Toelichting bij COM(2022)714 - Standpunt EU in de ministerraad van de Energiegemeenschap en in de permanente groep op hoog niveau van de Energiegemeenschap (Wenen, Oostenrijk, 14 en 15 december 2022)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in de ministerraad van de Energiegemeenschap (“ministerraad”) en de permanente groep op hoog niveau (“PHLG”) van de Energiegemeenschap in te nemen standpunt in verband met een aantal handelingen die deze twee organen voornemens zijn op 14 en 15 december 2022 aan te nemen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap

Het doel van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap (hierna “het Verdrag” genoemd) is de totstandbrenging van een stabiel regelgevingskader en marktklimaat en een gemeenschappelijke regelgevingsruimte voor de handel in netenergie waarbij de partijen die geen lid zijn van de EU, overeengekomen delen van het EU-acquis op energiegebied toepassen. De overeenkomst is op 1 juli 2006 in werking getreden. De Europese Unie is partij bij het Verdrag 1 . In het Verdrag worden de negen partijen die geen lid zijn van de EU “verdragsluitende partijen” genoemd.

2.2.De ministerraad en de permanente groep op hoog niveau van de Energiegemeenschap

De ministerraad ziet erop toe dat de in het Verdrag genoemde doelstellingen worden verwezenlijkt. Hij stelt algemene richtsnoeren voor het beleid vast, treft maatregelen en neemt procedurele besluiten aan. Iedere partij heeft één stem en de stemprocedure in de ministerraad verschilt naargelang het behandelde onderwerp. De EU is een van de tien partijen en heeft één stem, ook naargelang het behandelde onderwerp.

Wat de beoogde handelingen betreft die hieronder zijn vermeld in deel 2.3, punt 9 (artikel 92, lid 1, van het Verdrag) is eenparigheid van stemmen vereist.

Wat de beoogde handelingen betreft die hieronder zijn vermeld in deel 2.3, punten 2, 3 en 4 (artikelen 79 en 81 van het Verdrag) en punt 8 (artikel 91, lid 1), punt a)) van het Verdrag, is een gewone meerderheid van stemmen vereist.

Wat de beoogde handelingen betreft die zijn vermeld in deel 2.3, punten 1, 5, 6 en 7 (artikelen 83, 86 en 87 van het Verdrag), is een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist, met inbegrip van de positieve stem van de Europese Unie.

De permanente groep op hoog niveau is een belangrijk ondersteunend orgaan van de ministerraad. Zij treft onder meer maatregelen als haar daartoe door de ministerraad de bevoegdheid is verleend. De EU heeft een vertegenwoordiger in de permanente groep op hoog niveau en heeft één stem.

In artikel 47 van het Verdrag is het volgende bepaald: “De ministerraad ziet erop toe dat de in dit Verdrag genoemde doelstellingen worden verwezenlijkt. Hij: […] (b) treft maatregelen […]”.

Wat de beoogde handeling betreft, besluit de permanente groep op hoog niveau bij gewone meerderheid van stemmen.

2.3.De beoogde handelingen van de ministerraad en de permanente groep op hoog niveau

Dit voorstel voor een besluit krachtens artikel 218, lid 9, VWEU betreft het namens de Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de volgende beoogde handelingen van de ministerraad:

Besluit 2022/.../MC-EnC betreffende de opname van Verordening (EU) 2019/942, Verordening (EU) 2019/943, Verordening (EU) 2015/1222, Verordening (EU) 2016/1719, Verordening (EU) 2017/2195, Verordening (EU) 2017/2196 en Verordening (EU) 2017/1485 in het acquis van de Energiegemeenschap, tot wijziging van bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, en betreffende de wijziging van de besluiten nr. 2021/13/MC-EnC en nr. 2011/02/MC-EnC van de ministerraad en tot vaststelling door de ministerraad van een procedureel besluit betreffende de integratie van de regionale energiemarkt;

Besluit 2022/.../MC-EnC tot wijziging van Besluit nr. 2021/14/MC-EnC van de ministerraad tot wijziging van bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en tot opname van Richtlijn (EU) 2018/2001, Richtlijn (EU) 2018/2002, Verordening (EU) 2018/1999, Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1044 en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1208 in het acquis van de Energiegemeenschap;

Besluit 2022/.../MC-EnC tot aanpassing en opname van bepaalde gedelegeerde verordeningen betreffende energiegerelateerde producten, tot invoering van etiketten met aangepaste schaal in het acquis van de Energiegemeenschap en tot intrekking van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 1059/2010, (EU) 1060/2010, (EU) 1061/2010, (EU) 1062/2010 en (EU) 874/2012 en Richtlijn 96/60/EG;

Besluit 2022/xx/MC-EnC tot wijziging van bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en tot opname van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 en Richtlijn 2003/87/EG in het acquis van de Energiegemeenschap;

Procedureel Besluit 2022/.../MC-EnC tot wijziging van de begrotingsuitvoering, het personeelsstatuut en de aanwervingsregels;

Procedureel Besluit 2022/.../MC-EnC tot wijziging van Procedureel Besluit 2008/01/MC-EnC van de ministerraad van 27 juni 2008 betreffende het reglement voor geschillenbeslechting in het kader van het Verdrag, zoals gewijzigd;

Procedureel Besluit 2022/.../MC-EnC tot vaststelling van het organigram van het secretariaat;

Besluiten op grond van artikel 91, lid 1, van het Verdrag waarbij wordt vastgesteld dat het Verdrag in de volgende gevallen niet is nageleefd:

(a)Besluit 2022/.../MC-EnC betreffende de niet-naleving door de Republiek Noord-Macedonië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-4/22;

(b)Besluit 2022/.../MC-EnC betreffende de niet-naleving door Kosovo* van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-5/22;

(c)Besluit 2022/.../MC-EnC betreffende de niet-naleving door Bosnië en Herzegovina van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-5/17.

Besluiten op grond van artikel 92, lid 1, van het Verdrag:

(a)Besluit 2022/…/MC-EnC tot vaststelling van maatregelen naar aanleiding van ernstige en voortdurende schendingen door Bosnië en Herzegovina op grond van artikel 92, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in de zaken ECS-8/11S, ECS-2/13S en ECS-6/16S;

(b)Besluit 2021/12/C-EnC tot vaststelling van een ernstige en voortdurende schending door Servië op grond van artikel 92, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-10/17S en in zaak ECS-13/17S;


Dit voorstel voor een besluit op grond van artikel 218, lid 9, VWEU betreft het namens de Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de volgende beoogde handeling van de permanente groep op hoog niveau:

Besluit 2022/…/PHLG-EnC tot wijziging en uitvoering van Verordening (EU) 2022/132 van de Commissie van 28 januari 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat de uitvoering van de herzieningen van de jaarlijks, de maandelijks en de maandelijks op korte termijn in te dienen energiestatistieken betreft

De beoogde handelingen van de ministerraad en van de permanente groep op hoog niveau (hierna samen “de beoogde handelingen” genoemd) hebben als doel de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag en de werking van het secretariaat van de Energiegemeenschap (ECS) in Wenen, dat onder meer administratieve ondersteuning biedt aan de ministerraad, te vergemakkelijken.

2.4.Overige punten op de agenda

Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat er naast de beoogde handelingen een aantal andere stempunten op de agenda van de vergaderingen van de ministerraad en de permanente groep op hoog niveau staan:

·het jaarverslag betreffende de activiteiten van de Energiegemeenschap;

·Besluit 2022/…/MC-EnC inzake het verlenen van financiële kwijting aan de directeur van het secretariaat van de Energiegemeenschap.

De Commissie is voornemens om namens de EU de goedkeuring van die punten te steunen, mits van tevoren goedgekeurd door de Raad.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Beoogde handelingen van de ministerraad

3.1.1.Besluit 2022/.../MC-EnC betreffende de opname van Verordening (EU) 2019/942, Verordening (EU) 2019/943, Verordening (EU) 2015/1222, Verordening (EU) 2016/1719, Verordening (EU) 2017/2195, Verordening (EU) 2017/2196 en Verordening (EU) 2017/1485 in het acquis van de Energiegemeenschap, tot wijziging van bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, en betreffende de wijziging van Besluit nr. 2021/13/MC-EnC, Besluit nr. 2011/02/MC-EnC en Procedureel Besluit 2022/…/MC-EnC betreffende de integratie van de regionale energiemarkt

Na de ministerraad van november 2021 en in afwachting van wijzigingen van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap heeft de Commissie in nauwe samenwerking met de verdragsluitende partijen, het secretariaat van de Energiegemeenschap en de EU-lidstaten binnen het kader van het huidige Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap alternatieve oplossingen ontwikkeld om vooruitgang te boeken met de integratie van de elektriciteitsmarkten, onder meer door middel van maatregelen op het gebied van elektriciteit in het kader van de desbetreffende titel van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap.

Op basis hiervan heeft de Commissie bij de Energiegemeenschap een voorstel ingediend voor een besluit van de ministerraad tot opname van de volgende EU-rechtshandelingen in het acquis van de Energiegemeenschap:

–Verordening (EU) 2019/943 betreffende de interne markt voor elektriciteit 2 ,

–Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer 3 ,

–Verordening (EU) 2016/1719 van de Commissie tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing op de langere termijn 4 ,

–Verordening (EU) 2017/2195 van de Commissie tot vaststelling van richtsnoeren voor elektriciteitsbalancering 5 ,

–Verordening (EU) 2017/2196 van de Commissie tot vaststelling van een netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet 6 ,

–Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen 7

–Verordening (EU) 2019/942 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators 8 ,

Dit voorstel omvat ook een wijziging van de volgende besluiten van de ministerraad, waardoor een geïntegreerde elektriciteitsmarkt tussen de verdragsluitende partijen en de aangrenzende EU-lidstaten mogelijk wordt: Besluit nr. 2021/13/MC-EnC 9 en Besluit nr. 2011/02/MC-EnC 10 betreffende de opname van Richtlijn (EU) 2019/944 betreffende de interne markt voor elektriciteit 11 en Verordening (EU) 2019/941 betreffende risicoparaatheid 12 in het acquis van de Energiegemeenschap.

In dit verband heeft de Commissie bij de Energiegemeenschap ook een voorstel ingediend voor een procedureel besluit van de ministerraad betreffende de integratie van de regionale energiemarkt.

Dit Procedureel Besluit zou, zodra het is goedgekeurd, zowel voor de verdragsluitende partijen als voor de EU bindend zijn en zou het mogelijk maken EU-agentschappen (ACER) en -organen (ENTSB-E) te belasten met grensoverschrijdende kwesties tussen de verdragsluitende partijen en de EU-lidstaten.

De Commissie is voornemens namens de Europese Unie de goedkeuring van het besluit en het procedureel besluit door de ministerraad van de Energiegemeenschap te steunen.


3.1.2.Besluit 2022/.../MC-EnC tot wijziging van Besluit nr. 2021/14/MC-EnC van de ministerraad tot wijziging van bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en tot opname van Richtlijn (EU) 2018/2001, Richtlijn (EU) 2018/2002, Verordening (EU) 2018/1999, Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1044 en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1208 in het acquis van de Energiegemeenschap

In november 2021 heeft de ministerraad van de Energiegemeenschap het rechtskader van de Energiegemeenschap vastgesteld voor de doelstellingen voor 2030 inzake energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en broeikasgasemissies voor de negen verdragsluitende partijen die geen EU-lidstaat zijn door de belangrijkste wetgevingshandelingen vast te stellen die voortvloeien uit het EU-pakket “Schone energie voor alle Europeanen” (de energie-efficiëntierichtlijn van 2018, de richtlijn hernieuwbare energie van 2018 en de governanceverordening van 2018). In deze wetgevingshandelingen heeft de ministerraad de cijfers voor de doelstellingen voor 2030 niet gespecificeerd.

De Commissie heeft bij de Energiegemeenschap een voorstel ingediend tot vaststelling van de cijfers voor elk van de negen verdragsluitende partijen die geen EU-lidstaat zijn. Over deze cijfers is met de verdragsluitende partijen onderhandeld in talrijke bilaterale en multilaterale vergaderingen vóór, tijdens en na de informele ministerraad in juli. Bij deze cijfers is rekening gehouden met de resultaten van een eerder dit jaar door de Commissie voltooide analytische studie en met de eigen nationale doelstellingen en plannen van de verdragsluitende partijen. Bij deze cijfers is ook rekening gehouden met de beleidsrichtsnoeren van 2018 van de ministerraad, waarin is bepaald dat de doelstellingen voor 2030 “eenzelfde ambitie van de verdragsluitende partijen [moeten] uitdragen en rekening [moeten] houden met relevante sociaal-economische verschillen, technologische ontwikkelingen en de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering”.

De Commissie is voornemens om namens de EU de goedkeuring van het besluit te steunen.


3.1.3.Besluit 2022/.../MC-EnC tot aanpassing en opname van bepaalde gedelegeerde verordeningen betreffende energiegerelateerde producten, tot invoering van etiketten met aangepaste schaal in het acquis van de Energiegemeenschap en tot intrekking van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 1059/2010, (EU) 1060/2010, (EU) 1061/2010, (EU) 1062/2010 en (EU) 874/2012 en Richtlijn 96/60/EG.

De Commissie heeft bij de Energiegemeenschap een voorstel ingediend om de volgende EU-rechtshandelingen in het acquis van de Energiegemeenschap op te nemen:


-Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2013 met betrekking tot de energie-etikettering van elektronische beeldschermen 13 ;

-Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2014 met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke wasmachines en huishoudelijke was-droogcombinaties 14 ;

-Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2015 met betrekking tot de energie-etikettering van lichtbronnen 15 ;

-Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2016 van de Commissie met betrekking tot de energie-etikettering van koelapparaten 16 ;

-Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2017 van de Commissie met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke afwasmachines 17 ;

-Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/340 van de Commissie tot wijziging van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2019/2013, (EU) 2019/2014, (EU) 2019/2015, (EU) 2019/2016, (EU) 2019/2017 en (EU) 2019/2018 wat betreft de eisen inzake energie-etikettering voor elektronische beeldschermen, huishoudelijke wasmachines en huishoudelijke was-droogcombinaties, lichtbronnen, koelapparaten, huishoudelijke afwasmachines, en koelapparaten met een directe-verkoopfunctie 18 ;


tot invoering van etiketten met aangepaste schaal in het acquis van de Energiegemeenschap en tot intrekking van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 1059/2010, (EU) 1060/2010, (EU) 1061/2010, (EU) 1062/2010 en (EU) 874/2012 en Richtlijn 96/60/EG.


De nieuwe regels zullen zorgen voor een geharmoniseerd en stabiel regelgevingskader voor de producenten en, belangrijker nog, voor meer transparantie voor alle consumenten doordat de EU-lidstaten en de verdragsluitende partijen dezelfde energie-etiketteringsschaal gebruiken.

De Commissie is voornemens om namens de EU de goedkeuring van het besluit te steunen.


3.1.4.Besluit 2022/xx/MC-EnC tot wijziging van bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en tot opname van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 en Richtlijn 2003/87/EG in het acquis van de Energiegemeenschap

De ministerraad van november 2021 heeft de decarbonisatieroutekaart voor de verdragsluitende partijen goedgekeurd. Dit is een politiek document waarin de volgorde van vaststelling, omzetting en uitvoering van op decarbonisatie gerichte wetgeving wordt uiteengezet om de verdragsluitende partijen op weg te helpen naar het halen van de decarbonisatiedoelstellingen voor 2030 en het midden van deze eeuw.

In de decarbonisatieroutekaart lag de nadruk op de governanceverordening, de richtlijn hernieuwbare energie en de energie-efficiëntierichtlijn. Deze drie wetgevingsteksten zijn alle aangenomen op de ministerraad van de Energiegemeenschap in november 2021, en de Commissie heeft bij de Energiegemeenschap een voorstel tot vaststelling van de cijfers voor elke verdragsluitende partij ingediend (zie punt 3.1.3).

De volgende stap is de opname in het acquis van de Energiegemeenschap van meer technische besluiten, die de noodzakelijke basis vormen voor de uitvoering van een koolstofbeprijzingsbeleid dat ook geschikt zou zijn voor een emissiehandelssysteem (ETS).

Daarom heeft de Commissie, in overeenstemming met de decarbonisatieroutekaart, bij de ministerraad een voorstel ingediend om maatregelen vast te stellen in verband met de monitoring, rapportage en verificatie van emissies (MRV) alsmede geselecteerde bepalingen van het EU-ETS die nodig zijn om de MRV-wetgeving zinvol te maken voor de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap. Daarbij gaat het niet om koolstofbeprijzing.

De Commissie is voornemens om namens de EU de goedkeuring van het besluit te steunen.


3.1.5.Procedureel Besluit 2022/.../MC-EnC tot wijziging van de begrotingsuitvoering, het personeelsstatuut en de aanwervingsregels;

Het secretariaat heeft, in nauwe samenwerking met de Commissie, bij de Energiegemeenschap een voorstel voor een procedureel besluit van de ministerraad ingediend tot wijziging van:

–Procedureel Besluit nr. 2006/03/MC-EnC betreffende de vaststelling van procedures van de Energiegemeenschap voor de opstelling en uitvoering van de begroting, controles en inspecties;

–Procedureel besluit nr. 2009/04/MC-EnC, het personeelsstatuut van de Energiegemeenschap van 18 december 2007, zoals gewijzigd bij Procedureel Besluit nr. 2009/04/MC-EnC; en

–Procedureel Besluit nr. 2006/02/MC-EnC betreffende de vaststelling van regels voor aanwerving, arbeidsvoorwaarden en geografisch evenwicht van het personeel van het secretariaat van de Energiegemeenschap, zoals gewijzigd bij Procedureel Besluit nr. 2016/01/MC-EnC.

Deze wijzigingen hebben tot doel de werkmethoden van het secretariaat te verbeteren op het gebied van transparantie, doeltreffendheid en verantwoordingsplicht. Zij zullen met name meer duidelijkheid brengen in de begrotingsregels van de Energiegemeenschap op een aantal punten, zoals de behandeling van externe financiering van de Energiegemeenschap via subsidies en contracten, het jaarlijkse werkprogramma, de personeelsformatie en het organigram van het secretariaat, de kredietoverschrijving, de boekhoudkundige functie en de interne controle op de uitvoering van de begroting binnen het secretariaat, alsmede de taken van de begrotingscommissie en de externe controleurs. Het personeelsstatuut en de aanwervingsregels van de Energiegemeenschap zullen worden gewijzigd wat betreft het mandaat van de directeur, waarbij een maximum van twee ambtstermijnen van elk vijf jaar wordt vastgesteld en de functie van adjunct-directeur wordt omschreven.

De Commissie is voornemens om namens de EU de goedkeuring van het besluit te steunen.

3.1.6.Procedureel Besluit 2022/.../MC-EnC tot wijziging van Procedureel Besluit 2008/01/MC-EnC van de ministerraad van 27 juni 2008 betreffende het reglement voor geschillenbeslechting in het kader van het Verdrag, zoals gewijzigd;

Het secretariaat heeft, in nauwe samenwerking met de Commissie, bij de Energiegemeenschap een voorstel ingediend tot wijziging van het reglement voor geschillenbeslechting wat betreft het raadgevend comité. Dit comité, dat uit vijf vooraanstaande leden bestaat, brengt advies uit over met redenen omklede verzoeken die het secretariaat krachtens artikel 90 van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap heeft ingediend. Met de voorgestelde wijzigingen wordt een bepaling ingevoerd over hun vergoeding en bezoldiging uit de begroting van de Energiegemeenschap.

Een andere wijziging betreft de termijnen voor de indiening van documenten ter goedkeuring door de ministerraad. Deze wijzigingen zullen de EU en de verdragsluitende partijen meer tijd geven om hun interne goedkeuringsprocedures voorafgaand aan institutionele vergaderingen uit te voeren.

De Commissie is voornemens om namens de EU de goedkeuring van het besluit te steunen.


1.

3.1.7.Procedureel Besluit 2022/.../MC-EnC tot vaststelling van het organigram van het secretariaat


Het secretariaat heeft bij de ministerraad een voorstel ingediend om een nieuw organigram van het secretariaat goed te keuren, aangezien het huidige organigram dateert van 2007 en moet worden geactualiseerd.

Het voorgestelde nieuwe organigram beoogt te beantwoorden aan de behoeften van de verdragsluitende partijen en de EU.

De Commissie is derhalve voornemens om namens de EU de goedkeuring van het procedureel besluit te steunen.


3.1.8.Besluiten op grond van artikel 91, lid 1, van het Verdrag waarbij wordt vastgesteld dat het Verdrag in de volgende gevallen niet is nageleefd:

De geschillenbeslechtingsprocedures zijn opgenomen in titel III, hoofdstuk 1, en titel IV, hoofdstuk 1, van het reglement voor geschillenbeslechting in het kader van het Verdrag 19 .

(a)Besluit 2022/.../MC-EnC betreffende de niet-naleving door de Republiek Noord-Macedonië van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-4/22;

Krachtens artikel 1 van Besluit 2018/10/MC-EnC van de ministerraad moeten de verdragsluitende partijen de Remit-verordening uiterlijk op 29 november 2019 omzetten en uiterlijk op 29 mei 2020 uitvoeren. Op grond van artikel 1, lid 3, moeten de verdragsluitende partijen het secretariaat in kennis stellen van de maatregelen tot omzetting van het besluit, en van eventuele latere wijzigingen van die maatregelen, binnen twee weken na de vaststelling van die maatregelen. Krachtens artikel 6 van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap zijn de verdragsluitende partijen algemeen verplicht alle passende maatregelen te treffen om te verzekeren dat de uit dat verdrag voortvloeiende verplichtingen worden nagekomen. Krachtens artikel 89 zijn zij verplicht de tot hen gerichte besluiten binnen de daarin gestelde termijn in hun interne rechtssysteem uit te voeren.

De termijn waarbinnen Noord-Macedonië maatregelen moest nemen om aan bovengenoemde verplichtingen te voldoen, is op 29 november 2019 verstreken, maar tot op heden zijn er nog geen dergelijke maatregelen vastgesteld. Derhalve heeft het secretariaat op 14 juli 2022 bij de ministerraad een met redenen omkleed verzoek ingediend tegen de Republiek Noord-Macedonië omdat deze heeft nagelaten Verordening (EU) nr. 1227/2011 (de Remit-verordening) uiterlijk op 29 november 2019 om te zetten en het secretariaat van die maatregelen in kennis te stellen.

De ministerraad wordt verzocht een besluit vast te stellen waarin wordt verklaard dat de Republiek Noord-Macedonië, door niet uiterlijk op 29 november 2019 de wetten, voorschriften en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en toe te passen die nodig zijn om te voldoen aan Verordening (EU) nr. 1227/2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie, zoals aangepast en vastgesteld bij besluit 2018/10/MC-EnC van de ministerraad, en door die maatregelen niet onverwijld ter kennis te brengen van het secretariaat, de artikelen 6 en 89 van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap alsook artikel 1, leden 1 en 3, van Besluit 2018/10/MC-EnC van de ministerraad niet heeft nageleefd.

Het raadgevend comité van de Energiegemeenschap heeft nog geen advies uitgebracht.

In het licht van de feiten en argumenten die in het met redenen omklede verzoek worden genoemd, moet in de ministerraad namens de Unie het standpunt worden ingenomen dat het besluit tot vaststelling van een inbreuk in zaak ECS-4/22 wordt goedgekeurd, mits het raadgevend comité van de Energiegemeenschap tijdig – d.w.z. vóór de vergadering van de ministerraad – een advies uitbrengt waarin de bevindingen van het secretariaat worden ondersteund.


(b)Besluit 2022/.../MC-EnC betreffende de niet-naleving door Kosovo* van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-5/22;

Richtlijn 2014/52/EU tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten is bij Besluit 2016/12/MC-EnC van de ministerraad opgenomen in het acquis van de Energiegemeenschap. In artikel 2 van dit besluit is bepaald dat de verdragsluitende partijen Richtlijn 2014/52/EU uiterlijk op 1 januari 2019 moeten omzetten, met uitzondering van de bepalingen die verwijzen naar richtlijnen die niet onder artikel 16 van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap vallen, en dat zij de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht die zij vaststellen op het gebied dat onder dit besluit van de ministerraad valt, aan het secretariaat meedelen.

Aangezien de termijn voor Kosovo* om maatregelen te nemen teneinde aan bovengenoemde verplichtingen te voldoen op 1 januari 2019 is verstreken maar er op 14 juli 2022 nog geen maatregelen waren vastgesteld, heeft het secretariaat bij de ministerraad een met redenen omkleed verzoek ingediend tegen Kosovo* omdat het Richtlijn 2014/52/EU niet uiterlijk op 1 januari 2019 heeft omgezet en daarmee de artikelen 6 en 89 van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en artikel 2 van Besluit 2016/12/MC-EnC van de ministerraad niet heeft nageleefd.

De ministerraad wordt verzocht een besluit vast te stellen waarin wordt verklaard dat Kosovo*, door niet uiterlijk op 1 januari 2019 de wetten, voorschriften en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en toe te passen die nodig zijn om te voldoen aan Richtlijn 2014/52/EU tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals aangepast en vastgesteld bij besluit 2016/12/MC-EnC van de ministerraad, en door die maatregelen niet onverwijld ter kennis te brengen van het secretariaat, de artikelen 6 en 89 van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en artikel 2 van Besluit 2016/12/MC-EnC van de ministerraad niet heeft nageleefd.

Het raadgevend comité van de Energiegemeenschap heeft nog geen advies uitgebracht.

In het licht van de feiten en argumenten die in het met redenen omklede verzoek worden genoemd, moet in de ministerraad namens de Unie het standpunt worden ingenomen dat het besluit tot vaststelling van een inbreuk in zaak ECS-5/22 wordt goedgekeurd, mits het raadgevend comité van de Energiegemeenschap tijdig – d.w.z. vóór de vergadering van de ministerraad – een advies uitbrengt waarin de bevindingen van het secretariaat worden ondersteund.

(c)Besluit 2021/.../MC-EnC betreffende de niet-naleving door Bosnië en Herzegovina van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-5/17.

Het secretariaat heeft op 16 januari 2018 een inleidende brief aan Bosnië en Herzegovina gestuurd overeenkomstig artikel 12 van het reglement voor geschillenbeslechting. In deze inleidende brief nam het secretariaat het voorlopige standpunt in dat Bosnië en Herzegovina zijn verplichtingen krachtens het Verdrag niet is nagekomen:

–door na te laten artikel 26, lid 2, punt d), van elektriciteitsrichtlijn 2009/72/EG om te zetten, krachtens hetwelk in de Federatie van Bosnië en Herzegovina een nalevingsfunctionaris en -programma moeten worden ingesteld, tegen de in het acquis bepaalde uiterste datum, namelijk 1 januari 2015;

–door na te laten artikel 26 van Richtlijn 2009/72/EG inzake de juridische en functionele ontvlechting van beheerders van elektriciteitsdistributiesystemen in de Republiek Servië binnen dezelfde termijn om te zetten; en

–door na te laten binnen de gestelde termijn nationale maatregelen vast te stellen om de juridische en functionele ontvlechting van Elektropriveda HZHB d.d Mostar en Elektropriveda BiH d.d. Sarajevo in de praktijk te waarborgen.

Vervolgens heeft het secretariaat Bosnië en Herzegovina op 11 november 2020 een met redenen omkleed advies gestuurd overeenkomstig artikel 90 van het Verdrag wegens het niet-omzetten en niet-uitvoeren van de vereisten inzake juridische en functionele ontvlechting overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2009/72/EG. Bosnië en Herzegovina werd verzocht de in het met redenen omklede advies genoemde gevallen van niet-naleving van het Verdrag binnen twee maanden recht te zetten.

Omdat Bosnië en Herzegovina de door het secretariaat aangestipte inbreuken met betrekking tot de ontvlechting van de distributiesysteembeheerders overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2009/72/EG niet heeft rechtgezet, heeft het secretariaat op 27 mei 2021 een met redenen omkleed verzoek aan de ministerraad gericht in zaak ECS-5/17.

Dit ontwerpbesluit stond al in 2021 op de agenda van de ministerraad, maar werd niet aangenomen omdat het advies van het raadgevend comité van de Energiegemeenschap ontbrak. Het raadgevend comité werd op 7 juni 2021 verzocht een advies uit te brengen, wat het nog niet heeft gedaan. Daarom staat dit ontwerpbesluit opnieuw op de agenda van de ministerraad van 2022.

In het licht van de feiten en argumenten die in het met redenen omklede verzoek worden genoemd, moet in de ministerraad namens de Unie het standpunt worden ingenomen dat het besluit tot vaststelling van een inbreuk in zaak ECS-5/17 wordt goedgekeurd, mits het raadgevend comité van de Energiegemeenschap tijdig – d.w.z. vóór de vergadering van de ministerraad – een advies uitbrengt waarin de bevindingen van het secretariaat worden ondersteund.

3.1.10 Besluiten op grond van artikel 92, lid 1, van het Verdrag:

(a)Besluit 2022/…/MC-EnC tot vaststelling van maatregelen naar aanleiding van ernstige en voortdurende schendingen door Bosnië en Herzegovina op grond van artikel 92, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in de zaken ECS-8/11S, ECS-2/13S en ECS-6/16S;

Het secretariaat verzoekt de ministerraad de bij artikel 2 van Besluit 2015/10/MC-EnC in de zaken ECS-8/11S, ECS-2/13S en ECS-6/16S aan Bosnië en Herzegovina opgelegde maatregelen te verlengen met twee jaar na de vaststelling van het besluit door de ministerraad in december.

Dit volgt op het door de ministerraad in 2020 aangenomen besluit (2020/02/MC-EnC van 29 december 2020) waarbij de maatregelen werden verlengd tot de vergadering van de ministerraad eind 2022.

De maatregelen zijn: opschorting van het recht van Bosnië en Herzegovina om te stemmen over maatregelen en procedurele besluiten die zijn vastgesteld op grond van hoofdstuk VI van titel V (Begroting) en opschorting van de toepassing van haar vergoedingsregeling op de vertegenwoordigers van Bosnië en Herzegovina voor alle door de Energiegemeenschap georganiseerde vergaderingen gedurende twee jaar. Op grond van een verslag van het secretariaat zal de ministerraad op zijn vergadering in de tweede helft van 2023 de effectiviteit van de maatregelen beoordelen en overwegen of ze moeten worden gehandhaafd.

In het licht van de in het verzoek uiteengezette feiten en argumenten moet namens de Unie in de ministerraad het standpunt worden ingenomen dat de voorgestelde verlenging van de maatregelen die naar aanleiding van ernstige en voortdurende schendingen in de zaken ECS-8/11S, ECS-2/13S en ECS-6/16S zijn vastgesteld, moet worden goedgekeurd.

(b)Besluit 2021/12/C-EnC tot vaststelling van een ernstige en voortdurende schending door Servië op grond van artikel 92, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in zaak ECS-10/17S en in zaak ECS-13/17S.

Dit besluit wordt opnieuw ingediend omdat het vorig jaar niet werd aangenomen bij gebrek aan unanimiteit in de ministerraad.

Zaak ECS-10/17S betreft een schending van de ontvlechtings- en certificeringsregels van het derde energiepakket. Ontvlechting van de TSB’s is een van de sleutelbegrippen van het derde energiepakket. Het vereist dat de transmissie van energie en de productie- en leveringsbelangen effectief van elkaar worden gescheiden. Bij certificering van een TSB die onder zeggenschap van een of meer personen uit een of meer derde landen staat, is artikel 11 van Richtlijn 2009/73/EG van toepassing. Ingevolge artikel 10 van Richtlijn 2009/73/EG moet een bedrijf worden gecertificeerd voordat het wordt goedgekeurd en als TSB wordt aangewezen. Om te worden gecertificeerd moet het bedrijf de ontvlechtingsvereisten van het derde energiepakket, d.w.z. artikel 9 van Richtlijn 2009/73/EG, naleven.

Zowel Richtlijn 2009/73/EG als Verordening (EG) nr. 715/2009 is bij Besluit 2011/02/MC-EnC van de ministerraad van 6 oktober 2011 in het acquis van de Energiegemeenschap opgenomen.

Het secretariaat kwam tot de bevinding dat de Republiek Servië door Yugorosgaz-Transport te certificeren volgens het ISO-model zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 10, artikel 14, lid 2, punten a), b) en d), artikel 15 en artikel 11 van Richtlijn 2009/73/EG, alsmede van artikel 24 van Verordening (EG) nr. 715/2009, zoals opgenomen in het acquis van de Energiegemeenschap, niet was nagekomen.

In 2019 verklaarde de ministerraad in Besluit 2019/02/MC-EnC dat de Republiek Servië haar verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/73/EG en Verordening (EG) nr. 715/2009 niet is nagekomen.

Zaak ECS-13/17S betreft de onterechte uitsluiting door Srbijagas van het entrypunt Horgoš van onbeperkte en niet-discriminerende toegang van derden en van open capaciteitsallocatieprocedures, zoals vereist krachtens Richtlijn 2009/73/EG en Verordening (EG) nr. 715/2009.

Het raadgevend comité van de Energiegemeenschap bevestigde op 25 januari 2021 het door het secretariaat in het met redenen omklede advies ingenomen standpunt dat er geen geldige reden was om deze uitsluiting te rechtvaardigen en dat Servië derhalve het recht van de Energiegemeenschap schendt.

Op 30 april 2021 heeft de ministerraad het met redenen omklede verzoek van het secretariaat bevestigd en het advies van het raadgevend comité gevolgd door via de schriftelijke procedure een besluit te nemen inzake het verzuim van Servië om zijn verplichtingen uit hoofde van het Verdrag na te komen.

De ministerraad heeft verklaard dat Servië inbreuk pleegt op artikel 32 van Richtlijn 2009/73/EG en artikel 16 van Verordening (EG) nr. 715/2009, en bijgevolg op de artikelen 6, 10 en 11 van het Verdrag.

In het besluit is bepaald dat Servië alle passende maatregelen moet nemen om de vastgestelde inbreuk recht te zetten en het recht van de Energiegemeenschap onmiddellijk na te leven.

Op 24 september 2021 heeft het secretariaat zowel in zaak ECS-10/17S als in zaak ECS-13/17S bij de ministerraad een verzoek op grond van artikel 92, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap ingediend ertoe strekkende de ministerraad te laten besluiten dat het verzuim van de Republiek Servië om Besluit 2019/02/MC-EnC en Besluit 2021/1/MC-EnC van de ministerraad uit te voeren en aldus de daarin vastgestelde schendingen recht te zetten, een ernstige en voortdurende schending in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap vormt.

De ministerraad wordt verzocht te verklaren dat:

1. het nalaten van de Republiek Servië om Besluit 2019/02/MC-EnC en Besluit 2021/01/MC-EnC van de ministerraad uit te voeren en aldus de vastgestelde schendingen recht te zetten, een ernstige en voortdurende schending in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag vormt;

2. de Republiek Servië alle passende maatregelen moet nemen om de in Besluit 2019/02/MC-EnC en Besluit 2021/01/MC-EnC van de ministerraad vastgestelde inbreuken recht te zetten in samenwerking met het secretariaat en in 2023 aan de ministerraad verslag moet uitbrengen over de genomen uitvoeringsmaatregelen;

3. het secretariaat wordt verzocht erop toe te zien of met de door de Republiek Servië genomen maatregelen het acquis van de Energiegemeenschap is nageleefd. Indien de inbreuken niet uiterlijk op 1 juli 2023 zijn rechtgezet, wordt het secretariaat verzocht een procedure in te leiden voor het opleggen van maatregelen overeenkomstig artikel 92 van het Verdrag.

In het licht van de in het verzoek van het secretariaat uiteengezette feiten en argumenten, moet in de ministerraad namens de Unie het standpunt worden ingenomen dat het besluit tot vaststelling van ernstige en voortdurende schendingen in zaak ECS-10/17S en zaak ECS-13/17S wordt goedgekeurd.


3.2.Beoogde handeling van de permanente groep op hoog niveau

Besluit 2022/…/PHLG-EnC tot wijziging en uitvoering van Verordening (EU) 2022/132 van de Commissie van 28 januari 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat de uitvoering van de herzieningen van de jaarlijks, de maandelijks en de maandelijks op korte termijn in te dienen energiestatistieken betreft

Wat energiestatistieken betreft, heeft de Commissie Verordening (EU) 2022/132 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat de uitvoering van de herzieningen van de jaarlijks, de maandelijks en de maandelijks op korte termijn in te dienen energiestatistieken betreft, vastgesteld 20 . Verordening (EG) nr. 1099/2008, die reeds deel uitmaakt van het acquis van de Energiegemeenschap, moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

Daarom heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een besluit van de permanente groep op hoog niveau om Verordening (EU) 2022/132 op te nemen. De bij Verordening (EU) 2022/132 ingevoerde wijzigingen dragen bij tot de ondersteuning van de energie-unie en de Green Deal door nieuwe vereisten vast te stellen om gegevenslacunes op te vullen, zoals gedecentraliseerde elektriciteitsproductie per sector, uitsplitsing van het eindenergieverbruik in de dienstensector en voor vervoer, niet-energetisch gebruik van hernieuwbare energiebronnen, waterstof, energieopslag (batterijen), nieuwe gegevens over elektriciteitsopwekking en -capaciteit, gedetailleerde uitsplitsing van gegevens met betrekking tot zonne-energie, details over warmtepompen, energieverbruik van datacentra, betere tijdigheid van jaargegevens en leveringsgegevens voor het schatten van energiebalansen en -indicatoren zes maanden na het einde van het jaar.

De Commissie is voornemens om namens de EU de goedkeuring van het besluit te steunen.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

2.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, VWEU voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt’ 21 .

3.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De ministerraad en de permanente groep op hoog niveau zijn lichamen die zijn opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap.

De handelingen die de ministerraad en de permanente groep op hoog niveau moeten vaststellen, zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen zijn volkenrechtelijk bindend overeenkomstig artikel 76 van het Verdrag, volgens hetwelk een besluit juridisch bindend is voor degenen tot wie het is gericht.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling waarover namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Indien de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

5.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handelingen hebben in de eerste plaats betrekking op energie.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 194, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 194, VWEU, juncto artikel 218, lid 9, VWEU.