Toelichting bij COM(2022)646 - Standpunt EU in de Partnerschapsraad met het Verenigd Koninkrijk mbt verlenging van de derogatie mbt het wissen van persoonsgegevens van passagiers na hun vertrek uit het VK

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in de Partnerschapsraad moet worden ingenomen in verband met artikel 552, lid 13, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna “het Verenigd Koninkrijk” genoemd), anderzijds (hierna “de handels- en samenwerkingsovereenkomst” genoemd).

De handels- en samenwerkingsovereenkomst maakt het mogelijk dat persoonsgegevens van passagiers van vluchten tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk (“PNR-gegevens”) aan het Verenigd Koninkrijk worden doorgegeven en dat het Verenigd Koninkrijk deze verwerkt en gebruikt. Op grond van de handels- en samenwerkingsovereenkomst moet het Verenigd Koninkrijk de overeenkomstig de handels- en samenwerkingsovereenkomst ontvangen PNR-gegevens van passagiers na het vertrek van deze passagiers uit het land wissen, tenzij uit een risicobeoordeling blijkt dat het nodig is dergelijke PNR-gegevens te bewaren.

De handels- en samenwerkingsovereenkomst voorziet echter in een tijdelijke afwijking van die vereiste, in eerste instantie gedurende een overgangsperiode van één jaar, dit wil zeggen tot en met 31 december 2021, vanwege de bijzondere omstandigheden die hierin bestaan dat het Verenigd Koninkrijk technische aanpassingen moet aanbrengen om de systemen voor de verwerking van PNR-gegevens die het Verenigd Koninkrijk heeft gebruikt terwijl het recht van de Unie op het Verenigd Koninkrijk van toepassing was (met name de PNR-richtlijn 1 ), om te vormen, zodat PNR-gegevens overeenkomstig de handels- en samenwerkingsovereenkomst kunnen worden gewist. Deze overgangsperiode kan bij opeenvolgende besluiten van de Partnerschapsraad met nog eens twee jaar worden verlengd, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Tijdens de overgangsperiode en overeenkomstig artikel 552, lid 11, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst past het Verenigd Koninkrijk aanvullende waarborgen toe op de verwerking van PNR-gegevens, met name door te voorkomen dat de PNR-gegevens worden gebruikt die overeenkomstig artikel 552, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst moeten worden gewist.

De afwijking gaat gepaard met een procedure waarbij het Verenigd Koninkrijk aan het bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst opgerichte Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie een verslag moet verstrekken van een onafhankelijk bestuursorgaan, dat een advies van de toezichthoudende autoriteit voor gegevensbescherming van het Verenigd Koninkrijk 2 bevat over de vraag of de aanvullende waarborgen voor gegevensbescherming die tijdens de overgangsperiode uit hoofde van artikel 552, lid 11, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn toegepast, naast een beoordeling of de hierboven vermelde bijzondere omstandigheden aanhouden, samen met een beschrijving van de inspanningen die zijn geleverd om de systemen van het Verenigd Koninkrijk voor de verwerking van PNR-gegevens zodanig om te vormen dat de PNR-gegevens na het vertrek van de passagiers uit het Verenigd Koninkrijk kunnen worden gewist. Bovendien is een tweede verlenging door de Partnerschapsraad gekoppeld aan de eis dat het Verenigd Koninkrijk aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt bij de omzetting van zijn systemen voor de verwerking van PNR-gegevens in die zin, ook al is het nog niet mogelijk geweest deze omzetting te voltooien.

Na de voorlopige toepassing van de handels- en samenwerkingsovereenkomst sinds 1 januari 2021 en de inwerkingtreding ervan op 1 mei 2021, liep het eerste jaar van de overgangsperiode af op 31 december 2021 3 . Op basis van het eerste verslag en de beoordeling die het Verenigd Koninkrijk op 1 oktober 2021 heeft ingediend, alsook de aanvullende informatie die in november 2021 is ingediend, heeft de Partnerschapsraad op 21 december 2021 de overgangsperiode met één jaar verlengd tot en met 31 december 2022 4 .

Met het oog op een tweede en laatste verlenging van de overgangsperiode heeft het Verenigd Koninkrijk op 29 september 2022 een tweede verslag en beoordeling ingediend.

Het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie heeft zich tijdens zijn vergadering van 13 oktober 2022 over dit door het Verenigd Koninkrijk ingediende verslag en dito beoordeling gebogen. Tijdens de vergadering heeft de Unie een aantal vragen ter verduidelijking gesteld. Het Verenigd Koninkrijk heeft op deze vragen geantwoord en zich akkoord verklaard deze antwoorden vervolgens schriftelijk ter beschikking te stellen.

Artikel 552, lid 13, derde zin, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat indien de hierboven vermelde bijzondere omstandigheden aanhouden, en daarenboven door het Verenigd Koninkrijk aanzienlijke vooruitgang is geboekt, de Partnerschapsraad de overgangsperiode een tweede eenmalig met nog een keer één jaar verlengt, dit wil zeggen tot en met 31 december 2023.

De Commissie merkt op dat aan het einde van deze laatste verlenging de tijdelijke afwijking wegens bovengenoemde bijzondere omstandigheden niet langer van toepassing is en dat het Verenigd Koninkrijk alle technische aanpassingen zal moeten hebben voltooid die nodig zijn om zijn systemen voor de verwerking van PNR-gegevens in staat te stellen PNR-gegevens te wissen overeenkomstig artikel 552, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Er is geen mogelijkheid tot verdere verlenging in het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk

De handels- en samenwerkingsovereenkomst legt de grondslag voor uitgebreide betrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk, binnen een ruimte van welvaart en goed nabuurschap die wordt gekenmerkt door nauwe en vreedzame betrekkingen op basis van samenwerking, met eerbiediging van de autonomie en soevereiniteit van de partijen. De handels- en samenwerkingsovereenkomst is op 1 mei 2021 in werking getreden en wordt sinds 1 januari 2021 voorlopig toegepast.

2.2.De Partnerschapsraad

Bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst is een aantal gemeenschappelijke lichamen opgericht, waaronder de Partnerschapsraad, een “krachtens een overeenkomst opgericht lichaam” in de zin van artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

2.3.De beoogde handeling van de Partnerschapsraad

Artikel 552, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat het Verenigd Koninkrijk de uit hoofde van die overeenkomst ontvangen PNR-gegevens van passagiers in de regel na hun vertrek uit het land moet wissen, tenzij uit een risicobeoordeling blijkt dat het nodig is dergelijke PNR-gegevens te bewaren. Deze eis vloeit voort uit het advies van het Hof van Justitie van 2017 over de beoogde overeenkomst tussen de EU en Canada inzake de doorgifte en verwerking van persoonsgegevens van passagiers 5 .

Artikel 552, lid 11, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat het Verenigd Koninkrijk tijdelijk gedurende een overgangsperiode van lid 4 van dat artikel kan afwijken, in afwachting van de zo spoedig mogelijke tenuitvoerlegging door het Verenigd Koninkrijk van technische aanpassingen aan zijn systemen voor de verwerking van PNR-gegevens. De duur van de overgangsperiode bedraagt maximaal drie jaar na de inwerkingtreding van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Tijdens de overgangsperiode moet de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk het gebruik van de PNR-gegevens die moeten worden gewist, voorkomen door ten aanzien van die PNR-gegevens een aantal specifieke aanvullende waarborgen toe te passen.

Artikel 552, lid 10, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat lid 11 van dat artikel van toepassing is vanwege de bijzondere omstandigheden die het Verenigd Koninkrijk ervan weerhouden de technische aanpassingen aan te brengen die nodig zijn om de systemen voor de verwerking van PNR-gegevens die het Verenigd Koninkrijk heeft gebruikt terwijl het recht van de Unie op het Verenigd Koninkrijk van toepassing was, om te zetten in systemen waarmee PNR-gegevens overeenkomstig lid 4 van dat artikel zouden kunnen worden gewist.

Artikel 552, lid 12, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat het Verenigd Koninkrijk negen maanden na de inwerkingtreding van die overeenkomst het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie een verslag moet verstrekken van het in lid 7 van dat artikel bedoelde onafhankelijke bestuursorgaan, dat een advies van de in artikel 525, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde toezichthoudende autoriteit van het Verenigd Koninkrijk bevat over de vraag of de aanvullende waarborgen voor gegevensbescherming als bedoeld in artikel 552, lid 11, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst daadwerkelijk zijn toegepast, alsook een beoordeling door het Verenigd Koninkrijk of de in artikel 552, lid 10, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde bijzondere omstandigheden aanhouden, samen met een beschrijving van de inspanningen die zijn geleverd om de systemen van het Verenigd Koninkrijk voor de verwerking van PNR-gegevens om te zetten in systemen waarmee PNR-gegevens overeenkomstig lid 4 van dat artikel kunnen worden gewist. Een tweede verslag en beoordeling moeten een jaar later opnieuw worden ingediend, als de tussentijdse periode voor het laatst met nog eens één jaar moet worden verlengd.

Tijdens de overgangsperiode is het Verenigd Koninkrijk verplicht de aanvullende waarborgen van artikel 552, lid 11, punt a) tot en met d), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst toe te passen, met name om te voorkomen dat de PNR-gegevens die moeten worden gewist, worden gebruikt. De doeltreffende toepassing van deze waarborgen moet worden aangetoond aan de hand van het verslag van het onafhankelijke bestuursorgaan en het advies van de toezichthoudende autoriteit van het Verenigd Koninkrijk voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 552, lid 12, punt a), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 552, lid 13, tweede zin, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat indien de in lid 10 van dat artikel bedoelde bijzondere omstandigheden aanhouden, de Partnerschapsraad de in lid 11 van dat artikel bedoelde overgangsperiode met één jaar verlengt.

De Partnerschapsraad heeft op 21 december 2021 een eerste verlenging van de overgangsperiode toegestaan 6 .

Bovenstaande procedure en voorwaarden zijn ook van toepassing met het oog op de toekenning van een tweede en laatste verlenging van de overgangsperiode met nog eens één jaar. Bovendien moet het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 552, lid 13, derde zin, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst aantonen dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt bij de omzetting van zijn PNR-verwerkingssystemen, hoewel het nog niet mogelijk was deze om te zetten in systemen waarmee PNR-gegevens overeenkomstig artikel 552, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst kunnen worden gewist.

Het besluit van de Partnerschapsraad om de overgangsperiode te verlengen kan elke vorm aannemen. De besluiten van de medevoorzitters van de Partnerschapsraad worden in onderlinge overeenstemming genomen (zie artikel 1, lid 2, van bijlage 1 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst). Het besluit moet worden genomen vóór het einde van het tweede jaar van de overgangsperiode, dit wil zeggen vóór 31 december 2022.

Vóór het verstrijken van de tweede en laatste verlenging van de overgangsperiode, d.w.z. uiterlijk op 31 december 2023, moet het Verenigd Koninkrijk alle technische aanpassingen hebben voltooid die nodig zijn om zijn systemen voor de verwerking van PNR-gegevens in staat te stellen PNR-gegevens te wissen overeenkomstig artikel 552, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. De Commissie verwacht van het Verenigd Koninkrijk dat het het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie daarvan in kennis stelt.

Het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van deel drie van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en ziet toe op de goede werking ervan. Het blijft dus het geschikte forum om de jaarlijkse beoordeling door het onafhankelijke bestuursorgaan van het Verenigd Koninkrijk van de benadering van de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de noodzaak om PNR-gegevens te bewaren overeenkomstig artikel 552, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, zoals uiteengezet in lid 7 van dat artikel, te bespreken.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Achtergrond

Op 29 september 2022 heeft het Verenigd Koninkrijk aan het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie een beoordeling verstrekt overeenkomstig artikel 552, lid 12, punt b), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

In de beoordeling van het Verenigd Koninkrijk wordt geconcludeerd dat de bijzondere omstandigheden met betrekking tot de systemen voor de verwerking van PNR-gegevens van het Verenigd Koninkrijk aanhouden en dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt bij de omzetting van het systeem voor de verwerking van PNR-gegevens in het Verenigd Koninkrijk in systemen waarmee PNR-gegevens overeenkomstig artikel 552, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst kunnen worden gewist, hoewel het nog niet mogelijk was deze volledig in die zin om te zetten.

Het Verenigd Koninkrijk moet zijn complexe systeem voor de verwerking van PNR-gegevens, dat geconfigureerd is om te voldoen aan het op de lidstaten van toepassing zijnde recht van de Unie, omvormen tot een systeem dat voldoet aan de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en het heeft daarvoor vóór de inwerkingtreding van de handels- en samenwerkingsovereenkomst onvoldoende tijd gehad. De vereisten van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zijn in overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van 2017 inzake de internationale doorgifte van PNR-gegevens vanuit de Unie aan derde landen (advies 1/15) 7 .

Het huidige systeem van het Verenigd Koninkrijk voor de verwerking van PNR-gegevens is in 2004 ontwikkeld en in 2016 aangepast om in overeenstemming te zijn met Richtlijn (EU) 2016/681 van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en zware criminaliteit 8 . Het systeem van het Verenigd Koninkrijk voor de verwerking van PNR-gegevens was, net als dat van de lidstaten, ontworpen om alle PNR-gegevens gedurende vijf jaar te bewaren teneinde in die periode van vijf jaar te allen tijde in specifieke gevallen te kunnen reageren op naar behoren gemotiveerde verzoeken. Het systeem was niet ontworpen om PNR-gegevens van passagiers na hun vertrek uit het Verenigd Koninkrijk te wissen, zoals de handels- en samenwerkingsovereenkomst dat vereist.

Bovendien is het huidige risicobeoordelingsproces van het Verenigd Koninkrijk, net als dat van de lidstaten, ontworpen om personen te identificeren van wie de gegevens beantwoorden aan objectieve regels voor doelselectie of andere vooraf vastgestelde criteria voor het uitvoeren van veiligheids- en grenscontroles. Het risicobeoordelingsproces was niet ontworpen om na te gaan of specifieke PNR-gegevens van passagiers na hun vertrek uit het Verenigd Koninkrijk bewaard moesten worden.

In zijn beoordeling, die op 29 september 2022 is ingediend overeenkomstig artikel 552, lid 12, punt b), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, heeft het Verenigd Koninkrijk aangegeven dat het onlangs een systeem had ontwikkeld en opgezet om PNR-gegevens te verwijderen overeenkomstig artikel 552, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; dit systeem bevindt zich nu in de betatestfase.

Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat het bezig is een geautomatiseerd risicobeoordelingsproces te ontwikkelen op basis van objectief bewijsmateriaal om te bepalen welke gegevens moeten worden bewaard na het vertrek van een passagier uit het Verenigd Koninkrijk. Ondertussen voert het Verenigd Koninkrijk een handmatige risicobeoordelingsprocedure uit om de in artikel 552, lid 11, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde aanvullende waarborgen toe te passen. Het Verenigd Koninkrijk schat dat het geautomatiseerde risicobeoordelingsproces eind 2023 operationeel zal zijn.

Het Verenigd Koninkrijk heeft tevens op 29 september 2022 op grond van artikel 552, lid 12, punt a), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst een verslag van het in artikel 552, lid 7, van die overeenkomst bedoelde onafhankelijke bestuursorgaan verstrekt aan het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie, waarin de daadwerkelijke toepassing van de in artikel 552, lid 11, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde aanvullende waarborgen voor gegevensbescherming werd beschreven. Het verslag bevat een advies van de in artikel 525, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde toezichthoudende autoriteit van het Verenigd Koninkrijk.

Het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie heeft zich op 13 oktober 2022 over de beoordeling en het verslag van het Verenigd Koninkrijk gebogen. Bij die gelegenheid heeft het Verenigd Koninkrijk, in antwoord op een aantal vragen van de Unie, aanvullende informatie verstrekt over de toepassing van de waarborgen inzake gegevensbescherming waarin artikel 552, lid 11, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst voorziet, en heeft het ermee ingestemd deze informatie vervolgens schriftelijk ter beschikking te stellen.

3.2.Voorgesteld standpunt

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de Partnerschapsraad moet besluiten de overgangsperiode voor het laatst met nog eens één jaar te verlengen tot en met 31 december 2023, rekening houdend met de informatie die het Verenigd Koninkrijk tijdens de vergadering van het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie op 13 oktober 2022 heeft verstrekt, op voorwaarde dat deze vervolgens schriftelijk beschikbaar wordt gesteld. De Partnerschapsraad moet dit besluit uiterlijk op 31 december 2022 nemen.

De Commissie merkt voorts op dat het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie verantwoordelijk is voor het toezicht op en de evaluatie van de correcte uitvoering van deel drie van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, met inbegrip van de jaarlijkse beoordeling van het onafhankelijke bestuursorgaan van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 552, lid 7, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst inzake de benadering van de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de noodzaak om PNR-gegevens te bewaren overeenkomstig artikel 552, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, VWEU voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 9 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De Partnerschapsraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 552, lid 13, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat wanneer de in lid 10 van dat artikel bedoelde bijzondere omstandigheden aanhouden en het Verenigd Koninkrijk aantoont dat het aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt bij de omzetting van zijn PNR-verwerkingssystemen in systemen waarmee PNR-gegevens overeenkomstig artikel 552, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst kunnen worden gewist, de Partnerschapsraad de in lid 11 van dat artikel bedoelde overgangsperiode met nog eens één jaar verlengt (tweede en laatste verlenging). De vaststelling van een standpunt van de Unie met betrekking tot een dergelijk besluit valt derhalve binnen de werkingssfeer van artikel 218, lid 9, VWEU.

De rechtsgevolgen van de verlenging zijn volledig voor de Unie, als partij bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Dat houdt in dat de Unie overeenkomstig artikel 3, lid 2, VWEU exclusieve bevoegdheid heeft in deze aangelegenheid.

Het besluit tot verlenging van de periode als bedoeld in artikel 552, lid 13, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, houdt geen aanvulling of wijziging van het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst in.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De verlenging van de periode als bedoeld in artikel 552, lid 13, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, heeft doelstellingen en componenten op het gebied van gegevensbescherming en politiële samenwerking.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 16, lid 2, en artikel 87, lid 2, punt a), VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 16, lid 2, en artikel 87, lid 2, punt a), VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van de Partnerschapsraad tot goedkeuring van een tweede en definitieve verlenging, tot en met 31 december 2023, van de overgangsperiode waarin het Verenigd Koninkrijk mag afwijken van de verplichting om persoonsgegevens van passagiers te wissen nadat zij het Verenigd Koninkrijk hebben verlaten, rechtsgevolgen heeft, is het passend het besluit van de Partnerschapsraad na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.