Toelichting bij COM(2023)698 - Uitbreiding van Richtlijn [XXXX] tot onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Commissie heeft op 6 september 2023 een voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap aangenomen 1 .

In dat voorstel worden het kader, de regels en de gemeenschappelijke voorwaarden voor die kaarten vastgesteld wanneer personen met een handicap voor een korte periode op reis of bezoek gaan naar een andere lidstaat. Het voorstel omvat onder meer een gemeenschappelijk gestandaardiseerd model voor een Europese gehandicaptenkaart – als bewijs van een erkende gehandicaptenstatus – en voor een Europese parkeerkaart voor personen met een handicap – als bewijs van hun erkende recht op voor personen met een handicap gereserveerde parkeervoorwaarden en -faciliteiten.

De wederzijdse erkenning van beide kaarten in alle lidstaten moet het voor personen met een handicap (of voor personen die hen begeleiden of bijstaan) bij een reis naar of een bezoek aan een andere lidstaat gemakkelijker maken om te profiteren van de bijzondere voorwaarden en/of voorkeursbehandelingen die door particulieren of overheidsinstanties worden verleend bij de toegang tot diensten, activiteiten en faciliteiten – ook wanneer ze niet tegen een vergoeding worden aangeboden – op verschillende beleidsterreinen (bijvoorbeeld cultuur, vrijetijdsbesteding, toerisme, sport, onderwijs en openbaar en particulier vervoer). Ze moeten ook gemakkelijker toegang krijgen tot voor personen met een handicap gereserveerde parkeervoorwaarden en -faciliteiten onder dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die gelden voor inwoners van die lidstaat met een erkende handicap. Personen met een handicap kunnen zo hun recht op vrij verkeer in de hele EU volledig en doeltreffend uitoefenen.

Vanwege de vele onderling verbonden doelstellingen van dit initiatief werd het gebruik van verschillende rechtsgrondslagen, namelijk artikel 53, lid 1, artikel 62, artikel 91 en artikel 21, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), het meest geschikt en passend geacht voor het bovengenoemde voorstel.

Een dergelijke rechtsgrondslag bestrijkt een zo breed mogelijke verscheidenheid van diensten, activiteiten en faciliteiten – ook wanneer ze niet tegen een vergoeding worden aangeboden – op tal van beleidsgebieden, maar heeft alleen betrekking op burgers van de Unie en hun familieleden (ongeacht hun nationaliteit) bij de uitoefening van hun recht op vrij verkeer overeenkomstig de regels van de Unie.

Daarom heeft de Commissie bij de goedkeuring van het voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap haar voornemen kenbaar gemaakt om onderdanen van derde landen en EU-burgers gelijk te behandelen en daartoe een afzonderlijke rechtshandeling voor te stellen waarbij het toepassingsgebied van dat voorstel wordt uitgebreid tot onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, niet onder het toepassingsgebied van die richtlijn vallen, een door die lidstaat erkende gehandicaptenstatus hebben en zich mogen verplaatsen of reizen naar andere lidstaten overeenkomstig het recht van de Unie 2 .

Met dit nieuwe voorstel wordt gevolg gegeven aan dat voornemen. Doel is ervoor te zorgen dat – bij een verplaatsing of een reis naar een andere lidstaat voor een korte periode – het kader van het voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap ook geldt voor onderdanen van derde landen met een handicap die niet onder die richtlijn vallen. Het voorstel zal er dus voor zorgen dat het kader van toepassing is op die onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, een door die lidstaat erkende gehandicaptenstatus hebben en zich mogen verplaatsen of reizen naar andere lidstaten overeenkomstig het recht van de Unie.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Door het toepassingsgebied van het voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap uit te breiden tot onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, zich mogen verplaatsen of reizen naar andere lidstaten overeenkomstig het recht van de Unie en een handicap hebben, of tot personen die hen begeleiden of bijstaan, wordt ervoor gezorgd dat zij op dezelfde wijze worden behandeld als EU-burgers (en hun familieleden). De lasten voor de lidstaten worden zo verlicht zonder dat hun nationale verplichtingen op het gebied van gelijke behandeling en non-discriminatie ten aanzien van onderdanen van derde landen met een handicap die legaal op hun grondgebied verblijven, worden geschonden. Dankzij de wederzijdse erkenning van hun gehandicaptenstatus in alle lidstaten kunnen personen met een handicap die onderdanen van derde landen zijn, hun recht om zich binnen de EU te verplaatsen of te reizen overeenkomstig het recht van de Unie gemakkelijker uitoefenen en wordt hun deelname aan en inclusie in de samenleving op gelijke voet met anderen doeltreffender gewaarborgd.

Bij een verplaatsing of een reis naar een andere lidstaat voor een korte periode zullen ze bijgevolg 1) in de lidstaat waar ze legaal verblijven dezelfde rechten hebben die door het voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap worden gewaarborgd met betrekking tot eligibiliteit en de afgifte van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap. Ze krijgen bovendien 2) gelijke toegang onder gelijke voorwaarden tot parkeervoorwaarden en -faciliteiten en genieten 3) bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen die door particulieren of overheidsinstanties bij diensten, activiteiten en faciliteiten worden verleend, ook wanneer ze niet tegen een vergoeding worden aangeboden.

Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord mogen onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, zich verplaatsen op het grondgebied van andere lidstaten onder de in die overeenkomst vastgestelde voorwaarden.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit initiatief heeft tot doel het voor personen met een handicap die onderdanen van derde landen zijn, legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, een door die lidstaat erkende gehandicaptenstatus hebben en zich mogen verplaatsen of reizen naar andere lidstaten overeenkomstig het recht van de Unie, en/of voor personen die hen begeleiden of bijstaan, gemakkelijker te maken om bij een verplaatsing of een reis naar een andere lidstaat voor een korte periode toegang te krijgen tot parkeervoorwaarden en -faciliteiten voor personen met een handicap en bijzondere voorwaarden en/of voorkeursbehandelingen bij diensten, activiteiten en faciliteiten – ook wanneer ze niet tegen een vergoeding worden aangeboden – onder dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die gelden voor inwoners van die lidstaat met een handicap. Personen met een handicap kunnen zo hun recht om zich binnen de EU te verplaatsen of te reizen overeenkomstig het recht van de Unie gemakkelijker uitoefenen.

Aangezien het voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap vanwege beperkingen bij de rechtsgrondslag niet van toepassing is op de genoemde onderdanen van derde landen, zal het huidige initiatief ervoor zorgen dat dezelfde rechten en voordelen die EU-burgers en hun familieleden (ongeacht hun nationaliteit) uit hoofde van dat voorstel genieten, onder dezelfde voorwaarden aan onderdanen van derde landen die zich naar een andere lidstaat mogen verplaatsen of reizen overeenkomstig het het recht van de Unie, kunnen worden verleend bij een verplaatsing of een reis naar een andere lidstaat voor een korte periode.

Het voorstel zal ook het “Action plan on Integration and Inclusion 2021-2027” 3 ondersteunen, waarin wordt erkend dat migranten met een handicap met tal van vormen van discriminatie te maken kunnen krijgen op school, in hun woonbuurt en op het werk, en waarin wordt benadrukt dat met hun specifieke behoeften rekening moet worden gehouden.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 79, lid 2, punt b), VWEU voorziet in de noodzakelijke rechtsgrondslag voor de afgifte van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, een door die lidstaat erkende gehandicaptenstatus hebben en zich mogen verplaatsen of reizen naar andere lidstaten overeenkomstig het recht van de Unie.

Overeenkomstig het aan de Verdragen gehechte Protocol nr. 21 kan Ierland – binnen een termijn van drie maanden na de indiening van een voorstel of een initiatief of te allen tijde na de aanneming ervan – de Raad ervan in kennis stellen dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en toepassing van de voorgestelde maatregel. Overeenkomstig het aan de Verdragen gehechte Protocol nr. 22 neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van op dit artikel gebaseerde maatregelen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is volledig in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Het voorstel breidt het toepassingsgebied van het reeds aangenomen voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap uit tot onderdanen van derde landen die niet onder dat voorstel voor een richtlijn vallen, maar legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven en zich mogen verplaatsen of reizen naar andere lidstaten overeenkomstig het recht van de Unie. Net als bij het genoemde voorstel, dat door dit initiatief wordt aangevuld, zijn de problemen van grensoverschrijdende aard en kunnen ze niet door de lidstaten alleen worden opgelost, maar – vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden – beter op EU-niveau worden aangepakt. Er moeten daarom maatregelen op EU-niveau worden genomen.

Evenredigheid

Wat het evenredigheidsbeginsel betreft, gaan de vorm en de inhoud van het voorstel niet verder dan wat noodzakelijk en evenredig is om de verschillende, onderling verbonden doelstellingen te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

In overeenstemming met de rechtsgrondslag – namelijk artikel 79, lid 2, punt b), VWEU – en het feit dat het toepassingsgebied van het reeds aangenomen voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap wordt uitgebreid, wordt een richtlijn beschouwd als het geschikte, evenredige en doeltreffende instrument om de doelstelling(en) van het huidige initiatief te verwezenlijken.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Bij de voorbereiding van het voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap is – overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving – een groot aantal internationale, EU- en nationale belanghebbenden geraadpleegd, namelijk i) degenen die belang hebben bij de kwestie (bv. nationale overheidsinstanties, dienstverleners en ngo’s); ii) potentiële begunstigden van de Europese gehandicaptenkaart of de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap (bv. personen met een handicap en persoonlijke assistenten); en iii) deskundigen (bv. onderzoekers, consultants, adviseurs en internationale organisaties).

De raadpleging van belanghebbenden omvatte: a) een openbare raadpleging, b) strategische en c) gerichte interviews, d) gerichte online-enquêtes, e) drie onlineworkshops, f) zes focusgroepen met dienstverleners uit geselecteerde lidstaten en g) zes casestudy’s. De belanghebbenden konden ook opmerkingen indienen over h) het verzoek om input van de Commissie.

Voor zover mogelijk wordt in het huidige voorstel rekening gehouden met de verzamelde informatie en gegevens 4 .

Effectbeoordeling

De Commissie heeft geen extra effectbeoordeling voor dit voorstel uitgevoerd, omdat de situatie van alle personen met een handicap in de EU – met inbegrip van onderdanen van derde landen –die voor een korte periode naar een andere lidstaat reizen, in de effectbeoordeling bij het voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap al is beoordeeld. Daarom zijn de analyse en de resultaten van de effectbeoordeling bij dat voorstel ook relevant voor het onderhavige voorstel.

Het milieueffect van de gecombineerde beleidsopties die ten grondslag liggen aan het voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap, werd als onbeduidend beschouwd. Het voorstel zou wel enige positieve digitale effecten hebben. Verwacht werd dat de voorkeursbeleidsopties ook geen significante gevolgen voor het concurrentievermogen en het mkb zouden hebben. De verwachte administratieve kosten voor bedrijven zouden marginaal zijn. Deze beoordelingen gelden ook voor het huidige initiatief.

Grondrechten

Het voorstel zal naar verwachting positieve sociale effecten en uitermate positieve effecten voor het waarborgen van de grondrechten in de EU hebben (met name de integratie van personen met een handicap en het vergemakkelijken van de mogelijkheden voor onderdanen van derde landen met een handicap om zich naar andere lidstaten te verplaatsen of te reizen overeenkomstig het recht van de Unie).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen extra gevolgen voor de EU-begroting. Zoals vermeld in het voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap hebben de enige operationele kosten betrekking op de organisatie van vergaderingen van comités en deskundigengroepen, en op steun voor de controles van nationale omzettingsmaatregelen, d.w.z. 0,62 miljoen EUR aan operationele kredieten in het kader van de bestaande begrotingslijn, en administratieve uitgaven van ongeveer 0,342 miljoen EUR per jaar. Deze uitgaven zullen leiden tot een interne herschikking van middelen zonder verhoging van het bedrag. De genoemde bedragen zullen niet stijgen als gevolg van het huidige voorstel.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Dit voorstel bevat geen bepalingen met betrekking tot uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage.

Als/wanneer dit voorstel en het voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap worden goedgekeurd, moeten de lidstaten de Commissie echter [binnen zes maanden na de inwerkingtreding ervan] in kennis stellen van de instantie(s) die is/zijn aangewezen om de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap af te geven, te verlengen en in te trekken, alsmede van de voorwaarden voor de afgifte van dergelijke kaarten of het ongeldig verklaren van de kaarten.

De lidstaten moeten de Commissie ook alle informatie verstrekken die zij nodig heeft om regelmatig verslag over de toepassing van de richtlijn uit te brengen aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Na de goedkeuring van dit voorstel moet deze informatie ook betrekking hebben op personen met een handicap die onderdanen van derde landen zijn, legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven en zich mogen verplaatsen of reizen naar andere lidstaten overeenkomstig het recht van de Unie.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Het voorstel vereist geen toelichtende stukken voor de omzetting ervan in nationaal recht.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 licht de doelstelling van het voorstel toe.

Artikel 2 bepaalt dat het voorstel de rechten van onderdanen van derde landen op het gebied van mobiliteit niet wijzigt en evenmin nieuwe rechten verleent.

Artikel 3 bevat de definitie van “onderdaan van een derde land” voor de toepassing van dit voorstel.

De artikelen 4 en 5 gaan over de omzetting en de inwerkingtreding en artikel 6 heeft betrekking op de adressaten.