Toelichting bij COM(2023)663 - Standpunt EU in de Internationale Maritieme Organisatie over wijzigingen van richtsnoeren, een lijst van verplichtingen en een ontwerp-resolutie over “dark shipping”

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 33e zitting van de Algemene Vergadering (A 33) van de Internationale Maritieme Organisatie, die plaatsvindt van 27 november tot en met 6 december 2023.

1.

Tijdens de 33e Algemene Vergadering moet het volgende worden aangenomen:


wijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) 2021 en intrekking van resolutie A.1156(32) van de Algemene Vergadering;

wijzigingen van de richtsnoeren voor de uitvoering van de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) door overheden;

(3) wijzigingen van de niet-limitatieve lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die van belang zijn voor de code voor de toepassing van IMO-instrumenten (III-code);

(4) wijzigingen van de richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven (resolutie A.949(23)); en

een ontwerp van resolutie van de Algemene Vergadering ter bevordering van acties ter voorkoming van illegale activiteiten van “dark shipping” in de zeevaart.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. Het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie

De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is opgericht bij het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie. De IMO dient als forum voor samenwerking op het gebied van regelgeving en praktijken betreffende alle soorten technische aangelegenheden die van invloed zijn op de internationale commerciële scheepvaart. Ze wil ook de algemene vaststelling stimuleren van de hoogst haalbare normen op het gebied van de veiligheid van de zeevaart, de efficiëntie van de scheepvaart en de preventie en bestrijding van verontreiniging van de zee door schepen, en een gelijk speelveld bevorderen. De IMO behandelt ook de bijbehorende administratieve en juridische kwesties.

Het verdrag is op 17 maart 1958 in werking getreden.

Alle lidstaten zijn partij bij het verdrag. De Unie is geen partij bij het verdrag.

2.2. De Internationale Maritieme Organisatie

De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties dat verantwoordelijk is voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de scheepvaart en voor de preventie van verontreiniging van de zee door schepen. Ze bepaalt wereldwijd normen voor de veiligheid, de betrouwbaarheid en de milieuprestaties van de internationale scheepvaart. Haar belangrijkste rol is een billijk en doeltreffend regelgevingskader voor de scheepvaartsector te creëren dat wereldwijd wordt goedgekeurd en toegepast.

Elk land kan tot de IMO toetreden; alle EU-lidstaten zijn lid van de IMO. De betrekkingen tussen de EU en de IMO zijn met name gebaseerd op de in 1974 gesloten samenwerkingsregeling tussen de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (IMCO) en de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

De Algemene Vergadering is het bestuursorgaan van de IMO. Ze bestaat uit alle IMO-lidstaten en komt om de twee jaar bijeen. Ze kan de leden aanbevelen voorschriften en richtsnoeren aan te nemen of in die voorschriften en richtsnoeren wijzigingen aan te brengen waarover in de vijf hoofdcommissies van de IMO overeenstemming is bereikt. Tot die vijf commissies behoren de Maritieme Veiligheidscommissie (MSC) en de Commissie ter bescherming van het mariene milieu (MEPC).

2.3. De beoogde handeling van de Algemene Vergadering van de IMO

De Algemene Vergadering moet tijdens haar 33e zitting van 27 november tot en met 6 december 2023 wijzigingen aannemen van: de richtsnoeren in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC), de richtsnoeren voor de uitvoering van de ISM-code door overheden, de niet-limitatieve lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die van belang zijn voor de III-code en de richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven, en moet een ontwerp van resolutie van de Algemene Vergadering goedkeuren ter bevordering van acties ter voorkoming van illegale activiteiten van “dark shipping” in de zeevaart.

Het doel van de beoogde wijzigingen van de richtsnoeren in het kader van het geharmoniseerd systeem voor onderzoek en certificatie is die richtsnoeren aan te passen aan de eisen die voortkomen uit wijzigingen van de desbetreffende verplichte instrumenten die tot en met 31 december 2023 in werking treden, met inbegrip van wijzigingen om de richtsnoeren voor beoordelingen en toepassingen van onderzoeken op afstand te ontwikkelen.

Het doel van de beoogde wijzigingen van de richtsnoeren voor de uitvoering van de ISM-code door overheden is richtsnoeren te verstrekken voor onderzoeken en audits op afstand.

Het doel van de beoogde wijzigingen van de niet-limitatieve lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die van belang zijn voor de III-code is de lijst van 2021 bij te werken naar aanleiding van aanvullende wettelijke bepalingen die door zowel de MSC als de MEPC zijn vastgesteld.

Het doel van de beoogde wijzigingen van de richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven is te waarborgen dat de IMO-resolutie actueel blijft en blijft dienen als een doeltreffend instrument dat een duidelijk kader biedt om wereldwijd op consistente en geharmoniseerde wijze om te gaan met een schip dat een toevluchtsoord zoekt.

Het doel van de beoogde resolutie van de Algemene Vergadering ter bevordering van acties ter voorkoming van illegale activiteiten van “dark shipping” in de zeevaart, is vlaggenstaten, havenstaten en kuststaten aan te moedigen en aan te sporen om maatregelen te nemen tegen acties zoals transfers tussen schepen op zee.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1. Wijzigingen van de richtsnoeren in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie 2021, en intrekking van A.1156(32)

De subcommissie voor toepassing door de vlaggenstaat, de voorloper van de subcommissie voor toepassing van IMO-instrumenten (III), stemde in met een continue herziening van de HSSC-richtsnoeren voor onderzoek. De richtsnoeren voor onderzoek worden daarom tijdens elke zitting van de Algemene Vergadering van de IMO bijgewerkt. De recentste versie van de richtsnoeren voor onderzoek is opgenomen in resolutie A.1156(32) en vastgesteld tijdens de 32e zitting van de Algemene Vergadering in 2021.

Tijdens haar 7e vergadering heeft subcommissie III de correspondentiegroep heropgericht voor de herziening van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het HSSC en de niet-limitatieve lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die van belang zijn voor de code voor de toepassing van IMO-instrumenten (III-code), met China als coördinator. Dat was ook zo gebeurd tijdens de vorige vergaderingen van subcommissie III.

De correspondentiegroep werd onder meer verzocht door te gaan met het opstellen van ontwerpwijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek die voortkomen uit de wijzigingen van de relevante verplichte instrumenten die tot en met 31 december 2023 in werking moeten treden, rekening houdend met de resultaten van MSC 103, MEPC 76 en de toekomstige vergaderingen van de MSC en de MEPC, naargelang het geval, met het oog op de indiening van ontwerpwijzigingen, zoals voltooid in geconsolideerde vorm, voor aanneming tijdens A 33.

Tijdens haar 8e vergadering merkte subcommissie III op dat de werkgroep wegens tijdsgebrek niet in staat was de ontwerpwijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) 2021 (resolutie A.1156(32)) te herzien en verschoof ze de kwestie naar III 9.

De subcommissie stemde ermee in dat de ontwerpwijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek verder moeten worden uitgewerkt om daarin de vereisten op te nemen die voortkomen uit wijzigingen van de relevante IMO-instrumenten die tot en met 31 december 2023 in werking treden, met het oog op de indiening van ontwerpwijzigingen ter afronding tijdens III 9 voordat die eventueel rechtstreeks in geconsolideerde vorm ter goedkeuring worden voorgelegd aan A 33, onder voorbehoud van goedkeuring door de commissies.

De subcommissie stemde er ook mee in de correspondentiegroep voor de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het HSSC, de niet-limitatieve lijst van verplichtingen en de richtsnoeren voor onderzoeken, audits en verificaties op afstand opnieuw op te richten.

Tijdens III 9 heeft de subcommissie ingestemd met de ontwerpwijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het HSSC (resolutie A.1156(32)), die tijdens de 33e zitting van de Algemene Vergadering moeten worden aangenomen.

Het standpunt van de Unie bestond erin de voorgestelde wijzigingen te steunen, maar ze moesten tijdens de zitting ter beoordeling en afronding worden voorgelegd aan de werkgroep.

De voorgestelde wijzigingen komen voort uit de wijzigingen van de relevante verplichte instrumenten die tot en met 31 december 2023 in werking moeten treden, met inbegrip van bepalingen voor onderzoek op afstand. De aan te nemen actualisering heeft betrekking op onderzoeken en audits op afstand en blijft uitsluitend beperkt tot buitengewone omstandigheden, totdat de IMO gedetailleerde richtsnoeren opstelt.

De Unie moet die wijzigingen derhalve steunen, omdat ze ervoor zullen zorgen dat de HSSC-richtsnoeren rekening houden met nieuwe ontwikkelingen en dat ze actueel blijven.

3.2. Wijzigingen van de richtsnoeren voor de uitvoering van de ISM-code door overheden

Tijdens MSC 104 zijn nieuwe outputs vastgesteld met betrekking tot de regulering van onderzoeken en audits op afstand, en met betrekking tot het opstellen van richtsnoeren voor inspecties en verificaties op afstand op het gebied van maritieme beveiliging. De commissie stemde ermee in een nieuwe output op te nemen over het “opstellen van richtsnoeren voor beoordelingen en toepassingen van onderzoeken, audits van de ISM-code en verificaties van de internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (ISPS-code) op afstand” in de tweejaarlijkse agenda van subcommissie III voor 2022-2023 en de voorlopige agenda voor III 8, met 2024 als streefjaar voor voltooiing. Hetzelfde werd overeengekomen tijdens MEPC 77.

2.

Tijdens III 8 stemde de subcommissie ermee in dat het kader voor de output uit de volgende drie delen of suboutputs moet bestaan:


1. wijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het HSSC (deel 1);

3.

2. wijzigingen van de herziene richtsnoeren voor de uitvoering van de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) (deel 2); en

3. opstellen van richtsnoeren voor beoordelingen en toepassingen van onderzoeken, audits van de ISM-code en verificaties van de ISPS-code op afstand (deel 3).

De subcommissie stemde er ook mee in dat wijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het HSSC (deel 1) en wijzigingen van de herziene richtsnoeren voor de uitvoering van de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) (deel 2) zullen worden aangenomen tijdens A 33 in 2023.

De subcommissie heeft de correspondentiegroep voor de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het HSSC, de niet-limitatieve lijst van verplichtingen en de richtsnoeren voor onderzoeken, audits en verificaties op afstand opgedragen om de herziene richtsnoeren voor de uitvoering van de ISM-code door overheden (resolutie A.1118(30)) verder te ontwikkelen en te voltooien.

Tijdens MSC 106 en MEPC 79 is III 9 gemachtigd om te rapporteren over de resultaten van haar werkzaamheden in verband met de ontwerprichtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het HSSC 2023, met inbegrip van bepalingen voor onderzoeken op afstand en de herziene richtsnoeren voor de uitvoering van de ISM-code door overheden, met inbegrip van bepalingen voor audits op afstand van de ISM-code, die naar verwachting zullen worden aangenomen als resoluties van de Algemene Vergadering tijdens A 33.

Tijdens III 9 heeft de subcommissie ingestemd met de wijzigingen van de herziene richtsnoeren voor de uitvoering van de ISM-code door overheden (resolutie A.1118(30)) met het oog op indiening ter goedkeuring tijdens A 33.

Het standpunt van de Unie bestond erin de herziene richtsnoeren voor de uitvoering van de ISM-code door overheden te steunen, en er werd aanbevolen om deze ter afronding te evalueren in een werkgroep, waarbij ook rekening wordt gehouden met aanvullende voorstellen voor wijzigingen.

Het standpunt van de Unie moet erin bestaan deze wijzigingen te steunen, aangezien ze dienen als uitgangspunt voor het kader voor het opstellen van richtsnoeren voor onderzoeken, audits van de ISM-code en verificaties van de ISPS-code op afstand, en de verdere ontwikkeling en afronding ervan in de volgende fase.

3.3. Wijzigingen van de niet-limitatieve lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die van belang zijn voor de III-code

Als leidraad voor de uitvoering en handhaving van IMO-instrumenten, met name wat betreft de identificatie van controleerbare gebieden die van belang zijn voor het auditprogramma van de IMO-lidstaten, heeft de IMO een niet-limitatieve lijst opgesteld van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die relevant zijn voor de code voor de uitvoering van IMO-instrumenten (III-code). Die lijst werd voor het laatst herzien in 2021 als bijlage bij resolutie A.1157(32), die werd aangenomen tijdens A 32. Sindsdien hebben zowel de MSC als de MEPC aanvullende wettelijke bepalingen vastgesteld.

Tijdens III 8 werd overeengekomen dat de bijlagen bij de niet-limitatieve lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die relevant zijn voor de code voor de uitvoering van IMO-instrumenten 2021 verder moesten worden uitgewerkt om de lijst actueel te houden met wijzigingen van de desbetreffende verplichte IMO-instrumenten die tot en met 1 juli 2024 in werking treden.

De subcommissie had ook de correspondentiegroep voor de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het HSSC, de niet-limitatieve lijst van verplichtingen en de richtsnoeren voor onderzoeken, controles en verificaties op afstand opgericht, met China als coördinator, om onder meer verder te gaan met het opstellen van de ontwerpwijzigingen van de niet-limitatieve lijst van verplichtingen, met het oog op de indiening ter goedkeuring tijdens A 33 van ontwerpwijzigingen van de niet-limitatieve lijst, zoals afgerond in geconsolideerde vorm.

Door tijdsgebrek kon de herziening van de voorgestelde ontwerpwijzigingen van de niet-limitatieve lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die relevant zijn voor de III-code 2021, niet tijdens III 8 worden afgerond. Daarom stemde de subcommissie ermee in de herziening voort te zetten in de correspondentiegroep, met het oog op afronding tijdens III 9.

Het standpunt van de Unie tijdens III 9 bestond erin de voorgelegde wijzigingen die als basis dienen voor de actualisering van de niet-limitatieve lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die relevant zijn voor de III-code van 2021, te steunen.

Het standpunt van de Unie moet erin bestaan die wijzigingen te steunen zodat de lijst wordt bijgewerkt met de wijzigingen van de desbetreffende verplichte IMO-instrumenten die tot en met 1 juli 2024 in werking treden.

3.4. Wijzigingen van de richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven (resolutie A.949(23))

Tijdens MSC 100 werd het verzoek om een nieuwe output goedgekeurd met het oog op de actualisering van de geldende IMO-resolutie A.949(23) betreffende richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven.

Tijdens de 7e vergadering van de subcommissie navigatie, communicatie en opsporing en redding (NCSR 7), waaraan de werkzaamheden op dit gebied zijn toevertrouwd, werd overeengekomen om een correspondentiegroep op te richten om de werkzaamheden voort te zetten, met het Verenigd Koninkrijk als coördinator. Er werd ook een werkplan voor de voltooiing van de richtsnoeren tijdens NCSR 8 opgesteld, dat door de MSC, de MEPC en de Juridische Commissie (LEG) tijdig moest worden goedgekeurd zodat het op de 32e zitting van de Algemene Vergadering kon worden aangenomen. Het versnelde werkplan werd goedgekeurd tijdens MSC 102.

Helaas konden de ontwerprichtsnoeren tijdens NCSR 8 niet worden afgewerkt. Gezien het gebrek aan vooruitgang bij het voltooien van de richtsnoeren heeft de subcommissie ermee ingestemd de correspondentiegroep opnieuw op te richten, met het Verenigd Koninkrijk als coördinator, met het oog op afronding tijdens NCSR 9.

Tijdens NCSR 9 is rekening gehouden met de besluiten, opmerkingen en voorstellen van de plenaire vergadering om de ontwerpherziening van resolutie A.949(23) betreffende richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven, te herzien en af te ronden. De subcommissie heeft ingestemd met de ontwerpresolutie van de Algemene Vergadering betreffende richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven, en heeft de commissie verzocht die ontwerpresolutie goed te keuren met het oog op latere goedkeuring door de MEPC en de LEG en aanneming tijdens A 33.

Het standpunt van de Unie bestond erin de afronding van de herziening van de richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven, actief te steunen.

Tijdens MSC 106 werd de ontwerpresolutie van de Algemene Vergadering betreffende de herziening van de richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven (resolutie A.949(23)), na afronding ervan tijdens NCSR 9, goedgekeurd en werden de MEPC en de Juridische Commissie verzocht hetzelfde te doen met het oog op aanneming tijdens de 33e zitting van de Algemene Vergadering.

Tijdens LEG 110 werd dezelfde ontwerpresolutie van de Algemene Vergadering goedgekeurd, met enkele kleine wijzigingen die geen invloed hebben op de operationele inhoud van de richtsnoeren.

Tot slot werd tijdens MEPC 80 de ontwerpresolutie van de Algemene Vergadering betreffende richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven, zoals gewijzigd tijdens LEG 110, voor overweging, goedgekeurd met het oog op aanneming tijdens A 33.

Het standpunt van de Unie moet erin bestaan die wijzigingen te steunen zodat wordt gewaarborgd dat de IMO-resolutie actueel blijft en blijft dienen als een doeltreffend instrument dat een duidelijk kader biedt om wereldwijd op consistente en geharmoniseerde wijze om te gaan met een schip dat een toevluchtsoord zoekt.

3.5. Goedkeuring van een ontwerp van resolutie van de Algemene Vergadering ter bevordering van acties ter voorkoming van illegale activiteiten van “dark shipping” in de zeevaart

Tijdens MEPC 80 heeft de commissie een voorstel in overweging genomen om het bewustzijn te vergroten van de potentiële milieurisico’s, de gevolgen voor en de bezorgdheid over de wereldwijde preventie van verontreiniging, en de aansprakelijkheids- en compensatieregelingen die bestaan als gevolg van het groeiende aantal transfers tussen schepen op zee, onder meer door schepen die gebruikmaken van “dark operations” (d.w.z. het uitschakelen van satelliettransponders en het gebruik van andere verduisteringsmethoden zoals knoeien met de locatie en koersafwijkingen) om beperkingen in sanctieregelingen en hoge verzekeringskosten te omzeilen. De commissie heeft bijgevolg overwogen om in de bijlage bij het document een ontwerpresolutie van de Algemene Vergadering op te nemen waarin de lidstaten en alle betrokken belanghebbenden dringend wordt verzocht maatregelen te bevorderen om illegale activiteiten van “dark shipping” in de zeevaart te voorkomen.

Na het overleg is de commissie overeengekomen dat er algemene steun was voor een ontwerpresolutie van de Algemene Vergadering waarin de lidstaten en alle betrokken belanghebbenden dringend wordt verzocht maatregelen te bevorderen om illegale activiteiten van “dark shipping” in de zeevaart te voorkomen. De commissie stemde ermee in de ontwerpresolutie van de Algemene Vergadering, samen met de opmerkingen en standpunten die tijdens de vergadering naar voren werden gebracht, door te zenden naar de 33e zitting van de Algemene Vergadering voor verdere bespreking met het oog op afronding en goedkeuring tijdens A 33.

In het kader van het mondiale multilaterale stelsel sluit de EU zich aan bij resoluties van de VN-Veiligheidsraad waarbij sancties worden opgelegd aan derde landen, die zij in EU-wetgeving omzet. Zij legt ook zelf sancties op (autonome maatregelen van de EU) of voegt haar eigen beperkingen toe aan die welke door de VN zijn opgelegd (gemengde sanctieregelingen).

De aanneming van de ontwerpresolutie zal naar verwachting ten goede komen aan de uitvoering van de artikelen 3 sexies ter en 3 sexies quater van Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad.

Daarom moet het standpunt van de Unie erin bestaan de aanneming van deze resolutie te steunen om te waarborgen dat maatregelen die op IMO-niveau worden ingevoerd om “dark operations” aan te pakken waarvan het doel of het gevolg zou kunnen zijn dat sancties met voeten worden getreden of omzeild, in overeenstemming zijn met de maatregelen die gelden op het niveau van de Unie.

3.6. Desbetreffende EU-wetgeving en EU-bevoegdheid

3.6.1. Wijzigingen van de richtsnoeren in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie 2021

In Verordening (EG) nr. 391/2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties1 wordt een systeem voor vergunning (erkenning) gecreëerd dat onderworpen is aan een aantal criteria en verplichtingen om te waarborgen dat een erkende organisatie dezelfde normen toepast op alle schepen in haar register, ongeacht de vlag waaronder ze varen.

4.

Bijlage I, criterium B7, punt k), van die verordening luidt als volgt:


“7. De organisatie moet garanderen dat:

de volgens het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie vereiste wettelijk voorgeschreven onderzoeken en inspecties waartoe de erkende organisatie gemachtigd is, worden verricht volgens de bepalingen van de bijlage en het aanhangsel bij Resolutie A.948(23) van de IMO betreffende richtlijnen voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie.” (Dit moet worden geacht te verwijzen naar de actuele versie van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het HSSC.)

Daarom kan de herziening van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie 2021 een beslissende invloed hebben op de vereisten die van toepassing zijn op grond van Verordening (EG) nr. 391/2009.

3.6.2. Wijzigingen van de richtsnoeren voor de uitvoering van de ISM-code door overheden

In Verordening (EG) nr. 391/2009, zoals gewijzigd, zijn gemeenschappelijke voorschriften en normen vastgesteld voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties. In punt A.3 van bijlage I bij de verordening is bepaald dat erkende organisaties over de nodige technische en personele middelen moeten beschikken om hun werkzaamheden te kunnen uitvoeren, terwijl in punt B.1 is bepaald dat ze een wereldwijd netwerk van fulltime deskundigen in stand moeten houden. Daarnaast moeten erkende organisaties volgens punt B.10 van bijlage I bij de verordening beschikken over de noodzakelijke middelen voor de beoordeling — door gebruikmaking van gekwalificeerd beroepspersoneel en ingevolge de bepalingen van de bijlage bij Resolutie A.913(22) van de IMO betreffende richtlijnen voor de uitvoering van de internationale veiligheidscode (ISM-code) door de overheid — van de toepassing en handhaving van het veiligheidsbeheersysteem, zowel aan wal als aan boord van schepen, dat bestemd is om onder de certificatie te vallen.

Bovendien is bij Verordening (EG) nr. 336/20062 de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) in de wetgeving van de Unie opgenomen.

Daarom kunnen de wijzigingen van de richtsnoeren voor de uitvoering van de ISM-code door overheden een beslissende invloed hebben op de vereisten die van toepassing zijn op grond van Verordening (EG) nr. 391/2009 en Verordening (EG) nr. 336/2006.

3.6.3. Wijzigingen van de niet-limitatieve lijst van verplichtingen uit hoofde van de III-code

Richtlijn 2009/21/EG betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen3 heeft tot doel te waarborgen dat de EU-lidstaten hun verplichtingen als vlaggenstaat nakomen en voldoen aan de vereisten voor een vlaggenstaat uit hoofde van de internationale verdragen van de IMO. Overeenkomstig artikel 7 van die richtlijn is een auditprocedure onder leiding van de IMO vastgesteld, waarvoor de III-code de relevante norm vormt en die tot doel heeft toezicht te houden op de prestaties van de vlaggenstaat. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met de III-code bij Verordening (EG) nr. 391/2009, zoals gewijzigd.

Daarom kunnen de wijzigingen van de niet-limitatieve lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die relevant zijn voor de III-code een beslissende invloed hebben op de vereisten die van toepassing zijn uit hoofde van Richtlijn 2009/21/EG en Verordening (EG) nr. 391/2009.

3.6.4. Wijzigingen van de richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven (resolutie A.949(23))

Bij Richtlijn 2002/59/EG4, zoals gewijzigd, is een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart ingevoerd.

Artikel 20 bis, lid 2, heeft rechtstreeks betrekking op de plannen voor de opvang van schepen die bijstand behoeven, door te eisen dat dergelijke plannen worden opgesteld op basis van IMO-resolutie A.949(23) betreffende richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven en IMO-resolutie A.950(23) betreffende maritieme bijstandsdiensten (MAS).

Daarom kunnen de wijzigingen van de richtsnoeren voor toevluchtsoorden voor schepen die bijstand behoeven een beslissende invloed hebben op de vereisten die van toepassing zijn uit hoofde van Verordening 2002/59/EG.

3.6.5. Goedkeuring van een ontwerp van resolutie van de Algemene Vergadering ter bevordering van acties ter voorkoming van illegale activiteiten van “dark shipping” in de zeevaart

Besluit 2014/512/GBVB van de Raad5 en Verordening (EU) nr. 833/20146 van de Raad, zoals gewijzigd, betreffen beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren.

Bij artikel 3 sexies ter, lid 1, van Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad is het met ingang van 24 juli 2023 verboden toegang te verlenen tot havens op het grondgebied van de Unie aan vaartuigen die transfers tussen schepen verrichten als wordt vermoed dat zij inbreuk maken op: het in artikel 3 quaterdecies, leden 1 en 2, van die verordening vastgestelde verbod om “ruwe aardolie of aardolieproducten, als vermeld in bijlage XXV, direct of indirect aan te kopen, in te voeren of over te dragen indien zij van oorsprong zijn uit Rusland of uit Rusland worden uitgevoerd” en om “direct of indirect technische bijstand, tussenhandeldiensten, financiering of financiële bijstand of enige andere dienst in verband met de [laatstgenoemde] verbodsbepaling te verstrekken”; het in artikel 3 quindecies, leden 1 en 4, van die verordening vastgestelde verbod om “direct of indirect technische bijstand, tussenhandeldiensten of financiering of financiële bijstand te verlenen, in verband met de handel of tussenhandel in of het vervoer, ook door middel van schip-tot-schiptransfers, naar derde landen van ruwe olie of aardolieproducten, als vermeld in bijlage XXV, die van oorsprong zijn uit Rusland of die uit Rusland zijn uitgevoerd” en om “handels- of tussenhandeldiensten en vervoersdiensten, met inbegrip van schip-tot-schiptransfers, naar derde landen te verrichten met ingang van 5 december 2022 voor ruwe olie van GN-code 2709 00 die van oorsprong is uit Rusland of uit Rusland is uitgevoerd, en met ingang van 5 februari 2023 voor de in bijlage XXV vermelde aardolieproducten van GN-code 2710 die van oorsprong zijn uit Rusland of uit Rusland zijn uitgevoerd”.

Evenzo is het bij artikel 3 sexies ter, lid 2, van Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad verboden om toegang te verlenen aan vaartuigen die aan de bevoegde autoriteit niet ten minste 48 uur van tevoren melding hebben gemaakt van een schip-tot-schiptransfer binnen de exclusieve economische zone van een lidstaat of binnen 12 zeemijl vanaf de basislijn van de kust van die lidstaat.

Bij artikel 3 sexies quater van Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad is het met ingang van 24 juli 2023 verboden toegang te verlenen tot havens op het grondgebied van de EU aan vaartuigen waarvan wordt vermoed dat zij hun automatische identificatiesysteem aan boord van schepen illegaal verstoren, uitschakelen of anderszins deactiveren tijdens de reis naar de havens of sluizen van een lidstaat, in strijd met SOLAS-voorschrift V/19, punt 2.4, bij het vervoer van Russische ruwe olie of aardolieproducten die vallen onder de bovengenoemde verbodsbepalingen van artikel 3 quaterdecies, leden 1 en 2, en artikel 3 quindecies, leden 1 en 4.

De voorgestelde resolutie voorziet in een definitie van “dark fleet” of “shadow fleet”, die ook van toepassing is op “schepen die illegale activiteiten verrichten om sancties te omzeilen” door middel van handelwijzen die onder de artikelen 3 sexies ter en 3 sexies quater van Verordening (EG) nr. 833/2014 van de Raad vallen; de IMO-lidstaten (waaronder de EU-lidstaten) wordt verzocht maatregelen ter voorkoming van dergelijke illegale activiteiten te bevorderen.

Daarom kan de aanneming van een ontwerpresolutie van de Algemene Vergadering ter bevordering van acties ter voorkoming van illegale activiteiten van “dark shipping” in de zeevaart een beslissende invloed hebben op de toepassing van Besluit 2014/512/GBVB van de Raad en Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad.

3.6.6. EU-bevoegdheid

Het onderwerp van de beoogde handeling betreft een gebied waarvoor de Unie krachtens het laatste zinsdeel van artikel 3, lid 2, VWEU exclusieve externe bevoegdheid heeft, aangezien de beoogde handelingen “gemeenschappelijke regels kunnen aantasten of de strekking daarvan kunnen wijzigen”.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten “tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het lichaam dan wel partij is bij de overeenkomst1.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt2.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

De algemene vergadering van de IMO is een orgaan dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie.

5.

De door de Algemene Vergadering aan te nemen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten:


- Verordening (EG) nr. 391/2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties. Een erkende organisatie moet namelijk garanderen dat de wettelijk voorgeschreven onderzoeken en inspecties worden verricht volgens de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerde systeem van onderzoek en certificatie. Daarnaast moeten erkende organisaties volgens de verordening over de nodige middelen beschikken om de toepassing en het onderhoud van het te certificeren veiligheidsbeheersysteem, zowel aan wal als aan boord van schepen, te beoordelen door middel van gekwalificeerd personeel en overeenkomstig de richtsnoeren voor de uitvoering van de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) door overheden. Ook de III-code wordt in aanmerking genomen overeenkomstig de definitie van “internationale verdragen” in Verordening (EG) nr. 391/2009, zoals gewijzigd.

- Verordening (EG) nr. 336/2006, waarbij de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) in de wetgeving van de Unie wordt opgenomen en waarin rekening moet worden gehouden met de wijzigingen die zijn aangenomen in verband met IMO-resolutie A.1118(30) betreffende richtsnoeren voor de uitvoering van de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) door overheden.

- Richtlijn 2009/21/EG betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen. De niet-limitatieve lijst is immers een ondersteunend instrument voor de uitvoering van het auditprogramma van de IMO-lidstaten (IMSAS), dat in bovengenoemde richtlijn wordt genoemd.

- Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart. De reden hiervoor is dat artikel 20 bis betreffende de plannen voor de opvang van schepen die bijstand behoeven, rechtstreeks verwijst naar IMO-resolutie A.949(23), die zal worden herzien.

- Besluit 2014/512/GBVB van de Raad en Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren. De ontwerpresolutie heeft namelijk betrekking op operaties die verboden zijn op grond van artikel 3 sexies ter en artikel 3 sexies quater van Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad. Dienovereenkomstig moet de Unie waarborgen dat maatregelen die op IMO-niveau worden ingevoerd om “dark operations” aan te pakken die tot doel of gevolg hebben dat sancties met voeten worden getreden of omzeild, in overeenstemming zijn met de maatregelen die op het niveau van de Unie van toepassing zijn uit hoofde van artikel 3 sexies ter en artikel 3 sexies quater van Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de geplande handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op vervoer over zee. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.