie voor veilige informatie-uitwisseling van Europol 17 , de communicatie over weigeringen, het opzetten van risicoinformatiefiches en het gebruik van het douanerisicobeheersysteem. De vertrouwelijke raadpleging bevestigde ook de lacunes met betrekking tot alarm- en seinwapens, de controle van strafregisters, onbruikbaar gemaakte vuurwapens en halffabricaten van onderdelen. De meeste respondenten gaven aan dat de door de Commissie vastgestelde en in dit initiatief voorgestelde beleidsopties een grote tot zeer grote impact zouden hebben op de strijd tegen de illegale handel in vuurwapens.

Het bilaterale overleg met de lidstaten en de marktdeelnemers was toegespitst op de antwoorden van beide raadplegingen. De verschillende opties en opmerkingen werden besproken om een grondig inzicht te krijgen in de behoeften en verantwoordelijkheden van de verschillende actoren.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Zoals vermeld in het vorige punt, heeft de Commissie een beroep gedaan op externe expertise in het kader van het overleg met bijvoorbeeld de lidstaten, marktdeelnemers en individuele vuurwapeneigenaren.

Effectbeoordeling

Bij de effectbeoordeling ten behoeve van de ontwikkeling van dit voorstel zijn verschillende beleidsopties voor de reeds genoemde algemene en specifieke problemen onderzocht. Naast het basisscenario (d.w.z. geen veranderingen ten opzichte van de huidige situatie) ging het om de volgende opties:

Optie 1: “zachte wetgeving”. De nadruk zou liggen op de volledige uitvoering van de aanbeveling van de Commissie van 2018 voor onmiddellijke stappen ter verbetering van de veiligheid van maatregelen betreffende de uitvoer, invoer en doorvoer van vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie, door specifieke richtsnoeren en aanbevelingen op te stellen.

Optie 2: verduidelijking van het bestaande rechtskader. De verduidelijking zou onduidelijkheden in de interpretatie van de toepasselijke wetgeving wegnemen (bv. soort te registreren informatie, indeling van bepaalde wapens en onderdelen als vuurwapens), een rechtsgrondslag bieden om bevoegde autoriteiten te verplichten bestaande systemen te gebruiken om informatie uit te wisselen, de bestaande vereenvoudigde procedures harmoniseren, de termijnen op elkaar afstemmen, de rol van importeurs en exporteurs verduidelijken, en het toepassingsgebied van de verordening afstemmen op de regels binnen de EU (dezelfde wapencategorieën, dezelfde marktdeelnemers). Deze optie zou in wezen de meeste van de in optie 1 genoemde maatregelen in de tekst van de verordening omzetten.

Optie 3: nieuwe wettelijke bepalingen Deze optie bouwt voort op en vormt een aanvulling bij optie 2 en voegt daaraan nieuwe wettelijke bepalingen toe. Zij zou zorgen voor de volledige traceerbaarheid van ingevoerde en uitgevoerde vuurwapens, zoals verplichte invoermarkering, beperking van de invoer van halffabricaten van onderdelen tot wapenhandelaren, geautomatiseerde gegevensbestanden, eindgebruikerscertificaten voor de uitvoer van vuurwapens die verboden of aan een vergunning onderworpen zijn (categorieën A en B) en controles na verzending. De optie zou de nationale autoriteiten verplichten statistieken uit te wisselen en de uitwisseling van informatie tussen de vergunningverlenende autoriteiten en de douaneautoriteiten te verbeteren. Zij zou ook leiden tot nieuwe vereenvoudigingen (tijdelijke invoer, algemene uitvoervergunning, e-procedures) en overlappingen met de EU-regels inzake de uitvoer van militair materieel (gemeenschappelijk standpunt) wegnemen door uitsluitend van toepassing te zijn op alle civiel-civiele transacties.

Optie 3 bis: nieuwe wettelijke bepalingen zonder wijziging van de wisselwerking met het gemeenschappelijk standpunt. Deze optie is grotendeels vergelijkbaar met optie 3, met één uitzondering: in plaats van de logica van de vuurwapenrichtlijn te volgen voor het onderscheid tussen militaire en civiele transacties, zou de vuurwapenverordening de verwijzing naar “speciaal voor militair gebruik ontworpen vuurwapens” behouden. Dit vereist de vaststelling van de technische kenmerken, die bepalen of de vuurwapens die eigendom zijn van burgers, als militaire dan wel als civiele vuurwapens moeten worden beschouwd.

Rekening houdend met de diverse economische, sociale en milieueffecten van elk van de opties, maar ook met de doeltreffendheid, doelmatigheid en evenredigheid ervan, heeft optie 3 volgens de effectbeoordeling de voorkeur. Terwijl de opties 1 en 2 niet de veranderingen zouden opleveren die nodig zijn om het probleem aan te pakken, zou optie 3 de grootste toegevoegde waarde voor de EU hebben. De volledige afstemming van het toepassingsgebied op dat van de vuurwapenrichtlijn (gecodificeerd in 2021) zou betekenen dat de verordening van toepassing zou zijn op alle civiele transacties in vuurwapens, met inbegrip van de civiele handel in automatische vuurwapens, semiautomatische vuurwapens met een magazijn met een hoge capaciteit of lange semiautomatische vuurwapens met een opvouwbare of telescopische kolf. Net als in de vuurwapenrichtlijn zouden transacties tussen overheden of verkopen aan het leger of de strijdkrachten uitgesloten blijven van de verordening, wat betekent dat de veiligheids- en vereenvoudigingsdoelstellingen alleen voor civiele vuurwapens kunnen worden bereikt. De nieuwe vereenvoudigingen zouden tegemoetkomen aan de verzoeken van belanghebbenden (wapenhandelaren, fabrikanten, jagers en sportschutters) om hun administratieve lasten te verlichten en een uniforme EU-aanpak te bieden. Optie 3 bis werd niet doeltreffend en haalbaar geacht, aangezien de opstelling van een lijst van militaire vuurwapens tot juridische geschillen zou kunnen leiden.

De effectbeoordeling is onderworpen aan toetsing door de Raad voor regelgevingstoetsing, die op 8 april 2022 een positief advies met opmerkingen heeft uitgebracht. De Raad voor regelgevingstoetsing wees op een aantal elementen van de effectbeoordeling dat voor verbetering vatbaar was. Hij verzocht met name het gebrek aan betrouwbare gegevens toe te voegen als een volwaardig aan te pakken probleem, de verwachte ontwikkeling van de problemen beter te beschrijven, de rol van het gemeenschappelijk standpunt verder te verduidelijken en de toegevoegde waarde van de zachte wetgevingsoptie te verduidelijken (optie 1). Voorts was de raad van mening dat het deel over toekomstige monitoring en evaluatie verder moest worden ontwikkeld, met name door indicatoren van de te verzamelen gegevens toe te voegen. Daarnaast verzocht de raad om verdere verduidelijking van de ramingen van de administratieve kosten en besparingen voor bedrijven en burgers. Wat ten slotte de vergelijking van de opties betreft, verzocht de raad om aanvullende verduidelijkingen in termen van doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang. Deze en andere meer gedetailleerde opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn behandeld in de definitieve versie van de effectbeoordeling. In dit voorstel is ook rekening gehouden met de opmerkingen van de raad.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Conform het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) van de Commissie moeten alle initiatieven die ten doel hebben de bestaande EU-wetgeving te veranderen, vereenvoudiging nastreven en de geformuleerde beleidsdoelstellingen efficiënter verwezenlijken. Uit de effectbeoordeling blijkt dat van de voorkeursoptie wordt verwacht dat zij de totale lasten voor de lidstaten zal beperken.

Een betere uitwisseling van informatie en gerichte controles brengen een extra werklast met zich mee, met name voor de douaneautoriteiten, maar de ondervraagde bevoegde autoriteiten waren van mening dat deze werklast gematigd zal zijn, met name gezien het feit dat controles gericht en risicogebaseerd zullen blijven en niet systematisch zullen worden. Bovendien vormt de handel in civiele vuurwapens een verwaarloosbaar deel van de totale in- en uitvoer. Extra controles van vergunningverlenende autoriteiten zullen de verplichting inhouden om: door andere lidstaten afgegeven weigeringen systematisch te controleren, het Schengeninformatiesysteem in geval van vermoeden te raadplegen, het Europees Strafregisterinformatiesysteem (Ecris) te raadplegen, een verzoek om een invoervergunning binnen een vastgestelde termijn van 60 dagen (bij wijze van uitzondering 90 dagen) te beantwoorden en jaarlijkse statistieken in te dienen.

Daarnaast bevat het voorstel maatregelen om de werklast van de bevoegde autoriteiten te verlichten. Dit is met name het geval voor: de invoering van vereenvoudigde procedures voor tijdelijke invoer of uitvoer, waardoor de werklast van de vergunningverlenende autoriteiten voor dergelijke eenvoudige bewegingen zal worden verlicht; de invoering van een EU-certificaat voor de invoer van alarm- en seinwapens in een centrale gegevensbank, ter vergemakkelijking van controles door douaneautoriteiten; de mogelijkheid om derden het recht te geven om in naam van de bevoegde autoriteiten controles na verzending uit te voeren; de volledige digitalisering van invoer- en uitvoervergunningen, waardoor handmatige invoer en controle van papieren aanvragen overbodig wordt.

In het algemeen is vereenvoudiging een van de belangrijkste doelstellingen van het voorstel. De nadruk ligt niet alleen op digitalisering, maar ook op het creëren van een eenvoudiger en uniformer regelgevingskader, met name door de grijze zone aan te pakken tussen de civiele vuurwapens van de verordening en de “speciaal voor militair gebruik ontworpen” vuurwapens, waarop de procedures van het gemeenschappelijk standpunt van toepassing zijn.

Dit voorstel is van toepassing op kleine ondernemers, die 90 % van het totale aantal betrokken marktdeelnemers uitmaken. 82 % van de totale omzet in de vervaardiging van vuurwapens wordt echter gerealiseerd door grote ondernemingen, zodat het voorstel slechts een marginaal effect zou hebben voor kmo’s.

Grondrechten

Door de dreiging van de illegale handel in vuurwapens aan te pakken, zullen alle beoogde opties een positief effect hebben op het recht op veiligheid dat is verankerd in artikel 6 van het Handvest van de grondrechten. Artikel 16 van het Handvest erkent de vrijheid van ondernemerschap “overeenkomstig het Unierecht en de nationale wetgevingen en praktijken”. Dit voorstel zal het recht om te ondernemen niet aantasten, aangezien uitsluitend erkende wapenhandelaren reeds vuurwapens mogen verhandelen.

Volgens vaste rechtspraak is het in artikel 17 van het Handvest neergelegde eigendomsrecht niet absoluut en is het onderworpen aan evenredige beperkingen ter bevordering van doelstellingen van algemeen belang. Geen van de beoogde opties zou wettelijke eigenaren hun eigendom ontnemen. De bepaling die het voor anderen dan wapenhandelaren met een vergunning illegaal zou maken om halffabricaten van vuurwapens en essentiële onderdelen in te voeren, zou geen terugwerkende kracht hebben (ervan uitgaande dat de eerder ingevoerde halffabricaten van vuurwapens of onderdelen in het huidige rechtskader naar behoren zijn aangegeven).

Voorts zouden de beoogde opties volledig in overeenstemming zijn met de doelstellingen van artikel 45 van het Handvest met betrekking tot het recht van vrij verkeer van EU-burgers, aangezien zo de mogelijkheid wordt bevestigd dat zij de EU tijdelijk kunnen verlaten (en terugkomen) met hun persoonlijk vuurwapen wanneer zij reizen voor sport- of jachtdoeleinden. Aanvullende vereenvoudigingen voor verzamelaars of musea moeten ook hun recht van vrij verkeer vergemakkelijken.

Ten slotte zal een verwerking van persoonsgegevens altijd in overeenstemming zijn met de regels van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens, waaronder de algemene verordening gegevensbescherming 18 .

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het wetgevingsvoorstel heeft gevolgen voor de begroting van de Unie. De totale financiële middelen die nodig zijn om de uitvoering van dit voorstel te ondersteunen, worden geraamd op 4,654 miljoen EUR voor de periode 2022-2027, waarvan 2,904 miljoen EUR voor administratieve uitgaven ter dekking van onder meer vier extra VTE die nodig zijn voor de gehele MFK-periode.

Nadere gegevens zijn opgenomen in het financieel memorandum bij dit voorstel.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De tenuitvoerlegging van de voorgestelde verordening zal eerst worden geëvalueerd aan de hand van een tussentijds toepassingsverslag binnen 5 jaar na de inwerkingtreding ervan. In dit verslag wordt nagegaan in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan de verordening te voldoen. 10 jaar na de inwerkingtreding zal een volledig verslag worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad van de EU. In deze twee verslagen wordt rekening gehouden met de tijd die nodig is voor de volledige uitrol van de digitalisering van de procedures en de koppeling met de EU-éénloketomgeving voor de douane. Deze verslagen zullen een specifieke raadpleging van belanghebbenden omvatten om het succes van de verordening te beoordelen. Tijdens die raadpleging zullen de gevolgen van de vervanging van de algemene vergunning door een algemene uitvoervergunning voor geautoriseerde marktdeelnemers, de vereenvoudigde tijdelijke uitvoer en invoer, de impliciete toestemming van het niet-EU-land van doorvoer als standaardoptie en de digitalisering van processen vanuit het oogpunt van de sector worden beoordeeld.

Artikelsgewijze toelichting

1.

Hoofdstuk I: Onderwerp, definities en toepassingsgebied (artikelen 1-3)


Artikel 1 beschrijft het onderwerp en het doel van de verordening, die gericht is op de uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad.

Artikel 2 bevat een lijst van definities die voor de toepassing van de verordening gelden.

In artikel 3 wordt het toepassingsgebied van de verordening vastgesteld door te bepalen wat van dat toepassingsgebied is uitgesloten, d.w.z. transacties tussen staten of overdrachten tussen staten; vuurwapens, hun essentiële onderdelen en munitie die bestemd zijn voor de strijdkrachten, de politie of de overheid, en antieke vuurwapens en replica’s van voorwerpen zoals omschreven in het artikel. Hiermee wordt het grijze gebied tussen het toepassingsgebied van de vuurwapenverordening en het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk standpunt geregeld.

2.

Hoofdstuk II: Vereisten inzake binnenbrengen en invoer (artikelen 4-11)


Alle artikelen in dit hoofdstuk zijn toegevoegd via dit wetgevingsvoorstel.

Artikel 4 voorziet in afwijkingen van de douanevereenvoudigingen van de Unie en beperkte gegevenssets voor de in bijlage I bij deze verordening vermelde vuurwapens, hun essentiële onderdelen en munitie. Aangezien vuurwapens gevoelige goederen zijn, moeten de douaneprocedures zo grondig mogelijk zijn om de mogelijkheid van risicobeoordelingen te vergroten. Daarom moet worden afgeweken van de toepasselijke vereenvoudigingen.

In artikel 5 worden de taken van marktdeelnemers bij invoer vastgesteld. Marktdeelnemers zijn verantwoordelijk voor een aantal taken, zoals het verifiëren van de ingevoerde producten, het bewaren van alle certificaten en documentatie, en het samenwerken met de autoriteiten in geval van vermoeden of op verzoek. Een duidelijke vaststelling van de taken en rollen is belangrijk om het inzicht in de verantwoordelijkheden van de verschillende actoren in de invoerprocedures te vergemakkelijken.

Artikel 6 bepaalt dat elk vuurwapen, met inbegrip van onbruikbaar gemaakte vuurwapens, moet worden gemarkeerd overeenkomstig de EU-vuurwapenrichtlijn voordat het in de EU wordt ingevoerd. Indien een vuurwapen is gemarkeerd overeenkomstig het VN-protocol, maar niet overeenkomstig de vuurwapenrichtlijn, kan het vuurwapen bovendien opnieuw worden uitgevoerd of onder een douaneregeling worden geplaatst. Als een vuurwapen niet overeenkomstig de EU-vuurwapenrichtlijn of het VN-protocol is gemarkeerd, moet het in beslag worden genomen en vernietigd. Deze bepaling zorgt ervoor dat een vuurwapen correct wordt gemarkeerd voordat het in de EU wordt ingevoerd en voorkomt ook de verdere distributie van vuurwapens die onjuist of niet gemarkeerd zijn overeenkomstig het VN-protocol. Het uiteindelijke doel is de traceerbaarheid van vuurwapens te verbeteren.

Artikel 7 bepaalt dat elk onbruikbaar gemaakt vuurwapen vergezeld moet gaan van het in de vuurwapenrichtlijn vastgestelde certificaat van onbruikbaarmaking. Indien een onbruikbaar gemaakt vuurwapen niet vergezeld gaat van een certificaat van onbruikbaarmaking, kan het onbruikbaar gemaakte vuurwapen onder een douaneregeling worden geplaatst of als vuurwapen worden ingevoerd. Deze bepaling voorkomt de invoer van onjuist onbruikbaar gemaakte vuurwapens. Dit is een bedreiging vanwege het mogelijk opnieuw bruikbaar maken van deze onbruikbaar gemaakte vuurwapens.

Artikel 8 stelt de invoervoorschriften vast met betrekking tot alarm- en seinwapens, zoals de verplichting om op de invoervergunning aan te geven dat zij niet kunnen worden omgebouwd, in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2019/69. Het regelt ook de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten over niet om te bouwen alarm- en seinwapens. Deze bepaling is belangrijk om te voorkomen dat om te bouwen alarm- en seinwapens zonder vergunning als vuurwapen worden ingevoerd.

Artikel 9 bepaalt wie een invoervergunning kan aanvragen. Voorts bepaalt het ook hoe de lidstaten de aanvragen moeten verwerken, wat de redenen zijn om een vergunning te weigeren en of de aanvrager in het Europees Strafregisterinformatiesysteem moet worden gecontroleerd om te voorkomen dat veroordeelde personen vuurwapens invoeren. Bovendien beperkt het artikel de invoer van halffabricaten voor vuurwapens en essentiële onderdelen tot vergunninghoudende wapenhandelaren en -makelaren, wat een belangrijke nieuwheid is, waardoor de dreiging van thuis geproduceerde vuurwapens zonder markering of registratie (“spookgeweren”) aanzienlijk wordt verminderd. Voorts wordt daarin bepaald dat geen vergoedingen in rekening worden gebracht voor de indiening en verwerking van een invoervergunning. Deze bepaling zal de harmonisatie van de voorschriften inzake invoervergunningen in de EU vergemakkelijken.

Artikel 10 voorziet in de administratieve vereenvoudiging van invoervergunningen, door invoerprocedures vast te stellen waarbij geen voorafgaande invoervergunning vereist is, en in de daaropvolgende procedure in verband met de douaneaangifte. Dit betekent dat om een aantal redenen, zoals jachtexpedities, schietsportevenementen en vuurwapententoonstellingen, de eigenaars van vuurwapens zullen worden vrijgesteld van invoervergunningen en niet verplicht zullen zijn tijdelijke overbrengingen vooraf te registreren of voorafgaande toestemming te vragen voor dergelijke overbrengingen, mits deze overbrengingen niet langer duren dan 24 maanden. Dergelijke vuurwapeneigenaren hoeven alleen de relevante douaneprocedures na te leven, waardoor de douaneautoriteiten kunnen controleren of de hoeveelheid en het type vuurwapens die tijdelijk uit de EU zijn uitgevoerd, dezelfde zijn als die welke opnieuw worden ingevoerd. Deze nieuwe bepaling is ingevoerd om de harmonisatie van de voorschriften inzake administratieve vereenvoudiging in de EU te vergemakkelijken. Dit zal bijdragen tot een vermindering van de administratieve lasten voor jagers, sportschutters, verzamelaars of vervoer in verband met tentoonstellingen.

Ten slotte voorziet artikel 11 in de mogelijkheid om de ontvangst te bevestigen van ingevoerde vuurwapens, hun essentiële onderdelen en munitie als vermeld in bijlage I bij deze verordening. Op grond van deze bepaling kunnen derde landen van uitvoer de daadwerkelijke invoer van vuurwapens controleren om bij gebrek aan invoer omleiding op te sporen.

3.

Hoofdstuk III: Vereisten inzake doorvoer (artikelen 12 en 13)


In artikel 12 wordt vastgesteld welke procedures moeten worden gevolgd en welke documenten moeten worden uitgewisseld voor doorvoer binnen de EU. Deze bepaling versterkt de harmonisatie van de procedures voor het verkeer van vuurwapens in de EU en stelt de douane en de bevoegde autoriteiten in staat alle verkeer van vuurwapens te traceren vóór de daadwerkelijke invoer in de EU. Zodra de vuurwapens zijn ingevoerd, wordt het verkeer van vuurwapens geregeld door de vuurwapenrichtlijn.

In artikel 13 wordt vastgesteld welke procedures moeten worden gevolgd en welke documenten moeten worden uitgewisseld voor extern douanevervoer 19 . Voorts wordt daarin gesteld dat de lidstaten rekening moeten houden met het buitenlands en veiligheidsbeleid van de lidstaten en met het beleid dat onder het gemeenschappelijk standpunt valt. Deze bepaling versterkt de harmonisatie van de procedures voor het verkeer van vuurwapens in de EU en stelt de douane en de bevoegde autoriteiten in staat alle verkeer van vuurwapens te traceren, ook al worden deze nooit daadwerkelijke ingevoerd in de EU.

4.

Hoofdstuk IV: Vereisten inzake uitvoer (artikelen 14-21)


Artikel 14 bepaalt wie een uitvoervergunning kan aanvragen. Het bepaalt ook dat aanvullend een eindgebruikerscertificaat nodig is voor vuurwapens van de categorieën A en B van bijlage I, deel I, en vermeldt welke informatie daarin moet worden opgenomen. Ook wordt daarin de procedure vermeld indien de uit te voeren goederen zich bevinden in een of meer andere lidstaten dan die waar de uitvoervergunning werd aangevraagd. Deze bepaling zal de harmonisatie van de voorschriften inzake uitvoervergunningen in de EU vergemakkelijken. Bovendien wordt het eindgebruikerscertificaat ook ingevoerd als een preventiemiddel wat betreft omleiding van vuurwapens bij of na uitvoer. De vereiste het eindgebruikerscertificaat te verstrekken, is niet van toepassing op vuurwapeneigenaren die profiteren van de administratieve vereenvoudigingen waarin de artikelen 10 en 17 voorzien, zoals jagers, sportschutters en verzamelaars die onder de vrijstelling van invoer- en uitvoervergunningen vallen.

Artikel 15 bepaalt wat de lidstaten moeten controleren alvorens een uitvoervergunning af te geven: de termijnen voor de procedure, de regels betreffende de geldigheid van een enkelvoudige, meervoudige en uniale algemene uitvoervergunning en de verplichting om gebruik te maken van een elektronisch proces. In het artikel is ook bepaald dat de exporteur de nodige documenten aan de lidstaten moet verstrekken en dat er geen vergoedingen in rekening mogen worden gebracht voor de indiening en verwerking van een uitvoervergunning. Voorts wordt daarin bepaald dat de Commissie een gedelegeerde handeling aanneemt tot vaststelling van een uniale algemene uitvoervergunning. Deze bepaling draagt bij tot de harmonisatie van voorschriften in de EU.

Artikel 16 bepaalt welke informatie moet worden opgenomen in de uitvoervergunning en de invoervergunning afgegeven door het derde land van invoer. Voorts bevat het een lijst van de verplichting om vuurwapens, hun essentiële onderdelen en munitie vóór de uitvoer te markeren. Deze bepaling heeft als doel de traceerbaarheid van vuurwapens te verbeteren.

Artikel 17 voorziet in de administratieve vereenvoudiging van uitvoervergunningen, door uitvoerprocedures vast te stellen waarbij geen voorafgaande uitvoervergunning vereist is, en in de daaropvolgende procedure in verband met de uitvoeraangifte. Dit levert vereenvoudigingen op in de uitvoerprocedures die vergelijkbaar zijn met die welke hierboven zijn beschreven in artikel 10 met betrekking tot invoerprocedures, d.w.z. in bepaalde gevallen zullen vuurwapeneigenaren worden vrijgesteld van uitvoervergunningen en hoeven zij alleen aan de relevante douaneprocedures te voldoen zonder dat zij tijdelijke overbrengingen vooraf moeten registreren of voorafgaande toestemming moeten vragen voor dergelijke overbrengingen, mits deze overbrengingen niet langer duren dan 24 maanden. Het artikel voorziet in de verplichting om een Europese vuurwapenpas te gebruiken overeenkomstig de vuurwapenrichtlijn. Vuurwapeneigenaren die in de EU actief zijn, moeten al voldoen aan de vereisten van de vuurwapenrichtlijn en derhalve zal deze bepaling niet leiden tot aanvullende verplichtingen voor hen. In plaats daarvan zal zij zorgen voor meer samenhang tussen de vuurwapenverordening en de vuurwapenrichtlijn, waardoor de vuurwapeneigenaren meer duidelijkheid krijgen. Voorts wordt in het artikel bepaald dat een lidstaat het proces van uitvoer en de termijn voor de ontvangst van bezwaren voor doorvoer door derde landen kan opschorten. De huidige verordening voorziet weliswaar al in administratieve vereenvoudigingen in de uitvoerprocedures, maar deze bepaling introduceert de harmonisatie van de voorschriften inzake administratieve vereenvoudiging in de EU. Dit zal bijdragen tot een vermindering van de administratieve lasten voor jagers, sportschutters, verzamelaars of vervoer in verband met tentoonstellingen.

Artikel 18 bepaalt dat de lidstaten bij hun besluit over het al dan niet verlenen van een uitvoervergunning rekening moeten houden met alle relevante overwegingen en verplichtingen. Dit is bedoeld om te voorkomen dat wapenembargo’s en andere veiligheidskwesties worden omzeild.

Artikel 19 stelt de gronden vast voor het weigeren van een uitvoervergunning door een lidstaat, de verplichting om Ecris en het Schengeninformatiesysteem te raadplegen, de verplichting om weigeringen mee te delen met behulp van het in artikel 30 bedoelde systeem en de verplichting om hetzelfde systeem te raadplegen voordat een uitvoervergunning wordt verleend. Voorts wordt daarin bepaald dat de lidstaten jaarlijks de vergunningsvoorwaarden moeten controleren. Deze bepaling heeft tot doel misbruik van uitvoervergunningen te voorkomen.

In artikel 20 is bepaald dat exporteurs binnen twee maanden het bewijs van de ontvangst van de verzonden zending moeten overleggen en wordt aangegeven welke maatregelen moeten worden genomen wanneer deze documenten ontbreken. Deze bepaling wordt ingevoerd om na te gaan of een uitgevoerde zending inderdaad is ingevoerd in het land zoals aangegeven in de uitvoervergunning. Dit is bedoeld om omleiding van vuurwapens tegen te gaan.

Artikel 21 bepaalt dat de lidstaten in geval van vermoeden controles na verzending zullen uitvoeren en dat deze controles door derden kunnen worden uitgevoerd. Deze bepaling heeft betrekking op het risico van omleiding na uitvoer.

5.

Hoofdstuk V: Toezicht en controles (artikelen 22-25)


Dit hoofdstuk bevat veel nieuwe bepalingen. Artikel 22 heeft betrekking op de bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de uitvoering van de verordening. Daarin wordt bepaald dat de algemene handhaving onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten valt en dat de douaneautoriteiten verantwoordelijk zijn voor controles op basis van risicoanalyse. Deze bepaling verduidelijkt de verschillende rollen van de bevoegde nationale autoriteiten bij de uitvoering van de verordening.

Artikel 23 regelt de uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen de verschillende autoriteiten. Deze bepaling beoogt een betere wisselwerking tussen de douane en de bevoegde vergunningverlenende autoriteiten tot stand te brengen.

Artikel 24 bepaalt dat de importeur of exporteur bij het vervullen van de douaneformaliteiten het bewijs van de vergunning moet leveren. Voorts wordt daarin bepaald dat de lidstaten de in- of uitvoer voor een periode van tien werkdagen kunnen opschorten. Deze bepaling heeft tot doel de douanecontroles en de risicobeoordeling te vergemakkelijken.

Artikel 25 beschrijft wat de douane moet doen naar aanleiding van de resultaten van de controles. Wanneer een illegale zending wordt ontdekt, moet de douane de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis stellen. Het artikel bepaalt welke informatie moet worden gedeeld via Siena, de applicatie voor veilige informatie-uitwisseling van Europol in geval van vermoeden van mensenhandel en inbeslagnemingen. Deze bepaling is belangrijk om de uitwisseling van informatie over inbeslagnemingen van vuurwapens in verband met in- en uitvoer te vergemakkelijken.

6.

Hoofdstuk VI: Digitalisering en administratieve samenwerking (artikelen 26-29)


Het wetgevingsvoorstel zorgt voor een aanzienlijke toename van de digitalisering en de administratieve samenwerking. Artikel 26 verplicht de lidstaten de informatie betreffende vuurwapens, hun essentiële onderdelen en munitie gedurende ten minste 20 jaar te bewaren. Deze bepaling beoogt de traceerbaarheid van vuurwapens te vergemakkelijken.

Artikel 27 bepaalt dat de lidstaten jaarlijkse statistische gegevens bij de Commissie moeten indienen en stelt de inhoud van deze gegevens vast. Deze bepaling maakt een constante follow-up van de ontwikkelingen op het gebied van in- en uitvoer mogelijk. Op lange termijn zal dit het mogelijk maken dreigingen op te sporen en de beleidsontwikkeling te ondersteunen.

Artikel 28 voorziet in het opzetten van een elektronisch vergunningensysteem en de koppeling daarvan met de éénloketomgeving van de EU voor de douane om de uitwisseling van informatie tussen de douane en de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken, maar ook om de procedure voor het aanvragen van een invoer- of uitvoervergunning te vergemakkelijken. Deze bepaling voorziet in de digitalisering van de procedures, waardoor de administratieve lasten voor de marktdeelnemers en de bevoegde nationale autoriteiten zullen afnemen. De registratie van marktdeelnemers en natuurlijke personen in het elektronisch vergunningensysteem is alleen vereist indien zij invoer- of uitvoervergunningen moeten aanvragen. Bijgevolg hoeven individuele vuurwapeneigenaren die profiteren van de administratieve vereenvoudigingen waarin de artikelen 10 en 17 voorzien, zoals jagers, sportschutters of verzamelaars die onder de vrijstelling van invoer- en uitvoervergunningen vallen, zich niet in het systeem te registreren.

Artikel 29 beschrijft het opzetten van een beveiligd systeem voor de uitwisseling van informatie over weigeringen om een invoer- of uitvoervergunning te verlenen. Deze bepaling zal bevoegde vergunningverlenende autoriteiten in staat stellen personen op te sporen die in de EU gaan “shoppen” op zoek naar een invoer- of uitvoervergunning.

7.

Hoofdstuk VII: Algemene en slotbepalingen (artikelen 29-40)


Artikel 30 bepaalt dat de lidstaten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat hun vergunningsprocedures veilig zijn.

Artikel 31 bepaalt dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om hun bevoegde autoriteiten in staat te stellen informatie te verzamelen en in- en uitvoercontroles in te stellen met het oog op een correcte toepassing van de verordening.

Artikel 32 bepaalt dat de lidstaten regels vaststellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening.

Artikel 33 voorziet in de oprichting van de coördinatiegroep in- en uitvoer en vermeldt wie daarin moet worden vertegenwoordigd en welke taken deze groep heeft.

Artikel 34 bevat de verplichtingen van de lidstaten om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die in het kader van deze verordening zijn vastgesteld en om de andere lidstaten en de Commissie in kennis te stellen van de verantwoordelijke bevoegde nationale autoriteiten. Het bepaalt ook het tijdschema voor de evaluatie van de uitvoering van de verordening.

Artikel 35 verleent de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen voor een aantal onderwerpen. In artikel 36 worden de procedures voor de vaststelling van deze gedelegeerde handelingen vastgesteld. In artikel 37 worden de procedures voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen vastgesteld.

In artikel 38 worden de verplichtingen vastgesteld tijdens de overgangsperiode voordat het in artikel 28 bedoelde elektronische vergunningensysteem en het in artikel 29 bedoelde systeem voor de uitwisseling van informatie over weigeringen om invoer- en uitvoervergunningen te verlenen, zijn vastgesteld.

Artikel 39 voorziet in de intrekking van Verordening (EU) nr. 258/2012 en artikel 40 voorziet in de inwerkingtreding van de verordening.

Bijlagen bij deze verordening.

Bijlage I bevat een lijst van vuurwapens, hun essentiële onderdelen, munitie en alarm- en seinwapens, samen met de codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN) van goederen 20 die onder deze verordening vallen. Bijlage II bevat het modelformulier voor invoervergunningen. Bijlage III bevat het modelformulier voor uitvoervergunningen. Bijlage IV bevat een lijst van de informatie die in het eindgebruikerscertificaat moet worden opgenomen, en bijlage V bevat een concordantietabel.


(EU) nr. 258/2012 (aangepast)

nieuw