Toelichting bij COM(2022)713 - Verlenging periode voor aanspraak voor audiovisuele coproducties zoals vermeld in artikel 5 van het protocol culturele samenwerking bij de vrijhandelsovereenkomst met Korea

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Op 1 oktober 2015 heeft de Raad Besluit (EU) 2015/2169 betreffende de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, vastgesteld.

In artikel 1 van het aan de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds 1 , gehechte protocol betreffende culturele samenwerking 2 (“het protocol”) wordt het kader vastgesteld waarbinnen de partijen dienen samen te werken om de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten, onder meer in de audiovisuele sector, te vergemakkelijken.

Overeenkomstig artikel 5, lid 8, punt b), van het protocol wordt het recht op aanspraak na de aanvankelijke periode met drie jaar verlengd en daarna automatisch telkens met perioden van dezelfde duur, tenzij een van de partijen het recht op aanspraak ten minste drie maanden voor het verstrijken van de aanvankelijke of verlengingsperiode schriftelijk opzegt. 

Het desbetreffende recht op aanspraak op ondersteuning was vastgesteld voor een periode van drie jaar (van 1 juli 2011 tot 30 juni 2014). Overeenkomstig artikel 5, lid 8, punt b), wordt het recht op aanspraak verlengd met drie jaar en daarna automatisch telkens met perioden van dezelfde duur, tenzij een van de partijen het recht op aanspraak ten minste drie maanden voor het verstrijken van de aanvankelijke of verlengingsperiode schriftelijk opzegt.

Krachtens die bepaling is het recht op aanspraak drie keer met nog eens drie jaar verlengd. De eerste verlenging liep tot 30 juni 2017, de tweede tot en met 30 juni 2020 en de derde tot en met 30 juni 2023, waarbij geen van de partijen het recht op aanspraak heeft beëindigd.

Bij Besluit (EU) 2020/470 van de Raad van 25 maart 2020 betreffende de verlenging van de periode waarin een aanspraak voor audiovisuele coproducties bestaat zoals vastgesteld in artikel 5 van het protocol betreffende culturele samenwerking bij de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds 3 , heeft de Raad ermee ingestemd het recht op aanspraak te verlengen van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2023.

Besluit (EU) 2020/470 van de Raad is vastgesteld op basis van artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2015/2169, dat ten tijde van de vaststelling van Besluit (EU) 2020/470 van de Raad in het bijzonder bepaalde dat de Commissie de Republiek Korea in kennis moest stellen van het voornemen van de Europese Unie om de betrokken periode waarin een recht op aanspraak bestaat, niet te verlengen, tenzij de Raad, op voorstel van de Commissie, vier maanden vóór het verstrijken van die periode met eenparigheid van stemmen met verlenging ervan instemt.

Bij arrest van 1 maart 2022 in de zaak Commissie/Raad 4 heeft het Hof van Justitie dat besluit nietig verklaard, overwegende dat de procedure van artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2015/2169 niet in overeenstemming was met artikel 218 VWEU, voor zover de Raad daarbij met eenparigheid van stemmen moest stemmen. De toepasselijke stemregel voor de vaststelling van besluiten als Besluit (EU) 2020/470 van de Raad moest dus die van artikel 218, lid 8, eerste alinea, VWEU zijn, te weten een stemming met gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad. In zijn arrest handhaafde het Hof ook de gevolgen van Besluit (EU) 2020/470 totdat de vastgestelde gronden voor nietigverklaring zijn weggenomen.

Bij Besluit (EU) 2022/2335 van de Raad is het in artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2015/2169 van de Raad bedoelde vereiste dat de Raad met eenparigheid van stemmen moet beslissen over de verlenging van het recht op aanspraak, geschrapt.

Om iedere twijfel over de verbintenis van de Europese Unie met betrekking tot de verlenging met drie jaar, van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2023, van de periode waarin een recht op aanspraak bestaat, weg te nemen en aldus de correcte uitvoering van het protocol te waarborgen, moet een nieuw besluit worden vastgesteld.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Overeenkomstig bovengenoemd arrest is de rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2015/2169 van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (EU) 2022/2335 van de Raad.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2015/2169 van de Raad is een besluit van de Raad het geschikte instrument om met de verlenging van het recht op aanspraak in te stemmen.