Toelichting bij COM(2023)40 - Versterking van de sociale dialoog in de EU: het volledige potentieel van de sociale dialoog benutten om de transities in goede banen te leiden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 25.1.2023


COM(2023) 40 final


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Versterking van de sociale dialoog in de Europese Unie: het volledige potentieel van de sociale dialoog benutten om de transities in goede banen te leiden


1.INLEIDING

De sociale dialoog is een van de hoekstenen van het Europees sociaal model. Een van de belangrijkste doelstellingen van de EU is de levens- en arbeidsomstandigheden te verbeteren. De sociale dialoog en collectieve onderhandelingen zijn essentiële middelen om dit te bereiken: zij dragen bij tot een hogere productiviteit maar waarborgen daarbij de sociale rechtvaardigheid, een kwalitatief hoogwaardige werkomgeving en democratie op de werkvloer. Een sterk sociaal Europa vereist sterke sociale partners. De sociale dialoog is daarom een van de belangrijkste beginselen van de Europese pijler van sociale rechten.

Sterke sociale partners zijn essentieel voor een doeltreffend en evenwichtig verandermanagement. De wereld verandert snel als gevolg van klimaatverandering, digitalisering en demografische trends, en dat geldt ook voor de arbeidswereld. Door COVID-19 is een aantal van deze veranderingen versneld. De sociale dialoog is essentieel om evenwichtige manieren te vinden om de veranderingen in de wereld van het werk aan te pakken. Overal in de EU speelde de sociale dialoog een centrale rol in het opstellen en uitvoeren van beleid om de gevolgen van de pandemie te beperken. Op het niveau van sectoren en bedrijven hebben de sociale partners snel nieuwe protocollen voor de gezondheid en veiligheid op het werk opgesteld of opleidingen georganiseerd. Op nationaal niveau hebben zij de autoriteiten ondersteund bij het verlenen van financiële bijstand aan werknemers en bedrijven. De sociale partners spelen ook een sleutelrol in de reactie op de ingrijpende gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, door de integratie op de arbeidsmarkt van ontheemden uit Oekraïne en andere vluchtelingen en migranten te vergemakkelijken en door duurzame oplossingen te vinden om de lonen en collectieve overeenkomsten aan te passen aan de explosief stijgende kosten van levensonderhoud en de hoge inflatie.

De betrokkenheid van de sociale partners zorgt voor betere beleidsvorming en wetgeving. De sociale partners hebben ongeëvenaarde kennis en ervaring op het gebied van werkgelegenheid en sociale situatie in de praktijk. Hun inbreng kan het juiste evenwicht vinden tussen de belangen van werknemers en werkgevers en de aanvaardbaarheid en doeltreffendheid van beleid en wetgeving verbeteren. De sociale partners hebben in vergelijking met andere belanghebbenden een unieke rol. De Commissie is op grond van het Verdrag (artikel 154 VWEU) verplicht de sociale partners te raadplegen over voorstellen op het gebied van sociaal beleid (d.w.z. die vallen onder artikel 153 VWEU), zodat de sociale partners desgewenst over overeenkomsten kunnen onderhandelen. Overeenkomsten van de sociale partners kunnen door middel van EU-wetgeving (artikel 155 VWEU) worden uitgevoerd. Op alle belangrijke momenten in de cyclus worden regelmatig gestructureerde dialogen met de sociale partners georganiseerd op EU-niveau in het kader van het Europees Semester voor coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid.

De EU bevordert de rol van de sociale partners en dringt aan op een betere sociale dialoog. De bevordering van de sociale dialoog is een gemeenschappelijke doelstelling van de EU en de lidstaten, waarbij rekening wordt gehouden met de diversiteit van de nationale stelsels en de autonomie van de sociale partners wordt gerespecteerd. Er moet zowel op nationaal als op EU-niveau meer worden gedaan om de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen te ondersteunen en de capaciteit van de sociale partners op te bouwen, hun betrokkenheid aan te moedigen en hun autonomie te waarborgen 1 . In het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten van maart 2021 2 kondigde de Commissie aan dat zij na overleg met de sociale partners een initiatief zou presenteren om de nationale en Europese sociale dialoog te ondersteunen. Op een versterkte sociale dialoog op alle niveaus werd ook op het hoogste politieke niveau aangedrongen in het sociaal engagement van Porto 3 , dat werd ondertekend door het Portugese voorzitterschap van de Raad van de EU, het Europees Parlement, de Europese Commissie, de sociale partners en het Sociaal Platform. Het initiatief voor de sociale dialoog, dat ook wordt genoemd in de mededeling van de Commissie “Conferentie over de toekomst van Europa: Van visie tot concrete actie” van juni 2022, is een belangrijk onderdeel van de follow-up van de conferentie 4 .

Deze mededeling van de Commissie bevat een aantal concrete maatregelen om de sociale dialoog in de EU verder te versterken en gaat vergezeld van een voorstel voor een aanbeveling van de Raad over hoe de nationale sociale dialoog en collectieve onderhandelingen kunnen worden versterkt. De Commissie heeft dit initiatief voorbereid met nauwe betrokkenheid van de sociale partners en heeft ook uitwisselingen gehouden met het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

2.NATIONALE SOCIALE DIALOOG

De regelingen en processen van de sociale dialoog verschillen van lidstaat tot lidstaat: niet alleen wat betreft collectieve arbeidsverhoudingen, de rol van collectieve onderhandelingen bij het bepalen van de arbeidsvoorwaarden, de capaciteit en het lidmaatschap van organisaties, de formele structuren voor de betrokkenheid van de sociale partners bij de beleidsvorming en -uitvoering, maar ook wat hun politieke belang aangaat. De systemen voor collectieve onderhandelingen in de lidstaten verschillen ook wat betreft de mate van centralisatie of decentralisatie.

De meeste lidstaten hebben een of meer formele nationale structuren voor sociale dialoog waarin de vertegenwoordigers van de werkgevers, de vakbonden en de regering algemene economische en sociale kwesties kunnen bespreken. De rol en de bevoegdheden van deze organen lopen sterk uiteen, maar over het algemeen verstrekken zij advies en plegen zij overleg in het kader van ontwerpwetgeving en -beleid, met name op werkgelegenheidsgebied, en kunnen zij soms een forum bieden voor onderhandelingen over overeenkomsten. Veel lidstaten hebben ook tripartiete organen die zich bezighouden met specifieke kwesties, zoals sociale zekerheid, werkgelegenheid, opleiding en gezondheid en veiligheid op het werk. Een productieve tripartiete sociale dialoog, waaraan ook overheidsinstanties deelnemen, is afhankelijk van een sterke bipartiete sociale dialoog.

De sociale dialoog staat onder druk om resultaten te boeken in de veranderende arbeidswereld. Hoewel de organisatiegraad van werkgevers (het aandeel werkgevers die lid zijn van werkgeversorganisaties) relatief stabiel is gebleven, is de organisatiegraad van de vakbonden (gemiddeld) in alle lidstaten afgenomen. De verschuiving van de economische activiteit van de industrie naar de particuliere dienstverlening en de veranderende wereld van het werk maken het voor vakbonden en werkgeversorganisaties moeilijk om nieuwe leden aan te werven. In de meeste nieuwere vormen van werk zijn veel werknemers, waaronder een groeiend aantal zelfstandigen, niet vertegenwoordigd. Hetzelfde geldt voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die in aantal toenemen, maar minder geneigd zijn zich aan te sluiten bij een vakbond. Door de flexibiliteit in het tijdstip en de plaats waarop het werk wordt gedaan, is het voor werknemersvertegenwoordigers moeilijk om een dergelijk versnipperd personeelsbestand te organiseren. In de afgelopen jaren hebben de sociale partners initiatieven genomen om nieuwe leden aan te trekken, of bepaalde ondervertegenwoordigde groepen (met name jongeren en platformwerkers) meer inspraak te geven via gerichte strategieën en wervingsinspanningen en door specifieke structuren binnen de organisaties te creëren. Wat de gelijkheid tussen vrouwen en mannen betreft, varieert het percentage vrouwen in vakbonden sterk binnen de EU: ondanks het dalende aantal vakbondsleden in het algemeen groeit het aantal vrouwelijke leden. Vrouwen blijven ondervertegenwoordigd in leidinggevende functies.

Het aandeel werknemers dat onder collectieve arbeidsovereenkomsten valt, is de afgelopen dertig jaar fors gedaald. Het daalde van een EU-gemiddelde van ongeveer 66 % in 2000 tot ongeveer 56 % in 2019, met opvallend grote dalingen in Midden- en Oost-Europa [grafiek 1]. In alle lidstaten heeft een verschuiving in de richting van decentralisatie van de onderhandelingen naar bedrijfsniveau plaatsgevonden. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is de dekkingsgraad van de collectieve onderhandelingen alleen hoog (boven 50 %) in landen met ten minste een bepaalde vorm van sectorale onderhandelingen. In landen waar de onderhandelingen voornamelijk op bedrijfsniveau plaatsvinden, is de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen doorgaans laag. Coördinatie tussen de sectoren en de onderhandelingspartners en de mate van coördinatie zijn uitermate belangrijke aspecten van collectieve onderhandelingen.

De mate en de kwaliteit van de betrokkenheid van de sociale partners bij de beleidsvorming verschillen aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. Hoewel de betrokkenheid van de sociale partners de afgelopen jaren in de meeste lidstaten kwalitatief stabiel is gebleven, verschilt de tijdige en zinvolle betrokkenheid sterk van land tot land. Dit ligt onder andere aan de verschillende institutionele kaders, procedures en werkwijzen 5 . Met name de kwaliteit en doeltreffendheid van de sociale dialoog in de lidstaten worden door het Comité voor de werkgelegenheid in zijn jaarlijkse evaluatie van de sociale dialoog beoordeeld. De Raad heeft in zijn laatste conclusies van juni 2022 onder meer benadrukt hoe belangrijk het is om gedurende het hele beleidsvormingsproces voldoende tijd uit te trekken voor overleg, te zorgen voor adequate institutionele kaders, en kwesties in verband met capaciteitsopbouw en de afnemende dekking van collectieve onderhandelingen aan te pakken 6 . Het Europees Parlement heeft ook benadrukt dat sterke stelsels voor collectieve onderhandelingen de veerkracht van de lidstaten in tijden van economische crisis vergroten en dat de lidstaten maatregelen moeten nemen om een hoog percentage georganiseerde werknemers te bevorderen en de afname van de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen te keren 7 .


Grafiek 1: Dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen in de EU, 2000-2019

Aantal werknemers dat onder een collectieve overeenkomst valt, gedeeld door het totaal aantal loontrekkenden (in %, 2000 en 2019).


NB: 1) De recentste beschikbare gegevens dateren uit: 2019 (AT, BE, CZ, HU, IT, LT, NL, PL, PT), 2018 (BG, DE, DK, ES, FR, LU, LV, SE), 2017 (EL, FI, IE, SI, RO), 2016 (CY, MT), 2015 (SK) en 2014 (HR).

2) Voor IT werd het bereik herzien naar 100 % als weergave van het feit dat de basislonen die in collectieve overeenkomsten worden vastgesteld door arbeidshoven worden gebruikt als referentie voor de toepassing van het grondwettelijke beginsel van evenredige en toereikende vergoeding. De dekkingsgraad van 100 % van de collectieve onderhandelingen in RO en EL in 2000 wordt verklaard door het bestaan van mechanismen om collectieve arbeidsovereenkomsten uit te breiden naar alle ondernemingen. De daling is voornamelijk het gevolg van de afschaffing van die uitbreidingsmechanismen en andere veranderingen die hebben geleid tot de decentralisatie van de collectieve onderhandelingen.

Bron: For 2000 or closest – ICTWSS-databank, versie 6.1, Universiteit Amsterdam. Variabele AdjCov (# 111). Voor de recentste beschikbare gegevens – OESO/AIAS-databank (2021)

De EU beschikt over een aantal instrumenten om de nationale sociale dialoog te versterken. Op grond van de richtlijn betreffende minimumlonen 8 moeten de lidstaten maatregelen nemen om de sociale partners te helpen hun capaciteit te ontwikkelen om collectieve onderhandelingen over de loonvaststelling aan te gaan, en om constructieve, zinvolle en zaakkundige loononderhandelingen te stimuleren. In de richtlijn worden de lidstaten waar de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen minder dan 80 % van de werknemers betreft, ook gevraagd te voorzien in een kader om de voorwaarden voor collectieve onderhandelingen te creëren en een actieplan ter bevordering daarvan op te stellen. De voortdurende technologische ontwikkelingen en de toenemende automatisering zijn in de hele economie reden voor herstructurering. In dit verband helpt het EU-kwaliteitskader voor herstructurering van 2013 bedrijven te anticiperen op veranderingen en de sociale en werkgelegenheidseffecten van herstructureringen te verzachten 9 . Een alomvattend kader van richtlijnen inzake de informatie en raadpleging van werknemers, zowel op nationaal als op transnationaal niveau, stelt ook regels vast ter bescherming van de rechten van werknemers op bedrijfsniveau 10 , met name in tijden van herstructurering. Het Europees Parlement overweegt een resolutie met aanbevelingen aan de Commissie over de herziening van de richtlijn inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad. Op grond van de EU-richtlijnen voor overheidsopdrachten 11 moeten de lidstaten het recht om zich te organiseren en collectief te onderhandelen eerbiedigen overeenkomstig IAO-Verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht en IAO-Verdrag nr. 98 betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen.

Het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk 12 heeft als doel de sociale dialoog in de platformeconomie te versterken, onder meer door een nieuw recht op informatie en raadpleging over algoritmisch beheer toe te kennen en digitale arbeidsplatformen te verplichten om platformwerkers de mogelijkheid te bieden met elkaar en hun vertegenwoordigers in contact te treden en met elkaar te communiceren. In de recente richtsnoeren voor de toepassing van het EU-mededingingsrecht op collectieve overeenkomsten voor zelfstandigen zonder personeel wordt verduidelijkt in welke omstandigheden bepaalde zelfstandigen zonder personeel collectief kunnen onderhandelen om hun arbeidsomstandigheden te verbeteren zonder de mededingingsregels van de EU te schenden 13 . De betrokkenheid van de sociale partners bij het ontwerpen en uitvoeren van sociaal en werkgelegenheidsbeleid en hervormingen wordt ook erkend en verder aangemoedigd in de werkgelegenheidsrichtsnoeren.

De afgelopen jaren is de sociale dialoog belangrijker geworden in het Europees Semester, met als gevolg dat een aantal landspecifieke aanbevelingen zijn gedaan met betrekking tot de betrokkenheid van de nationale sociale partners bij de beleidsvorming. In de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 wijst de Commissie nogmaals op het belang van een inclusief proces en tijdige betrokkenheid van de sociale partners bij de coördinatie en uitvoering van het economisch en werkgelegenheidsbeleid op Europees en nationaal niveau, onder andere in alle relevante stadia van het Europees Semester, waarvan er vele ook relevant zijn voor de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF). In het voorstel van de Commissie van 2023 voor een gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid wordt benadrukt hoe voorspelbare, zinvolle en tijdige betrokkenheid van de sociale partners een belangrijke rol speelt om ervoor te zorgen dat hervormingen en investeringen doeltreffend worden ontworpen en uitgevoerd. De Commissie benadrukt in haar contacten met de lidstaten regelmatig het belang van de betrokkenheid van de belanghebbenden. De Commissie zal de bestaande fora van het Europees Semester gebruiken om de sociale partners op de hoogte te houden van en te betrekken bij de uitvoering van de RRF.

De EU heeft de sociale partners erbij gesteund hun ledenbasis en administratieve capaciteit te verbeteren. In een aantal lidstaten hebben de sociale partners onvoldoende capaciteit om effectief deel te nemen aan de sociale dialoog 14 . In de landverslagen van het Europees Semester 2019 werd de capaciteit van de sociale partners voor tien landen aangemerkt als een uitdaging, en in 2020 gold dat voor nog eens vier landen. Capaciteitsopbouw is in de eerste plaats een taak voor de sociale partners zelf. Overheden hebben hierin echter een belangrijke rol te spelen door technische, financiële en andere steun te verlenen.

Het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) 15 verplicht lidstaten waaraan een landspecifieke aanbeveling inzake sociale dialoog is gericht, om ten minste 0,25 % van de middelen te besteden aan de ondersteuning van de capaciteitsopbouw van sociale partners en/of ngo’s; alle andere lidstaten moeten een passend bedrag aan ESF+-middelen hieraan toewijzen. De Commissie faciliteert de programmering van het ESF+ voor de capaciteitsopbouw van de nationale sociale partners. Zij bevordert ook wederzijds leren en de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten, onder meer via de prerogatieve begrotingslijnen voor de sociale dialoog.

De nationale inspanningen om bovengenoemde uitdagingen aan te pakken moeten worden verdubbeld om alle voordelen van de sociale dialoog te benutten. EU-optreden kan de lidstaten helpen de sociale dialoog te bevorderen en de sociale partners te ondersteunen, maar is op zichzelf niet voldoende. De uitdagingen waarmee de sociale partners worden geconfronteerd, waaronder de dalende trend in collectieve overeenkomsten en de wisselende kwaliteit van de sociale dialoog tussen de lidstaten, kunnen alleen worden aangepakt met maatregelen op nationaal niveau. Naast de hierboven beschreven instrumenten zal de Commissie de lidstaten ondersteunen bij de uitvoering van beginsel 8 van de Europese pijler van sociale rechten door een aanbeveling van de Raad over de sociale dialoog te presenteren. Deze voorgestelde aanbeveling zal, zodra zij is aangenomen, de lidstaten richtsnoeren bieden voor de wijze waarop de sociale dialoog het best kan worden bevorderd en collectieve onderhandelingen kunnen worden versterkt. De bevordering van de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen is ook belangrijk in het kader van de lopende uitbreidingsonderhandelingen, aangezien de kandidaat-lidstaten hun structuren en processen voor de sociale dialoog moeten versterken om het hoofd te bieden aan de uitdagingen die de veranderende wereld van het werk met zich meebrengt.

2.

Voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad


·De Commissie stelt een aanbeveling van de Raad voor om de verdere uitvoering van beginsel 8 van de Europese pijler van sociale rechten door de lidstaten te ondersteunen. In het voorstel wordt de lidstaten aanbevolen een gunstig klimaat voor de tripartiete en bipartiete sociale dialoog te scheppen, met inbegrip van collectieve onderhandelingen waarbij de grondrechten zoals de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen worden geëerbiedigd. Het voorstel is gericht op sterke, onafhankelijke werknemers- en werkgeversorganisaties en bevat maatregelen om hun capaciteit te versterken, zorgt voor toegang tot de relevante informatie die nodig is om deel te nemen aan de sociale dialoog, bevordert de betrokkenheid van alle partijen bij de sociale dialoog, speelt in op het digitale tijdperk, bevordert collectieve onderhandelingen in de nieuwe wereld van het werk en een eerlijke en rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit, en zorgt voor passende institutionele ondersteuning.

·De Commissie zal regelmatig, in overleg met de relevante sociale partners en de lidstaten, de balans opmaken van de uitvoering van de aanbeveling door de lidstaten om de vooruitgang onmiddellijk na de uitvoeringsdatum te beoordelen. Dit is een aanvulling op de gebruikelijke regelmatige raadpleging van de sociale partners in en hun betrokkenheid bij het jaarlijkse proces van het Europees Semester.


3.SOCIALE DIALOOG OP EU-NIVEAU

In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt de sleutelrol van de sociale partners in een sociale markteconomie ten volle erkend en wordt hun een specifieke rol toegekend in de EU-wetgeving op het gebied van sociaal beleid. De mogelijkheid die het Verdrag biedt om overeenkomsten tussen de sociale partners in de EU-wetgeving in de praktijk te brengen, bevestigt het belang van de sociale dialoog in de EU en de bijzondere status van representatieve sociale partners. Bij de toepassing van deze bepalingen is het van essentieel belang dat de autonomie en de rol van de sociale partners en de EU-instellingen worden geëerbiedigd. Hun rol wordt ook erkend door het tripartiete karakter van drie EU-agentschappen (Eurofound, het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding en het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk) en via de tripartiete raadgevende comités op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de sociale zekerheid en beroepsopleiding.

In 2015 lanceerde de Commissie samen met de Europese sociale partners een “nieuwe start voor de sociale dialoog”. De Europese sociale partners, de Commissie en de Raad hebben vervolgens een gezamenlijke verklaring over de nieuwe start voor de sociale dialoog ondertekend 16 . In het kader van de follow-up heeft de Commissie de rol van de Europese sociale partners in het Europees Semester versterkt door hen op belangrijke punten van het proces te raadplegen en hen meer te betrekken bij beleidsvorming en wetgeving door nieuwe vormen van raadpleging van de sociale partners in te voeren. Ook legt zij meer nadruk op de capaciteitsopbouw van de nationale sociale partners, onder meer door middel van meer financiering, aangezien de sociale dialoog op EU-niveau niet succesvol kan zijn zonder een goed functionerende en doeltreffende nationale sociale dialoog.

Het kader voor de sociale dialoog in de EU is uitgegroeid tot een sterk kader voor zowel bilaterale als tripartiete onderhandelingen en overleg. Het is echter van cruciaal belang dat het kader regelmatig wordt geactualiseerd om ervoor te zorgen dat de sociale partners ten volle kunnen bijdragen aan de aanpak van economische en sociale uitdagingen. Het is tijd om de balans op te maken van de vooruitgang die sinds de nieuwe start voor de sociale dialoog is geboekt en na te gaan hoe het potentieel van de Europese sociale dialoog beter kan worden uitgebuit. Op basis van haar overleg met de sociale partners stelt de Commissie een reeks maatregelen voor om de Europese sociale dialoog te versterken door haar structuren te moderniseren, overeenkomsten tussen sociale partners aan te moedigen en te ondersteunen, de betrokkenheid van de sociale partners bij de beleidsvorming van de EU te versterken en de financiële en technische steun van de Commissie doeltreffender te maken.

3.1.Structuren voor de sociale dialoog

3.

Brancheoverkoepelend niveau


De Europese sociale dialoog heeft gevestigde brancheoverkoepelende structuren. De tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid zorgt voor een tweejaarlijks overleg tussen de Raad, de Commissie en de sociale partners op Europees niveau 17 . De macro-economische dialoog biedt de Raad, de Commissie, de Europese Centrale Bank en de Eurogroep een forum om met de Europese sociale partners van gedachten te wisselen over monetair en begrotingsbeleid en loonontwikkelingen. In de afgelopen jaren heeft het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO) daarnaast verschillende seminars met Europese en relevante nationale sociale partners georganiseerd om onderwerpen te bespreken die voor hen van bijzonder belang zijn (bijvoorbeeld vaardigheden, COVID-19-gerelateerde maatregelen of de overgang naar een andere baan), naast de gebruikelijke jaarlijkse evaluatie van de sociale dialoog. Het Comité voor sociale bescherming (SPC) betrekt de sociale partners regelmatig bij zijn besprekingen (bijvoorbeeld over pensioenen, langdurige zorg of toegang tot sociale bescherming). Het comité voor de sociale dialoog, dat door de Commissie wordt georganiseerd, is het belangrijkste forum voor een brancheoverkoepelende sociale dialoog tussen Europese brancheoverkoepelende organisaties van sociale partners.

Hoewel deze fora een brede bipartiete en tripartiete EU-dialoog mogelijk maken, heeft de recente ervaring met de ontwikkeling van betere instrumenten om in te spelen op snelle veranderingen op de arbeidsmarkt en op sociaal gebied duidelijk gemaakt dat daarnaast behoefte is aan een diepgaandere tripartiete dialoog over werkgelegenheid en sociale kwesties. Deze noodzaak is in het raadplegingsproces door de sociale partners sterk benadrukt.

De Commissie zal:

·het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming verzoeken regelmatig tripartiete uitwisselingen over relevante onderwerpen te organiseren, met deelname van de Europese en nationale sociale partners;

·in het kader van de vergaderingen van het comité voor de sociale dialoog en in overleg met de sociale partners, ad- hoc-/buitengewone tripartiete besprekingen organiseren over relevante onderwerpen (bijvoorbeeld personeels- of vaardigheidstekorten of een rechtvaardige transitie) met vertegenwoordigers van de Europese en nationale sociale partners en de lidstaten.


4.

Sectoraal niveau


De sectorale sociale dialoog van de EU heeft betrekking op meer dan 80 % van de beroepsbevolking in de EU. De 43 comités voor de sectorale sociale dialoog bestaan uit 65 Europese werkgeversorganisaties en 15 Europese vakbonden en vertegenwoordigen ongeveer 185 miljoen werknemers en ruim zes miljoen bedrijven in de hele EU. Zij bespreken de arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen in hun respectieve sectoren en spreken af hoe deze kunnen worden verbeterd en worden geraadpleegd over ontwikkelingen op EU-niveau die gevolgen hebben op sociaal en werkgelegenheidsgebied. Naast overeenkomsten stellen de Europese sectorale sociale partners elk jaar dertig tot vijftig gezamenlijke standpunten vast over de meest uiteenlopende onderwerpen, zoals gezondheid en veiligheid op het werk, arbeidsomstandigheden, de gevolgen van de transitie naar klimaatneutraliteit, digitalisering, vaardigheden, arbeidsmobiliteit of gelijkheid tussen vrouwen en mannen 18 . Als een hoog percentage werknemers en bedrijven onder dit systeem valt, geeft dit de comités legitimiteit en zorgt het ervoor dat gezamenlijk bereikte resultaten, zoals autonome overeenkomsten, een reële impact hebben in de praktijk. Ondanks grote verschillen tussen de sectoren bieden de comités een gemeenschappelijk kader voor de sociale dialoog op EU-niveau.

Dit kader heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld naar aanleiding van de behoefte van de sociale partners om invloed uit te oefenen op en bij te dragen tot een grotere integratie in de EU. Sociale partners in een bepaalde sector kunnen echter op het toneel verschijnen of juist verdwijnen. Zo zijn er de afgelopen jaren nieuwe exploitanten bij gekomen, zoals lagekostenmaatschappijen in de burgerluchtvaart, nieuwe postbedrijven of particuliere aanbieders van sociale diensten. Om beter te kunnen reageren op sectorale ontwikkelingen en de veranderende wereld van het werk, moeten de comités streven naar inclusiviteit en hun representativiteit behouden of vergroten. Ook moeten zij de sectorale sociale dialoog relevanter maken, onder meer door de nationale organisaties van sociale partners erbij te betrekken en samen te werken met sectoren/segmenten die nog niet zijn vertegenwoordigd of bestreken worden in de Europese sectorale sociale dialoog 19 .

De Commissie zal samen met de sectorale sociale partners werken aan de modernisering van het kader voor de sectorale sociale dialoog in de EU om het relevanter en doeltreffender te maken en te onderzoeken of een herziening van Besluit 98/500/EG van de Commissie betreffende de oprichting van Comités voor de sectoriële dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau 20 noodzakelijk is.

Milieuverbintenissen zijn van invloed op de organisatie van vergaderingen. In overeenstemming met de recente mededeling van de Commissie over de vergroening van de Commissie 21 is de Commissie reeds begonnen met het organiseren van een aantal vergaderingen in online of hybride vorm. De Commissie zal steun blijven verlenen aan de organisatie van sectorale bijeenkomsten in het kader van de sociale dialoog. Daarbij zal zij in samenwerking met de sociale partners een nieuwe en groenere aanpak ontwikkelen om deze te organiseren.

De Commissie zal, in nauwe samenwerking met de sociale partners:

·het rechtskader voor de comités voor de sectorale sociale dialoog moderniseren door een mogelijke herziening van het desbetreffende besluit van de Commissie;

·binnen de huidige structuur van de comités voor de sectorale sociale dialoog synergieën tussen de bestaande comités stimuleren, de toevoeging van nieuwe segmenten van economische sectoren aan deze comités bevorderen, mits aan de relevante criteria is voldaan, en de aanpak voor het uitvoeren van representativiteitsstudies in samenwerking met Eurofound aanpassen;

·evalueren hoe de vergaderingen van het Comité voor de sectorale sociale dialoog worden georganiseerd;

·verder onderzoek doen naar de voorwaarden voor het opzetten van een nieuwe sectorale sociale dialoog voor sociale diensten op EU-niveau.

De Commissie roept de sociale partners op om:

·hun inspanningen voort te zetten en na te gaan of er in hun sociale dialogen verdere maatregelen nodig zijn om contact te leggen met de afdelingen in lidstaten die nog niet in de desbetreffende comités voor de sectorale sociale dialoog zijn vertegenwoordigd, om het lidmaatschap en de representativiteit van zowel de vakbonden als de werkgeversorganisaties te vergroten;

·de betrokkenheid van alle relevante representatieve Europese organisaties van sociale partners in de bestaande en nieuwe comités te bevorderen.


3.2.Ondersteuning van overeenkomsten tussen sociale partners

Overeenkomsten tussen sociale partners zijn een van de belangrijkste resultaten van de sociale dialoog in de EU. Tot nu toe hebben de sociale partners zes autonome brancheoverkoepelende overeenkomsten gesloten. Naast de autonome overeenkomsten zijn tussen 1995 en 2010 vier brancheoverkoepelende overeenkomsten tussen sociale partners door middel van EU-wetgeving uitgevoerd 22 . In de afgelopen tien jaar hebben de Europese brancheoverkoepelende sociale partners echter geen nieuwe overeenkomsten gesloten die via EU-wetgeving moeten worden uitgevoerd. De Commissie is ingenomen met het nieuwe werkprogramma van de Europese brancheoverkoepelende sociale partners voor 2022-2024 en met de lopende onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst over telewerken en het recht om onbereikbaar te zijn, die via EU-wetgeving moet worden uitgevoerd. Op sectoraal niveau zijn tussen 1999 en 2018 acht overeenkomsten tussen sociale partners omgezet in EU-wetgeving 23 en tussen 1999 en 2021 hebben de nationale sociale partners vijf autonome overeenkomsten ontwikkeld.

In de recente arresten van het Europees Hof van Justitie 24 wordt het kader voor de uitvoering van de overeenkomst tussen de sociale partners door middel van EU-wetgeving verduidelijkt. De arresten houden in dat de Commissie, na een gezamenlijk verzoek van de sociale partners om hun overeenkomst op EU-niveau uit te voeren, per geval bepaalt of het opportuun is bij de Raad een voorstel in te dienen ter uitvoering van die overeenkomst op EU-niveau als richtlijn. Tijdens de onderhandelingen over een overeenkomst kunnen de sociale partners vrij handelen en moet de Commissie zich onthouden van elke gedraging die erop gericht is het verloop van de onderhandelingen of de inhoud van de beoogde overeenkomst te beïnvloeden.

Het bevorderen van overeenkomsten tussen de sociale partners zal een prioriteit blijven voor de Commissie. Daartoe zullen de diensten van de Commissie de onderhandelingen over overeenkomsten tussen de sociale partners ondersteunen door, op verzoek van de sociale partners, administratieve ondersteuning en juridisch advies te verlenen, met name over kwesties die een negatief effect kunnen hebben op de uitvoering van een overeenkomst door middel van EU-wetgeving (bijvoorbeeld een mogelijke discrepantie met het toepassingsgebied van het Verdrag of overlapping met bestaande wetgeving). Dit juridisch advies, dat naar het beste vermogen wordt gegeven, loopt niet vooruit op het definitieve standpunt van de Commissie over het al dan niet voorleggen van de overeenkomst aan de Raad.

Zoals bevestigd in het arrest van het Hof van 21 september 2021 (zaak C-928/19 P) zal de Commissie na ontvangst van een verzoek van de sociale partners om een overeenkomst tussen sociale partners door middel van EU-wetgeving uit te voeren, de rechtmatigheid van de overeenkomst en de representativiteit van de ondertekenende partijen beoordelen en toetsen of het opportuun is de overeenkomst door middel van EU-wetgeving uit te voeren. Daarbij houdt zij onder meer rekening met economische, sociale en politieke aspecten. In dit verband kan een effectbeoordeling plaatsvinden. De Commissie erkent de kennis van de sociale partners over de mogelijke gevolgen die hun overeenkomst zal hebben voor bedrijven en werknemers.

De diensten van de Commissie zullen de respectieve sociale partners binnen drie maanden in kennis stellen van hun voorlopige overwegingen en eventueel meedelen of er al dan niet een effectbeoordeling zal worden uitgevoerd. De Commissie zal een definitief besluit nemen, afhankelijk van hoe complex het is de voorgestelde overeenkomst te beoordelen, met inachtneming van de vereisten van de recente rechtspraak van het Hof van Justitie.

De Commissie zal ook andere gezamenlijke resultaten van de sociale partners blijven bevorderen, zoals het actiekader, wederzijds leren of richtsnoeren, en zal de Europese sociale partners aanmoedigen voortdurend nieuwe resultaten te ontwikkelen en op te volgen naargelang zich nieuwe uitdagingen voordoen.

De Commissie zal:

·de Europese sociale partners, op hun verzoek en tijdens hun onderhandelingen over overeenkomsten tussen sociale partners waarvan de uitvoering door middel van EU-wetgeving wordt beoogd, administratieve ondersteuning en juridisch advies verstrekken;

·meer nadruk leggen op projecten die de uitvoering van autonome overeenkomsten tussen sociale partners ondersteunen in toekomstige oproepen tot het indienen van projectvoorstellen in het kader van de sociale dialoog.

De Commissie roept de sociale partners op om:

·te onderhandelen over meer overeenkomsten tussen sociale partners en deze te sluiten;

·ervoor te zorgen dat zij een mandaat van hun nationale afdelingen hebben om onderhandelingen over overeenkomsten tussen sociale partners te kunnen aangaan;

·hun leden te blijven betrekken bij gezamenlijke en afzonderlijke acties en projecten voor capaciteitsopbouw die de uitvoering van hun autonome kaderovereenkomsten in alle lidstaten moeten verzekeren.

3.3. Versterking van de betrokkenheid van de sociale partners bij de beleidsvorming van de EU

De Commissie raadpleegt alle 87 erkende Europese sociale partners over mogelijke EU-wetgevingsmaatregelen op het gebied van sociaal beleid dat onder artikel 153 VWEU valt (bijvoorbeeld arbeidsvoorwaarden, veiligheid en gezondheid op het werk, informatie en raadpleging van werknemers, sociale zekerheid en sociale bescherming van werknemers, gelijkheid van vrouwen en mannen op het werk). Deze raadplegingen in twee fasen hebben de afgelopen tien jaar steeds plaatsgevonden – altijd schriftelijk. Op sommige gebieden, zoals de vaststelling van grenswaarden voor carcinogene en mutagene en reprotoxische agentia 25 , worden de sociale partners uitgebreid geraadpleegd via specifieke structuren zoals het tripartiet Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats. In dergelijke gevallen kan de raadpleging, in overleg met de Europese sociale partners, in twee fasen plaatsvinden in de vorm van bijeenkomsten met alle betrokken sociale partners, zodat aan alle verplichtingen uit hoofde van het Verdrag wordt voldaan.

Sinds de nieuwe start voor de sociale dialoog heeft de Commissie speciale hoorzittingen ingevoerd als een nieuwe manier om de Europese sociale partners te raadplegen over initiatieven waarvoor volgens het Verdrag geen raadpleging in twee fasen vereist is. De speciale hoorzittingen hebben hun nut aangetoond en zijn belangrijke fora voor zowel de Commissie als de sociale partners om van gedachten te wisselen over toekomstige beleidsinitiatieven. Het aantal speciale hoorzittingen heeft zich mettertijd uitgebreid en deze worden nu ook toegepast op andere beleidsterreinen dan werkgelegenheid en sociale kwesties zoals beschreven in artikel 153 VWEU (bijvoorbeeld duurzame corporate governance, loontransparantie, de Europese zorgstrategie, de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit en het verbod op producten van dwangarbeid op de EU-markt). Bovendien worden de comités voor de sectorale sociale dialoog geraadpleegd over EU-ontwikkelingen die sociale gevolgen hebben voor hun sectoren.

Het is belangrijk dat deze raadplegingen in de juiste vorm en op het juiste tijdstip plaatsvinden om te voorkomen dat de Commissie kansen mist om kwalitatief hoogwaardige input te krijgen in de raadplegingen. Daarom is er behoefte aan een beter begrip van de sociale dialoog in de hele Commissie en aan een coherentere aanpak van de betrokkenheid en raadpleging van de sociale partners. Een beter overzicht van de planning van komende voorstellen in het werkprogramma van de Commissie zou de sociale partners helpen bij het voorbereiden van hun inbreng en activiteiten.

Bovendien werkt de Commissie regelmatig samen met de sociale partners op specifieke gebieden. Via het Europees partnerschap voor integratie 26 streven de Commissie en de Europese sociale en economische partners bijvoorbeeld naar een multistakeholderbenadering van de integratie van vluchtelingen en andere migranten op de arbeidsmarkt. De sociale partners dragen ook bij aan de besprekingen over legale migratie in het nieuwe arbeidsmigratieplatform.

De Commissie zal:

·binnen elke dienst van de Commissie de rol van coördinator voor de sociale dialoog creëren;

·via de verantwoordelijke leden van het college de standpunten van de Europese brancheoverkoepelende sociale partners over de beleidsprioriteiten verzamelen als voorbereiding op het werkprogramma van de Commissie, als onderdeel van de regelmatige dialoog.

De Commissie roept de sociale partners op om:

·meer gezamenlijke standpunten te formuleren voorafgaand aan de desbetreffende voorstellen van de Commissie.

3.4.Financiële en technische ondersteuning doeltreffender maken

De bijzondere rol van de sociale partners en het op het Verdrag gebaseerde karakter van de Europese sociale dialoog worden erkend in de EU-begroting. Uit deze begroting ondersteunt de Commissie projecten van Europese en nationale sociale partners en onderzoek naar arbeidsverhoudingen. De Commissie financiert en organiseert ook de vergaderingen van het comité voor de sociale dialoog, de 43 comités voor de sectorale sociale dialoog en de hoorzittingen.

De EU ondersteunt belangrijk onderzoek naar de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen. Arbeidsverhoudingen en de sociale dialoog behoren tot de strategische prioriteiten van het meerjarig werkprogramma van Eurofound voor 2021-2024. Eurofound verstrekt vergelijkende informatie over de nationale sociale dialoog en collectieve onderhandelingsprocessen en -resultaten, verslagen over het functioneren van de tripartiete sociale dialoog en de betrokkenheid van de sociale partners bij de nationale beleidsvorming, verstrekt gegevens over werktijden en loonvaststelling en analyseert de rol van de sociale dialoog in de context van herstructurering, de gevolgen van de transitie naar klimaatneutraliteit en de digitalisering. Verder beheert de Commissie een gezamenlijk project met de OESO ter ondersteuning van de ontwikkeling van de OESO/AIAS-databank over de institutionele kenmerken van vakbonden, loonvaststelling, overheidsinterventie en sociale pacten (ICTWSS-databank). Het project biedt uitgebreide, vergelijkbare informatie over de veranderende aard en reikwijdte van collectieve onderhandelingen in de OESO- en de EU-landen. Bovendien cofinanciert de Commissie elk jaar een aantal Europese onderzoeksprojecten op het gebied van collectieve onderhandelingen in het kader van haar oproep tot het indienen van voorstellen om de deskundigheid op het gebied van arbeidsverhoudingen te verbeteren.

Er is behoefte aan betere informatie-uitwisseling en bevordering van een cultuur van sociale dialoog. De Commissie beheert een openbaar toegankelijke databank over de resultaten die door de Europese sociale partners gezamenlijk overeen zijn gekomen, en verstrekt online-informatie over de veertig à vijftig projecten op het gebied van sociale dialoog die elk jaar worden gefinancierd. Desondanks is er weinig informatie over de impact van de Europese sociale dialoog op nationaal niveau en over de follow-up door de nationale sociale partners van de op Europees niveau bereikte resultaten. De meeste resultaten van de sociale dialoog van de EU bevatten geen uitvoeringsbepalingen. De uitvoering ervan wordt niet gemonitord, opgevolgd of geanalyseerd. Bovendien hebben sommige lidstaten een relatief zwakke cultuur van sociale dialoog als gevolg van nationale en lokale tradities die invloed hebben op hoe de sociale dialoog zich heeft ontwikkeld. De bekendheid met het EU-beleid en de arbeidsmarktinstellingen onder de nationale sociale partners verschilt ook per lidstaat en per organisatie van sociale partners, en kan worden vergroot met gerichte voorlichtingsacties met het oog op capaciteitsopbouw. Dit kan een proefinformatie- en bezoekprogramma voor jonge sociale partners omvatten.

De Commissie zal:

·in samenwerking met de sociale partners een onderzoeksnetwerk opzetten om de sociale dialoog in de EU te analyseren en te stimuleren en de uitvoering ervan op te volgen;

·de Europese sociale partners helpen meer bekendheid te geven aan het EU-beleid en de arbeidsmarktinstellingen onder de bij hen aangesloten organisaties.

De Commissie roept de sociale partners op om:

·de resultaten van de Europese sociale dialoog en de resultaten van EU-projecten zichtbaarder te maken en ervoor te zorgen dat de resultaten op grote schaal onder hun leden en daarbuiten worden verspreid.


4.BEVORDERING VAN DE SOCIALE DIALOOG OP INTERNATIONAAL NIVEAU

De EU geeft het goede voorbeeld door de sociale dialoog op internationaal niveau te bevorderen. Zij doet dit door regelmatig bijeen te komen met de Internationale Arbeidsorganisatie, de OESO en andere internationale organisaties of organen, zowel op politiek als op technisch niveau. De EU en haar lidstaten geven actieve steun aan mondiale partnerschappen die de sociale dialoog bevorderen, onder meer via het Global Deal-initiatief. Binnen het uitbreidingsbeleid van de EU steunt de Commissie ook projecten om de sociale dialoog in (potentiële) kandidaat-lidstaten te verbeteren en neemt zij deel aan uitwisselingen van beste praktijken op verschillende niveaus. In het kader van het Europees nabuurschapsbeleid financiert de Commissie regionale programma’s om de sociale dialoog te bevorderen en organiseert zij de Unie voor het Mediterrane Forum voor sociale dialoog met sociale partners van beide zijden van de Middellandse Zee. Dankzij internationale partnerschappen en een op waarden gebaseerd aanbod van de EU voor partnerlanden – de Global Gateway – weet de EU hoge normen op het gebied van de mensen-, sociale en werknemersrechten te handhaven, en de bevordering van de sociale dialoog draagt ertoe bij dat deze samenwerking de hele samenleving ten goede komt.

In februari 2022 heeft de Commissie haar mededeling over waardig werk wereldwijd aangenomen 27 , waarin zij bevestigt dat de EU vastbesloten is in de EU en wereldwijd te streven naar waardig werk. De EU steunt het universele concept van waardig werk, zoals ontwikkeld door de IAO en weerspiegeld in de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Sociale dialoog en tripartiet overleg zijn een van de vier elementen van het universele concept van waardig werk. De vrijheid van vereniging en de daadwerkelijke erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen behoren tot de fundamentele arbeidsnormen die zijn vastgelegd in de IAO-verklaring betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk van 1998, en maken deel uit van de verbintenissen in de vrijhandelsovereenkomsten van de EU en in het EU-stelsel van algemene preferenties plus.

Alle lidstaten hebben de fundamentele internationale normen van de IAO die relevant zijn voor de sociale dialoog, geratificeerd. De Raad, gesteund door de Commissie, moedigt de lidstaten aan de IAO-verdragen te blijven ratificeren en daadwerkelijk uit te voeren 28 . Hij roept de lidstaten en de Commissie tevens op de sociale dialoog op alle niveaus en in al zijn vormen te verbeteren, onder meer door middel van grensoverschrijdende samenwerking en door internationale kaderovereenkomsten te bevorderen om ervoor te zorgen dat de sociale partners actief betrokken zijn bij de vormgeving van de toekomst van werk, en door bij te dragen tot sociale vooruitgang, met name door de daadwerkelijke erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen.

De Commissie zal:

·de lidstaten blijven oproepen de IAO-verdragen te ratificeren en daadwerkelijk uit te voeren, en deze internationaal bevorderen;

·in samenwerking met de IAO een project opstarten om de sociale partners in de comités voor de sectorale sociale dialoog van de EU desgevraagd te ondersteunen bij activiteiten op het gebied van verantwoorde bevoorradingsketens, met inbegrip van de eerbiediging van arbeidsrechten.

De Commissie roept de sociale partners op om:

·de sociale dialoog op alle niveaus internationaal te blijven bevorderen.


(1)

Zie ook het verslag over de versterking van de sociale dialoog in de EU van speciaal adviseur Andrea Nahles, online beschikbaar (in het Engels).

(2)

COM(2021) 102 final, online beschikbaar.

(3)

Sociaal engagement van Porto van 7 mei 2022, www.2021portugal.eu/en/porto-social-summit">online beschikbaar.

(4)

COM(2022) 404 final, bijlage, online beschikbaar.

(5)

Eurofound (2021), www.eurofound.europa.eu/publications/report/2022">online beschikbaar.

(6)

Online beschikbaar.

(7)

Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2021 over het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: werkgelegenheids- en sociale aspecten van de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021, www.europarl.europa.eu/doceo/document">online beschikbaar.

(8)

Richtlijn (EU) 2022/2041, online beschikbaar.

(9)

COM/2013/0882 final, online beschikbaar.

(10)

Richtlijnen 1998/59/EG, 2001/23/EG, 2002/14/EG en 2009/38/EG.

(11)

Richtlijnen 2014/24/EU, 2014/25/EU en 2014/23/EU.

(12)

COM(2021) 762 final, online beschikbaar.

(13)

C/2022/6846, online beschikbaar.

(14)

Eurofound (2020), www.eurofound.europa.eu/publications/report/2020">online beschikbaar.

(15)

Verordening (EU) 2021/1057, online beschikbaar.

(16)

Gezamenlijke verklaring over de nieuwe start voor de sociale dialoog (2016), online beschikbaar.

(17)

Artikel 152 VWEU en Besluit 2016/1859 van de Raad, online beschikbaar.

(18)

Resultaten online beschikbaar.

(19)

Zie Eurofound (2019), www.eurofound.europa.eu/sites/default/files">online beschikbaar.

(20)

Besluit (EU) 98/500 van de Commissie, online beschikbaar.

(21)

Zie C(2022) 2230 final.

(22)

Richtlijnen 96/34/EG, 97/81/EG, 1999/70/EG en 2010/18/EU.

(23)

Richtlijnen 1999/63/EG, 2000/79/EG, 2005/47/EG, 2009/13/EG, 2010/32/EU, 2014/112/EU, 2017/159/EU en 2018/131/EU.

(24)

Arrest van het Hof van Justitie van 14 oktober 2019, C-928/19, en arrest van het Gerecht van 21 september 2021, C‑928/19 P.

(25)

Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk, online beschikbaar.

(26)

Informatie online beschikbaar.

(27)

COM(2022) 66 final, online beschikbaar.

(28)

Conclusies van de Raad van 24 oktober 2019 over “De toekomst van werk: de EU propageert de eeuwfeestverklaring van de IAO”.