Toelichting bij COM(2023)63 - Wijziging van Richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Op 25 januari 2022 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest in zaak C‑181/20 1 artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (de “AEEA-richtlijn”) gedeeltelijk ongeldig verklaard wegens de ongerechtvaardigde terugwerkende kracht, voor zover daarin is bepaald dat de producenten moeten voorzien in de financiering van de kosten voor de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van afvalstoffen van fotovoltaïsche panelen die tussen 13 augustus 2005 en 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht. De laatstgenoemde datum is die van de inwerkingtreding van de nieuwe AEEA-richtlijn, die Richtlijn 2002/96/EG heeft vervangen. Fotovoltaïsche panelen vallen sinds de inwerkingtreding van de AEEA-richtlijn binnen het toepassingsgebied ervan. Daarnaast is bij de richtlijn van 2012 met ingang van 15 augustus 2018 meer algemeen een “open toepassingsgebied” ingevoerd, wat verschilt van het toepassingsgebied van de voorgaande Richtlijn 2002/96/EG.

Het Hof betoogt dat de lidstaten vóór de vaststelling van Richtlijn 2012/19/EU op grond van artikel 14 van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen 2 de keuze hadden om de kosten van het beheer van afvalstoffen afkomstig van fotovoltaïsche panelen hetzij door de huidige of de vorige houder van de afvalstoffen, hetzij door de producent of de distributeur van fotovoltaïsche panelen te laten dragen. Volgens het Hof moet de nadien in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU vastgestelde regel, volgens welke de financiering van de kosten in verband met de verwerking aan het einde van de levensduur van fotovoltaïsche panelen van andere gebruikers dan particuliere huishoudens, in alle lidstaten door de producenten moeten worden gedragen, ook wanneer de producten reeds in de handel waren gebracht op een tijdstip waarop de oude regeling nog van kracht was, worden geacht met terugwerkende kracht van toepassing te zijn. Die regel kan daarom in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel.

Naar aanleiding van het arrest moeten de AEEA-richtlijn en artikel 13, lid 1, dat betrekking heeft op de financiering van de inzameling en verwerking van AEEA van andere gebruikers dan particuliere huishoudens, gericht worden gewijzigd.

Daarnaast werd geoordeeld dat artikel 12, lid 1, van de AEEA-richtlijn ook moet worden gewijzigd, aangezien het een parallelle bepaling voor elektrische en elektronische apparatuur (EEA) van particuliere huishoudens bevat. Hoewel het arrest van het Hof niet uitdrukkelijk betrekking had op dit artikel, aangezien het niet aan bod kwam in de onderliggende zaak, kan het in het licht van de redenering van het Hof ook als retroactief worden beschouwd. Derhalve moet een soortgelijke wijziging worden aangebracht.

Het gerichte voorstel van de Commissie houdt ook rekening met de gevolgen van het arrest van het Hof voor andere producten die vanaf 15 augustus 2018 onder het bij artikel 2, lid 1, punt b), van de AEEA-richtlijn vastgestelde “open toepassingsgebied” vallen en waarvoor de situatie vergelijkbaar is met die van fotovoltaïsche panelen, waarop het arrest van het Hof uitdrukkelijk betrekking heeft. Het “open toepassingsgebied” kan met name zowel EEA voor particuliere huishoudens als EEA voor andere gebruikers dan particuliere huishoudens 3 omvatten. In beide gevallen moet naar aanleiding van het arrest van het Hof worden verduidelijkt dat producenten pas met ingang van 15 augustus 2018 verplicht zijn om het beheer van afval van EEA die binnen het “open toepassingsgebied” valt te financieren.

Het voorstel van de Commissie houdt bijgevolg ook een wijziging van artikel 12, lid 1, in. Er wordt ook een wijziging van artikel 12, leden 3 en 4, voorgesteld om te verduidelijken wanneer de financieringsverplichting voor producenten van toepassing is.

In het voorstel van de Commissie wordt ook artikel 15, lid 2, betreffende het merken van EEA gewijzigd om naar aanleiding van de redenering van het Hof een correctie met betrekking tot de terugwerkende kracht in te voeren.

Daarnaast worden in dit voorstel ook artikel 14, lid 4, en artikel 15, lid 2, van de AEEA-richtlijn gewijzigd om de verwijzingen naar Europese norm EN 50419 inzake de markering van EEA met betrekking tot de gescheiden inzameling van AEEA te actualiseren door de verwijzing naar de versie van deze norm van 2006 te vervangen door een verwijzing naar de versie van 2022.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De huidige regels van de Unie inzake het beheer van AEEA zijn vastgelegd in Richtlijn 2012/19/EU.

Het voorstel strekt tot wijziging van artikel 12, leden 1, 3 en 4, artikel 13, lid 1, en artikel 15, lid 2, van de AEEA-richtlijn naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C‑181/20. Deze bepalingen hebben betrekking op het beginsel van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, een kernbeginsel van de AEEA-richtlijn dat reeds in Richtlijn 2002/96/EG was opgenomen en dat uitvoering geeft aan het beginsel dat de vervuiler betaalt, zoals verankerd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het beginsel van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is nader uitgewerkt in Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (kaderrichtlijn afvalstoffen). Het voorstel handhaaft de volledige doeltreffendheid van de bepalingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. In het licht van het arrest van het Hof moeten het beginsel van niet-terugwerkende kracht en de daarmee samenhangende belangen van economische actoren echter in acht worden genomen wat betreft de periode gedurende welke de AEEA-richtlijn nog niet van toepassing was op fotovoltaïsche panelen en andere producten die pas recent in het toepassingsgebied van de richtlijn zijn opgenomen.

Het voorstel beoogt ook de wijziging van artikel 14, lid 4, en artikel 15, lid 2, om de verwijzing naar Europese norm EN 50419 te actualiseren door de verwijzing naar norm EN 50419, die in maart 2006 door het Cenelec is aangenomen, te vervangen door de herziene versie van deze norm, die in 2022 is aangenomen, en de verwijzingen in de norm naar de AEEA-richtlijn (EN 50419:2022) te actualiseren.

Deze voorgestelde gerichte wijzigingen hebben geen betrekking op andere beleidsbepalingen op het gebied van AEEA.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde gerichte wijzigingen zorgen voor samenhang tussen de richtlijn en de daarin vervatte bepalingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en andere beleidsmaatregelen van de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake milieubescherming, dat de rechtsgrondslag vormt van de handeling die het voorstel wijzigt.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Zoals wordt gesteld in overweging 36 van Richtlijn 2012/19/EU, kan de doelstelling van die richtlijn niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kan zij, wegens de omvang van het probleem, beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt, en kan de Unie derhalve, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen.

Aangezien de gerichte wijzigingen tot doel hebben reeds bestaande bepalingen van de richtlijn te wijzigen in overeenstemming met het arrest van het Hof, kan worden geconcludeerd dat het subsidiariteitsbeginsel en de EU-meerwaarde in acht worden genomen, zoals oorspronkelijk met de vaststelling van Richtlijn 2012/19/EU werd beoogd. Bovendien zijn de wijzigingen noodzakelijk omdat de kans bestaat dat de toepasselijkheid van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op fotovoltaïsche panelen en EEA die pas recent in het toepassingsgebied van de AEEA-richtlijn zijn opgenomen, op uiteenlopende wijzen wordt geïnterpreteerd door de lidstaten.

Evenredigheid

Zoals wordt gesteld in overweging 36 van Richtlijn 2012/19/EU, gaat de AEEA-richtlijn overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde evenredigheidsbeginsel niet verder dan wat nodig is om de doelstelling van de richtlijn te verwezenlijken.

Aangezien de gerichte wijzigingen tot doel hebben reeds bestaande bepalingen van de richtlijn te wijzigen in overeenstemming met het arrest van het Hof, kan worden geconcludeerd dat het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen, zoals oorspronkelijk met de vaststelling van Richtlijn 2012/19/EU werd beoogd.

Keuze van het instrument

Aangezien de gerichte wijzigingen tot doel hebben reeds bestaande bepalingen van de AEEA-richtlijn te wijzigen in overeenstemming met het arrest van het Hof, neemt dit voorstel de vorm van een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/19/EU aan.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

De deskundigen van de lidstaten werden van de gevolgen van het arrest van het Hof in zaak C‑181/20 op de hoogte gebracht en tijdens een vergadering van de deskundigengroep afval op 7 april 2022 over de uitvoering van Richtlijn 2012/19/EU betreffende AEEA 4 heeft de Commissie de belangrijkste elementen van de gerichte wijzigingen voorgesteld en om feedback verzocht. Er werden geen bezwaren tegen de voorgestelde koers geuit en er werden ook geen specifieke opmerkingen gemaakt.

Aangezien de Commissie volgens het arrest van het Hof het arrest zonder onnodige vertraging moet uitvoeren en gezien de beperkte aard van het voorstel, zijn er geen verdere raadplegingen van belanghebbenden gehouden.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Gezien het duidelijk omschreven en beperkte toepassingsgebied van dit voorstel om gevolg te geven aan een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, hoefde er geen beroep op externe expertise te worden gedaan.

Effectbeoordeling

Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd, aangezien de Commissie verplicht is om specifieke artikelen van de AEEA-richtlijn te wijzigen overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C‑181/20.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het initiatief beperkt zich tot de wijziging van artikel 12, leden 1, 3 en 4, artikel 13, lid 1, en artikel 15, lid 2, van de AEEA-richtlijn naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C‑181/20 en de wijziging van artikel 14, lid 4, en artikel 15, lid 2, van die richtlijn om de verwijzing naar Europese norm EN 50419 te actualiseren. Het voorstel heeft derhalve een strikt omlijnd juridisch toepassingsgebied en formaat.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten. Aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C‑181/20 moet gevolg worden gegeven door middel van dit gerichte voorstel van de Commissie tot wijziging van de AEEA-richtlijn.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregel heeft naar verwachting geen gevolgen voor de begroting van de Europese Commissie. Daarom is niet voorzien in een financieel memorandum.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Artikel 16 van de AEEA-richtlijn, waarop dit gerichte voorstel van de Commissie geen betrekking heeft, voorziet reeds in rapportageregelingen.

Daarnaast bevat Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2193 van de Commissie van 17 december 2019 voorschriften voor de berekening, de verificatie en de verslaglegging van gegevens voor de toepassing van de AEEA-richtlijn.

In verband met dit voorstel zijn geen aanvullende maatregelen of mechanismen nodig.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

De Commissie is van oordeel dat toelichtende stukken over de maatregelen van de lidstaten ter omzetting van de richtlijnen noodzakelijk zijn om de kwaliteit van de informatie over de omzetting van de richtlijn te verbeteren.

De belangrijkste doelstelling van de voorgestelde bepalingen is de naleving van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie te waarborgen door te verduidelijken vanaf wanneer producenten van verschillende elektrische en elektronische apparatuur voor zowel particuliere huishoudens als voor andere gebruikers dan particuliere huishoudens moeten voorzien in de financiering van het beheer van het afval dat van hun producten afkomstig is. Daarom is de volledige en correcte omzetting van de nieuwe wetgeving van essentieel belang om ervoor te zorgen dat deze doelstelling wordt bereikt en dat er in alle lidstaten een geharmoniseerde aanpak bestaat.

De eis om toelichtende stukken toe te zenden kan voor sommige lidstaten een aanvullende administratieve belasting vormen. De toelichtende stukken zijn echter noodzakelijk om effectief te kunnen verifiëren of de richtlijn volledig en correct is omgezet, hetgeen om bovengenoemde redenen essentieel is. Er bestaan geen minder belastende maatregelen om een doeltreffende verificatie mogelijk te maken. Toelichtende stukken kunnen echter ook in belangrijke mate bijdragen tot het verminderen van de administratieve lasten die gepaard gaan met het toezicht op de naleving door de Commissie: zonder deze stukken zouden aanzienlijke middelen en veelvuldige contacten met nationale autoriteiten nodig zijn om de omzettingsmethoden in alle lidstaten te volgen.

Gezien het bovenstaande is het passend de lidstaten te verzoeken de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer documenten waarin het verband tussen de bepalingen van de richtlijn tot wijziging van de AEEA-richtlijn en de overeenkomstige onderdelen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.

Artikelsgewijze toelichting

1.

Artikel 1 voorziet in de wijziging van de volgende artikelen van Richtlijn 2012/19/EU betreffende AEEA:


2.

Artikel 12, lid 1:


De voorgestelde wijziging is bedoeld om te verduidelijken vanaf wanneer producenten van fotovoltaïsche panelen en van elektrische en elektronische apparatuur voor particuliere huishoudens die pas vanaf 15 augustus 2018 binnen het toepassingsgebied van de AEEA-richtlijn valt (EEA die binnen het “open toepassingsgebied” valt), moeten voorzien in de financiering van de kosten voor de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA van particuliere huishoudens. Met name wordt verduidelijkt dat producenten van fotovoltaïsche panelen voor particuliere huishoudens moeten voorzien in de financiering van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA die is ontstaan uit fotovoltaïsche panelen die op of na 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht.

In dit lid wordt ook bepaald dat producenten van EEA voor particuliere huishoudens die binnen het “open toepassingsgebied” valt, moeten voorzien in de financiering van de bovenvermelde kosten in verband met de resulterende AEEA indien de EEA op of na 15 augustus 2018 in de handel is gebracht.

3.

Artikel 12, lid 3:


Deze bepaling heeft tot doel het eerste deel van de eerste zin (“Wat producten betreft die na 13 augustus 2005 in de handel zijn gebracht”) te schrappen, aangezien de verwijzing naar 13 augustus 2005 ten gevolge van de uitvoering van het arrest van het Hof achterhaald is.

4.

Artikel 12, lid 4:


De voorgestelde wijziging verduidelijkt dat dit lid alleen betrekking heeft op AEEA die is ontstaan uit in artikel 2, lid 1, punt a), van de AEEA-richtlijn bedoelde producten, met uitzondering van fotovoltaïsche panelen.

5.

Artikel 13, lid 1:


De voorgestelde wijziging is bedoeld om te verduidelijken vanaf wanneer producenten van fotovoltaïsche panelen en van elektrische en elektronische apparatuur voor andere gebruikers dan particuliere huishoudens die pas vanaf 15 augustus 2018 binnen het toepassingsgebied van de AEEA-richtlijn valt (EEA die binnen het “open toepassingsgebied” valt), moeten voorzien in de financiering van de kosten voor de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA.

Met name wordt verduidelijkt dat producenten van fotovoltaïsche panelen voor andere gebruikers dan particuliere huishoudens ten minste moeten voorzien in de financiering van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA die afkomstig is van fotovoltaïsche panelen die op of na 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht.

In dit lid wordt ook verduidelijkt dat producenten van EEA voor andere gebruikers dan particuliere huishoudens die binnen het “open toepassingsgebied” valt, moeten voorzien in de financiering van de bovenvermelde kosten in verband AEEA die is ontstaan uit dergelijke EEA die op of na 15 augustus 2018 in de handel is gebracht.

6.

Artikel 14, lid 4:


Deze voorgestelde wijziging voorziet in de actualisering van de verwijzing naar Europese norm EN 50419 in de AEEA-richtlijn. Aangezien deze norm in 2022 is herzien, wordt voorgesteld om de verwijzing naar de versie van de norm van 2006 te vervangen door een verwijzing naar de bijgewerkte versie, namelijk die van 2022.

7.

Artikel 15, lid 2:


De voorgestelde wijziging vloeit voort uit de wijzigingen van de artikelen 12 en 13 om te verduidelijken dat de verplichting voor producenten om EEA te merken pas vanaf 13 augustus 2012 van toepassing is met betrekking tot fotovoltaïsche panelen en pas vanaf 15 augustus 2018 met betrekking tot EEA die binnen het “open toepassingsgebied” valt. De voorgestelde wijziging voorziet ook in een actualisering van de verwijzing naar Europese norm EN 50419, in overeenstemming met de wijziging van artikel 14, lid 4.

Artikel 2 bevat bepalingen betreffende de omzetting van de richtlijn door de lidstaten.

Artikel 3 bevat bepalingen met betrekking tot de inwerkingtreding van de maatregel.

In artikel 4 wordt vermeld wie de adressaten van de maatregel zijn, namelijk de lidstaten.