Toelichting bij COM(2023)519 - Toekenning van bevoegdheden als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 15 van Verordening 2017/2403 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

Verordening (EU) 2017/2403 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten1 (de DBEV-verordening) strekt tot het volgende:


a. intensivering van de controles van visserijactiviteiten, voornamelijk door middel van machtigingen voor EU-vaartuigen die buiten EU-wateren vissen;


b. implementatie van een aantal machtigingen voor EU-vlaggenstaten in het kader van bilaterale EU-visserijovereenkomsten en van regionale organisaties voor visserijbeheer; en


c. versterking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op het gebied van duurzame visserij, controle en EU-regels voor de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij).


Om de doelstellingen van de DBEV-verordening te verwezenlijken en met name om haar aan te passen aan mogelijke ontwikkelingen, is aan de Commissie overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de bevoegdheid toegekend om handelingen vast te stellen. De Commissie kan deze bevoegdheid2 gebruiken om de bijlage3 te wijzigen en te zorgen voor een passende monitoring van de activiteiten van vissersvaartuigen in het kader van de verordening, met name door middel van nieuwe gegevensvereisten; en de voorwaarden voor vismachtigingen van artikel 10 aan te vullen4 door in het Unierecht het resultaat te implementeren van overleg tussen de Unie en derde landen waarmee de Unie een overeenkomst heeft gesloten, of van regelingen met kuststaten waarmee visbestanden worden gedeeld.


Artikel 44 van de DBEV-verordening bevat de voorwaarden waaronder de Commissie gedelegeerde handelingen kan vaststellen.

2. Rechtsgrondslag


Dit verslag is vereist op grond van artikel 44, lid 2, van de DBEV-verordening. Krachtens die bepaling is de in artikel 5, lid 2, en artikel 15 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar, die op 17 januari 2018 inging. De Commissie moet uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie opstellen. Bij gebrek aan verzet van de medewetgevers werd de bevoegdheidsdelegatie stilzwijgend verlengd met nog eens vijf jaar, tot 17 januari 2028.


De DBEV-verordening verleent de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen om:


a. de bijlage te wijzigen en te zorgen voor een passende monitoring van de activiteiten van vissersvaartuigen in het kader van de verordening, met name door middel van nieuwe gegevensvereisten (artikel 5, lid 2, van de DBEV-verordening); en


b. de voorwaarden voor vismachtigingen van artikel 10 aan te vullen door in het Unierecht het resultaat te implementeren van het overleg tussen de Unie en derde landen waarmee de Unie een overeenkomst heeft gesloten, of van regelingen met kuststaten waarmee visbestanden worden gedeeld (artikel 15 van de DBEV-verordening).

3. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie


Sinds 17 januari 2018 heeft de Commissie geen gedelegeerde handeling in het kader van de DBEV-verordening vastgesteld. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, geldt voor de nodige aanpassing van de DBEV-verordening aan de context waarin de verordening wordt toegepast (d.w.z. aan nieuwe technologieën of aan het resultaat van nieuwe onderhandelingen met derde landen). Een dergelijke aanpassing was tot op heden niet nodig.

4. Conclusie


De Commissie heeft het tot dusver niet nodig geacht de DBEV-verordening aan te passen door uitoefening van haar bevoegdheden uit hoofde van artikel 5, lid 2, of artikel 15 van de DBEV-verordening.


Dergelijke gedelegeerde handelingen kunnen in de toekomst echter nog nodig blijken om de verordening aan te passen aan technologische veranderingen of in het kader van de implementatie van overeenkomsten die met derde landen worden gesloten.


De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad kennis te nemen van dit verslag.

1 Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).

2 Overweging 34 van de DBEV-verordening.

3 Artikel 5, lid 2, van de DBEV-verordening.

4 Artikel 15 van de DBEV-verordening.

NL NL