Toelichting bij COM(2023)540 - Standpunt EU in het bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU en Euratom ingestelde Gemengd Comité wat betreft de overeenkomstig artikel 23, lid 4, punt a), van Besluit nr. 1/2023 van het Gemengd Comité af te leggen verklaring

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie 1 (“het terugtrekkingsakkoord”), in te nemen standpunt in verband met de verklaring die de Unie moet afleggen overeenkomstig artikel 23, lid 4, punt a), van Besluit nr. 1/2023 van het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van 24 maart 2023 tot vaststelling van regelingen met betrekking tot het Windsor-kader 2 (“Besluit nr. 1/2023”). Het Windsor-kader 3 maakt integraal deel uit van het terugtrekkingsakkoord.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Windsor-kader

Het terugtrekkingsakkoord bevat de regelingen voor de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie en Euratom. Het terugtrekkingsakkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden. Op 27 februari 2023 hebben de Europese Commissie en de regering van het Verenigd Koninkrijk een politiek beginselakkoord over het Windsor-kader bereikt. Het bij het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité dat op 24 maart 2023 in Londen is bijeengekomen, heeft de nieuwe regelingen met betrekking tot het Windsor-kader vastgesteld en de beide partijen zijn overeengekomen om intensief en loyaal samen te werken om alle elementen van het Windsor-kader uit te voeren.

2.2.Het Gemengd Comité

Het bij artikel 164, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk. Het wordt gezamenlijk voorgezeten door de Unie en het Verenigd Koninkrijk. Het reglement van orde van het Gemengd Comité is vastgesteld in bijlage VIII bij het terugtrekkingsakkoord. Het Gemengd Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen op verzoek van de Unie of het Verenigd Koninkrijk en stelt zijn vergaderrooster en -agenda in onderlinge overeenstemming vast.

De taken van het Gemengd Comité zijn vastgesteld in artikel 164 van het terugtrekkingsakkoord en omvatten hoofdzakelijk:

·toezicht houden op de uitvoering en toepassing van het akkoord, rechtstreeks of via de werkzaamheden van de gespecialiseerde comités die aan het Gemengd Comité rapporteren;

·besluiten en aanbevelingen vaststellen, met inbegrip van wijzigingen van het akkoord in de gevallen waarin daarin is voorzien;

·problemen voorkomen en geschillen oplossen die zich kunnen voordoen in verband met de uitlegging en toepassing van het akkoord.

2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Op de volgende bijeenkomst van het Gemengd Comité zal de Unie de in artikel 23, lid 4, punt a), van het Windsor-kader bedoelde verklaring afleggen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Artikel 23, lid 4, van Besluit nr. 1/2023

Overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Besluit nr. 1/2023 worden de meeste bepalingen van afdeling 2 van dat besluit betreffende het verkeer van goederen waarvoor geen risico bestaat dat deze vervolgens naar de Unie worden gebracht, namelijk de artikelen 5 tot en met 7 (met uitzondering van artikel 7, lid 1, punt a), iii)), artikel 8, artikel 10, artikel 13, artikel 14, artikel 15, leden 1, 2 en 4, en artikel 16, van toepassing zodra de Unie en het Verenigd Koninkrijk bepaalde verklaringen in het Gemengd Comité hebben afgelegd. Met de door de Unie af te leggen verklaring bevestigt zij:

i) dat het Verenigd Koninkrijk uitvoering geeft aan artikel 5 van Besluit nr. 6/2020 van het Gemengd Comité door toegang te verlenen tot informatie in netwerken, informatiesystemen en databanken van het Verenigd Koninkrijk en tot nationale modules van het Verenigd Koninkrijk in systemen van de Unie als bedoeld in bijlage I bij dat besluit van het Gemengd Comité, en

ii) dat alle bestaande XI EORI-registraties correct zijn afgegeven, en

iii) dat het Verenigd Koninkrijk nieuwe richtsnoeren voor pakketten heeft opgesteld in overeenstemming met de in het besluit vastgestelde regeling, en

iv) dat het Verenigd Koninkrijk zijn unilaterale verklaring betreffende uitvoerprocedures voor goederen die Noord-Ierland verlaten naar andere delen van het Verenigd Koninkrijk, heeft afgegeven.

Met de door het Verenigd Koninkrijk af te leggen verklaring bevestigt het dat aan alle importeurs die krachtens artikel 7, lid 1, punt a), ii), en artikel 7, lid 1, punt b), ii), van het besluit activiteiten wensen te ontplooien, een vergunning is verleend overeenkomstig de artikelen 9 en 11 van, en bijlage III bij dit besluit.

3.2.De verklaring van de Unie overeenkomstig artikel 23, lid 4, punt a), van Besluit nr. 1/2023

De verklaring van de Unie heeft betrekking op vier punten: i) de toegang van vertegenwoordigers van de Unie tot netwerken, informatiesystemen en databanken van het Verenigd Koninkrijk en tot nationale modules van het Verenigd Koninkrijk in systemen van de Unie zoals uiteengezet in Besluit nr. 6/2020 van het bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ingestelde Gemengd Comité van 17 december 2020 tot vaststelling van de praktische werkafspraken voor de uitoefening van de rechten van vertegenwoordigers van de Unie als bedoeld in artikel 12, lid 2, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland 4 (“Besluit nr. 6/2020”); ii) de correctheid van alle XI EORI-registraties; iii) de opstelling van bijgewerkte richtsnoeren voor pakketten door het Verenigd Koninkrijk, en iv) de afgifte, door het Verenigd Koninkrijk, van een unilaterale verklaring betreffende uitvoerprocedures voor goederen die vanuit Noord-Ierland naar andere delen van het Verenigd Koninkrijk worden vervoerd. Deze punten worden hieronder nader uitgewerkt.

1.

IT-toegang


Met het oog op de uitvoering van artikel 5 van Besluit nr. 6/2020 heeft het Verenigd Koninkrijk een systeem (EU Access System – EUAS) opgezet waarin de gegevens van relevante netwerken, informatiesystemen en databanken van het Verenigd Koninkrijk en nationale modules van het Verenigd Koninkrijk in systemen van de Unie beschikbaar worden gesteld voor vertegenwoordigers van de Unie. Het EUAS kon in november 2022 door vertegenwoordigers van de Unie worden getest. In december 2022 presenteerden vertegenwoordigers van de Unie een testrapport met 22 aanbevelingen voor het verhelpen van bepaalde vastgestelde tekortkomingen van het EUAS. Van deze 22 aanbevelingen hebben er 19 betrekking op korte- en middellangetermijnkwesties, die met technische aanpassingen en wijzigingen van het EUAS kunnen worden opgelost. Aan de overige drie aanbevelingen kan echter alleen gevolg worden gegeven met structurele veranderingen van het EUAS, waarbij op lange termijn een nieuw systeem moet worden ontwikkeld.

Voor de toepassing van artikel 23, lid 4, punt a), van Besluit nr. 1/2023 moet de Unie kunnen bevestigen dat het Verenigd Koninkrijk uitvoering geeft aan artikel 5 van Besluit nr. 6/2020 in het licht van de aanbevelingen voor de korte en middellange termijn. Tegelijkertijd moet het Verenigd Koninkrijk passende materiële voorbereidingen hebben getroffen om te waarborgen dat vertegenwoordigers van de Unie toegang hebben tot informatie in netwerken, informatiesystemen en databanken van het Verenigd Koninkrijk en tot nationale modules van het Verenigd Koninkrijk in systemen van de Unie zoals bedoeld in punt a), in toegankelijk formaat en op zodanige wijze dat zij risicoanalyses kunnen uitvoeren, met inbegrip van het in kaart brengen van recente en historische trends en patronen. Het Verenigd Koninkrijk heeft de korte- en middellangetermijnkwesties in 19 van de 22 aanbevelingen in het rapport van de vertegenwoordigers van de Unie van december 2022 op bevredigende wijze aangepakt. Het systeem functioneert nu op een aanvaardbaar niveau en verschaft vertegenwoordigers van de Unie relevante informatie zodat zij de gegevens doeltreffend kunnen analyseren en operationele analyses kunnen uitvoeren om toezicht te houden op de goederenstroom tussen Groot-Brittannië en Noord-Ierland en, op basis van operationele risicoanalyses, verzendingen te selecteren waarvoor bij de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk om controles kan worden gevraagd. Voor één korte- en middellange termijnkwestie (inzake de volledigheid van de gegevens in het EUAS) heeft het Verenigd Koninkrijk een eerste stap gezet met betrekking tot de desbetreffende aanbeveling: het land heeft toegezegd een grootschaligere technische verbetering door te voeren ten aanzien van de presentatie van gegevens, die in de komende maanden zal worden voltooid. Aangezien de kwestie van de volledigheid van gegevens breed en horizontaal is en er in de toekomst problemen kunnen ontstaan naarmate het systeem evolueert, heeft het Verenigd Koninkrijk zich ertoe verbonden aanzienlijke vooruitgang te boeken met betrekking tot de vereiste volledigheid van de gegevens, ondersteund door een bedrijfscontinuïteitsproces. Wat betreft de langetermijnkwesties heeft het Verenigd Koninkrijk reeds oplossingen aangereikt voor een daarvan, die betrekking heeft op werkbare toegang tot het rapportage-instrument van het EUAS. Tegelijkertijd heeft het Verenigd Koninkrijk passende materiële voorbereidingen getroffen (in het kader van een bestaand contract zijn namelijk een tijdschema en een ontwerpplan met alle noodzakelijke streefdoelen en een noodplanning opgesteld) om ervoor te zorgen dat de andere langetermijnkwesties, die zijn vastgesteld in de overige 2 van de 22 aanbevelingen in het rapport van de vertegenwoordigers van de Unie van december 2022, in de toekomst op bevredigende wijze worden aangepakt. De langetermijnoplossingen moeten tot een aanzienlijke verbetering van de latentie van gegevens in het douane-aangiftesysteem leiden, waarvoor ingrijpende interne transformaties moeten worden doorgevoerd en de beschikbaarstelling van gegevens in de TAXUD-datahub moet worden voorbereid met het oog op een historische risicoanalyse. Deze oplossingen stellen de vertegenwoordigers van de Unie ook in staat risicoanalyses uit te voeren op basis van historische trends en patronen.


De Unie kan daarom verklaren dat zij, in de zin van artikel 23, lid 4, punt a), i), van Besluit nr. 1/2023, bevestigt dat het Verenigd Koninkrijk uitvoering geeft aan artikel 5 van Besluit nr. 6/2020 betreffende het verlenen van toegang tot informatie in netwerken, informatiesystemen en databanken van het Verenigd Koninkrijk en tot nationale modules van het Verenigd Koninkrijk in systemen van de Unie als bedoeld in bijlage I bij dat besluit van het Gemengd Comité, waarbij zij opmerkt dat het Verenigd Koninkrijk zich ertoe heeft verbonden aanzienlijke vooruitgang te boeken met betrekking tot de vereiste latentie en volledigheid van de gegevens, ondersteund door een bedrijfscontinuïteitsproces, en dat vertegenwoordigers van de Unie nog steeds toegang moeten krijgen tot dergelijke informatie in een toegankelijk formaat en op zodanige wijze dat zij risicoanalyses kunnen uitvoeren, met inbegrip van het in kaart brengen van recente en historische trends en patronen.


2.

XI EORI


Uitsluitend bedrijven die gevestigd zijn in Noord-Ierland, kunnen worden geregistreerd onder een EORI-nummer (Economic Operators Registration and Identification – EORI) dat begint met XI (internationale code voor Noord-Ierland, hierna: “XI EORI-nummer”), met uitzondering van bedrijven die betrokken zijn bij een beperkt aantal specifieke douanetransacties in verband met Noord-Ierland, overeenkomstig artikel 5, lid 31, punt b), artikel 5, lid 32, en artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie. In april 2023 hebben de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk contact opgenomen met bedrijven die geen vestiging in Noord-Ierland leken te hebben, met het verzoek aan te tonen dat zij recht hadden op registratie onder het XI EORI-nummer. Wanneer dat niet het geval was, verklaarden de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk de registratie van die bedrijven ongeldig – een proces dat inmiddels is afgerond.

De Unie kan daarom verklaren dat zij bevestigt, in de zin van artikel 23, lid 4, punt a), ii), van Besluit nr. 1/2023, dat de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk alle bestaande registraties onder het XI EORI-nummer correct heeft afgegeven.

3.

Richtsnoeren voor pakketten


Op 9 juni 2023 heeft het Verenigd Koninkrijk meer details en publicaties over het Windsor-kader online gezet 5 , ook met betrekking tot pakketten. Op 8 september 2023 heeft het Verenigd Koninkrijk bijgewerkte gedetailleerde richtsnoeren gepubliceerd betreffende het vervoer van pakketten vanuit andere delen van het Verenigd Koninkrijk naar Noord-Ierland 6 .

De Unie kan daarom verklaren dat zij bevestigt, in de zin van artikel 23, lid 4, punt a), iii), van Besluit nr. 1/2023, dat het Verenigd Koninkrijk nieuwe richtsnoeren voor pakketten heeft opgesteld in overeenstemming met de in Besluit nr. 1/2023 vastgestelde regeling.

4.

Uitvoerregelingen voor goederen die vanuit Noord-Ierland naar andere delen van het Verenigd Koninkrijk worden vervoerd


Op 24 maart 2023 heeft het Verenigd Koninkrijk in het Gemengd Comité een unilaterale verklaring afgegeven betreffende uitvoerregelingen voor goederen die vanuit Noord-Ierland naar andere delen van het Verenigd Koninkrijk worden vervoerd 7 . De Unie heeft nota genomen van deze unilaterale verklaring 8 .

De Unie kan daarom verklaren dat zij bevestigt, in de zin van artikel 23, lid 4, punt a), iv), van Besluit nr. 1/2023, dat het Verenigd Koninkrijk de in die bepaling bedoelde unilaterale verklaring heeft afgegeven.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

5.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) voorziet in de vaststelling van besluiten van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Bovendien omvat het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 9 .

6.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Gemengd Comité is een orgaan dat is ingesteld bij een overeenkomst, zijnde het terugtrekkingsakkoord.

De Unie en het Verenigd Koninkrijk kunnen in het Gemengd Comité unilaterale verklaringen afleggen. De beoogde unilaterale verklaring die de Unie overeenkomstig artikel 23, lid 4, punt a), van Besluit nr. 1/2023 in het Gemengd Comité zal afleggen, is een handeling met rechtsgevolgen in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het terugtrekkingsakkoord.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

7.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

8.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De door de Unie in het Gemengd Comité af te leggen unilaterale verklaring heeft betrekking op het Windsor-kader, dat integrerend deel uitmaakt van het op basis van artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) gesloten terugtrekkingsakkoord.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 50, lid 2, VEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 50, lid 2, VEU, juncto artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Met het oog op de rechtszekerheid en de transparantie is het passend de unilaterale verklaring van de Unie, nadat deze in het Gemengd Comité is afgelegd, bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie. Daarnaast moet worden overwogen in het Publicatieblad van de Europese Unie een mededeling op te nemen om te bevestigen dat de door het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 23, lid 4, punt b), van Besluit nr. 1/2023 in het Gemengd Comité af te leggen unilaterale verklaring daadwerkelijk is afgelegd.