Toelichting bij COM(2022)648 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 waarbij Nederland wordt gemachtigd af te wijken van artikel 285 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna “de btw-richtlijn” genoemd 1 ) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 23 augustus 2022, heeft Nederland verzocht om een maatregel te mogen verlengen die afwijkt van artikel 285 van de btw-richtlijn, zodat het belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van de btw kan vrijstellen.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten op 25 augustus 2022 van het verzoek van Nederland in kennis gesteld, behalve Spanje, dat zij op 26 augustus 2022 in kennis heeft gesteld. Bij brief van 29 augustus 2022 heeft de Commissie Nederland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig hoofdstuk 1 van titel XII van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaalde drempel blijft, van de btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat belastingplichtigen geen btw in rekening hoeven te brengen over hun prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kunnen aftrekken.

Krachtens artikel 285, eerste alinea, van de btw-richtlijn mogen de lidstaten die geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid van artikel 14 van Tweede Richtlijn 67/228/EEG 2 van de Raad, vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die niet hoger is dan 5 000 EUR. Overeenkomstig artikel 285, tweede alinea, van de btw-richtlijn mogen deze lidstaten ook een degressieve belastingvermindering toekennen aan belastingplichtigen van wie de jaaromzet hoger is dan het plafond dat zij voor de toepassing van de vrijstelling hebben vastgesteld.

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 van de Raad werd Nederland gemachtigd een dergelijke bijzondere maatregel in te voeren. De maatregel, die op 31 december 2022 afloopt, is facultatief voor belastingplichtigen.

Nederland heeft verzocht om de bijzondere maatregel met twee jaar te mogen verlengen.

Nederland heeft aangegeven dat de bijzondere maatregel de administratieve lasten voor zowel belastingplichtigen als de belastingdienst verlicht en de belastinginning helpt te vereenvoudigen. Volgens Nederland bedraagt het effect van de bijzondere maatregel op de overheidsbegroting ongeveer 0,1 % en zou de verlenging ervan geen noemenswaardig effect hebben op de totale btw-inkomsten in het stadium van het eindverbruik, in overeenstemming met de vereisten van artikel 395, lid 1, tweede alinea, van de btw-richtlijn.

De verlenging van de bijzondere maatregel tot en met 31 december 2024 is ook in overeenstemming met de vereisten van Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, waarin een maximale btw-omzetdrempel voor kleine ondernemingen in de hele EU is vastgesteld met ingang van 1 januari 2025.

Daarom wordt voorgesteld om Nederland toe te staan deze bijzondere maatregel te verlengen tot en met 31 december 2024.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Aan andere lidstaten zijn in het verleden ook al soortgelijke derogaties verleend, waarbij belastingplichtigen met een jaaromzet onder een bepaalde drempel vrijstelling van btw krijgen, overeenkomstig de artikelen 285 en 287 van de btw-richtlijn. Onlangs nog is bijvoorbeeld aan Slovenië 3 toegestaan om een drempel van 50 000 EUR te blijven gebruiken; Polen 4 heeft een drempel van 40 000 EUR, Hongarije 5 een drempel van 48 000 EUR, België 6 een drempel van 25 000 EUR, Malta 7 een drempel van 30 000 EUR en Tsjechië 8 een drempel van 85 000 EUR.

De derogatiemaatregel is in overeenstemming met de doelstellingen die ten grondslag liggen aan Richtlijn (EU) 2020/285 tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen 9 , waartoe in het btw-actieplan de aanzet was gegeven 10 , en moet een moderne en vereenvoudigde regeling voor deze ondernemingen creëren. Hij strekt er met name toe de btw-nalevingskosten en concurrentieverstoringen te beperken, zowel nationaal als op het niveau van de EU, de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken, alsook de naleving van de regels voor bedrijven en het toezicht door de belastingdienst te vergemakkelijken.

Bovendien is de drempel van 25 000 EUR in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2020/285, op grond waarvan de lidstaten de drempel van de jaaromzet waaronder btw-vrijstelling kan worden verleend, mogen vaststellen op maximaal 85 000 EUR (of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid).

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De Commissie heeft er consequent op gewezen dat eenvoudigere regels voor kleine ondernemingen nodig zijn. In dit verband heeft de Commissie in maart 2020 een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa 11 aangenomen, waarin zij zich ertoe heeft verbonden te blijven ijveren voor lastenverlichting voor kleine en middelgrote ondernemingen. De doelstelling om de regeldruk voor kleine en middelgrote ondernemingen te verminderen, is een van de pijlers van die strategie. Deze bijzondere maatregel strookt, bekeken in het licht van de begrotingsregels, met dergelijke doelstellingen. Hij is ook in overeenstemming met het actieplan van 2020 voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie 12 , waarin wordt erkend dat de fiscale nalevingskosten in de EU hoog blijven en dat de nalevingskosten doorgaans een stuk hoger zijn voor kleine ondernemingen dan voor grote ondernemingen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gezien de bepaling van de btw-richtlijn waarop dit voorstel is gebaseerd, is het subsidiariteitsbeginsel reeds toegepast op het niveau van de btw-richtlijn.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de belastinginning voor kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst vereenvoudigen.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Nederland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Effectbeoordeling

Met het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad wordt beoogd een vereenvoudigingsmaatregel voor belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR met nog eens twee jaar te verlengen. Belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder deze drempel ligt, worden ontheven van heel wat algemene btw-verplichtingen en zullen tevens hun administratieve lasten zien dalen. Dankzij de maatregel wordt de belastinginning voor de Nederlandse belastingautoriteiten ook eenvoudiger.

Volgens Nederland zal de verlenging van de drempel van 25 000 EUR geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik. Er wordt verwacht dat ongeveer 6 % van de belastingplichten de vrijstellingsdrempel zal gebruiken, wat overeenkomt met een effect van rond de 0,1 % op de begroting. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect in ieder geval beperkt zijn.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 van de Raad ingevoerde bijzondere maatregel heeft geen significante gevolgen gehad voor de EU-begroting omdat Nederland een compensatieberekening heeft verricht overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad. Met de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde 13 zal Nederland geen compensatieberekening meer verrichten met betrekking tot het overzicht van de eigen btw-middelen vanaf het begrotingsjaar 2021. Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad tot verlenging van de bijzondere maatregel van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 van de Raad zal evenmin significante gevolgen voor de EU-begroting hebben. De correcties en compensaties hebben van oudsher geen noemenswaardige invloed gehad op het bedrag van de eigen middelen uit de btw. De afschaffing ervan zal dan ook geen significante gevolgen voor de begroting hebben.