Toelichting bij COM(2023)404 - Standpunt EU in de vergaderingen van de partijen bij de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de vergaderingen van de partijen bij de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee voor de periode 2024-2028 in verband met de beoogde vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen.

Inhoudsopgave

1.

Achtergrond van het voorstel



2.

2.1.De Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee


Het doel van de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee (hierna “de overeenkomst” genoemd) bestaat erin ongereglementeerde visserij in de volle zee van de centrale Noordelijke IJszee te voorkomen door voorzorgsmaatregelen op het vlak van instandhouding en beheer toe te passen in het kader van een langetermijnstrategie, teneinde mariene ecosystemen gezond te houden en de instandhouding en de duurzame bevissing van de visbestanden te verzekeren. De overeenkomst is op 25 juni 2021 in werking getreden.

De EU is partij bij de overeenkomst 1 .

3.

2.2.De vergadering van de partijen


De vergadering van de partijen is het besluitvormingsorgaan in het kader van de overeenkomst, dat om de twee jaar, of zo het daartoe besluit, frequenter bijeenkomt. Besluiten over procedurekwesties worden bij meerderheid genomen en besluiten over inhoudelijke kwesties worden bij consensus genomen. De EU is gerechtigd te participeren in, en te stemmen over, de besluiten.

4.

2.3.Door de vergadering van de partijen genomen besluiten


De vergadering van de partijen is bevoegd voor de vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen, die bindend zijn voor de overeenkomstsluitende partijen. Een partij kan bezwaar maken tegen een maatregel.

5.

3.Namens de EU in te nemen standpunt


Voorgesteld wordt het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de vergaderingen van de partijen, vast te stellen volgens een tweeledige aanpak. In een besluit van de Raad zullen de leidende beginselen voor het standpunt van de EU op meerjarenbasis worden beschreven. Het standpunt van de EU zal vervolgens voor elke vergadering worden aangepast door non-papers van de diensten van de Commissie, die door de Raad moeten worden bekrachtigd.

Deze aanpak is uitgevoerd bij Besluit (EU) 2020/1582 van de Raad van 23 oktober 2020, waarin het standpunt is vastgesteld dat namens de EU in de vergadering van de partijen bij de overeenkomst moet worden ingenomen voor de periode 2020-2024. Het besluit bevat algemene beginselen, maar houdt ook zo veel mogelijk rekening met de specifieke kenmerken van de overeenkomst. Daarnaast bevat het de standaardprocedure om elk jaar overeenkomstig het verzoek van de lidstaten het standpunt van de EU vast te stellen.

In Besluit (EU) 2020/1582 van de Raad zijn de beginselen van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid, als vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 2 , opgenomen, met inachtneming van de doelstellingen die zijn bepaald in de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 3 .

Besluit (EU) 2020/1582 van de Raad voorziet niet in een herziening van het standpunt van de EU vóór de vergadering van de partijen bij de overeenkomst in 2025. De meeste van de besluiten van de Raad tot vaststelling van het standpunt van de EU binnen de verschillende regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) waarbij de Unie verdrag- of overeenkomstsluitende partij is, dienen echter te worden herzien vóór de jaarlijkse vergaderingen van 2024 van die ROVB’s. Om consistentie tussen de standpunten van de EU in alle ROVB’s te bevorderen en de tijdsplanning voor de herzieningsprocedures te synchroniseren, is het derhalve passend de herziening van het standpunt van de EU in de overeenkomst voor de periode 2024-2028 te vervroegen en Besluit (EU) 2020/1582 van de Raad te vervangen.

Dit is de aanpak die momenteel ook bij de ROVB’s wordt gevolgd en voor het standpunt dat namens de EU in die vergaderingen moet worden ingenomen.

De huidige herziening houdt, met betrekking tot visserij, rekening met de Europese Green Deal, met name de biodiversiteits 4 -, de klimaatadaptatie 5 - en de “van boer tot bord” 6 -strategie. Het voorstel houdt ook rekening met de strategie voor kunststoffen 7 en het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen 8 . Voorts wordt ook rekening gehouden met de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance 9 , de gezamenlijke mededeling “Een sterker engagement van de EU voor een vreedzaam, duurzaam en welvarend noordpoolgebied” 10 en een gezamenlijke mededeling over “een geïntegreerd beleid van de Europese Unie voor het noordpoolgebied” 11 .

Rechtsgrondslag



6.

4.1.Procedurele rechtsgrondslag


7.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de EU worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 12 .

8.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De vergadering van de partijen is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee.

De door de vergadering van de partijen vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen van de vergadering van de partijen zullen volkenrechtelijk bindend zijn en kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten:

·Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen 13 ;

·Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de EU die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 14 ; en

·Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 15 .

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

9.

4.2.Materiële rechtsgrondslag


10.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de EU een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

11.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. Verordening (EU) nr. 1380/2013 vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU. Het besluit dient ter vervanging van Besluit (EU) 2020/1582 van de Raad, dat de periode 2020-2024 bestrijkt.

12.

4.3.Conclusie


De rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.