Toelichting bij COM(2022)666 - Wijziging van Verordening 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Rechten inzake tekeningen en modellen van nijverheid beschermen de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel. Industriële vormgeving is datgene wat een voortbrengsel aantrekkelijk maakt. Visuele aantrekkingskracht is een van de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de keuze van consumenten om het ene boven het andere voortbrengsel te verkiezen. Goed ontworpen voortbrengselen leveren een aanmerkelijk concurrentievoordeel op voor producenten. Om innovatie en het creëren van nieuwe modellen voor voortbrengselen in het digitale tijdperk aan te moedigen, is er steeds meer behoefte aan toegankelijke, toekomstbestendige, doeltreffende en consistente rechtsbescherming van modelrechten.

De regeling voor de bescherming van tekeningen en modellen van nijverheid in Europa is meer dan twintig jaar oud. De wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot tekeningen en modellen van nijverheid werden gedeeltelijk aangepast bij Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 (“de richtlijn”).

Naast de nationale regelingen voor modelbescherming werd bij Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 (“de verordening”) een op zichzelf staand systeem ingevoerd voor de bescherming van unitaire rechten die in de hele EU gelijke werking hebben in de vorm van het ingeschreven Gemeenschapsmodel (IGM) en het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel. De verordening werd slechts eenmaal gewijzigd in 2006, voor de deelname van de EU aan het internationale registratiestelsel van ‘s-Gravenhage.

Bovendien is er nog steeds een wettelijke overgangsregeling van kracht met betrekking tot de modellenbescherming voor vervangingsonderdelen voor reparatiedoeleinden. Aangezien op dit punt geen overeenstemming kon worden bereikt, bevat de richtlijn een “freeze plus”-clausule, op grond waarvan de lidstaten hun bestaande wetgevingen mogen handhaven met betrekking tot de vraag of vervangingsonderdelen bescherming moeten krijgen totdat wijzigingen van de richtlijn worden goedgekeurd naar aanleiding van een voorstel van de Commissie. Om die reden worden in Verordening (EG) nr. 6/2002 vervangingsonderdelen voor reparatiedoeleinden uitgesloten van de bescherming van Gemeenschapsmodellen totdat de Raad zijn beleid ter zake op grond van een voorstel van de Commissie heeft bepaald.

Een in 2004 door de Commissie ingediend voorstel 1 om de bescherming van modellen voor zichtbare vervangingsonderdelen aan te passen door een “reparatieclausule” in de richtlijn op te nemen (zoals die reeds in de verordening is opgenomen), kreeg onvoldoende steun in de Raad, ondanks overweldigende steun van het Europees Parlement 2 , en werd in 2014 ingetrokken.

In overeenstemming met de agenda voor betere regelgeving 3 van de Commissie om het EU-beleid regelmatig te herzien, begon de Commissie in 2014 met de evaluatie van de werking van de regelingen voor modelbescherming in de EU, waarbij een uitvoerige economische en juridische beoordeling werd uitgevoerd, ondersteund door een reeks studies. Op 11 november 2020 heeft de Raad van de Europese Unie conclusies aangenomen over het beleid inzake intellectuele eigendom en de herziening van het stelsel van tekeningen en modellen van nijverheid in de Unie 4 . De Raad verzocht de Commissie voorstellen in te dienen om de EU-wetgeving inzake tekeningen en modellen van nijverheid te herzien, met als doel de regelingen voor modelbescherming te moderniseren en modelbescherming aantrekkelijker te maken voor individuele ontwerpers en bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

De Commissie heeft, op basis van de definitieve resultaten van de evaluatie 5 , in haar mededeling van 25 november 2020, getiteld “Het innovatiepotentieel van de EU optimaal benutten. Een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen” 6 , aangekondigd dat zij de EU-wetgeving inzake modelbescherming zal herzien, na de succesvolle hervorming van de wetgeving inzake het Uniemerk. Op 25 juni 2021 heeft de Raad nog een aantal andere conclusies over het beleid inzake intellectuele eigendom aangenomen 7 , waarbij hij er bij de Commissie op aandrong zo spoedig mogelijk een voorstel in te dienen over de herziening en modernisering van de wetgeving inzake tekeningen en modellen van nijverheid. Voorts heeft het Europees Parlement in zijn ondersteunende advies over het actieplan voor intellectuele eigendom de noodzaak benadrukt om de regeling voor modelbescherming te herzien, aangezien deze twintig jaar geleden is ingesteld 8 .

Dit initiatief en het gelijklopende voorstel voor herschikking van de richtlijn, die binnen het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) gezamenlijk als een pakket worden beschouwd, hebben als voornaamste gemeenschappelijke doelstelling de bevordering van de excellentie in design, de innovatie en het concurrentievermogen in de EU. Dit moet worden bereikt door ervoor te zorgen dat de algemene regeling voor modelbescherming geschikt is voor het digitale tijdperk en voor individuele ontwerpers, kmo’s en ontwerpintensieve sectoren aanmerkelijk toegankelijker en doeltreffender wordt wat betreft lagere kosten, minder complexiteit, meer snelheid, grotere voorspelbaarheid en meer rechtszekerheid.

2.

In het bijzonder is dit initiatief tot wijziging van de verordening ingegeven door de volgende doelstellingen:


–het moderniseren en verbeteren van bestaande bepalingen, door verouderde bepalingen te wijzigen, de rechtszekerheid te vergroten en de rechten in termen van reikwijdte en beperkingen te verduidelijken;

–het verbeteren van de toegankelijkheid, doeltreffendheid en betaalbaarheid van de bescherming van ingeschreven Gemeenschapsmodellen, door procedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen en door de hoogte en de structuur van de te betalen taksen aan te passen en te optimaliseren.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met dit voorstel wordt beoogd Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad te wijzigen. Dit voorstel vormt samen met het gelijklopende voorstel tot herschikking van Richtlijn 98/71/EG een samenhangend pakket voor de uitvoering van het actieplan inzake intellectuele eigendom, met als doel de huidige EU-wetgeving inzake modelbescherming te moderniseren en verder aan te passen.

Dit voorstel is tevens in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Uniemerk. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de reikwijdte van modelrechten die, evenals de reikwijdte van Uniemerken, wordt uitgebreid naar namaakgoederen in doorvoer en andere douanesituaties. Dit geldt ook voor bepaalde bepalingen betreffende procedures die momenteel alleen deel uitmaken van het stelsel voor Uniemerken en waarvoor wordt voorgesteld om ze mee te nemen in de herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002, zoals bepalingen betreffende voortzetting van de procedure of de herroeping van beslissingen (zie ook verderop in het gedeelte over aanpassing aan de procedure inzake Uniemerken). Met het oog op de samenhang wordt voorts voorgesteld de Commissie dezelfde gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden te verlenen als in Verordening (EU) 2017/1001 is gedaan.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Aangezien met dit voorstel wordt beoogd de overgangsbepaling inzake reparatie, momenteel in artikel 110 van Verordening (EG) nr. 6/2002, om te zetten in een permanente bepaling die moet worden opgenomen in het voorgestelde nieuwe artikel 20 bis van die verordening, in overeenstemming met de invoeging van een reparatieclausule in de richtlijn, stemt het voorstel overeen met en vormt het een aanvulling op Verordening (EU) 461/2010 (de groepsvrijstellingsverordening voor motorvoertuigen) op het gebied van het antitrustbeleid.

Het voorstel om die reparatieclausule te handhaven in Verordening (EG) nr. 6/2002 is ook in overeenstemming met en vormt een aanvulling op de inspanningen die worden verricht in het kader van het initiatief voor duurzame producten, dat tot doel heeft reparaties en de circulaire economie te bevorderen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 118, lid 1, VWEU, waarin het Europees Parlement en de Raad worden gemachtigd maatregelen vast te stellen om intellectuele-eigendomsrechten in de hele EU in het leven te roepen, onder meer door op het niveau van de Unie gecentraliseerde machtigings-, coördinatie- en controleregelingen in te stellen.

Dit is een wijziging ten opzichte van de rechtsgrondslag die is toegepast op Verordening (EG) nr. 6/2002 die, net als de eerste verordening inzake het Gemeenschapsmerk (Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk), was gebaseerd op artikel 308 van het EG-Verdrag.

Artikel 118 werd ingevoerd bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en voorziet nu in een uitdrukkelijke rechtsgrondslag voor EU-brede intellectuele-eigendomsrechten. Het vormt nu tevens de rechtsgrondslag voor Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Uniemerk.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Artikel 118, lid 1, VWEU kan alleen worden toegepast om Europese intellectuele-eigendomsrechten in het leven te roepen. Het Uniemodellenstelsel is een autonoom stelsel dat is ingesteld bij een EU-verordening en onafhankelijk van enig nationaal stelsel van toepassing is.

Het EUIPO (voorheen BHIM) is een regelgevend agentschap dat in juridisch, administratief en financieel opzicht autonoom is en dat door de Raad is opgericht om het inschrijvingssysteem voor het ingeschreven Gemeenschapsmodel en voor het Gemeenschapsmerk (nu het Uniemerk) te beheren. Net zoals het geval was met de wijzigingen die bij Verordening (EU) 2017/1001 in het merkenstelsel werden aangebracht, bleek uit de analyse die is uitgevoerd in de effectbeoordeling bij dit initiatief dat sommige bepalingen in Verordening (EG) nr. 6/2002 moeten worden gewijzigd, in het bijzonder om het inschrijvingssysteem voor het ingeschreven Gemeenschapsmodel te verbeteren en te stroomlijnen.

Evenredigheid

Het voorstel is opgesteld om de administratieve last te verminderen en de nalevingskosten te verlagen voor bedrijven en individuele ontwerpers die de regeling voor Gemeenschapsmodellen gebruiken en voor het EUIPO. Het voorstel behelst gerichte wijzigingen van de zelfstandige Verordening (EG) nr. 6/2002 en gaat niet verder dan wat nodig is om de vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

De doelstellingen van dit voorstel kunnen alleen worden verwezenlijkt met behulp van een wetgevingshandeling waarbij de bestaande materiële en procedurele bepalingen inzake het Gemeenschapsmodel worden gewijzigd, hetgeen in de vorm van een verordening gebeurt. Derhalve is een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 vereist.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De Commissie heeft een algemene evaluatie opgesteld van de huidige richtlijn en de huidige verordening, die zij in november 2020 heeft bekendgemaakt 9 . Zij kwam tot de conclusie dat de EU-wetgeving inzake modelbescherming de doelstellingen had verwezenlijkt en nog overwegend geschikt was voor het beoogde doel.

Met betrekking tot Verordening (EG) nr. 6/2002 werden in de evaluatie echter bepaalde tekortkomingen vastgesteld. In het bijzonder zijn de procedures voor het inschrijven van ingeschreven Gemeenschapsmodellen deels verouderd of brengen zij onnodige administratieve lasten met zich mee, en zijn de hoogte en de structuur van de te betalen taken suboptimaal.

De Europese Commissie heeft op basis van de bevindingen van de evaluatie een effectbeoordeling uitgevoerd en daarna besloten de wetgeving te herzien. De verschillende stappen van de effectbeoordeling, van het in kaart brengen van problemen en de oorzaken daarvan tot het vaststellen van doelstellingen en mogelijke beleidsopties, waren gebaseerd op de bevindingen van het evaluatieverslag.

Raadpleging van belanghebbenden

Van 18 december 2018 tot en met 30 april 2019 werd een uitgebreide eerste openbare raadpleging gehouden 10 met als doel i) voldoende bewijs en standpunten van belanghebbenden te verzamelen ter ondersteuning van de evaluatie van de wetgeving inzake EU-modellen en ii) vast te stellen in welke mate die wetgeving werkt zoals zij is bedoeld en nog als geschikt voor het beoogde doel kan worden beschouwd.

Bijna twee derde van de respondenten was van mening dat de regeling voor de bescherming van industriële vormgeving in de EU (nationale regeling voor modellen onder de richtlijn en de regeling voor Gemeenschapsmodellen over het algemeen) goed functioneert. Tegelijkertijd wees bijna de helft van de respondenten op onbedoelde gevolgen of tekortkomingen in de verordening en/of de richtlijn.

In aanvulling op de uitgebreide raadpleging voor de evaluatie voerde de Commissie een tweede openbare raadpleging uit van 29 april tot en met 22 juli 2021 11 om aanvullende bewijzen en standpunten van de belanghebbenden te verkrijgen met betrekking tot belangrijke vraagstukken en potentiële opties en de gevolgen daarvan, ter ondersteuning van de herziening van de wetgeving inzake modellen .

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De effectbeoordeling over de herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 en Richtlijn 98/71/EG was met name gebaseerd op twee externe studies, waarbij zowel de economische 12 als de juridische 13 aspecten van de werking van de regelingen voor modelbescherming in de EU in aanmerking worden genomen. Specifiek met betrekking tot de kwestie van de bescherming van vervangingsonderdelen werd de effectbeoordeling bovendien ondersteund door twee verdere studies over het effect van bescherming op de prijs en op prijsspreiding 14 en over de structuur van de markt voor vervangingsonderdelen voor motorvoertuigen in de EU 15 .

Verdere informatie ter ondersteuning van de effectbeoordeling werd verkregen uit een nauwe samenwerking met het EUIPO en verschillende andere studies die dat bureau had verricht en verslagen die het had opgesteld, alsook andere beschikbare studies en gegevensverzamelingen die werden voorbereid door nationale en internationale overheidsinstanties, met inbegrip van nationale diensten voor intellectuele eigendom, de academische wereld en andere belanghebbenden.

Effectbeoordeling



Aangezien dit voorstel wordt ingediend in een pakket naast het voorstel tot herziening van Richtlijn 98/71/EG, heeft de Commissie een gecombineerde effectbeoordeling uitgevoerd voor zowel dit voorstel als het parallelle voorstel voor een herschikking van Richtlijn 98/71/EG 16 . Deze effectbeoordeling werd op 27 oktober voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing en op 26 november 2021 bracht die raad een positief advies hieromtrent uit. In de definitieve effectbeoordeling is rekening gehouden met de opmerkingen van dat advies.

3.

In de effectbeoordeling heeft de Commissie twee belangrijke problemen onderzocht:


1. De verstoring van het handelsverkeer binnen de EU en de belemmeringen voor de mededinging in bepaalde lidstaten met betrekking tot vervangingsonderdelen voor reparatiedoeleinden.

2. Bedrijven, in het bijzonder kmo’s en individuele ontwerpers, worden ontmoedigd om te proberen bescherming van ingeschreven modellen te verkrijgen in de EU of op nationaal niveau als gevolg van de hoge kosten, lasten en vertragingen bij het verkrijgen van bescherming en de beperkte voorspelbaarheid op dit gebied.

Hoewel de kwestie van de vervangingsonderdelen (eerste probleem) en de kwestie van uiteenlopende (procedurele) bepalingen in het kader van het tweede probleem aan de orde zullen komen in de gelijktijdige herziening van de richtlijn, moeten de deels verouderde procedures voor het inschrijven van Gemeenschapsmodellen en de suboptimale taksen die voor ingeschreven Gemeenschapsmodellen moeten worden betaald in de herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 worden aangepakt.

De volgende enige (simpele) optie werd overwogen om het probleem van ingewikkelde procedures voor het inschrijven van ingeschreven Gemeenschapsmodellen (IGM’s) op te lossen en de doelstelling om bescherming toegankelijker en doeltreffender te maken te verwezenlijken:

optie 2: vereenvoudiging en stroomlijning van IGM-procedures (onder meer door afstemming op de hervorming van het Uniemerk). Deze optie omvat in het bijzonder het actualiseren van de voorschriften inzake de afbeelding van modellen, het schrappen van de vereiste inzake “eenheid van klasse” voor meervoudige modelaanvragen, en het aanpassen van de IMG-procedure aan de procedure inzake Uniemerken.

De volgende optie met subopties werd overwogen voor het oplossen van het probleem van suboptimale taksen voor ingeschreven Gemeenschapsmodellen en voor het verwezenlijken van de doelstelling om de bescherming van ingeschreven Gemeenschapsmodellen betaalbaarder te maken:

optie 3: lagere taks voor de inschrijving van IGM’s en gemakkelijkere meervoudige aanvragen. Voor deze optie moet de vereiste inzake “eenheid van klasse” voor meervoudige aanvragen worden geschrapt en moeten de te betalen bedragen van de taksen worden aangepast. Om een gelijke behandeling van aanvragers die meer of minder aanvragen indienen te waarborgen, moet voor het aanpassen van de te betalen bedragen van de taksen ook een vaste taks per bijkomend model worden ingevoerd en moeten kwantumkortingen die afhankelijk van het aantal modellen in een meervoudige aanvrage in verschillende mate worden gegeven derhalve worden afgeschaft.

Ter compensatie van deze voordelen in de fase van de aanvrage, wordt de bovengenoemde maatregel gekoppeld aan een stijging van de latere vernieuwingstaksen. Dit model zorgt voor gemakkelijkere toegang tot bescherming van ingeschreven Gemeenschapsmodellen, met name voor kmo’s (goedkopere verkrijging van het recht en eerste vernieuwing), terwijl tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat alleen de ingeschreven Gemeenschapsmodellen die in de handel worden gebruikt in het register blijven staan, doordat latere vernieuwingstaksen voor tweede, derde en vierde vernieuwingen geleidelijk worden verhoogd.

Zowel bij suboptie 3.1 als 3.2 zou de inschrijvingstaks voor het verkrijgen van één enkel ingeschreven Gemeenschapsmodel worden verlaagd van 350 EUR naar 250 EUR. Vervolgens zou de taks voor elk bijkomend model dat deel uitmaakt van een meervoudige aanvrage 125 EUR 17 bedragen onder suboptie 3.1, en 100 EUR onder suboptie 3.2.

4.

De taksen voor vernieuwingen onder suboptie 3.1 zijn als volgt:


— eerste vernieuwing — 70 EUR;

— tweede vernieuwing — 140 EUR;

— derde vernieuwing — 280 EUR;

— vierde vernieuwing — 560 EUR 18 .

Voor deze suboptie is de som van de taksen voor de eerste twee vernieuwingen gelijk aan die volgens het huidige niveau van de taks, namelijk 210 EUR in totaal 19 .

Daarentegen zouden alle vernieuwingstaksen onder suboptie 3.2 hoger zijn dan op grond van de huidige regeling.

De aanpassing van de taksen zou in elk geval worden gekoppeld aan een vereenvoudiging van de vergoedingsstructuur door de publicatietaks af te schaffen en deze taks toe te voegen aan de inschrijvingstaks. Om de regels voor ingeschreven Gemeenschapsmodellen op één lijn te brengen met die voor het Uniemerk, zou de overdrachtstaks voor ingeschreven Gemeenschapsmodellen worden afgeschaft.

De voordelen van de verlaging van de taks zouden voornamelijk ten goede komen aan de gebruikers van de regeling voor ingeschreven Gemeenschapsmodellen. Bedrijven zouden meer waar voor hun geld krijgen en zouden niet meer betalen voor de diensten van het EUIPO dan wat strikt noodzakelijk is. Dit zou met name kmo’s en individuele ontwerpers in staat stellen hun kosten te beperken en onder gunstigere voorwaarden met grotere ondernemingen te concurreren. Dit zou ten goede komen aan de consumenten en, uiteindelijk, de samenleving als geheel.

Om de bescherming van ingeschreven Gemeenschapsmodellen toegankelijker en betaalbaarder te maken voor ondernemingen en gelijke tred te houden met de technologische vooruitgang, zal optie 2 betreffende de vereenvoudiging en stroomlijning van procedures in combinatie met suboptie 3.1 betreffende taksen (die geen buitensporige, onevenredige stijging van de vernieuwingstaksen tot gevolg heeft in vergelijking met suboptie 3.2) naar verwachting positieve effecten sorteren en duidelijke voordelen opleveren voor bedrijven, met name kmo’s en individuele ontwerpers.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel en het gelijklopende voorstel tot herschikking van Richtlijn 98/71/EG waren opgenomen in bijlage II bij het werkprogramma van de Commissie voor 2022 20 en maken derhalve deel uit van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit).

Dit voorstel heeft tot doel de regeling ter bescherming van ingeschreven Gemeenschapsmodellen in de EU af te stemmen op het digitale tijdperk en deze regeling toegankelijker en doeltreffender voor aanvragers te maken. Met betrekking tot digitalisering zou de voorgestelde actualisering van de voorschriften voor de afbeelding van modellen aanvragers in staat stellen hun modellen op een duidelijke en nauwkeurige wijze te reproduceren met behulp van algemeen beschikbare technologie. Dit zou in het bijzonder het indienen van nieuwe digitale modeltypen vergemakkelijken.

De gedetailleerde, grondige herziening van de eisen inzake afbeelding (waaraan moet worden voldaan op grond van de vereiste nieuwe secundaire wetgeving die moet worden vastgesteld) zou zeer in het voordeel zijn van zowel aanvragende bedrijven als het EUIPO, aangezien die het gevaar van tekortkomingen aanmerkelijk zou beperken en de rechtszekerheid zou vergroten.

Wat vereenvoudiging betreft, zou de voorgestelde afschaffing van de vereiste inzake “eenheid van klasse” bedrijven in staat stellen (meer) meervoudige modelaanvragen in te dienen door verschillende modellen in één aanvrage te combineren zonder tot voortbrengselen van dezelfde aard te zijn beperkt. Bovendien zouden de voorgestelde aanpassing en vereenvoudiging van het vergoedingsstelsel voor ingeschreven Gemeenschapsmodellen de administratieve last verminderen (in het bijzonder door de publicatietaks af te schaffen en per bijkomend model dat in het kader van een meervoudige aanvrage wordt ingediend een vaste taks in te voeren) en inschrijving gemakkelijker en transparanter maken voor aanvragers van ingeschreven Gemeenschapsmodellen.

De relevante kostenbesparingen worden omschreven en samengevat in tabel 8.1 van de effectbeoordeling.

• Grondrechten

Het initiatief zou zorgen voor betere mogelijkheden voor ontwerpers om hun rechten te beschermen, hetgeen een positief effect heeft op de grondrechten, zoals het recht op eigendom en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Om de regeling voor modelbescherming in de EU meer in evenwicht te brengen, heeft het initiatief ook tot doel te voorzien in een degelijke reeks beperkingen op modelrechten, waarbij rekening wordt gehouden met op billijkheid en mededinging gebaseerde overwegingen.

1.

Gevolgen voor de begroting



Dit voorstel zou geen gevolgen voor de EU-begroting hebben, en gaat daarom niet vergezeld van het financieel memorandum als bepaald in artikel 35 van het Financieel Reglement (Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012).

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal de jaarverslagen en statistieken van het EUIPO gebruiken om met name toezicht te houden op de ontwikkelingen bij het indienen van modellen bij het EUIPO, de mate waarin kmo’s gebruikmaken van modelbescherming (op basis van toekomstige uitsplitsing van de statistieken) en veranderingen in i) het aantal meervoudige aanvragen, ii) het aantal modellen waarvoor opnieuw bescherming wordt verleend en iii) het aantal vernieuwingen.

Bij de controleactiviteiten wordt rekening gehouden met de benodigde uitvoeringsperiode (onder andere om de noodzakelijke nieuwe secundaire wetgeving vast te stellen op basis van de gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden die aan de Commissie moeten worden verleend) en met het feit dat marktdeelnemers voldoende tijd moeten hebben om zich aan de nieuwe situatie aan te passen.

Er zou een reeks relevante indicatoren als bedoeld in punt 9 van de effectbeoordeling in aanmerking worden genomen voor het evalueren van de veranderingen. Die evaluatie zou vijf jaar na de volledige toepassing van alle vereiste wijzigingen worden uitgevoerd, onder meer op het niveau van de secundaire wetgeving ter aanvulling en uitvoering van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 6/2002.

Artikelsgewijze toelichting

— Actualisering van de terminologie en bepalingen inzake het bestuur van het EUIPO

Omwille van de consistentie en na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, is het gebruik van de term “Gemeenschap” achterhaald. Derhalve wordt de gebruikte terminologie in Verordening (EG) nr. 6/2002 in overeenstemming gebracht met zowel het Verdrag van Lissabon als Verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk. Voortaan worden ingeschreven Gemeenschapsmodellen of IGM’s ingeschreven Uniemodellen (IUM’s) genoemd.

— Bepalingen inzake het bestuur van het EUIPO (titel XI)

Aangezien de voornaamste bepalingen inzake het bestuur van het EUIPO zijn gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/1001, worden de aanvullende bepalingen in Verordening (EG) nr. 6/2002 dienovereenkomstig aangepast.

— Definitie van model en voortbrengsel (artikel 3)

De definities worden geactualiseerd, verduidelijkt en verruimd met als doel i) het voorstel voor een verordening toekomstbestendig te maken in het licht van de technologische vooruitgang en ii) te zorgen voor meer rechtszekerheid en transparantie met betrekking tot het voor modelbescherming in aanmerking komende voorwerp.

In het bijzonder wordt, als reactie op de opkomst van nieuwe technologische modellen die niet in fysieke voortbrengselen zijn verwerkt, voorgesteld het begrip voortbrengsel te actualiseren en te verruimen zodat die voortbrengselen beter worden afgedekt en zij beter kunnen worden onderscheiden indien zij zijn gevisualiseerd in een grafisch symbool, zijn verwerkt in een fysiek voorwerp of duidelijk worden uit de ruimtelijke schikking van voorwerpen die een interieuromgeving vormen.

— Voorwerp van de bescherming (artikel 18 bis)

Voor meer rechtszekerheid met betrekking tot de “zichtbaarheidsvereiste” wordt voorgesteld een specifieke bepaling toe te voegen waarbij modelbescherming alleen wordt verleend voor de uiterlijke kenmerken die visueel zijn weergegeven in de aanvrage om inschrijving.

— Reikwijdte van de aan een ingeschreven model verbonden rechten (artikel 19)

Om de houders van een modelrecht in staat te stellen de uitdagingen die het toegenomen gebruik van technologieën voor 3D-printing met zich meebrengt doeltreffender aan te pakken, wordt voorgesteld de reikwijdte van modelrechten dienovereenkomstig aan te passen.

Bovendien wordt het naar aanleiding van de hervorming van het Uniemerk voor de doeltreffende bestrijding van de hand over hand toenemende namaak belangrijk geacht om aan het rechtskader inzake ingeschreven Gemeenschapsmodellen een overeenkomstige bepaling toe te voegen op grond waarvan houders van rechten kunnen voorkomen dat namaakproducten via het grondgebied van de EU worden doorgevoerd of in een andere douanesituatie worden geplaatst zonder daar in het vrije verkeer te zijn gebracht.

— Beperking van de verbonden rechten (artikel 20)

Om te zorgen voor een beter evenwicht tussen de betrokken rechtmatige belangen en rekening houdend met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) 21 , wordt voorgesteld om de lijst van het toegestane gebruik aan te vullen met “verwijzend gebruik” en “kritiek en parodie”.

— Reparatieclausule (artikel 20 bis)

In overeenstemming met de opneming van een reparatieclausule in de richtlijn, wordt voorgesteld de thans in artikel 110 van Verordening (EG) nr. 6/2002 vervatte overgangsbepaling inzake reparatie om te zetten in een permanente bepaling.

Omwille van de consistentie met de opneming van de reparatieclausule in de richtlijn en gezien de rechtspraak van het Hof 22 , wordt voorgesteld het toepassingsgebied van de reparatieclausule uitdrukkelijk te beperken tot onderdelen waarvan de uiterlijke kenmerken afhankelijk zijn van de uiterlijke kenmerken van het betrokken samengestelde voortbrengsel.

Bovendien moet duidelijk worden gesteld dat de reparatieclausule alleen als verweer tegen inbreukprocedures kan worden gebruikt als consumenten naar behoren worden geïnformeerd over de oorsprong van het voortbrengsel dat wordt gebruikt voor de reparatie van het samengestelde voortbrengsel.

— Aanduiding van inschrijving (artikel 26 bis)

Aan de houders van ingeschreven Uniemodellen wordt een aanduiding van inschrijving ter beschikking gesteld waarmee zij het publiek kunnen laten weten dat het model is ingeschreven.

— Cumulatiebeginsel (artikel 96, lid 2)

Het beginsel dat de bescherming van modellen en van het auteursrecht uit hoofde van specifieke wetgeving kan worden gecumuleerd, wordt gehandhaafd, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de oorspronkelijke wetgeving inzake auteursrechten vanaf het moment dat deze werd vastgesteld verder is geharmoniseerd.

— Voorschriften inzake de afbeelding van modellen (artikelen 36 en 36 bis)

De voorgestelde wijziging van artikel 36, lid 1, punt c), van Verordening (EG) nr. 6/2002 moet ervoor zorgen dat de afbeelding van het model het mogelijk maakt dat alle details van het voorwerp waarvoor bescherming wordt aangevraagd duidelijk worden onderscheiden en gepubliceerd, ongeacht de gebruikte voorstellingswijze. Gezien het verwaarloosbare aantal specimens dat wordt ingediend, wordt voorts voorgesteld de mogelijkheid om een specimen in plaats van een afbeelding van het model in te dienen, af te schaffen.

Het voorgestelde nieuwe artikel 36 bis heeft tot doel de Commissie de bevoegdheid te verlenen om de details vast te stellen die de aanvrage om een ingeschreven Uniemodel moet bevatten, met inbegrip van de actualisering van de normen voor de afbeelding van modellen om ze geschikt te maken voor het digitale tijdperk (zie ook hierboven in het gedeelte over resultaatgerichtheid en vereenvoudiging).

— Meervoudige aanvragen (artikel 37)

Er wordt voorgesteld de zogenaamde vereiste inzake “eenheid van klasse” af te schaffen, zodat aanvragers meerdere modellen in één meervoudige aanvrage kunnen combineren zonder te zijn beperkt tot voortbrengselen van dezelfde Locarno-klasse en met de mogelijkheid om van een kwantumkorting te profiteren.

— Aanpassing aan de procedure inzake Uniemerken

Er worden meerdere wijzigingen voorgesteld om de procedure inzake ingeschreven Gemeenschapsmodellen efficiënter te maken en tegelijkertijd de samenhang met het stelsel voor Uniemerken te waarborgen. Die wijzigingen hebben onder meer betrekking op i) de afschaffing van de mogelijkheid om een IGM-aanvrage in te dienen bij een van de centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten of bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, ii) de invoering van de mogelijkheid om te verzoeken om de voortzetting van de procedure of de herroeping van een beslissing van het EUIPO, en iii) de uitbreiding van de regels inzake beroepsmatige vertegenwoordiging om de gehele Europese Economische Ruimte te bestrijken.

— Te betalen taksen (bijlage I)

Gezien het essentiële belang van de bedragen van de IGM-taksen voor de algemene werking van de regeling voor modelbescherming in de EU en het complementaire karakter ten aanzien van de nationale regelingen voor modelbescherming, en omwille van de samenhang met Verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk, wordt voorgesteld om de bedragen van de taksen voor ingeschreven Gemeenschapsmodellen en de regels inzake betaling die thans in Verordening (EG) nr. 2246/2002 van de Commissie (de taksenverordening) zijn opgenomen op te nemen in Verordening (EG) nr. 6/2002. De taksenverordening zal daardoor overbodig worden en er wordt derhalve voorgesteld deze in te trekken.

Vergeleken met het bedrag van de IGM-taksen die thans in de taksenverordening zijn uiteengezet, wordt voorts voorgesteld de indieningstaks te verlagen, wat er samen met de afschaffing van de vereiste inzake “eenheid van klasse” voor meervoudige aanvragen voor zal zorgen dat de toegang tot de bescherming van ingeschreven Uniemodellen betaalbaarder wordt, met name voor kmo’s en individuele ontwerpers, die over het algemeen minder modelaanvragen indienen dan grotere ondernemingen.

Daarnaast wordt voorgesteld de regeling voor IGM-taksen te vereenvoudigen (bijvoorbeeld door de inschrijvingstaks en de publicatietaks samen te voegen tot één enkele indieningstaks) om het systeem nog toegankelijker, transparanter en gebruikersvriendelijker te maken voor bedrijven en ontwerpers die om bescherming van ingeschreven Uniemodellen verzoeken.

— Aanpassing aan de artikelen 290 en 291 VWEU

De verordening verleent de Commissie bevoegdheden om bepaalde regels vast te stellen. Deze regels zijn momenteel vervat in i) Verordening (EG) nr. 2245/2002 van de Commissie van 21 oktober 2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen en ii) Verordening (EG) nr. 2246/2002 van de Commissie van 16 december 2002 inzake de aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt te betalen taksen.

Aangezien dit nog niet is gebeurd, moeten de op grond van de verordening aan de Commissie verleende bevoegdheden in overeenstemming worden gebracht met de artikelen 290 en 291 VWEU. Het voorstel heeft derhalve tot doel een aantal specifieke nieuwe bevoegdheden voor de Commissie op te nemen voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.