Toelichting bij COM(2023)276 - Wijziging van Verordening 2022/109 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening 2023/194 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Verordening (EU) 2023/194 van de Raad0 bevat voor 2023 voor bepaalde visbestanden de vangstmogelijkheden die in de wateren in de EU en, voor vissersvaartuigen van de EU, in bepaalde wateren buiten de EU van toepassing zijn, en bevat voor 2023 en 2024 dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden. Deze vangstmogelijkheden worden in de periode waarin ze van toepassing zijn, doorgaans meerdere keren gewijzigd op grond van de meest recente wetenschappelijke adviezen en ontwikkelingen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde maatregelen stroken met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de andere beleidsterreinen van de Unie, en met name met het milieubeleid.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit

Het voorstel valt onder de exclusieve EU-bevoegdheid zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), VWEU. Het subsidiariteitsbeginsel is daarom niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel betreft de toewijzing van vangstmogelijkheden aan de lidstaten conform de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid0. Op grond van de artikelen 16 en 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de lidstaten beslissen hoe de hun ter beschikking staande vangstmogelijkheden op basis van bepaalde criteria voor de toewijzing van vangstmogelijkheden kunnen worden toegewezen aan vaartuigen die hun vlag voeren. De lidstaten beschikken derhalve over de nodige speelruimte om in het kader van de benutting van de hun ter beschikking staande vangstmogelijkheden, de toegewezen totale toegestane vangsten (TAC’s) te verdelen volgens het sociale/economische model van hun keuze.

Keuze van het instrument

Verordening.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft de belanghebbenden, met name via de adviesraden, en de lidstaten geraadpleegd over haar aanpak voor de verschillende voorstellen voor vangstmogelijkheden, zulks op basis van haar jaarlijkse mededeling “Naar een duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2023” (COM(2022) 253 final).

In hun reactie op die jaarlijkse mededeling hebben de belanghebbenden hun mening gegeven over de door de Commissie verrichte evaluatie van de situatie van de bestanden en over de vraag welke beheersmatige reactie passend is. De Commissie heeft bij de uitwerking van dit voorstel rekening gehouden met de reacties.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Commissie heeft de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) geraadpleegd over de te volgen methodiek. Het wetenschappelijk advies van de ICES is gebaseerd op een kader dat door zijn deskundigengroepen en besluitvormingsorganen is ontwikkeld, en wordt uitgebracht in lijn met zijn kader-partnerschapsovereenkomst met de Commissie.

Effectbeoordeling

De werkingssfeer van dit voorstel is omschreven in artikel 43, lid 3, VWEU.

Het is de bedoeling om met dit voorstel een kortetermijnaanpak te vermijden en te streven naar duurzaamheid op de lange termijn. Daarom wordt in het voorstel rekening gehouden met initiatieven van belanghebbenden en adviesraden indien deze door de ICES en/of het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) positief zijn beoordeeld. Het GVB-hervormingsvoorstel van de Commissie was gebaseerd op een effectbeoordeling (SEC(2011) 891), waarin werd geoordeeld dat de verwezenlijking van de MDO-doelstelling een noodzakelijke voorwaarde was om tot ecologische, economische en sociale duurzaamheid te komen en dat deze drie doelstellingen niet los van elkaar kunnen worden verwezenlijkt.

Wat de vangstmogelijkheden voor met niet-EU-landen gezamenlijk beheerde bestanden betreft, worden met dit voorstel hoofdzakelijk internationaal overeengekomen maatregelen geïmplementeerd. Bij het voorbereiden en voeren van internationale onderhandelingen met niet-EU-landen over de EU-vangstmogelijkheden wordt rekening gehouden met alle elementen die van belang zijn voor de beoordeling van de mogelijke gevolgen van de vangstmogelijkheden.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Het voorstel eerbiedigt de grondrechten, en met name die welke in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregelen hebben geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Artikelsgewijze toelichting

Voorgesteld wordt Verordening (EU) 2023/194 te wijzigen zoals hieronder uiteengezet.

Ansjovis in de Iberische wateren

In afwachting van de bekendmaking van het wetenschappelijk advies van de ICES is in Verordening (EU) 2023/194 de TAC voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in de ICES-deelgebieden 9 en 10 (Iberische wateren en wateren grenzend aan de Azoren) en in de wateren van de Unie van sector 34.1.1 (oosten van Madeira en van de Canarische eilanden) van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 voorlopig vastgesteld op nul.

Verwacht wordt dat de ICES zijn advies voor dat bestand en voor die periode op 21 juni 2023 bekend zal maken. Om de visserijactiviteiten te kunnen voortzetten tot de definitieve TAC voor dat bestand op basis van dat wetenschappelijk advies is vastgesteld, moet een voorlopige TAC van 4 564 ton voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2023 worden vastgesteld. Dat niveau komt overeen met de vangsten van dat bestand in het derde kwartaal van 2022.


Noordse garnaal in het Skagerrak en het Kattegat

Op 17 maart 2023 zijn de EU en Noorwegen een TAC overeengekomen voor Noordse garnaal (Pandalus borealis) in de EU-wateren en de Noorse wateren van ICES-sector 3a (Skagerrak en Kattegat) voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023. Daarom is in Verordening (EU) 2023/194, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/730 van de Raad0, een TAC vastgesteld voor Noordse garnaal in ICES-sector 3a voor die periode.

Verwacht wordt dat de ICES zijn advies voor Noordse garnaal in de ICES-sectoren 3a en 4a oost voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 op 9 juni 2023 bekend zal maken. Daarna vindt bilateraal overleg tussen de EU en Noorwegen plaats over het TAC-niveau voor Noordse garnaal in ICES-sector 3a voor die periode. In afwachting van de formele uitkomst van dat overleg wordt in dit voorstel bij de TAC voor Noordse garnaal in ICES-sector 3a voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 “pm” (pro memorie) vermeld. Zodra de uitkomst bekend is, werken de diensten van de Commissie het onderhavige voorstel bij door middel van een non-paper waarin de TAC voor die periode wordt voorgesteld.


Sprot in de Noordzee en in het Skagerrak en het Kattegat

In afwachting van de bekendmaking van het wetenschappelijk advies van de ICES zijn in Verordening (EU) 2023/194 de TAC’s voor sprot (Sprattus sprattus) voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 in de EU- en de VK-wateren van ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a (Noordzee), respectievelijk in de EU-wateren en de Noorse wateren van ICES-sector 3a (Skagerrak en Kattegat) voorlopig vastgesteld op nul.

Verwacht wordt dat de ICES zijn advies voor sprot in ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 3a voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 op 20 april 2023 bekend zal maken. Daarna vindt trilateraal overleg tussen de EU, het VK en Noorwegen plaats over: i) het niveau van de totale vangstmogelijkheden voor dat bestand voor die periode, en ii) het niveau van de TAC’s voor sprot in ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a en in ICES-sector 3a voor die periode. In afwachting van de formele uitkomst van dat overleg wordt in dit voorstel bij de TAC’s voor sprot in ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a, respectievelijk ICES-sector 3a voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 “pm” (pro memorie) vermeld. Zodra de uitkomst bekend is, werken de diensten van de Commissie het onderhavige voorstel bij door middel van een non-paper waarin de TAC’s voor die periode worden voorgesteld.


Sprot in het Kanaal

In afwachting van de bekendmaking van het wetenschappelijk advies van de ICES is in Verordening (EU) 2023/194 de TAC voor sprot in de EU- en de VK-wateren van de ICES-sectoren 7d en 7e (Kanaal) voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 voorlopig vastgesteld op nul.

Verwacht wordt dat de ICES zijn advies voor sprot in de ICES-sectoren 7d en 7e voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 op 20 april 2023 bekend zal maken. Daarna vindt op grond van artikel 498, leden 2, 4 en 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst (HSO)0 bilateraal overleg tussen de EU en het VK plaats over het TAC-niveau voor dat in bijlage 35 bij de HSO vermelde bestand voor die periode. In afwachting van de formele uitkomst van dat overleg wordt in dit voorstel bij de TAC voor sprot in de ICES-sectoren 7d en 7e voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 “pm” (pro memorie) vermeld. Zodra de uitkomst bekend is, werken de diensten van de Commissie het onderhavige voorstel bij door middel van een non-paper waarin de TAC voor die periode wordt voorgesteld.


Regionale organisaties voor visserijbeheer

Krachtens de artikelen 15 en 17 van Verordening (EU) 2022/2056 van het Europees Parlement en de Raad0 is het verboden om in het gebied dat onder het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (WCPFC) valt, oceanische witpunthaaien (Carcharhinus longimanus) en zijdehaaien (Carcharhinus falciformis) geheel of in delen aan boord te houden, over te laden, op een vissersvaartuig op te slaan of aan te landen. Om overlapping tussen bepalingen over hetzelfde onderwerp te voorkomen, moet artikel 45 van Verordening (EU) 2023/194 worden geschrapt.


Op grond van een aantal aanbevelingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) kan de Unie op verzoek een percentage van haar ongebruikte quotum van bestanden in het Iccat-verdragsgebied, volgens de door de Iccat vastgestelde regels voor elk Iccat-bestand, van het voorlaatste of het voorgaande jaar naar een bepaald jaar overdragen. Bij Verordening (EU) 2022/109 van de Raad0, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/515 van de Raad0, zijn voor 2022 EU-quota voor Iccat-bestanden vastgesteld in overeenstemming met het resultaat van de Iccat-jaarvergadering van 2021, waarbij rekening is gehouden met de overdrachten van ongebruikte EU-quota waar van toepassing. Daarnaast zijn bij Verordening (EU) 2023/194, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/730, voor 2023 EU-quota voor die Iccat-bestanden vastgesteld in overeenstemming met het resultaat van de Iccat-jaarvergadering van 2022, waarbij rekening is gehouden met de overdrachten van ongebruikte EU-quota waar van toepassing. Het inhouden van quota van de lidstaten om ze naar het volgende jaar over te dragen overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad0 mag daarom niet worden toegestaan en de Verordeningen (EU) 2022/109 en (EU) 2023/194 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.