Toelichting bij COM(2023)437 - Standpunt EU in de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in vergaderingen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee voor de periode 2024-2028 in verband met de beoogde vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen.

Inhoudsopgave

1.

Achtergrond van het voorstel



2.

2.1.Overeenkomst inzake de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee


De Overeenkomst inzake de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (“de GFCM-overeenkomst”) is erop gericht te zorgen voor de instandhouding en het duurzame gebruik, op biologisch, maatschappelijk, economisch en milieugebied, van de levende mariene rijkdommen, alsook voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in het onder de overeenkomst vallende gebied. De GFCM-overeenkomst is in werking getreden in 1952. In 1963, 1976, 1997 en 2014 zijn wijzigingen van de GFCM-overeenkomst goedgekeurd.

De Europese Unie is partij bij de GFCM-overeenkomst, die zij bij Besluit 98/416/EG van de Raad 1 heeft goedgekeurd. Ook Bulgarije, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Malta, Roemenië en Slovenië zijn overeenkomstsluitende partijen bij de GFCM-overeenkomst.

3.

2.2.Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee


De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) is het bij de GFCM-overeenkomst opgerichte lichaam dat moet zorgen voor de instandhouding en het duurzame gebruik, op biologisch, maatschappelijk, economisch en milieugebied, van de levende mariene rijkdommen, alsook voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de daarmee in verbinding staande wateren. De raad stelt instandhoudings- en beheersmaatregelen vast om de onder zijn verantwoordelijkheid vallende visbestanden te beheren.

Als lid van de GFCM is de EU gerechtigd te participeren in de besluitvorming en over de besluiten te stemmen. Er is een verklaring van bevoegdheid van de EU voor de GFCM-overeenkomst. De EU oefent het stemrecht uit van haar lidstaten die overeenkomstsluitende partij zijn: wanneer de EU stemt, stemmen de EU-lidstaten niet en vice versa. De besluiten van de GFCM worden genomen met een tweederdemeerderheid van de aanwezige GFCM-leden die aan de stemming hebben deelgenomen.

4.

2.3.Besluiten van de GFCM


De GFCM heeft de bevoegdheid om instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de onder haar verantwoordelijkheid vallende visserijen vast te stellen, die bindend zijn voor de overeenkomstsluitende partijen.

Overeenkomstig artikel 13.3 van de GFCM-overeenkomst treden de maatregelen in werking 120 dagen na de datum waarop de overeenkomstsluitende partijen ervan in kennis zijn gesteld door de GFCM. Overeenkomstsluitende partijen die binnen 120 dagen na de datum van kennisgeving bezwaar aantekenen tegen een door de GFCM vastgestelde maatregel, zijn niet door die maatregel gebonden. Wanneer meer dan een derde van de overeenkomstsluitende partijen bezwaar aantekent, zijn de andere overeenkomstsluitende partijen niet verplicht de betwiste maatregel uit te voeren.

5.

3.Namens de EU in te nemen standpunt


Het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de jaarvergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), wordt momenteel bepaald volgens een tweeledige aanpak. De leidende beginselen voor het standpunt van de EU worden voor meerdere jaren vastgelegd in een besluit van de Raad, waarna het standpunt vóór elke jaarlijkse vergadering wordt aangepast via non-papers van de diensten van de Commissie, die door de Raad moeten worden bekrachtigd.

Voor de GFCM is deze aanpak ten uitvoer gelegd bij Besluit (EU) 2019/869 van de Raad van 14 mei 2019, waarin het standpunt van de EU binnen de GFCM voor de periode 2019-2023 is vastgesteld. Het besluit bevat algemene beginselen, maar houdt ook zo veel mogelijk rekening met de specifieke kenmerken van de GFCM. Voorts is op verzoek van de lidstaten de standaardprocedure voor de jaarlijkse bepaling van het standpunt van de EU in het besluit opgenomen.

In Besluit (EU) 2019/869 van de Raad zijn de beginselen van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 2 , opgenomen, met inachtneming van de doelstellingen die zijn vermeld in de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 3 . Voorts is in het besluit het standpunt van de EU in lijn gebracht met het Verdrag van Lissabon.

Besluit (EU) 2019/869 van de Raad voorziet in een toetsing en, waar passend, een herziening van het standpunt van de EU vóór de jaarlijkse vergadering van 2024. Dit voorstel strekt er dan ook toe het standpunt van de EU binnen de GFCM voor de periode 2024-2028 uiteen te zetten, en vervangt Besluit (EU) 2019/869 van de Raad.

Dit voorstel houdt, met betrekking tot visserij, rekening met de Europese Green Deal, met name met de biodiversiteits- 4 , de klimaatadaptatie-” 5 en de “van boer tot bord”-strategie 6 . Er wordt ook rekening gehouden met de strategie inzake kunststoffen 7 en het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te dringen 8 . Voorts wordt rekening gehouden met de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance 9 .

De huidige herziening houdt eveneens rekening met de verbintenissen die de EU op internationaal niveau is aangegaan met betrekking tot de Middellandse Zee en de Zwarte Zee in de ministeriële verklaring van Malta MedFish4Ever 10 , de ministeriële verklaring van Sofia 11 en de GFCM-strategie voor 2030 voor duurzame visserij en aquacultuur in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee 12 .

Rechtsgrondslag



6.

4.1.Procedurele rechtsgrondslag


7.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

“Handelingen met rechtsgevolgen” omvatten handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen, en instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 13 .

8.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De GFCM is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de GFCM-overeenkomst.

De door de GFCM vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen zijn overeenkomstig artikel 13 van de GFCM-overeenkomst bindend uit hoofde van het internationaal recht en kunnen beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, waaronder:

Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen 14 ;

Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 15 ; en

Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 16 .

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de GFCM-overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

9.

4.2.Materiële rechtsgrondslag


10.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de EU een standpunt wordt ingenomen. Wanneer die handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

11.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. De rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld, is Verordening (EU) nr. 1380/2013.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU. Het besluit vervangt Besluit (EU) 2019/869 van de Raad, dat de periode 2019-2023 bestrijkt.

12.

4.3.Conclusie


De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.