Toelichting bij COM(2023)197 - Standpunt in het Gemengd Comité EU-Zwitserland inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten, in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit betreffende de na 2021 uitgevoerde wijziging van bijlage I en verduidelijking in bijlage IV bij de overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten (“de overeenkomst”) heeft tot doel het emissiehandelssysteem van de Unie (EU Emission Trading System, EU-ETS) te koppelen aan het Zwitserse, door toe te staan dat de in het ene systeem verleende emissierechten in het andere systeem kunnen worden verhandeld en voor naleving kunnen worden gebruikt, wat de mogelijkheden voor de beperking van de klimaatverandering vergroot. De overeenkomst is op 1 januari 2020 in werking getreden.

2.2. Het Gemengd Comité

Het krachtens artikel 12 van de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité is belast met het beheer van de overeenkomst en ziet toe op de uitvoering ervan. Het kan besluiten nieuwe bijlagen bij de overeenkomst goed te keuren of bestaande bijlagen te wijzigen. Het kan ook wijzigingen van de artikelen van de overeenkomst bespreken, gedachtewisselingen over de wetgeving van de partijen bevorderen en evaluaties van de overeenkomst verrichten.

Het Gemengd Comité is een bilateraal orgaan dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen (de EU en Zwitserland). Beide partijen moeten met de door het Gemengd Comité genomen besluiten instemmen.

2.3. De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Tijdens zijn zesde vergadering, die in 2023 zal worden gehouden, of eerder via de schriftelijke procedure van artikel 8, lid 4, van het reglement van orde van het Gemengd Comité1, moet het Gemengd Comité een besluitnemen met betrekking tot de na 2021 uitgevoerde wijziging van bijlage I en verduidelijking in bijlage IV bij de overeenkomst (“de beoogde handeling”).

Het doel van de beoogde handeling is bijlage I aan te passen aan de geactualiseerde wetgeving van zowel de Europese Unie als de Zwitserse Bondsstaat, en bijlage IV te verduidelijken.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de overeenkomst, waarin het volgende is bepaald: “Het Gemengd Comité kan besluiten een nieuwe bijlage goed te keuren of een bestaande bijlage bij deze overeenkomst te wijzigen”. Verder, en overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de overeenkomst, zijn alle besluiten van het Gemengd Comité waarin de overeenkomst voorziet, zodra zij in werking zijn getreden, bindend voor de partijen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het op dit voorstel van de Commissie gebaseerde besluit van de Raad bepaalt het standpunt van de Europese Unie betreffende het te nemen besluit van het Gemengd Comité om bijlage I bij de overeenkomst te wijzigen en bijlage IV bij de overeenkomst te verduidelijken.

Wijzigingen van bijlage I bij de overeenkomst worden noodzakelijk in het licht van de veranderingen in het regelgevingskader die zich sinds de inwerkingtreding van de overeenkomst in zowel de Europese Unie als Zwitserland hebben ontwikkeld. In 2021 is in beide systemen een nieuwe handelsperiode begonnen. Wat de Unie betreft, heeft de nieuwe handelsperiode geleid tot een aantal relevante wijzigingen van Richtlijn 2003/87/EG2, waarvan sommige moeten worden verduidelijkt (essentieel criterium 5 van deel A, essentieel criterium 14 van deel B van bijlage I) of waarbij de desbetreffende bepalingen, met inbegrip van de verwijzingen naar wetgeving (essentieel criterium 10 van deel A en essentiële criteria 2, 9, 10 en 13 van deel B van bijlage I) in deel A van de kolom van het EU-ETS van bijlage I worden geactualiseerd. Bovendien, en omwille van de duidelijkheid, moet de achterhaalde tekst van de essentiële criteria in de EU-kolom (essentiële criteria 8, 9, 12 en 13 van deel A en essentiële criteria 9, 10 en 12 van deel B), met inbegrip van de aanhef van deel A, worden geschrapt.

De toepasselijkheid van de wettelijke bepalingen vanaf het begin van de nieuwe handelsperiode wordt zowel in de kolom van de EU (essentiële criteria 10 en 12 van deel A en essentiële criteria 2 en 12 van deel B) als in die van Zwitserland (essentiële criteria 2, 3, 4, 5, 10, 11, 12 en 13 van deel A en essentiële criteria 2, 4, 5, 6, 7, 8, 11, 12, 13, 14 en 15 van deel B) weergegeven.

Ten slotte wordt, wat de Zwitserse kolom betreft, daarenboven verduidelijkt (essentiële criteria 5 en 10 van deel A en 7, 11 en 14 van deel B), hoe de verenigbaarheid van de twee systemen kan worden gehandhaafd met het oog op een gelijk speelveld en concurrentieverstoring (essentiële criteria 8, 9 en 10 van deel A, essentiële criteria 9 en 10 van deel B). De actualisering van de verwijzingen naar wetgeving, deels om de jaarlijkse actualiseringen van de relevante Zwitserse wetgeving te weerspiegelen, leidt tot wijzigingen van de essentiële criteria 4, 5, 10 en 12 van deel A en 7, 8, 11 en 15 van deel B van bijlage I.

Wijzigingen van de essentiële criteria van deel C van bijlage I met betrekking tot “Essentiële criteria voor registers” weerspiegelen het regelgevingskader van de handelsperiode die op 1 januari 2021 is begonnen, houden rekening met de verschillende benaderingen die in de twee onafhankelijke, maar gekoppelde registers worden toegepast of introduceren een formulering die in de gegeven context geschikter is en in overeenstemming is met de desbetreffende wetgeving.

Ten slotte wordt in bijlage IV een voetnoot ter verduidelijking toegevoegd.

De ontwikkeling van een goed functionerende internationale koolstofmarkt via een bottom-up koppeling van emissiehandelsregelingen is een beleidsdoelstelling op lange termijn van de EU en de internationale gemeenschap, met name als middel om de klimaatdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken. In dit verband voorziet artikel 25 van de richtlijn tot vaststelling van het EU-systeem voor de handel in emissierechten (EU-ETS) in de koppeling van het EU-ETS met andere emissiehandelsregelingen op voorwaarde dat zij bindend zijn, een absoluut emissieplafond hebben en verenigbaar zijn, zoals het geval is met de Zwitserse regeling. Na de inwerkingtreding van de overeenkomst op 1 januari 2020 vormt het herstellen van de verenigbaarheid en samenhang, onder meer met de huidige en toepasselijke wettelijke bepalingen van de twee partijen bij de overeenkomst, een belangrijk element voor een goede en doeltreffende uitvoering en werking van de overeenkomst.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt3.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité is een lichaam dat is opgericht krachtens artikel 12 van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten.

De door het Gemengd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling op of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de voorgenomen handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het milieu.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 192, lid 1, VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Gemengd Comité strekt tot wijziging van de bijlagen I en IV bij de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten, is het passend deze handeling na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.