Toelichting bij COM(2023)707 - Samenvatting van de strategische GLB-plannen voor 2023-2027: gezamenlijke inspanning en collectieve ambitie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. INLEIDING

De strategische plannen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) (de strategische GLB-plannen of de plannen) zijn het belangrijkste instrument voor de uitvoering van het GLB tussen 2023 en 2027. De strategische GLB-plannen, die door de lidstaten worden opgesteld en door de Commissie worden goedgekeurd om er zeker van te zijn dat de algemene EU-doelstellingen worden gehaald, zijn bedoeld om de landbouw en plattelandsgebieden met in totaal 307 miljard EUR aan overheidsuitgaven te ondersteunen via het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (inclusief nationale medefinanciering).

Door de invoering van strategische GLB-plannen, die samen één enkel planningsinstrument vormen, hebben de EU-wetgevers ervoor gezorgd dat de nadruk bij de uitvoering van het GLB is verschoven van naleving naar prestaties. De lidstaten maakten dienovereenkomstig gebruik van de GLB-instrumenten in beide fondsen (rechtstreekse betalingen, interventies voor bepaalde marktsectoren en steun voor plattelandsontwikkeling) om een interventielogica te ontwerpen voor elk van de tien specifieke doelstellingen die in de verordening inzake strategische GLB-plannen(1) zijn opgenomen, op basis van analyses van sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen (“SWOT”-analyse) op hun respectieve grondgebieden en van hun specifieke behoeften. Na een gestructureerde dialoog(2) beoordeelde de Commissie de ingediende plannen en stuurde zij haar opmerkingen naar elke lidstaat alvorens tegen eind 2022 de herziene ontwerpplannen goed te keuren(3).

In de GLB-wetgeving zijn veiligheidsmechanismen opgenomen om de bevoegdheidsgrenzen van de lidstaten af te bakenen zodat een gelijk speelveld kan worden gehandhaafd en de collectieve ambitie kan worden gegarandeerd. Dit wordt gerealiseerd door: i) gemeenschappelijke definities en interventietypen; ii) minimumvereisten; iii) gemeenschappelijke prestatiekaders; iv) vereiste minimumuitgaven met betrekking tot: kleinere en middelgrote landbouwbedrijven, jonge landbouwers, milieu, klimaat en dierenwelzijn, en het Leader-programma voor geïntegreerde lokale ontwikkeling; v) het integreren van milieu- en klimaatwetgeving in de voorbereiding en het ontwerp van de strategische GLB-plannen. In vergelijking met de vorige GLB-periode was een grotere algemene bijdrage nodig om de milieu- en klimaatdoelstellingen via het GLB te bereiken. In elk strategisch GLB-plan worden doelen gesteld voor de te verwachten resultaten aan de hand van de gemeenschappelijke EU-indicatoren, met steun van zowel het ELGF als het Elfpo. De streefwaarden en specificaties van de interventies en vereisten verschillen echter tussen de strategische GLB-plannen, wat op zich een weerspiegeling is van de uiteenlopende behoeften en voorkeuren van de lidstaten.

Door in de strategische GLB-plannen rekening te houden met de specifieke behoeften van de lidstaten, mag van deze plannen worden verwacht dat zij afgestemd zijn op en bijdragen aan de milieu- en klimaatwetgeving en -verbintenissen van de Unie en, in het bijzonder, aan de streefdoelen van de Unie voor 2030 die zijn uiteengezet in de “van boer tot bord”-strategie en de EU-biodiversiteitsstrategie(4), samen met andere EU- en nationale instrumenten. Deze bijdragen worden onder meer gegarandeerd aan de hand van verplichte regels. Zo wordt in elk strategisch GLB-plan ten minste 25 % van de rechtstreekse betalingen aan milieuprogramma’s en ten minste 35 % van de Elfpo-uitgaven geoormerkt voor klimaat, milieu en dierenwelzijn. Tegelijkertijd wordt verwacht dat 40 % van de GLB-middelen van de EU via acties in het kader van het GLB zullen worden besteed aan de verwezenlijking van de klimaatgerelateerde doelstellingen, berekend volgens de vastgestelde methode(5).

Met dit verslag wordt voldaan aan de oproep van de EU-wetgevers(6) aan de Commissie om een samenvatting te maken van de 28 goedgekeurde strategische GLB-plannen(7) en zo hun gezamenlijke inspanning en collectieve ambitie inzake de verwezenlijking van de specifieke GLB-doelstellingen te beoordelen. Ook wordt de bijdrage van het GLB aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie voor 2030 besproken, die zijn vastgesteld in de “van boer tot bord”-strategie en de EU-biodiversiteitsstrategie. Het verslag bouwt voort op het door de Commissie opgestelde overzicht van de goedgekeurde strategische GLB-plannen(8) en is gebaseerd op een onderzoek waarmee de plannen in kaart zijn gebracht en geanalyseerd(9) in de vorm waarin zij aan het begin van de uitvoeringsperiode werden goedgekeurd (eind 2022).

Op basis van een analyse van de behoeften en interventielogica van de lidstaten wordt in dit verslag onderzocht welke bijdrage dankzij de gecombineerde inspanningen in de plannen wordt geleverd aan de verwezenlijking van de GLB-doelstellingen. In de analyse wordt vooral rekening gehouden met de prioriteiten, financiële toewijzingen, streefdoelen, vereisten en vrijwillige praktijken in de plannen.

Dit verslag wordt gepubliceerd tijdens het eerste uitvoeringsjaar van de plannen, terwijl gegevens over de uitvoering hiervan door landbouwers en andere begunstigden pas in 2025 worden verwacht. Daarom worden de waarden van de indicatoren die in de goedgekeurde strategische GLB-plannen zijn opgenomen als basis genomen, naast een kwalitatieve beoordeling van de mogelijke effecten van de keuzen. De daadwerkelijke gevolgen zullen afhangen van de cumulatieve effecten van de interventies en kunnen alleen door middel van evaluaties worden bepaald. Die gevolgen moeten worden bezien in samenhang met de gevolgen van andere EU- en nationale instrumenten waarmee wordt ingespeeld op de behoeften die in de strategische GLB-plannen in kaart zijn gebracht, alsook in samenhang met andere externe factoren.

Aangezien dit verslag is gebaseerd op de goedgekeurde versies van de strategische GLB-plannen (eind 2022), is hierin nog geen rekening gehouden met enkele specifieke gevolgen van de verstoringen bij de uitvoering van de plannen, veroorzaakt door de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Dit geldt bijvoorbeeld voor de tijdelijke en uitzonderlijke afwijkingen in 2023 van de nieuwe vereisten inzake vruchtwisseling en het minimumaandeel bouwland voor niet-productieve arealen en elementen ten opzichte van braakland voor voedselproductie(10). Tegelijkertijd zijn de lidstaten in 2023 begonnen met het voorstellen van wijzigingen in hun strategische GLB-plannen(11). Bij de beoordeling daarvan hield de Commissie vast aan haar standpunt dat het algemene niveau van de milieubijdrage op basis waarvan de Commissie in 2022 de plannen heeft goedgekeurd, met die wijzigingen niet mocht worden verlaagd, hoewel goed gerichte en gerechtvaardigde aanpassingen konden worden aanvaard.

Dit verslag is een onderdeel van het bredere proces waarin de prestaties van het GLB worden beoordeeld, naar aanleiding van de lessen die uit de periode 2014-2020 zijn getrokken en die in het verslag van de Commissie over de prestaties van het GLB in die periode zijn uiteengezet(12). Aanvullende informatie komt van: i) de uitvoeringsgegevens op het niveau van de GLB-begunstigden vanaf 2025; ii) de beoordeling van het nieuwe uitvoeringsmodel in 2025; iii) de tussentijdse evaluaties in 2026; iv) de jaarlijkse prestatieverslagen, en v) de evaluatie achteraf in 2031(13).

2.

1.

Samenvatting


VAN DE STRATEGISCHE GLB-PLANNEN EN DE GEZAMENLIJKE INSPANNING OM DE GLB-DOELSTELLINGEN TE BEREIKEN


1. Bevorderen van een slimme, concurrerende, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector ten behoeve van de voedselzekerheid op lange termijn

Niet-productiegebonden inkomenssteun voor de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven blijft een belangrijk instrument in zowel de opzet van de verordening inzake strategische GLB-plannen als in de plannen zelf. Ondanks het moderniserings- en consolidatieproces dat tot nu toe in de landbouwbedrijven heeft plaatsgevonden, ligt het landbouwinkomen nog steeds aanzienlijk lager dan het gemiddelde loon in de rest van de economie. Marktinkomsten vormen de grootste bron voor het landbouwinkomen, maar GLB-steun speelt in veel sectoren en lidstaten een belangrijke rol en was in 2020 goed voor gemiddeld 23 % van het landbouwinkomen.

In het licht van artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie blijft financiële steun om landbouwers een redelijke levensstandaard te garanderen een centrale plaats innemen in het GLB. Op basis van vooraf vastgestelde nationale begrotingstoewijzingen voor 2023-2027 blijven rechtstreekse betalingen het belangrijkste financiële instrument van de strategische GLB-plannen. Over het geheel genomen blijkt uit de strategische GLB-plannen een aanzienlijke gezamenlijke inspanning om het inkomen van landbouwers te ondersteunen, om voor een eerlijkere verdeling van dergelijke steun aan kleinere landbouwbedrijven te zorgen en om de inkomensverschillen in de meest kwetsbare sectoren en minder begunstigde gebieden te verkleinen.

Steun via rechtstreekse betalingen wordt in alle plannen gekoppeld aan eisen voor ecologisch duurzame landbouw (verhoogde conditionaliteit)(14) die strenger zijn dan in de vorige GLB-periode (2014-2022). Dit soort steun wordt verhoogd wanneer deze bedoeld is voor kwetsbare sectoren, minder begunstigde gebieden en specifieke groepen zoals kleinere landbouwbedrijven en jongere landbouwers. De inkomensinstrumenten dragen bij aan de voedselzekerheid en aan de instandhouding van de landbouwactiviteiten in alle geografische gebieden, waarbij ook uitdagingen op lange termijn worden aangepakt, zoals het behoud van de werkgelegenheid in afgelegen plattelandsgebieden, de ondersteuning van sectoren en landbouwpraktijken die de bestaanszekerheid en het landschap in stand houden, en het vertragen van landverlating en ontvolking van het platteland.

Ondanks een daling van de financiële toewijzingen voor inkomenssteun voor 2023-2027, zal het aandeel aan gesteund landbouwareaal naar verwachting licht stijgen ten opzichte van de vorige GLB-periode (zodat 89 % van het Europese landbouwareaal aan conditionaliteit is onderworpen).

Als reactie op het toegenomen streven naar billijkheid in het wetgevingskader van de EU is er sprake van een sterkere convergentie van de inkomenssteun in lidstaten die nog steeds “historische” betalingsniveaus hanteren. Op vijf na zullen alle lidstaten tegen 2027 voor hun landbouwbedrijven hetzelfde niveau van basisinkomenssteun voor duurzaamheid per hectare (vast BISS-tarief) hanteren. Tegelijkertijd zorgen de toegenomen middelen die zijn toegewezen aan de aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid voor een versterking van de inkomenssteun die rechtstreeks naar kleinere en middelgrote landbouwbedrijven gaat. In de meeste lidstaten zijn de aanvullende rechtstreekse betalingen per hectare voor in aanmerking komende landbouwbedrijven onder de gemiddelde omvang gestegen. Door de nieuwe verplichting om de inkomenssteun te herverdelen, is de totale financiële toewijzing voor aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid aanzienlijk gestegen ten opzichte van de vorige GLB-periode en maakt nu 10,7 % van de rechtstreekse betalingen uit, met een extra 20 miljard EUR voor rechtstreekse betalingen aan kleinere landbouwbedrijven. Het herverdelende effect dat voor meer billijkheid moet zorgen, is door sommige lidstaten, waar relevant, verder uitgebreid door basis- en andere betalingen aan grotere landbouwbedrijven te plafonneren of te verlagen (in elf strategische GLB-plannen).

In de hele EU is er een tendens om de inkomenssteun voor landbouwers in gebieden met natuurlijke en andere beperkingen aan te vullen. Door te voorzien in een compensatie voor de hogere productiekosten van levensmiddelen en diervoeders in gebieden met slechte klimaat-, bodem- of andere omstandigheden, zoals berggebieden of land in droge of koude gebieden, helpt deze steun de landbouwactiviteit in dergelijke gebieden in stand te houden en heeft deze een positieve invloed op sociaal-economische factoren. Landbouwbedrijven in gebieden met natuurlijke beperkingen, vooral in berggebieden, zijn gemiddeld minder intensief, met meer landgebruik dat gunstig is voor het milieu en de biodiversiteit (bv. grasland, eiwithoudende gewassen en braakland)(15). In gebieden met meer extensieve landbouwsystemen en landbouwsystemen die weinig productiemiddelen vergen, vormt de steun een tegengewicht voor het risico op landverlating en helpt hij zo bepaalde milieucondities in stand te houden.

Door GLB-begunstigden een minimuminkomen te garanderen, helpen de rechtstreekse betalingen ook om het inkomen binnen de sector te stabiliseren. Uit de keuzes van de lidstaten blijkt een zekere heroriëntatie naar gerichtere instrumenten om de inkomensvolatiliteit onder controle te houden. Op één na wordt in alle strategische GLB-plannen minder dan 2 % van hun totale GLB-uitgaven toegewezen aan risicobeheerinstrumenten. Vergeleken met het verleden zal het aandeel aan landbouwbedrijven met ondersteunende risicobeheerinstrumenten toenemen. Dit dekt echter slechts 14 % van alle EU-landbouwbedrijven, geconcentreerd in een klein aantal lidstaten.

De langzame groei (in sommige gevallen stagnatie) van de landbouwproductiviteit blijft in veel lidstaten een uitdaging en wordt in sommige sectoren verergerd door de hoge kosten (vooral voor arbeid en grond). In de strategische GLB-plannen wordt in de eerste plaats ingezet op productiviteitsgroei en op de invoering van innovatieve praktijken en technologieën. Naar verwachting zullen bijna 400 000 begunstigden (4 % van de landbouwbedrijven in de EU) op steun voor productieve investeringen (voornamelijk op het landbouwbedrijf) kunnen rekenen. In alle strategische GLB-plannen is dergelijke ondersteuning opgenomen. Dit duidt op een grotere gezamenlijke inspanning om landbouwbedrijven te moderniseren, het concurrentievermogen van de sector te versterken en uitdagingen op het gebied van milieu, klimaat en dierenwelzijn aan te pakken. Investeringen die gericht zijn op de aanpassing aan de klimaatverandering en het verbeteren van de milieucondities om zo de productiviteit te ondersteunen, zoals bodemgezondheid, worden steeds belangrijker en zullen meer aandacht vragen. Gerichte steun voor investeringen, samenwerking en kennis om landbouwers te helpen bij de invoering en het gebruik van digitale hulpmiddelen en systemen blijft eerder beperkt.

In vergelijking met het verleden gaan er meer middelen naar financiële instrumenten (1 miljard EUR) om de toegang tot investeringen te vergemakkelijken, waarbij de nadruk wordt gelegd op kleine landbouwbedrijven en jonge landbouwers en op coöperaties en producentenorganisaties.

In de strategische GLB-plannen komen verschillende sectorale realiteiten naar boven, in het bijzonder de moeilijkheden die sommige sectoren ondervinden om in hun regionale context levensvatbaar te blijven en tegelijkertijd aan de maatschappelijke verwachtingen te voldoen. In de strategische GLB-plannen wordt gerichte inkomenssteun (gekoppelde inkomenssteun) verstrekt aan de rundvlees- en schapenvleessectoren, die anders verlies zouden lijden, en aan de kalfsvlees- en zuivelsectoren. Een betere inkomenssituatie zou deze landbouwbedrijven moeten helpen om te investeren en hun problemen te overwinnen. Er kan een positieve bijdrage aan de biodiversiteit worden verwacht wanneer de steun wordt gebruikt om extensieve landbouw in stand te houden, terwijl de reële effecten van gekoppelde inkomenssteun op het klimaat na de invoering ervan zullen worden beoordeeld. Ook eiwithoudende gewassen, groenten en fruit en bepaalde andere sectoren plukken de vruchten van gekoppelde steun.

21 % van de landbouwbedrijven in de EU zal op gekoppelde inkomenssteun kunnen rekenen (een iets groter aandeel dan in de vorige verslagperiode), met een hogere gemiddelde jaarlijkse financiële toewijzing (6 % meer dan in 2022). In deze verslagperiode is 7 % van de totale overheidsuitgaven van het GLB aan dit instrument besteed.

Ondanks de langetermijntrend dat landbouwers in de hele EU een steeds kleiner deel van de toegevoegde waarde ontvangen, wordt in de strategische GLB-plannen kennelijk maar in beperkte mate gebruikgemaakt van instrumenten om de positie van landbouwers in de voedselvoorzieningsketen te verbeteren, zoals blijkt uit de beperkte toewijzing van middelen en het beperkte gebruik van samenwerkings- en coördinatie-instrumenten. De steun vanuit het GLB voor de deelname aan producentengroeperingen, producentenorganisaties, lokale markten, korte toeleveringsketens en kwaliteitsregelingen zal ongeveer 760 000 landbouwbedrijven bereiken (8 % van alle landbouwbedrijven). Voor de meeste lidstaten betekent dit evenwel een stijging. De steun voor erkende producentenorganisaties in de groente- en fruitsector blijft belangrijk. De steun voor “andere sectoren”(16) via specifieke sectorale programma’s, die voor het eerst mogelijk is gemaakt in het hervormde GLB, is beperkt.

Ondanks de financiële inspanningen om specifieke sectoren te ondersteunen (met name via gekoppelde steun of sectorale interventies), worden sectorale strategieën over alle fondsen en instrumenten heen om specifieke sectorale uitdagingen op de lange termijn aan te pakken niet systematisch in de strategische GLB-plannen opgenomen.


2. Bijdragen aan klimaatactie, aan de bescherming van natuurlijke hulpbronnen en aan het stoppen en ombuigen van biodiversiteitsverlies

De lidstaten erkennen over het algemeen de grote uitdagingen op het gebied van klimaat, milieu en biodiversiteit binnen de landbouw en in plattelandsgebieden wanneer zij een behoeftenevaluatie uitvoeren. Het combineren van verplichtingen (verhoogde conditionaliteit) en vrijwillige interventies in de strategische GLB-plannen is bedoeld om de invoering van landbouwpraktijken te stimuleren die kunnen helpen om de negatieve druk te verminderen en die het klimaat, de natuurlijke hulpbronnen en de biodiversiteit op vele manieren ten goede kunnen komen:

- De definities in de strategische GLB-plannen (bv. voor landbouwactiviteiten, landbouwareaal, subsidiabele hectare en blijvend grasland) vormen de basis om toegang te krijgen tot GLB-steun en leggen bepaalde minimumverplichtingen vast. In vergelijking met vroeger kan er beter worden gereageerd op de uitdagingen op het gebied van biodiversiteit en klimaat, aangezien in sommige plannen gebruik wordt gemaakt van het wettelijke kader om meer ruimte te laten voor natuur (bv. niet-productieve landschapselementen en gebieden) of voor bepaalde nuttige activiteiten (moeraslandbouw en agrivoltaïsche systemen) in gebieden die daarvoor in aanmerking komen, zodat zij worden ondersteund en, indien van toepassing, beschermd, ook al hebben zij in de eerste plaats een niet-agrarisch karakter.

- Op 89 % van de landbouwgrond in de EU zullen strengere normen voor landbouwpraktijken van toepassing zijn als voorwaarde voor het ontvangen van GLB-steun (verhoogde conditionaliteit)(17). Voor een aantal landbouwers is dit een wezenlijke verandering, aangezien de conditionaliteit is verhoogd in vergelijking met de “vergroeningspraktijken” van de vorige periode, die toen met 30 % van de rechtstreekse betalingen werden ondersteund.

- Sommige landbouwers zullen op vrijwillige basis worden beloond voor de invoering van meer en ambitieuzere praktijken — boven op de conditionaliteitsvereisten — om de druk op de natuurlijke hulpbronnen, het klimaat en de biodiversiteit aan te pakken. 32 % van de overheidsuitgaven in de strategische GLB-plannen (97,6 miljard EUR) zal dienen om deze maatregel te ondersteunen(18). De jaarlijkse (of meerjarige) steun voor de verbetering van landbouwpraktijken via ecoregelingen (44,7 miljard EUR) en agromilieuklimaat- en andere beheersverbintenissen (33,2 miljard EUR) wordt aangevuld met diverse andere instrumenten. Het gaat dan onder meer om gerichte investeringen (8,6 miljard EUR) en steun voor gebieden met natuurlijke beperkingen (9,4 miljard EUR) die, door de landverlating te beperken, indirect kunnen bijdragen aan het behoud van de biodiversiteit van landbouwgronden. De invoering van deze steunmaatregel is vrijwillig, dus de precieze bijdragen zullen pas na de toepassing ervan bekend zijn.

De strategische GLB-plannen zijn een belangrijk, doch niet het enige, instrument om de EU-doelstellingen van de “van boer tot bord”-strategie en de “biodiversiteitsstrategie” te verwezenlijken, die ook afhankelijk zijn van andere EU- en nationale instrumenten. Toch leveren de plannen een bijdrage aan het behalen van de verschillende doelstellingen. Behalve voor biologische landbouw worden in de strategische GLB-plannen over het algemeen geen nationale ambities of bijdragen aan deze doelen gekwantificeerd, wat het gevolg is van het ontbreken van een wettelijke verplichting en, in sommige gevallen, van methodologische en technische problemen om dit te doen.

De EU heeft de uitstoot van broeikasgassen door de landbouw met meer dan 20 % verminderd ten opzichte van het niveau van 1990. Hoewel de emissies de afgelopen tien jaar stabieler zijn gebleven, is de outputefficiëntie toegenomen (d.w.z. lagere emissies per eenheid output). Om de bijdrage van de landbouwsector aan de klimaatdoelstellingen van de EU te vergroten, zijn in de strategische GLB-plannen meerdere acties opgenomen voor zowel koolstofputten als emissiebronnen.

Uit de strategische GLB-plannen blijkt met name dat aanzienlijke inspanningen worden geleverd op het gebied van koolstofvastlegging en -opslag in bodems en biomassa door een mix van conditionaliteit (met een bescherming voor wetlands en veengebieden, onverkort van toepassing op alle lidstaten in 2025) en vrijwillige interventies met betrekking tot verdere bodemverbetering, behoud en beheer van blijvende graslanden, wetlands en veengebieden, en steun voor (agro-)bosbouw- en landschapselementen.

Door verbeteringen in grondbewerking, bodembedekking en vruchtwisseling als gevolg van conditionaliteitsregelingen, is de lat hoger gelegd op het gebied van gefinancierde vrijwillige acties om het nutriëntenbeheer te verbeteren. Samen met de steun om het gebruik van minerale meststoffen te verminderen (gericht op ongeveer 15 % van de landbouwgrond in de EU) en investeringen in precisielandbouw, helpt dit de uitstoot van N2O te verminderen. In totaal zou 35 % van de landbouwgrond in de EU de vruchten moeten kunnen plukken van op land gebaseerde vrijwillige maatregelen, zowel wat betreft koolstofvastlegging als de vermindering van de N2O-uitstoot.

De in de strategische GLB-plannen opgenomen steun voor extensieve veehouderijsystemen helpt niet alleen de koolstofreservoirs, maar ook de traditionele landschappen in stand te houden, terwijl de autonomie inzake voedergewassen en de economische activiteiten op zogenaamd marginaal land worden verbeterd. In veel van de strategische GLB-plannen wordt expliciet melding gemaakt van de noodzaak om diergerelateerde emissies te verminderen (in het bijzonder methaan afkomstig van herkauwers). De strategische GLB-plannen omvatten meer bepaald steun voor investeringen in de verbetering van mestopslag en -beheer, apparatuur voor het verspreiden van drijfmest met geringe emissies, en anaerobe vergisters. Deze steun zal worden aangevuld met steun voor genetische verbeteringen. In minder dan de helft van de strategische GLB-plannen zijn andere relevante steunmechanismen opgenomen (bv. voor weidegang, verbetering van voederplannen en voederadditieven) en worden (sterk uiteenlopende) doelen gesteld (2,4 % van de grootvee-eenheden in de EU) om de uitstoot van methaan of ammoniak te verminderen. In verschillende op land gebaseerde maatregelen is er sprake van een maximale veebezetting, die in sommige ecologische hotspots ook wordt opgenomen in het kader van gekoppelde steun.

Het potentieel om via de strategische GLB-plannen de duurzame energieproductie te verhogen, hangt voornamelijk samen met de steun voor het gebruik van agrivoltaïsche systemen en investeringen in de productie van biomethaan. Met een relatief kleine bijdrage (1 556 MW) in de loop van de verslagperiode vormen de strategische GLB-plannen slechts een aanvulling op de maatregelen buiten het GLB.

De gecombineerde effecten van de algehele bijdrage van de strategische GLB-plannen aan de mitigatie van de klimaatverandering zijn in dit stadium nog moeilijk te beoordelen en moeten worden gezien in combinatie met die van de nationale instrumenten en de klimaatplanningsinstrumenten in de context van de herziene LULUCF-verordening(19) en de verordening inzake de verdeling van de inspanningen(20). In dit verband gaan de lidstaten in 2023 na of het nodig is om hun strategische GLB-plannen te herzien om rekening te houden met de nieuwe doelstellingen van de LULUCF-verordening en de verordening inzake de verdeling van de inspanningen(21), wat hen de gelegenheid biedt om het mitigatiepotentieel van hun plannen te beoordelen in het licht van de hogere klimaatambities.

Over het algemeen wordt in de strategische GLB-plannen de noodzaak erkend voor een betere klimaatbestendigheid van de landbouwsector en een betere voorbereiding op extreme weersomstandigheden en waterrisico’s aan de hand van vee en gewassen die aan het klimaat zijn aangepast. Uit de strategische GLB-plannen blijkt dat zij potentieel hebben om de veerkracht te verbeteren door hun bijdrage aan koolstofvastlegging, bodembescherming en diversiteitsrijke landschappen.

Met betrekking tot waterschaarste en droogte, die een groeiend probleem vormen in veel regio’s in de EU, zijn de strategische GLB-plannen vooral gericht op investeringen in wateropslag en irrigatie. 4,5 % van het Europese landbouwareaal wordt gebruikt om de waterbalans te verbeteren door middel van op land gebaseerde praktijken, waarbij sommige lidstaten die op dit gebied met grotere behoeften kampen, deze uitdagingen buiten hun strategische GLB-plannen om aanpakken. Methoden die rekening houden met een afname van het beschikbare water en die voor veerkracht op lange termijn zorgen (door middel van op de natuur gebaseerde oplossingen, waterretentie in het landschap, minder waterintensieve gewassen, hergebruik van water) moeten worden versterkt en beter geïntegreerd in de strategische langetermijnplanning voor de aanpassing en veerkracht van de landbouw. Ook maatregelen buiten het GLB via plannen voor stroomgebiedbeheer, droogte en aanpassing aan de klimaatverandering zullen in dit verband belangrijk zijn.

Met de plannen worden aanzienlijke inspanningen geleverd op het gebied van bodembescherming (met de nadruk op bodemerosie en het gehalte aan organische stoffen), alsook op het gebied van nutriëntenbeheer en waterkwaliteit, zij het in mindere mate. In vergelijking met het verleden vereist conditionaliteit over het algemeen het langer bedekken van de bodem, betere grondbewerkingspraktijken en vruchtwisseling, en bredere bufferstroken langs waterlopen. Onderdeel van de conditionaliteit zijn ook uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen met betrekking tot fosfaatvervuiling. De meeste lidstaten hebben het areaal waarop vrijwillige maatregelen ter verbetering van de bodemkwaliteit van toepassing zijn uitgebreid, vaak zelfs in aanzienlijke mate (47 % van de landbouwgrond in de EU, tegenover 15 % in 2021). Sommige van deze maatregelen voorkomen direct of indirect verlies van nutriënten en leiden tot een betere waterkwaliteit. In de meeste strategische GLB-plannen komt de luchtkwaliteit aan bod, waarbij de nadruk ligt op investeringen en de dosering van nutriënten die ammoniakemissies verminderen, maar het betrokken areaal is beperkt (6 % van de landbouwgrond in de EU).

Bijdrage aan de Green Deal-doelstellingen

De strategische GLB-plannen leveren een substantiële bijdrage aan de doelstelling van de “van boer tot bord”-strategie om tegen 2030 25 % van de landbouwgrond in de EU biologisch te bewerken. Tegen 2027 moet naar schatting 10 % van het landbouwareaal van de EU steun voor biologische landbouw uit de strategische GLB-plannen ontvangen (tegenover 5,6 % in 2020). Ook investeringssteun en stimuleringsmaatregelen, evenals opleidingen en advies voor biologische producenten, dragen hiertoe bij. Aanvullende nationale initiatieven (binnen de nationale biologische actieplannen) op het gebied van capaciteitsopbouw, marktontwikkeling en openbare aanbestedingen zullen helpen om de EU-doelstelling te halen. Op nationaal niveau variëren de aangekondigde ambities met betrekking tot deze doelstelling tussen 5 % en 30 % van de landbouwgrond.
Bijdrage aan de Green Deal-doelstellingen

De strategische GLB-plannen lenen zich om bij te dragen tot de doelstelling van de “van boer tot bord”-strategie om het gebruik en de risico’s van chemische bestrijdingsmiddelen tegen 2030 met 50 % te verminderen. Verplichte vruchtwisseling (vereist in het kader van de verhoogde conditionaliteit) helpt bij de invoering van geïntegreerde gewasbescherming op het bouwland in de EU. Ook andere elementen van conditionaliteit (bijvoorbeeld het verbod op het gebruik van pesticiden langs waterlopen en de eis om braakland en landschapselementen die plaagorganismen helpen bestrijden, in stand te houden) leveren een aanzienlijke bijdrage. De daling zal worden versterkt door gerichte vrijwillige regelingen (bv. inzake bredere gewasdiversificatie en vruchtwisseling, biologische bestrijding, biologische landbouw en precisielandbouw) op 27 % van de landbouwgrond in de EU. Er hadden echter meer holistische benaderingen van geïntegreerde gewasbescherming aan bod moeten komen. Er zullen aanzienlijke aanvullende inspanningen moeten worden geleverd op nationaal niveau.

Verhoogde conditionaliteit met betrekking tot bufferstroken langs waterlopen en bodembeheer, in combinatie met talrijke vrijwillige maatregelen voor nutriëntenbeheer, zullen bijdragen tot het behalen van de doelstelling van de “van boer tot bord”-strategie om de nutriëntenverliezen tegen 2030 te halveren. Beperkingen op het gebruik van kunstmest en steun voor het verbeteren van de gezondheid en vruchtbaarheid van de bodem zijn gericht op 15 % van de landbouwgrond in de EU. Beperkingen op het gebruik van meststoffen worden ook vaak ondersteund in Natura 2000-gebieden. Via de steun vanuit de strategische GLB-plannen voor het verhogen van de nutriëntenefficiëntie, onder andere door mestbeheer en precisietechnologieën, zal naar verwachting het gebruik van meststoffen worden geoptimaliseerd. In sommige gebieden met veel nutriëntenverliezen ligt de nadruk echter niet op dergelijke kwesties. De optie van compenserende maatregelen tegen verontreiniging door nutriënten zoals vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water(22) blijft veeleer onderbenut.

Er blijven grote uitdagingen bestaan met betrekking tot de toestand van de biodiversiteit op landbouwgrond. Dit GLB heeft meer aandacht besteed aan deze uitdagingen, zoals blijkt uit de eis inzake meer ruimte voor natuur die wordt opgelegd in de nieuwe GLMC 8-normen en uit de steun voor het betrekken van landbouwers bij vrijwillige bescherming of herstel van de biodiversiteit op 31 % van de landbouwgrond in de EU (bijvoorbeeld door grasland extensief te beheren en landschapselementen in stand te houden). Bredere ecoregelingen vormen een aanvulling op de vaak meer onderwerp- of gebiedsgerichte agromilieu- en klimaatverbintenissen en kunnen leiden tot geleidelijke maar wijdverspreide veranderingen in de algemene landbouwpraktijken.

Bijdrage aan de Green Deal-doelstellingen

De strategische GLB-plannen dragen bij aan het vergroten van de aanwezigheid van landschapselementen met een hoge diversiteit richting de doelstelling van 10 % van de landbouwgrond in 2030 die is opgenomen in de biodiversiteitsstrategie. De aangescherpte verplichting om ten minste 4 % van het bouwland te bestemmen voor niet-productieve elementen is een belangrijke verandering voor die lidstaten en landbouwers die vertrouwden op productieve gebieden (stikstofbindende gewassen en vanggewassen) om te voldoen aan de “vergroening” in 2015-2022. Op zichzelf (zonder de extra, vrijwillige inspanningen mee te tellen) zou de regel potentieel minstens een miljoen hectare extra beschikbaar kunnen maken voor de natuur. Sommige strategische GLB-plannen dragen verder bij door ecologische netwerken van landschapselementen te ondersteunen of door te investeren in de totstandbrenging van nieuwe landschapselementen (naast de instandhouding van bestaande), en voegen zo extra waarde toe (vooral wanneer dergelijke steun gekoppeld is aan opleidingen en advies). Over het algemeen verdienen dergelijke inspanningen echter meer aandacht.


In alle strategische GLB-plannen komt een zekere bijdrage aan de doelstellingen die voortvloeien uit de habitat- en vogelrichtlijnen van de EU aan bod. Het areaal grasland in de EU dat wordt beschermd tegen omzetten en ploegen is met 9 % toegenomen, en de vrijwillige maatregelen voor een beter beheer zullen naar verwachting 25 % van de Natura 2000-gebieden bestrijken. Gerichte regelingen met betrekking tot soorten (bv. maatregelen ter ondersteuning van co-existentie met grote carnivoren) of het herstel van habitats zullen helpen om een gunstige staat van instandhouding te bereiken. Betalingen ter compensatie van beperkingen in Natura 2000-gebieden (waarmee de acceptatie van de beperkingen door de ontvangers wordt vergroot) zullen mogelijk meer landbouwers bereiken, hoewel er nog ruimte is om het gebruik ervan verder uit te breiden. De mogelijkheden om de instandhouding van habitats en soorten te ondersteunen en de steun voor acties die in de prioritaire actiekaders(23) zijn vastgesteld, hadden echter beter kunnen worden benut.

Ondanks dat de samenwerking tussen landbouwers op landschapsschaal in sommige GLB-plannen nog onvoldoende is ontwikkeld, heeft dit aspect het potentieel om de effecten van de maatregelen te maximaliseren. In sommige strategische GLB-plannen worden grotere voordelen verwacht van resultaatafhankelijke betalingen (voornamelijk met betrekking tot graslanden en weiden). Het behoud van wilde bestuivers komt in de strategische GLB-plannen sterker naar voren dan in de voorgaande periode.

In de strategische GLB-plannen wordt de rol van multifunctioneel en duurzaam bosbeheer erkend, maar staat bosbouwsteun niet centraal. De specifieke financiële steun is relatief laag (4,2 miljard EUR) omdat de lidstaten geneigd zijn de bosbouwsector met andere middelen aan te pakken (bv. staatssteun en nationale bosfondsen), en in sommige strategische GLB-plannen wordt deze steun niet expliciet vermeld.


3. Versterken van de sociaal-economische structuur van plattelandsgebieden en dierenwelzijn

Een derde van de bedrijfsleiders in de landbouw in de EU was in 2020 ouder dan 65 jaar en hun gemiddelde leeftijd was 57 jaar. De lidstaten erkennen dat dit een uitdaging vormt voor de voedselzekerheid op lange termijn en de bestaansmiddelen op het platteland, en blijven generatievernieuwing ondersteunen door middel van een combinatie van instrumenten, specifieke middelen en prioritering van de steun.

Via de plannen worden ongeveer 377 000 jonge landbouwers ondersteund bij het opzetten van een landbouwactiviteit. Dit betekent in de meeste lidstaten een stijging. Hoewel in bijna alle strategische GLB-plannen de minimaal vereiste financiering wordt overschreden, laten de absolute geldbedragen die deze ambitie ondersteunen eerder een voortzetting zien ten opzichte van de vorige periode. Tastbaardere verbeteringen zijn echter te vinden in: het doelgericht inzetten van middelen; een beter gebruik van financieringsinstrumenten; een beter ontwerp van individuele instrumenten; en het gecombineerde gebruik van instrumenten, binnen een strategische aanpak, voor een cumulatief effect.

Vestigingssubsidies en specifieke inkomenssteun zijn twee belangrijke instrumenten die in veel strategische GLB-plannen worden aangevuld met een hogere investeringsintensiteit, hoewel er beperkt gebruik wordt gemaakt van geoormerkte investeringen om jonge landbouwers te helpen hun concurrentievermogen te verbeteren en van steun voor bedrijfsoverdrachten. Het toegenomen gebruik van financiële instrumenten als aanvulling op subsidies vergroot echter de potentiële toegang tot financiering en de mogelijkheden om land te kopen. De aanvullende steun voor jonge landbouwers varieert afhankelijk van het strategische GLB-plan, maar is een belangrijke aanvulling op het basisinkomen en draagt consequent bij aan de economische duurzaamheid van hun landbouwbedrijven.

Sommige behoeften op dit gebied worden in de plannen slechts gedeeltelijk aangepakt, met acties die op nationaal niveau gepland staan. Deze complementariteit zal een belangrijke rol spelen om jongeren te helpen de stap te zetten naar de landbouw. De lidstaten moeten de wisselwerking met het nationaal beleid optimaliseren, gezien de belangrijke rol van overige beleidsmaatregelen bij het stimuleren van generatievernieuwing en het aanpakken van de behoeften in plattelandsgebieden (bv. met betrekking tot gezondheidszorg en onderwijs).

Het dalende aandeel van de landbouw in de werkgelegenheid op het platteland onderstreept het belang van het creëren van kansen in de land- en bosbouw en andere sectoren, om zo het ondernemerschap en de onderlinge afhankelijkheid tussen landelijke en stedelijke gebieden te stimuleren. Ongeveer een derde van de strategische GLB-plannen voorziet in startpremies voor nieuwe landbouwers om de toegang voor nieuwkomers in het algemeen te vergemakkelijken. Bovendien worden in de strategische GLB-plannen middelen besteed aan het creëren van werkgelegenheid in andere sectoren, hoewel hun totale bijdrage aan de banengroei eerder beperkt is. De geplande maatregelen omvatten niet alleen investeringen in verwerking en afzet en de oprichting van bedrijven die verband houden met land- en bosbouw, maar ook in toerisme, de bio-economie en sociale diensten. Andere EU-fondsen zijn nodig als blijvende aanvulling op de GLB-financiering in dit opzicht.

De nieuwe sociale conditionaliteit moet fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden garanderen en draagt ook bij aan sociale inclusie. GLB-betalingen kunnen worden verlaagd als begunstigden bepaalde regels inzake transparante en voorspelbare arbeidsomstandigheden en gezondheid en veiligheid op het werk niet naleven. Enkele lidstaten passen dit element van conditionaliteit al toe in 2023 en in 2025 wordt het voor alle lidstaten verplicht.

Gendergelijkheid maakt voor het eerst deel uit van een van de specifieke GLB-doelstellingen. In verscheidene plannen zijn verbintenissen te zien om op dit vlak vooruitgang te boeken door relevante voorwaarden voor steun op te nemen (waardoor de steun in kwestie gericht wordt) en door de deelname van vrouwen aan landbouw- en plattelandsontwikkelingsactiviteiten te stimuleren.

Strategieën voor lokale ontwikkeling die via Leader worden uitgevoerd, zijn een belangrijk (en meestal het enige) instrument dat in strategische GLB-plannen wordt gebruikt om tegemoet te komen aan de uiteenlopende behoeften van plattelandsgebieden als het gaat om werkgelegenheid, sociale inclusie, plattelandsdiensten, en de innovatie en concurrentiekracht van plattelandseconomieën. Steun voor “slimme dorpen” binnen en buiten Leader zal naar verwachting het potentieel van digitale, sociale en technologische innovatie in plattelandsgebieden ontsluiten. Een groter deel van de middelen voor plattelandsontwikkeling is toegewezen aan territoriale strategieën, maar de absolute bedragen die zijn toegewezen aan Leader zijn gedaald, terwijl de algemene ambitie wat betreft de dekking van de plattelandsbevolking is gestegen. Van Leader wordt meer verwacht met minder middelen. Er zijn extra inspanningen nodig om dit instrument aan te vullen.

Bijdrage aan de Green Deal-doelstellingen

Andere fondsen en programma’s met aanzienlijke financiële middelen, zoals de herstel- en veerkrachtfaciliteit en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, dragen in belangrijke mate bij aan de verwezenlijking van de doelstelling van de “van boer tot bord”-strategie om 100 % breedbandconnectiviteit in plattelandsgebieden te realiseren. Sommige strategische GLB-plannen helpen ook bij het verbeteren van digitale vaardigheden en kleinschalige infrastructuur, zij het in beperkte mate.

In sommige plannen zijn inspanningen opgenomen of opgevoerd om te voorzien in de behoeften met betrekking tot de toegankelijkheid van plattelandsgebieden, betere basisdiensten en infrastructuur, maar over het algemeen is het ambitieniveau gedaald. Er zijn maar weinig acties gepland om de mobiliteit op het platteland (uitsluiting) en de decarbonisatie van het vervoer op het platteland aan te pakken. Er is ook blijvende steun nodig via andere EU- en nationale fondsen die bedoeld zijn voor plattelandsgebieden.

Er ligt een nieuwe nadruk in het GLB op de duurzaamheidsuitdagingen van voedselsystemen. De strategische GLB-plannen laten meer ambitie zien op het gebied van dierenwelzijn, met geplande steun voor 23 % van de grootvee-eenheden in de EU(24), ondersteund door ten minste 6,3 miljard EUR (afgezien van investeringssteun). Dit is een stijging ten opzichte van de afgelopen periode, die in sommige lidstaten aanzienlijk is. De plannen bevatten reacties op de aanbevelingen van de Commissie van 2020 om het dierenwelzijn te verbeteren, met in de meeste plannen acties, tot op zekere hoogte, om het couperen van de staarten bij varkens te voorkomen en om huisvestingssystemen zonder kooien voor legkippen te bevorderen. In de meeste strategische GLB-plannen worden middelen toegewezen aan het verbeteren van de leefruimten en huisvestingsomstandigheden van dieren. Ook wordt weidegang in de zuivel-, rundvlees- en kalfsvleessectoren ondersteund. Sommige van deze maatregelen kunnen ook helpen om de afhankelijkheid van antimicrobiële stoffen te verminderen.

Bijdrage aan de Green Deal-doelstellingen

De bijdrage van de strategische GLB-plannen aan de doelstelling van de “van boer tot bord”-strategie om het gebruik van antimicrobiële stoffen te halveren, is beperkt. Deze kwestie wordt meestal buiten de plannen om aangepakt, met name door de EU-wetgeving inzake diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders(25). Toch hebben sommige lidstaten met een hoge verkoop van antimicrobiële stoffen voor vee relatief hogere doelstellingen vastgelegd in hun strategische GLB-plannen om dit probleem in diverse diersectoren aan te pakken via vrijwillige praktijken en investeringen.

In sommige strategische GLB-plannen wordt aandacht besteed aan het verminderen van voedselverspilling, soms in combinatie met inspanningen om het waardeverlies van hulpbronnen te voorkomen, door middel van investeringen, sectorale programma’s en samenwerking. In sommige plannen zijn ook de behoeften in kaart gebracht met betrekking tot het bewustzijn van de consument wat betreft duurzame, gezonde en evenwichtige voeding. Deze kwesties worden echter voornamelijk beschouwd als zaken die buiten de plannen om moeten worden aangepakt.


4. Bevordering van kennis, innovatie en digitalisering

In de plannen wordt de rol erkend van een goed functionerend kennis- en innovatiesysteem voor de landbouw (AKIS) bij de modernisering van de sector, waardoor een effectief governancesysteem mogelijk wordt dat zorgt voor koppelingen tussen onderzoek (inclusief Horizon Europa) en de praktijk.

Kennisdeling en innovatie zullen naar verwachting toenemen. In alle plannen wordt de uitwisseling van kennis in meer of mindere mate ondersteund en bijna alle plannen bevatten steun voor innovatieprojecten die alle specifieke doelstellingen van het GLB ondersteunen via het EIP-AGRI(26), waarbij het aantal operationele groepen in het kader van het EIP naar verwachting zal verdrievoudigen ten opzichte van het verleden. Het advies en de opleidingen zullen in grote mate gericht zijn op capaciteit, kennis en innovatie op het gebied van milieuduurzaamheid. De geplande financiële toewijzing lijkt echter niet in overeenstemming te zijn met het brede scala aan behoeften waarin moet worden voorzien om de transformatie te versnellen.

Er zijn specifieke inspanningen gepland om een hulpbronnenefficiëntere en kennisgebaseerde landbouw te ondersteunen door middel van precisielandbouw, samenwerking en de uitwisseling van kennis over digitale kwesties. In vergelijking met de uitdagingen waarmee kleine en middelgrote landbouwbedrijven worden geconfronteerd, blijven de inspanningen op basis van de strategische GLB-plannen om het gebruik van digitale technologieën te stimuleren echter eerder beperkt.

2. CONCLUSIES

Deze beoordeling bevestigt de belangrijke rol die het hervormde GLB speelt bij de ondersteuning van de landbouw in de EU tijdens de overgang naar een duurzaam landbouwmodel, waarbij ook het inkomen van de landbouwers en de voedselzekerheid worden ondersteund.

De nieuwe strategische GLB-plannen zijn een geschikt instrument om de GLB-beleidsdoelstellingen op een geïntegreerde manier na te streven, aangezien de lidstaten de plannen gebruiken om zich voor te bereiden en een antwoord te bieden op de uitdagingen op hun grondgebied, waarbij zij prioriteiten stellen en de beschikbare middelen op een doeltreffende en efficiënte manier inzetten.

Uit de plannen blijkt de aanhoudende steun voor het inkomen van landbouwers, de economische duurzaamheid en de veerkracht van de landbouwsector in de hele EU. Voorwaardelijke rechtstreekse inkomenssteun vormt samen met investeringen in modernisering een sleutelelement voor de levensvatbaarheid van de landbouwsector en de voedselzekerheid in de EU. De effectiviteit en doelgerichtheid ervan verdienen blijvende aandacht.

Het toenemende aantal extreme weersverschijnselen en de wereldwijde geopolitieke onzekerheden vragen om een versterking van de risicobeheersinstrumenten en een verhoogd gebruik ervan in de hele Unie, via EU- of nationale regelingen die gepaard moeten gaan met proactieve maatregelen om de onderliggende oorzaken aan te pakken en de veerkracht van de landbouwbedrijven op de middellange termijn te vergroten. Tegelijkertijd zal een sterkere nadruk op de winstgevendheid van landbouwbedrijven, op innovatie, technologie en digitalisering en op opleiding, advies en toegang tot kennis van cruciaal belang zijn.

Uit de plannen blijkt een potentieel om bij te dragen aan de mitigatie van de klimaatverandering, met name door de koolstofvastlegging te verbeteren, terwijl de uitdagingen op het gebied van klimaatadaptatie een meer holistische aanpak op lange termijn vereisen waarvoor begeleidende beheerpraktijken en investeringen nodig zijn.

In de plannen is vooruitgang te zien op het gebied van het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen, met name wat betreft de bodem en het verminderen van de afhankelijkheid van chemische stoffen. Verdere inspanningen zijn nodig op het gebied van duurzaam watergebruik en de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. De plannen hebben ook het potentieel om bij te dragen tot het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot de verbetering van ecosysteemdiensten en tot de instandhouding van habitats en landschappen. Vanwege de grote behoeften op het gebied van biodiversiteit moeten de meest veelbelovende regelingen (met name wat betreft de intensiever gebruikte landbouwgronden in de EU) een betere dekking hebben en worden ondersteund door voldoende financiële middelen.

Voor specifieke sectoren zal een holistischere aanpak nodig zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de economische, sociale en ecologische kwetsbaarheden en voordelen: bijvoorbeeld om de veehouderij te helpen de uitstoot te blijven verminderen en tegelijkertijd de positieve invloed van extensieve veeteeltsystemen op de biodiversiteit, koolstofvastlegging, landschappen, cultureel erfgoed en bestaansmiddelen op het platteland te vergroten.

Er is meer werk nodig om de kwantificering van de effecten van door strategische GLB-plannen ondersteunde praktijken en investeringen te ondersteunen; de Commissie werkt aan de ontwikkeling van de relevante methodologieën voor het becijferen van de klimaateffecten van de strategische GLB-plannen.

Met een nieuwe focus op de arbeidsomstandigheden op landbouwbedrijven en aandacht voor genderongelijkheid, helpen de plannen om de sociale duurzaamheid te bevorderen. Uit de plannen blijken ook inspanningen om de landbouw een nieuwe impuls te geven — met een jongere generatie en andere nieuwkomers van buiten de landbouwsector. Er wordt ook meer aandacht besteed aan dierenwelzijn.

De hogere verwachtingen wat betreft de aanpak van de grote verscheidenheid aan sociaal-economische behoeften in plattelandsgebieden brengen een grote afhankelijkheid van het Leader-programma met zich mee, evenals de ontwikkeling van slimme dorpen om de ontwikkelingsverschillen te verkleinen. Complementariteit met andere EU- en nationale fondsen en met de wetgeving is van essentieel belang om verder in deze behoeften te voorzien(27).

Het resultaat van de strategische GLB-plannen zal grotendeels afhangen van de mate van betrokkenheid van de landbouwgemeenschap. Er moet speciale aandacht worden besteed aan een bredere invoering van duurzame vrijwillige landbouwpraktijken (d.w.z. ecoregelingen en interventies voor plattelandsontwikkeling), vooral omdat het waarborgen van adequate steunniveaus een uitdaging is gezien de inflatoire druk en de toenemende alternatieve kosten. Het is ook van essentieel belang om kennis en innovatie te delen.

De algemene vooruitgang in het bereiken van de GLB-doelstellingen en uiteindelijk van de Green Deal-doelstellingen hangt ook af van de regels en/of de financiële steun die buiten het toepassingsgebied van de strategische GLB-plannen vallen, evenals van andere externe factoren zoals de marktontwikkelingen en consumentenvoorkeuren.

De Commissie zal met de lidstaten blijven samenwerken om een soepele uitvoering van de strategische GLB-plannen te garanderen, de algemene ambities van de plannen te handhaven en passende oplossingen te vinden om vooruitgang in het bereiken van de doelstellingen mogelijk te maken.

Om het potentieel van de strategische GLB-plannen tijdens de uitvoering ten volle te benutten, moeten de lidstaten en de Commissie bijzondere aandacht besteden aan: de versterking van vaardigheden, opleidings- en adviescapaciteit op alle niveaus; de bevordering van de uitwisseling van goede praktijken om lidstaten en belanghebbenden beter te begeleiden; de vermindering van de administratieve lasten van specifieke interventies; en de monitoring van de invoering en de resultaten (en waar nodig de aanpassing van de plannen).


1()Zie de verordening inzake strategische GLB-plannen (Verordening (EU) 2021/2115).

2()In deze fase heeft de Commissie aan elke lidstaat aanbevelingen gedaan, zie COM(2020) 846 final.

3()Strategische GLB-plannen (europa.eu).

4()Respectievelijk COM(2020) 381 final en COM(2020) 380 final.

5()Artikel 100 van de verordening inzake strategische GLB-plannen.

6()Artikel 141, lid 2, en overweging 124 van de verordening inzake strategische GLB-plannen.

7()De lidstaten hebben elk één strategisch plan, behalve België, dat er twee heeft: een voor Vlaanderen en een voor Wallonië.

8()Zie “Approved 28 CAP Strategic Plans (2023-2027), Summary overview for 27 Member States, Facts and figures”, 2023.

9()Ecorys et al., 2023, “Mapping and Analysis of CAP Strategic Plans, Assessment of joint efforts for 2023-2027”.

10()Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1317 van de Commissie. Op twee na hebben alle lidstaten de afwijkingen toegepast. Van die lidstaten hebben er twee alleen gebruik gemaakt van de afwijking inzake vruchtwisseling.

11()In 2023 heeft de Commissie al 18 wijzigingsvoorstellen ontvangen van 15 lidstaten. Op 4 oktober 2023 had de Commissie al aan 9 wijzigingen haar goedkeuring verleend.

12()COM(2021) 815 final.

13()Artikelen 134, 140 en 141 van de verordening inzake strategische GLB-plannen.

14()Conditionaliteit omvat de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen (RBE’s) in het kader van EU-wetgeving buiten het GLB en de normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van het land (GLMC-normen) in het kader van de GLB-wetgeving.

15()Zie “Payments in areas with natural constraints — Overview and socio-economic and environmental features of farming in ANC areas based on FADN data”, juli 2023, Europese Commissie, DG Landbouw en Plattelandsontwikkeling, Brussel.

16()Andere sectoren dan groenten en fruit, bijenteelt, wijn, hop, en olijfolie en tafelolijven.

17()Er gelden normen voor verschillende delen van land afhankelijk van hun specifieke bestemming.

18()Hieronder valt ook steun voor dierenwelzijn.

19()Landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw; zie de geconsolideerde tekst van de LULUCF-verordening (Verordening (EU) 2018/841).

20()Zie de geconsolideerde tekst van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen (Verordening (EU) 2018/842).

21()Krachtens artikel 120 van de verordening inzake strategische GLB-plannen.

22()Zie de geconsolideerde tekst van Richtlijn 2000/60/EG.

23()Krachtens artikel 8 van de habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad) voor het meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027.

24()De werkelijke differentiatie van de steun op basis van de specifieke soort en aanvullende informatie over de ondersteunde praktijken zullen bekend worden bij de uitvoering.

25()Zie de (geconsolideerde) teksten van respectievelijk Verordening (EU) 2019/6 en Verordening (EU) 2019/4.

26()Europees Innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw.

27()In het verslag van de Commissie over de langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU in 2024 zal worden nagedacht over hoe de steun voor plattelandsgebieden kan worden verbeterd.

NL NL