Toelichting bij COM(2023)422 - Standpunt EU in de Commissie voor de visserij in het westelijke en het centrale deel van de Stille Oceaan (WCPFC)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in de vergaderingen van de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC) voor de periode 2024-2028 moet worden ingenomen in verband met de beoogde vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen.

Inhoudsopgave

1.

Achtergrond van het voorstel



2.

2.1.Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan


Het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (het WCPF-verdrag) heeft met de oprichting van de WCPFC tot doel door een efficiënt beheer de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan te garanderen. Het Verdrag is op 19 juni 2004 in werking getreden.

De EU is partij bij de WCPFC, aangezien zij het WCPF-verdrag uit hoofde van Besluit 2005/75/EG van de Raad 1 heeft goedgekeurd.

3.

2.2.Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan


De WCPFC is het lichaam dat is opgericht krachtens het WCPF-verdrag en dat verantwoordelijk is voor het beheer en de instandhouding van de visbestanden in het verdragsgebied. De WCPFC neemt instandhoudings- en beheersmaatregelen om de duurzaamheid op lange termijn van over grote afstanden trekkende visbestanden in het verdragsgebied te waarborgen en te garanderen dat deze bestanden optimaal gebruikt worden. Dergelijke maatregelen kunnen voor de EU bindend worden.

Als lid van de WCPFC is de EU gerechtigd te participeren in, en te stemmen over, haar besluiten. De WCPFC neemt haar besluiten bij consensus, en betreffende inhoudelijke besluiten is een drievierdemeerderheid mogelijk indien er geen consensus bestaat. Voor bepaalde aangelegenheden is niettemin consensus vereist.

4.

2.3.WCPFC-besluiten


De WCPFC heeft de bevoegdheid om instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de onder haar verantwoordelijkheid vallende visserijen vast te stellen, en die zijn bindend voor de verdragsluitende partijen.

Overeenkomstig artikel 20, lid 5, van het WCPF-verdrag treden de maatregelen in werking 60 dagen na de datum waarop de WCPFC de verdragsluitende partijen ervan in kennis heeft gesteld. Een lid van de WCPFC dat tegen een besluit heeft gestemd of bij de vergadering waarin het besluit is genomen niet aanwezig was, kan binnen 30 dagen na de vaststelling van het besluit een verzoek indienen tot herziening van het besluit door een herzieningsforum.

5.

3.Namens de EU in te nemen standpunt


Het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de jaarvergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), wordt momenteel bepaald volgens een tweeledige aanpak. In een besluit van de Raad worden de beginselen voor het standpunt van de EU voor meerdere jaren vastgelegd, waarna het standpunt vóór elke jaarlijkse vergadering wordt aangepast via non-papers van de diensten van de Commissie, die door de Raad moeten worden bekrachtigd.

Voor de WCPFC is deze aanpak ten uitvoer gelegd bij Besluit (EU) 2019/862 van de Raad van 14 mei 2019, waarin het standpunt van de EU binnen de WCPFC voor de periode 2019-2023 is vastgesteld. Het besluit bevat algemene beginselen, maar houdt ook zo veel mogelijk rekening met de specifieke kenmerken van de WCPFC. Voorts is op verzoek van de lidstaten de standaardprocedure voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de EU in het besluit opgenomen.

In Besluit (EU) 2019/862 van de Raad zijn de beginselen van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 2 , opgenomen, met inachtneming van de doelstellingen die zijn bepaald in de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 3 . Voorts heeft het besluit het standpunt van de EU aangepast aan het Verdrag van Lissabon.

Besluit (EU) 2019/862 van de Raad voorziet in een toetsing, en waar passend, een herziening van het standpunt van de EU vóór de jaarlijkse vergadering van 2024. Dit voorstel strekt er dan ook toe het standpunt van de EU in de WCPFC voor de periode 2024-2028 vast te stellen, en vervangt Besluit (EU) 2019/862 van de Raad.

Het huidige voorstel houdt, met betrekking tot visserij, rekening met de Europese Green Deal, met name de biodiversiteits 4 -, de klimaatadaptatie 5 - en de “van boer tot bord” 6 -strategie. Het voorstel houdt ook rekening met de strategie voor kunststoffen 7 en het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen 8 . Voorts wordt in het voorstel ook de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance in aanmerking genomen 9 .

Rechtsgrondslag



6.

4.1.Procedurele rechtsgrondslag


7.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar wel een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de EU vaststelt” 10 .

8.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De WCPFC is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten het WCPF-verdrag.

De door de WCPFC aan te nemen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De handelingen zijn uit hoofde van het volkenrecht bindend overeenkomstig artikel 20 van het WCPF-verdrag en kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, waaronder:

·Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen 11 ;

·Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 12 ;

·Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 13 , en.

·Verordening (EU) 2022/2056 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 tot vaststelling van de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de Commissie voor de visserij in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad 14 .

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het WCPF-verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

9.

4.2.Materiële rechtsgrondslag


10.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de EU een standpunt wordt ingenomen. Wanneer die handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component (terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is) moet het krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

11.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. Verordening (EU) nr. 1380/2013 vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU. Het besluit zal in de plaats komen van Besluit (EU) 2019/862 van de Raad, dat betrekking heeft op de periode 2019-2023.

12.

4.3.Conclusie


De rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.