Toelichting bij COM(2023)123 - Standpunt EU in het Gemengd Comité met het VK mbt een vast te stellen besluit, te formuleren aanbevelingen en af te leggen gezamenlijke en unilaterale verklaringen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

De Commissie stelt voor dat de Raad het standpunt bepaalt dat namens de Unie in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd) moet worden ingenomen over een vast te stellen besluit en over uit te brengen aanbevelingen en gezamenlijke en unilaterale verklaringen met betrekking tot het Protocol inzake Ierland en Noord-Ierland (“het protocol”).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

In het terugtrekkingsakkoord zijn de voorwaarden bepaald voor de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie en Euratom. Het terugtrekkingsakkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden. Het protocol maakt daarvan integrerend deel uit. Met ingang van 1 januari 2021 zijn de bepalingen ervan in hun geheel van toepassing geworden.

2.2.Het Gemengd Comité

Het bij artikel 164, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk. Het wordt gezamenlijk voorgezeten door de Unie en het Verenigd Koninkrijk. Het reglement van orde van het Gemengd Comité is vastgesteld in bijlage VIII bij het terugtrekkingsakkoord. Het Gemengd Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen op verzoek van de Unie of het Verenigd Koninkrijk en stelt zijn vergaderrooster en -agenda vast in onderlinge overeenstemming.

De taken van het Gemengd Comité zijn vastgesteld in artikel 164 van het terugtrekkingsakkoord en omvatten hoofdzakelijk:

·toezicht houden op de uitvoering en toepassing van het akkoord, rechtstreeks of via de werkzaamheden van de gespecialiseerde comités die aan het Gemengd Comité rapporteren;

·besluiten en aanbevelingen vaststellen, met inbegrip van wijzigingen van de overeenkomst in de gevallen waarin daarin is voorzien;

·problemen voorkomen en geschillen oplossen die zich kunnen voordoen in verband met de uitlegging en toepassing van het akkoord.

2.3.Algemene context van de voorgestelde oplossingen

Het protocol behandelt de unieke omstandigheden op het eiland Ierland in het kader van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. Het beoogt de noodzakelijke voorwaarden voor voortzetting van de Noord-Zuid-samenwerking te handhaven, een harde grens tussen Ierland en Noord-Ierland te vermijden en het Goedevrijdagakkoord of Akkoord van Belfast van 10 april 1998 tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk, de regering van Ierland en de andere deelnemers aan de meerpartijenonderhandelingen (“het Akkoord van 1998”) in al zijn dimensies te beschermen, en tegelijkertijd de integriteit van de interne markt en de douane-unie van de Unie te beschermen. Daartoe zijn krachtens het protocol enkele bepalingen van het Unierecht die zijn genoemd in de bijlagen 2 tot en met 5 bij het protocol en die met name betrekking hebben op de interne markt van de Unie voor goederen en de douane-unie, belasting over de toegevoegde waarde (btw) en accijnzen, energie en staatssteun, van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. Deze bepalingen hebben in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland dezelfde rechtsgevolgen als in de Unie en haar lidstaten.

Sinds de inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord is een aantal kwesties in verband met de uitvoering van het protocol aan het licht gekomen. Dit heeft geleid tot een gebrek aan rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor mensen en bedrijven in Noord-Ierland en brengt ook risico’s mee voor de integriteit van de interne markt van de Unie voor goederen en de douane-unie.

Het Verenigd Koninkrijk en de Unie hebben daarom intensief gewerkt aan gezamenlijke definitieve oplossingen voor die uitvoeringskwesties. In dat verband is duidelijk geworden dat het ook noodzakelijk was bepaalde tekortkomingen in het protocol en bij de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord niet voorziene situaties aan te pakken. Dit heeft geleid tot een uitgebreide reeks oplossingen op verschillende gebieden. Deze oplossingen, die hieronder worden uiteengezet, zijn in het kader van het terugtrekkingsakkoord bereikt in een geest van goede trouw, waarbij terdege rekening is gehouden met de legitieme bezorgdheden van beide partijen. Zij maken deel uit van een pakket maatregelen, waaronder voorstellen voor autonome handelingen van de Unie, bijvoorbeeld inzake agrovoedingsproducten, geneesmiddelen en tariefcontingenten, die kwesties in verband met de uitvoering van het protocol definitief moeten oplossen.

Deze oplossingen zijn een antwoord op de dagelijkse problemen waarmee mensen en bedrijven in Noord-Ierland worden geconfronteerd, beschermen alle onderdelen van het Akkoord van 1998, waarborgen de integriteit van de interne markt voor goederen en de douane-unie van de Unie en stroken ook met de integrerende plaats van Noord-Ierland in de interne markt van het Verenigd Koninkrijk.

2.4.De beoogde besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité en de verklaringen in het Gemengd Comité

Het Gemengd Comité kan onder meer de aan gespecialiseerde comités toevertrouwde taken veranderen en deze comités ontbinden krachtens artikel 164, lid 5, punt c), van het terugtrekkingsakkoord.

Overeenkomstig artikel 164, lid 5, punt d), van het terugtrekkingsakkoord kan het Gemengd Comité besluiten tot wijziging van het akkoord vaststellen om fouten te corrigeren, omissies of andere tekortkomingen te verhelpen, of op te treden in verband met situaties die niet waren voorzien toen het terugtrekkingsakkoord werd ondertekend, behalve in verband met de delen een, vier en zes van het akkoord en mits dergelijke besluiten geen wijzigingen inhouden van de essentiële elementen van het akkoord. De bevoegdheidsdelegatie uit hoofde van artikel 164, lid 5, punt d), is beperkt in de tijd tot het einde van het vierde jaar na het einde van de overgangsperiode, d.w.z. 31 december 2024.

Krachtens artikel 5, lid 2, van het protocol kan het Gemengd Comité zijn overeenkomstig dat lid vastgestelde besluiten te allen tijde wijzigen.

Krachtens artikel 8, vijfde alinea, van het protocol kan het Gemengd Comité de toepassing van dat artikel evalueren, rekening houdend met de integrerende plaats van Noord-Ierland in de interne markt van het Verenigd Koninkrijk, en in voorkomend geval passende maatregelen nemen.

Het beoogde besluit van het Gemengd Comité zal overeenkomstig artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord voor de partijen bindend zijn. Overeenkomstig regel 9 van het reglement van orde moet in besluiten van het Gemengd Comité de datum worden vermeld waarop zij van kracht worden.

Het beoogde besluit van het Gemengd Comité heeft geen betrekking op de delen een, vier en zes van het terugtrekkingsakkoord en houdt geen wijziging in van de essentiële elementen van het akkoord, zoals hieronder in de punten 3.2.1, 3.5.1 en 3.8.1 wordt uiteengezet.

Het Gemengd Comité is bevoegd om de Unie en het Verenigd Koninkrijk passende aanbevelingen te doen overeenkomstig artikel 166, lid 1, van het akkoord. De beoogde aanbevelingen moeten overeenkomstig artikel 166, lid 3, van het terugtrekkingsakkoord in onderlinge overeenstemming worden vastgesteld.

Bovendien kunnen de partijen bij het terugtrekkingsakkoord zowel gezamenlijk als unilateraal verklaringen afleggen in het bij artikel 164, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Verwijzing naar het protocol. Gezamenlijke verklaring nr. XX van de Unie en het Verenigd Koninkrijk in het Gemengd Comité

Het is passend dat de Unie en het Verenigd Koninkrijk in het Gemengd Comité een gezamenlijke verklaring afleggen dat het protocol, overeenkomstig de regelingen die zijn vervat in het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité in bijlage 1 bij dit voorstel, zoals gewijzigd bij dat besluit van het Gemengd Comité, nu het “Windsor-kader” moet worden genoemd en dat de Unie en het Verenigd Koninkrijk derhalve, waar dit relevant is in hun betrekkingen in het kader van het terugtrekkingsakkoord, overeenkomstig de vereisten van rechtszekerheid naar het gewijzigde protocol zullen verwijzen als het “Windsor-kader”, en dat zij in hun nationale wetgeving op dezelfde wijze naar het gewijzigde protocol mogen verwijzen.

3.2.Artikel 6 van het protocol

1.

3.2.1.Wijziging van artikel 6, lid 2, van het protocol


Gelet op de specifieke omstandigheden van Noord-Ierland is het noodzakelijk en wordt derhalve voorgesteld artikel 6, lid 2, van het protocol te wijzigen om te bepalen dat de partijen alles in het werk moeten stellen om ervoor te zorgen dat de faciliteiten voor de handel tussen Noord-Ierland en andere delen van het Verenigd Koninkrijk specifieke regelingen omvatten voor het verkeer van goederen binnen de interne markt van het Verenigd Koninkrijk, in overeenstemming met de positie van Noord-Ierland als deel van het douanegebied van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig het protocol, indien de goederen bestemd zijn voor eindverbruik of eindgebruik in Noord-Ierland en indien de nodige waarborgen voorhanden zijn om de integriteit van de interne markt en de douane-unie van de Unie te beschermen. Het beoogde besluit tot wijziging van het protocol heeft tot doel tekortkomingen en situaties aan te pakken die bij de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord niet waren voorzien en die geen betrekking hebben op de delen een, vier en zes van het terugtrekkingsakkoord. De beoogde wijziging van artikel 6, lid 2, van het protocol is louter een verdere uitwerking van de eerste zin ervan en wijzigt dus geen essentieel element van het terugtrekkingsakkoord.

2.

3.2.2.Aanbeveling inzake markttoezicht


Om de integriteit van de interne markt van de Unie te beschermen, wordt voorgesteld dat nauwere samenwerking op het gebied van markttoezicht en handhavingsactiviteiten tussen het Verenigd Koninkrijk en de Unie, en in voorkomend geval tussen het Verenigd Koninkrijk en de autoriteiten van de lidstaten, de specifieke regelingen van artikel 6, lid 2, van het protocol moet ondersteunen. De samenwerking kan het delen van kennis, informatie-uitwisseling, samenwerking met marktdeelnemers en gezamenlijke activiteiten omvatten.

3.

3.2.3.Verklaring van de Unie waarin nota wordt genomen van de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk over markttoezicht


Verwacht wordt dat het Verenigd Koninkrijk in het Gemengd Comité een unilaterale verklaring zal afleggen over de praktijk die het voornemens is in te voeren met betrekking tot markttoezicht- en handhavingsactiviteiten, in de context van de specifieke regelingen die in het kader van het protocol zijn ontwikkeld om het verkeer van goederen binnen de interne markt van het Verenigd Koninkrijk te vergemakkelijken.

De Unie moet nota nemen van de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk, indien deze verklaring wordt afgelegd.

4.

3.2.4.Verklaring van de Unie waarin nota wordt genomen van de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk over onbelemmerde toegang


Verwacht wordt dat het Verenigd Koninkrijk in het Gemengd Comité een unilaterale verklaring zal afleggen waarin het de praktijk uiteenzet die het voornemens is in te voeren met betrekking tot het vervoer van goederen van Noord-Ierland naar andere delen van het Verenigd Koninkrijk.

De Unie moet nota nemen van de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk, indien deze verklaring wordt afgelegd.

3.3.Artikel 8 van het protocol: Invoering van een versterkt coördinatiemechanisme met betrekking tot de werking van het protocol op het gebied van btw en accijnzen

Het Gemengd Comité kan onder meer de aan gespecialiseerde comités toevertrouwde taken veranderen en deze comités ontbinden krachtens artikel 164, lid 5, punt c), van het terugtrekkingsakkoord.

Overeenkomstig artikel 8, vierde alinea, van het protocol bespreekt het Gemengd Comité regelmatig de uitvoering van dat artikel, onder meer met betrekking tot de verlagingen en vrijstellingen die zijn opgenomen in de in de eerste alinea van dat artikel bedoelde bepalingen, en neemt het, in voorkomend geval en naargelang de noodzaak ervan, maatregelen voor de juiste toepassing ervan.

Krachtens artikel 8, vijfde alinea, van het protocol kan het Gemengd Comité de toepassing van dit artikel evalueren, rekening houdend met de integrerende plaats van Noord-Ierland in de interne markt van het Verenigd Koninkrijk, en in voorkomend geval passende maatregelen treffen.

Met het oog op de doeltreffendheid van artikel 8 van het protocol en in het bijzonder rekening houdend met de integrerende plaats van Noord-Ierland in de interne markt van het Verenigd Koninkrijk, moeten de Unie en het Verenigd Koninkrijk een gestructureerde evaluatie uitvoeren van eventuele problemen bij de uitvoering en de toepassing van artikel 8, waaronder met name de mogelijke gevolgen voor Noord-Ierland van toekomstige beleids- en regelgevingsinitiatieven van de Unie en het Verenigd Koninkrijk op het gebied van btw en accijnzen met betrekking tot goederen.

Daarom is het passend dat het Gemengd Comité voorziet in de organisatie van speciale vergaderingen van het Gespecialiseerd Comité voor de uitvoering van het protocol als een versterkt coördinatiemechanisme, zodat de Unie en het Verenigd Koninkrijk alle kwesties in verband met de werking van het protocol op het gebied van btw en accijnzen kunnen identificeren en bespreken, en waar nodig passende maatregelen kunnen voorstellen.

3.4.Artikel 10 van het protocol

Artikel 10, lid 1, van het protocol, gelezen in samenhang met artikel 5 van het protocol, bevat bepaalde regels van Unierecht met betrekking tot staatssteuntoezicht die van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van maatregelen die van invloed zijn op de onder het protocol vallende handel tussen Noord-Ierland en de Unie. De Unie heeft 17 december 2020 in het Gemengd Comité een unilaterale verklaring afgelegd om het toepassingsgebied van artikel 10, lid 1, van het protocol te verduidelijken.

Om het toepassingsgebied van artikel 10, lid 1, van het protocol verder te verduidelijken, is het passend dat de Unie en het Verenigd Koninkrijk overeenstemming bereiken over de voorwaarden waaronder door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk verleende staatssteun binnen het toepassingsgebied van artikel 10, lid 1, van het protocol valt, met name wat een reëel en rechtstreeks verband met Noord-Ierland betreft. Het is derhalve passend dat de Unie en het Verenigd Koninkrijk daartoe in het Gemengd Comité een gezamenlijke verklaring afleggen.

3.5.Artikel 13, lid 3, van het protocol

5.

3.5.1.Wijziging van artikel 13, lid 3, van het protocol


Het protocol bevat de regels met betrekking tot de interne markt voor goederen en de douane-unie van de Unie, btw en accijnzen, energie en staatssteun die op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland van toepassing zijn. Daartoe bevatten de bijlagen 2 tot en met 5 bij het protocol, waarnaar in artikel 5, lid 4, en artikel 8 tot en met artikel 10, lid 1, daarvan wordt verwezen, een lijst bepalingen van Unierecht die op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland van toepassing zijn. Artikel 13, lid 3, van het protocol bepaalt dat, indien in het protocol naar een handeling van de Unie wordt verwezen, die verwijzing moet worden beschouwd als verwijzing naar die handeling van de Unie, zoals gewijzigd of vervangen.

Met het oog op de aanpak van de situatie waarin een specifieke handeling van de Unie tot wijziging of vervanging van een in de bijlagen bij het protocol vermelde handeling de inhoud of het toepassingsgebied van die handeling, zoals van toepassing vóór de wijziging of vervanging ervan, ingrijpend wijzigt en waarin de toepassing in Noord-Ierland van de aldus gewijzigde of vervangen handeling van de Unie ingrijpende gevolgen zou hebben die specifiek zijn voor het dagelijks leven van de gemeenschappen in Noord-Ierland, op een wijze die waarschijnlijk zal blijven voortduren, is het passend dat een noodremmechanisme wordt ingesteld. Er is voorgesteld dit mechanisme in te stellen middels de invoeging van een nieuw lid 3 bis in artikel 13 van het protocol.

Dit mechanisme zou in zeer uitzonderlijke omstandigheden en als laatste redmiddel kunnen worden geactiveerd door 30 leden van de wetgevende vergadering in Noord-Ierland van minstens twee partijen (en uitgezonderd de Speaker en de Deputy Speakers). De beoogde unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk inzake de betrokkenheid van de instellingen van het Akkoord van 1998, die aan het besluit van het Gemengd Comité zou worden gehecht, moet de interne procedure van het Verenigd Koninkrijk beschrijven, zodat het Verenigd Koninkrijk de Unie op de hoogte kan stellen overeenkomstig het beoogde nieuwe lid 3 bis van artikel 13 van het protocol. Het mechanisme zou kunnen worden gebruikt met betrekking tot een wijziging of vervanging van bepaalde welomschreven categorieën van in het protocol genoemde handelingen (d.w.z. handelingen genoemd in titel 1, eerste streepje, en de titels 7 tot en met 47 van bijlage 2 bij het protocol, en artikel 5, lid 1, derde alinea daarvan). Nadat de kennisgeving van het Verenigd Koninkrijk aan de Unie is gedaan, zou de handeling van de Unie, zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie, geheel of gedeeltelijk, al naargelang, niet langer op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland van toepassing zijn. De handeling van de Unie, zoals gewijzigd of vervangen door de specifieke handeling van de Unie, zou kunnen worden toegevoegd aan de desbetreffende bijlage bij het protocol overeenkomstig de procedure van artikel 13, lid 4, van dat protocol.

De beoogde wijziging van het protocol heeft tot doel tekortkomingen en situaties aan te pakken die bij de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord niet waren voorzien en die geen betrekking hebben op de delen een, vier en zes van het terugtrekkingsakkoord.

De beoogde wijziging vormt geen wijziging van de essentiële elementen van het terugtrekkingsakkoord, gezien het volgende:

·Het beoogde nieuwe lid 3 bis van artikel 13 van het protocol bevat welbepaalde en beperkte activeringsvoorwaarden voor het Verenigd Koninkrijk om de in de eerste alinea van lid 3 bis bedoelde kennisgeving te doen. Die voorwaarden zijn gedefinieerd in de derde alinea van het beoogde nieuwe lid 3 bis van artikel 13 van het protocol (inhoud of toepassingsgebied van de handeling van de Unie, zoals gewijzigd of vervangen door een specifieke handeling van de Unie, wijkt, geheel of gedeeltelijk, aanzienlijk af van de inhoud of het toepassingsgebied van de handeling van de Unie zoals van toepassing vóór de wijziging of vervanging ervan, en de toepassing van die handeling zou aanzienlijke gevolgen hebben die specifiek zijn voor het dagelijks leven van de gemeenschappen in Noord-Ierland, op een wijze die waarschijnlijk zal blijven voortduren). Met name de voorwaarde dat de inhoud of het toepassingsgebied van de handeling van de Unie, zoals gewijzigd of vervangen door een specifieke handeling van de Unie, geheel of gedeeltelijk aanzienlijk afwijkt van de inhoud of het toepassingsgebied van de handeling van de Unie zoals van toepassing vóór de wijziging of vervanging ervan, verwijst naar een situatie waarin de handeling van de Unie, zoals gewijzigd of vervangen door een specifieke handeling van de Unie, de situatie benadert van een nieuwe handeling van de Unie die binnen het toepassingsgebied van het protocol valt, die hoe dan ook onder artikel 13, lid 4, van dat protocol valt.

·De voorwaarden van de derde alinea van het beoogde nieuwe lid 3 bis van artikel 13 van het protocol zijn onderworpen aan geschillenbeslechting.

·Overeenkomstig punt 1 van de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk inzake de betrokkenheid van de instellingen van het Akkoord van 1998 moet alleen in de meest uitzonderlijke omstandigheden en als laatste redmiddel, nadat alle overige mechanismen zijn aangewend, aan het Verenigd Koninkrijk door dertig leden van de wetgevende vergadering in Noord-Ierland van ten minste twee partijen kennisgeving worden gedaan van hun wens om het noodremmechanisme toe te passen.

·De naleving van elk van de voorwaarden van punt 1 van de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk over de betrokkenheid van de instellingen van het Akkoord van 1998 is ook onderworpen aan geschillenbeslechting door de bepaling inzake goede trouw van het terugtrekkingsakkoord, en in de gezamenlijke verklaring betreffende artikel 13, lid 3 bis, erkennen de Unie en het Verenigd Koninkrijk dat een kennisgeving uit hoofde van artikel 13, lid 3 bis, van het protocol slechts te goeder trouw is gedaan in de zin van artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord indien zij is gedaan onder elk van de voorwaarden van punt 1 van de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk over de betrokkenheid van de instellingen van het Akkoord van 1998.

·Er wordt gezorgd voor een snelle naleving van een uitspraak van het arbitragepanel, d.w.z. wanneer kennisgeving wordt gedaan overeenkomstig het beoogde nieuwe lid 3 bis van artikel 13 van het protocol van het feit dat het Verenigd Koninkrijk niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een dergelijke kennisgeving als bedoeld in de derde alinea van dat lid of aan zijn verplichtingen inzake goede trouw uit hoofde van artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord, zoals uiteengezet in de punten 3.5.2 en 3.5.3 hieronder.

·Het toepassingsgebied van het beoogde nieuwe lid 3 bis van artikel 13 van het protocol is beperkt. Het kan van toepassing zijn op duidelijk omschreven delen van bijlage 2 bij het protocol en artikel 5, lid 1, derde alinea, van dat protocol.

6.

3.5.2.Aanbeveling inzake artikel 13, lid 3 bis, van het protocol


Wanneer het Verenigd Koninkrijk kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig het beoogde nieuwe lid 3 bis van artikel 13 van het protocol en volgens een uitspraak van een arbitragepanel niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een dergelijke kennisgeving, is het passend dat het Gemengd Comité aanbeveelt dat die uitspraak snel wordt nageleefd.

3.5.3.Gezamenlijke verklaring betreffende artikel 13, lid 3 bis, en het ontwerp van unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk over de betrokkenheid van de instellingen bij het Akkoord van 1998

In de beoogde gezamenlijke verklaring in het Gemengd Comité erkennen de Unie en het Verenigd Koninkrijk dat de kennisgeving van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van het beoogde nieuwe lid 3 bis van artikel 13 van het protocol slechts in overeenstemming is met artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord indien de kennisgeving is gedaan onder elk van de voorwaarden van punt 1 van de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk inzake de betrokkenheid van de instellingen van het Akkoord van 1998. Het is ook passend om te verduidelijken dat wanneer het Verenigd Koninkrijk volgens een uitspraak van een arbitragepanel niet heeft voldaan aan artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord met betrekking tot een dergelijke kennisgeving, de uitspraak van het arbitragepanel snel moet worden nageleefd.

3.6.Artikel 14 van het protocol: Gezamenlijke verklaring nr. XX van de Unie en het Verenigd Koninkrijk in het Gemengd Comité

In de beoogde gezamenlijke verklaring in het Gemengd Comité verklaren de Unie en het Verenigd Koninkrijk dat zij ten volle gebruik zullen maken van de gezamenlijke organen die bij het terugtrekkingsakkoord zijn opgericht (Gemengd Comité, gespecialiseerde comités en gemengde raadgevende werkgroep) om toezicht te houden op de uitvoering van het terugtrekkingsakkoord. In dit verband kan het Gespecialiseerd Comité voor de uitvoering van het protocol gedachtewisselingen mogelijk maken over toekomstige wetgeving van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot goederen die voor de werking van het protocol van belang zijn. Daartoe kan het Gespecialiseerd Comité in een bijzondere samenstelling bijeenkomen, namelijk het speciale orgaan inzake goederen, om de potentiële gevolgen van die toekomstige wetgeving in Noord-Ierland te beoordelen en te anticiperen op eventuele praktische problemen en deze te bespreken. De Unie en het Verenigd Koninkrijk moeten zich er tevens toe verbinden eventuele kwesties in verband met de werking van het protocol zo goed en zo snel mogelijk op te lossen. Zij moeten daarom gebruikmaken van de gezamenlijke organen om kwesties aan te pakken die zich bij de uitvoering van het protocol kunnen voordoen en waarover op verzoek van de partijen in de gezamenlijk organen een dialoog kan worden gevoerd.

3.7.Artikel 18 van het protocol

Het Verenigd Koninkrijk zal naar verwachting in het Gemengd Comité een unilaterale verklaring afleggen over het mechanisme voor democratische instemming van artikel 18 van het Protocol inzake Noord-Ierland/Ierland. De Unie moet nota nemen van de verklaring van het Verenigd Koninkrijk, en daarbij herinneren aan de taken van het Gemengd Comité uit hoofde van artikel 164 van het terugtrekkingsakkoord, indien deze verklaring zou worden afgelegd.

3.8.Bijlage 3 bij het protocol

7.

3.8.1.Wijziging van bijlage 3 bij het protocol


Bijlage 3 bij het protocol, waarnaar in artikel 8 van het protocol wordt verwezen, bevat de lijst van bepalingen van het Unierecht op het gebied van btw en accijnzen die van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland voor goederen. In artikel 8, vijfde alinea, van het protocol is bepaald dat het Gemengd Comité de toepassing van dat artikel kan evalueren, rekening houdend met de integrerende plaats van Noord-Ierland in de interne markt van het Verenigd Koninkrijk, en in voorkomende gevallen passende maatregelen kan vaststellen.

Gelet op de specifieke omstandigheden van Noord-Ierland, met inbegrip van de integrerende plaats ervan in de interne markt van het Verenigd Koninkrijk, moet bijlage 3 bij het protocol op bepaalde punten worden gewijzigd. Deze wijzigingen mogen geen aanleiding geven tot risico’s van belastingfraude of tot potentiële verstoring van de mededinging. De uitvoering ervan in Noord-Ierland, en met name de uitvoering van de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen, mag geen risico’s met zich meebrengen voor de interne markt van de Unie en de interne markt van het Verenigd Koninkrijk en mag evenmin leiden tot onnodige lasten voor bedrijven die in Noord-Ierland actief zijn. Ter verduidelijking van het toepassingsgebied van bepaalde handelingen die reeds in bijlage 3 bij het protocol zijn opgenomen, moeten twee noten aan die bijlage worden toegevoegd,

Wat de btw betreft, hebben deze noten betrekking op de mogelijkheden voor het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland om verlaagde btw-tarieven toe te passen op goederen die door belastingplichtigen worden geleverd en geïnstalleerd in onroerende goederen die zich in Noord-Ierland bevinden, en om verlaagde btw-tarieven en vrijstellingen met recht op aftrek toe te passen op een groter aantal categorieën leveringen dan waarin Richtlijn 2006/112/EG voorziet. De bijzondere regeling voor de btw voor kleine ondernemingen, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad, die van toepassing is met ingang van 1 januari 2025, hoeft ook niet door het Verenigd Koninkrijk te worden toegepast met betrekking tot Noord-Ierland mits de Uniedrempel voor de jaaromzet voor vrijgestelde leveringen van goederen en diensten in acht wordt genomen indien het Verenigd Koninkrijk een soortgelijke vrijstellingsregeling toepast. Ten slotte is het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland niet verplicht de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen van Richtlijn 2006/112/EG toe te passen met betrekking tot afstandsverkopen van goederen uit andere delen van het Verenigd Koninkrijk naar Noord-Ierland, op voorwaarde dat de goederen zijn onderworpen aan eindverbruik in Noord-Ierland en dat in het Verenigd Koninkrijk belasting over de toegevoegde waarde is geheven.

Wat de accijnzen betreft, wordt voorgesteld alleen alcoholbelasting op te nemen in de noten. Het Verenigd Koninkrijk kan met betrekking tot Noord-Ierland een andere tariefstructuur toepassen, met inbegrip van een tapvrijstelling op alcoholhoudende dranken die voor onmiddellijke consumptie in horecagelegenheden worden verkocht, mits de minimale accijnstarieven van de EU altijd in acht worden genomen en er geen sprake is van discriminatie van producten uit de Unie. Bovendien is het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland niet verplicht de bepalingen van de Unie inzake kleine zelfstandige alcoholproducenten toe te passen, maar kan het zijn eigen nationale regeling toepassen, mits de minimumtarieven van de Unie en de jaarlijkse productiedrempels van de Unie voor kleine zelfstandige producenten in acht worden genomen en beide partijen de automatische wederzijdse erkenning van dergelijke producenten uitsluiten.

Het beoogde besluit van het Gemengd Comité voorziet ook in de mogelijkheid om in de toekomst verdere noten aan bijlage 3 bij het protocol toe te voegen, mits in die noten wordt gespecificeerd op welke wijze de in bijlage 3 vermelde handelingen van de Unie van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. De bepalingen van het beoogde besluit tot wijziging van het protocol hebben tot doel tekortkomingen en situaties aan te pakken die bij de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord niet waren voorzien en die geen betrekking hebben op de delen een, vier en zes van het terugtrekkingsakkoord. De beoogde wijzigingen van bijlage 3 bij het protocol, die louter de wijze specificeren waarop de in bijlage 3 vermelde handelingen van de Unie van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland en voorzien in de mogelijkheid om verdere noten van dezelfde aard toe te voegen, vormen geen wijziging van een essentieel element van het terugtrekkingsakkoord.

8.

3.8.2.Verklaring betreffende het btw-stelsel voor goederen die geen risico vormen voor de interne markt van de Unie en betreffende de btw-regeling voor grensoverschrijdende teruggaaf


Met de beoogde gezamenlijke verklaring in het Gemengd Comité verklaren de Unie en het Verenigd Koninkrijk dat zij voornemens zijn de mogelijkheid te onderzoeken om een besluit van het Gemengd Comité vast te stellen op basis van de wijziging van bijlage 3 bij het protocol die is ingevoerd bij de bepalingen van het in afdeling 3.8.1 bedoelde besluit van het Gemengd Comité, waarin is bepaald dat de regels van de Unie inzake btw-tarieven niet van toepassing zijn op bepaalde goederen die vanwege hun aard en de voorwaarden waaronder zij worden geleverd, zijn onderworpen aan eindverbruik in Noord-Ierland en waarbij de toepassing van verschillende tarieven geen negatieve gevolgen zou hebben voor de interne markt van de Unie in de vorm van risico’s op belastingfraude of potentiële verstoring van de mededinging. De lijst moet regelmatig worden geëvalueerd en herzien.

De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn ook voornemens de huidige btw-regeling voor grensoverschrijdende teruggaaf op grond van de toepasselijke wetgeving van de Unie te evalueren en na te gaan of, indien nodig, een besluit van het Gemengd Comité moet worden vastgesteld waarbij eventueel nodige aanpassingen worden vastgesteld of waarbij de teruggaafregeling beperkt blijft tot de toepassing van de wetgeving van de Unie voor teruggaaf met betrekking tot derde landen. Bij die evaluatie moeten de administratieve lasten voor belastingplichtigen en de administratieve kosten voor de belastingdiensten in aanmerking worden genomen.

3.9.Artikel 5, lid 2, van het protocol: Bepaling van goederen waarvoor geen risico bestaat

9.

3.9.1.Ter vervanging van Besluit nr. 4/2020 van het Gemengd Comité betreffende de bepaling van goederen waarvoor geen risico bestaat


In Besluit nr. 4/2020 van het Gemengd Comité van 17 december 2020 betreffende de bepaling van goederen waarvoor geen risico bestaat, zijn de criteria vastgesteld voor goederen waarvoor ervan wordt uitgegaan dat er geen risico bestaat dat zij vervolgens naar de Unie worden gebracht en zij dus overeenkomstig artikel 5, lid 1, van het protocol niet aan douanerechten van de Unie worden onderworpen. Door het beoogde besluit van het Gemengd Comité zal de groep van de marktdeelnemers die in aanmerking komen voor het vervoer van goederen waarvoor geen risico bestaat uit andere delen van het Verenigd Koninkrijk naar Noord-Ierland worden uitgebreid. Ten eerste worden in het beoogde besluit nieuwe voorwaarden vastgesteld waaronder wordt aangenomen dat goederen niet aan commerciële bewerking worden onderworpen, onder meer door een verhoging van de maximale jaaromzet van marktdeelnemers waarbij een bewerking van goederen door die marktdeelnemers niet als commerciële bewerking wordt beschouwd, ongeacht de sector waarin zij actief zijn. Ten tweede zal het marktdeelnemers die in andere delen van het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd, worden toegestaan zich aan te sluiten bij de regeling voor betrouwbare handelaren die ten grondslag ligt aan de regelingen voor het vervoer van goederen waarvoor geen risico bestaat.

De specifieke voorwaarden voor de verlening van vergunningen aan betrouwbare handelaren moeten nader worden omschreven, zodat sterkere waarborgen worden gekoppeld aan de douanefaciliteiten die worden geboden aan betrouwbare handelaren en vergunde vervoerders voor het vervoer van goederen waarvoor geen risico bestaat, van andere delen van het Verenigd Koninkrijk naar Noord-Ierland, en die moeten worden vastgelegd in gerichte wijzigingen van de desbetreffende handelingen van de Unie.

Het besluit van het Gemengd Comité zal ook regels bevatten om de voorwaarden vast te stellen waaronder ervan kan worden uitgegaan dat voor goederen die in pakketten uit andere delen van het Verenigd Koninkrijk naar Noord-Ierland worden verzonden, geen risico bestaat: deze pakketten moeten worden geleverd aan particulieren die in Noord-Ierland verblijven en moeten in Noord-Ierland worden binnengebracht door vergunde vervoerders die vóór de levering van het pakket aan de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk gegevens over de artikelen in de pakketten zullen verstrekken indien het pakket wordt verzonden van een bedrijf in het Verenigd Koninkrijk naar een particulier die in Noord-Ierland verblijft.

De douanefaciliteiten voor betrouwbare handelaren en vergunde vervoerders bij het vervoer van goederen waarvoor geen risico bestaat van andere delen van het Verenigd Koninkrijk naar Noord-Ierland moeten worden vastgelegd in gerichte wijzigingen van de desbetreffende handelingen van de Unie. De belangrijkste bepalingen van het deel van het besluit van het Gemengd Comité dat betrekking heeft op het bepalen van goederen waarvoor geen risico bestaat, zullen geleidelijk in twee stappen van toepassing worden, naar aanleiding van verklaringen van de Unie waaruit blijkt dat het Verenigd Koninkrijk aan alle vereiste voorwaarden heeft voldaan en verklaringen van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de bereidheid van marktdeelnemers om aan de desbetreffende verplichtingen te voldoen.

3.9.2.Verklaring van de Unie waarin nota wordt genomen van de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk betreffende de versterking van de handhavingsmaatregelen voor goederen die in pakketten uit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk naar Noord-Ierland worden vervoerd

Verwacht wordt dat het Verenigd Koninkrijk in het Gemengd Comité een unilaterale verklaring zal afleggen waarin het de praktijk uiteenzet die het voornemens is in te voeren ter versterking van de handhavingsmaatregelen met betrekking tot goederen die in pakketten uit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk naar Noord-Ierland worden vervoerd.

De Unie moet nota nemen van de unilaterale verklaring van het Verenigd Koninkrijk, indien deze verklaring wordt afgelegd.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

10.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

11.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Gemengd Comité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten het terugtrekkingsakkoord.

De door het Gemengd Comité vast te stellen besluiten en aanbevelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU. Het beoogde besluit zal overeenkomstig artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord voor de partijen bindend zijn.

De gezamenlijke verklaringen die de partijen voornemens zijn in het Gemengd Comité af te leggen, worden in onderlinge overeenstemming afgelegd. Voorts kan de Unie in het Gemengd Comité unilaterale verklaringen afleggen.

De beoogde handelingen van het Gemengd Comité strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het terugtrekkingsakkoord.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

12.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

13.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het besluit, de aanbevelingen en de verklaringen houden verband met het protocol, dat integrerend deel uitmaakt van het terugtrekkingsakkoord, dat weer is gesloten op basis van artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 50, lid 2, VEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 50, lid 2, VEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handelingen en verklaringen

In het belang van de rechtszekerheid en de transparantie is het passend de besluiten, aanbevelingen en verklaringen na de vaststelling respectievelijk het afleggen ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.