Toelichting bij COM(2024)60 - Bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ (herschikking) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)60 - Bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, en ... |
---|---|
bron | COM(2024)60 ![]() ![]() |
datum | 06-02-2024 |
• Motivering en doel van het voorstel
In juli 2020 presenteerde de Commissie een EU-strategie voor een doeltreffendere bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (hierna “de strategie” genoemd). Deze strategie omvat acht initiatieven die gericht zijn op de volledige uitvoering en, waar nodig, de verdere ontwikkeling van het rechtskader ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen. Tegelijkertijd werd ernaar gestreefd de rechtshandhavingsrespons te versterken en de inspanningen van de verschillende belanghebbenden op het gebied van preventie en onderzoek, en inzake bijstand aan slachtoffers en overlevers te katalyseren.
In de strategie werd met name erkend dat, gelet op de maatschappelijke en technologische veranderingen in het afgelopen decennium, moet worden nagegaan of het huidige strafrechtelijk kader van de EU, namelijk Richtlijn 2011/93/EU ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (hierna “de richtlijn” genoemd) geschikt is voor het beoogde doel. De richtlijn is aangenomen om minimumnormen vast te stellen ter preventie en bestrijding van deze bijzonder ernstige vormen van criminaliteit, die gericht zijn tegen kinderen, zijnde slachtoffers die recht hebben op bijzondere bescherming en zorg. De richtlijn bevat minimumvoorschriften voor de definitie van strafbare feiten en sancties op het gebied van seksuele uitbuiting van kinderen, alsook minimumnormen voor doeltreffend onderzoek en doeltreffende vervolging, bijstand aan en ondersteuning van slachtoffers, en preventie van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen.
In 2022 heeft de Commissie de uitvoering van de richtlijn geëvalueerd, waarbij er mogelijke lacunes in de wetgeving, beste praktijken en prioritaire acties op EU-niveau in kaart werden gebracht. Uit de studie bleek dat de tekst vatbaar is voor verbetering: er werd gewezen op de dubbelzinnigheid van bepaalde definities in de richtlijn en op problemen in verband met het onderzoek naar en de vervolging van daders. In de studie werd de alarmbel geluid over de exponentiële groei van het online delen van materiaal van seksueel misbruik van kinderen en over de toegenomen mogelijkheden voor daders om, met name online, hun identiteit (en hun illegale activiteiten) te verbergen, waardoor ze ontsnappen aan onderzoek en vervolging. In de studie werd geconcludeerd dat zowel de verhoogde aanwezigheid van kinderen op het internet als de meest recente technologische ontwikkelingen problemen met zich meebrengen voor de rechtshandhaving en zorgen voor nieuwe mogelijkheden voor misbruik die niet volledig door de huidige richtlijn worden gedekt.
Voorts werd geconcludeerd dat de verschillende rechtskaders in de lidstaten met betrekking tot onderzoek en vervolging geen doeltreffende bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen in de hele EU mogelijk maken, met name vanwege de ontoereikende strafbaarstelling van misdrijven in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen die worden gepleegd door het gebruik van nieuwe en opkomende technologieën. Tot slot werd benadrukt dat de inspanningen van de lidstaten om seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en slachtoffers bij te staan, nog steeds een beperkt karakter hebben en onvoldoende worden gecoördineerd en dat de doeltreffendheid ervan onduidelijk is. Om de gebrekkige uitvoering aan te pakken, heeft de Commissie handhavingsmaatregelen genomen en, waar nodig, inbreukprocedures ingeleid. Tegelijkertijd bleek uit de evaluatie duidelijk dat er op EU-niveau nood is aan een nieuw wetgevingskader.
Inhoudsopgave
·ervoor te zorgen dat alle vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van die welke worden mogelijk gemaakt of vergemakkelijkt door technologische ontwikkelingen, strafbaar worden gesteld;
·ervoor te zorgen dat de nationale regels inzake onderzoek en vervolging een doeltreffende bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen mogelijk maken door rekening te houden met recente technologische ontwikkelingen;
·de preventie en slachtofferhulp te verbeteren, en
·te zorgen voor een betere coördinatie bij de preventie en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen in de lidstaten en, op nationaal niveau, tussen alle betrokken partijen.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel houdt een ontwikkeling in van de bestaande bepalingen van de richtlijn en wordt gepresenteerd in het kader van de EU-strategie van 2020 voor een doeltreffendere bestrijding van seksueel misbruik van kinderen.
Het voorstel vormt een aanvulling op andere EU-initiatieven waarmee, direct of indirect, aspecten van de uitdagingen in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen worden aangepakt. Deze initiatieven omvatten:
–Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten;
–Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan;
–Verordening (EU) 2021/1232 betreffende een tijdelijke afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG ten aanzien van het gebruik van technologieën door aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten voor de verwerking van persoonsgegevens en andere gegevens ten behoeve van de bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen, en het onlangs aangenomen voorstel voor een beperkte verlenging in de tijd van de tijdelijke afwijking 1 , en
–het voorstel voor een verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen.
Krachtens het laatstbedoelde voorstel zouden aanbieders van onlinediensten de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen om kinderen die hun diensten gebruiken te beschermen tegen online seksueel misbruik. De voorgestelde verordening is, wat de definitie van strafbare feiten betreft, gebaseerd op de richtlijn, aangezien ze betrekking heeft op materiaal van seksueel misbruik van kinderen en het benaderen van kinderen. De richtlijn vormt de strafrechtelijke basis voor de voorgestelde verordening.
De twee instrumenten zouden elkaar versterken en samen een alomvattender aanpak mogelijk maken van offline en online seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen. Met name het op grond van de voorgestelde verordening op te richten EU-centrum ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, zou in het kader van het onderhavige voorstel ook een belangrijke rol moeten spelen bij de ondersteuning van de acties van de lidstaten op het gebied van preventie en slachtofferhulp. Het EU-centrum zou de rechtshandhavingsinstanties en de gerechtelijke autoriteiten moeten helpen betere verslagen op te stellen, zonder evenwel afbreuk te doen aan de huidige verdeling van verantwoordelijkheden tussen Europol, Eurojust en de nationale rechtshandhavingsinstanties en gerechtelijke autoriteiten.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Dit voorstel is in overeenstemming met het daaraan gerelateerde beleid van de Unie, zoals blijkt uit het onderstaande.
–Het vormt een aanvulling op het EU-rechtskader voor digitale diensten, met name de onlangs aangenomen digitaledienstenverordening 2 , die betrekking heeft op de verantwoordelijkheid van aanbieders van onlinediensten voor illegale inhoud die op hun diensten worden verspreid. Dit voorstel zorgt ervoor dat de definitie van een specifiek soort illegale inhoud, namelijk online seksueel misbruik van kinderen, wordt geactualiseerd en geschikt is om doeltreffend op te treden in de digitale wereld van vandaag en morgen, waarbij de nadruk ook wordt gelegd op bewustmaking en onderwijs. Op die manier is het voorstel ook volledig complementair aan de EU‑strategie voor een beter internet voor kinderen (BIK+).
–Het voorstel is in overeenstemming met en vormt een aanvulling op het voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Dat voorstel heeft tot doel minimumnormen vast te stellen met betrekking tot: de definitie van strafbare feiten en sancties betreffende geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld in de hele EU; de bescherming van slachtoffers van deze misdrijven en de toegang tot de rechter; slachtofferhulp en preventie, en de coördinatie en samenwerking tussen alle relevante belanghebbenden.
–Het voorstel is in overeenstemming met het voorstel voor de herziening van de richtlijn slachtofferrechten, dat voorziet in gerichte wijzigingen die ervoor moeten zorgen dat slachtoffers zich in de EU ten volle op hun rechten kunnen beroepen.
–Het voorstel strookt, vooral wat de bewustmakings- en onderwijscomponenten ervan betreft, met de EU-strategie voor jongeren 2019-2027, waarin wordt erkend dat jongeren in de EU met specifieke uitdagingen worden geconfronteerd en dat hun empowerment, onder meer via onderwijs, van cruciaal belang is om hen te helpen deze uitdagingen met succes het hoofd te bieden.
–Het voorstel is ook in overeenstemming met de alomvattende EU-strategie voor de rechten van het kind, waarvan de aanneming in 2021 een overkoepelend EU‑beleidskader voor kinderrechten en kinderbescherming tot stand heeft gebracht. De Commissie is voornemens het voorstel aan te vullen met een aanbeveling over geïntegreerde kinderbeschermingssystemen.
–Het voorstel is ook in overeenstemming met de Europese kindergarantie, die tot doel heeft sociale uitsluiting te voorkomen en te bestrijden door kinderen in nood (met inbegrip van kinderen in precaire en gewelddadige gezinssituaties waarbij er sprake is van misbruik) effectieve toegang te garanderen tot een aantal belangrijke diensten, zoals onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting.
–Het voorstel is in overeenstemming met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, volgens hetwelk er geen economische activiteiten worden ondersteund of uitgevoerd die ernstig afbreuk doen aan, voor zover relevant, milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 3 , aangezien de richtlijn geen negatieve gevolgen heeft voor deze doelstellingen. Het is ook in overeenstemming met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit die is vastgesteld in de Europese klimaatwet 4 .
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Dit voorstel betreft een herschikking van Richtlijn 2011/93/EU. Het voorstel is derhalve gebaseerd op artikel 82, lid 2, en artikel 83, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die de rechtsgrondslagen van Richtlijn 2011/93/EU vormen. Krachtens deze twee rechtsgrondslagen kunnen het Europees Parlement en de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen die nodig zijn ter bevordering van de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie, en minimumvoorschriften betreffende de definitie van strafbare feiten en sancties op het gebied van seksuele uitbuiting van kinderen.
·Variabele geometrie
Wat de variabele geometrie betreft, volgt dit voorstel een soortgelijke aanpak als de huidige richtlijn.
Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan Ierland te kennen geven dat het wenst deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn.
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit voorstel en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken.
·Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het grensoverschrijdende karakter van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, dat de vaststelling van de richtlijn rechtvaardigde, is de afgelopen tien jaar nog prominenter geworden, met een toenemend gebruik van onlinetechnologieën, die het plegen van dergelijke strafbare feiten mogelijk maken en vergemakkelijken en de gevolgen ervan vergroten. Om te zorgen voor doeltreffende vervolging van daders en bescherming van slachtoffers overal in de EU, wordt met dit voorstel beoogd gemeenschappelijke minimumnormen vast te stellen voor de definitie van strafbare feiten en de strafniveaus - een doelstelling die door de lidstaten afzonderlijk niet kan worden verwezenlijkt en alleen door optreden op EU-niveau kan worden bereikt. Bovendien zouden de lidstaten, gezien de steeds belangrijkere onlinedimensie van deze misdrijven, zonder gemeenschappelijke regels niet in staat zijn om op doeltreffende wijze: i) het plegen van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik van kinderen op hun grondgebied te voorkomen; ii) misdrijven in verband met seksueel misbruik van kinderen met een grensoverschrijdende dimensie te onderzoeken en te vervolgen, en iii) slachtoffers te identificeren en hen passende bijstand te verlenen. Het voorstel is derhalve volledig in overeenstemming met het in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel.
• Evenredigheid
De wijzigingen van de richtlijn in het kader van dit voorstel zijn beperkt en gericht, en hebben tot doel een doeltreffende aanpak van de belangrijkste tekortkomingen die bij de uitvoering en evaluatie van de richtlijn aan het licht zijn gekomen, aan te pakken. Volgens de effectbeoordeling blijven de voorgestelde wijzigingen beperkt tot de problemen die de lidstaten zelf niet op bevredigende wijze het hoofd kunnen bieden. Met name moeten de definities van strafbare feiten op EU-niveau worden aangepast om de doelstelling van het bestrijden van grensoverschrijdend seksueel misbruik en grensoverschrijdende seksuele uitbuiting van kinderen te verwezenlijken. De wijzigingen met betrekking tot preventie, slachtofferhulp, onderzoek en vervolging bieden een antwoord op specifieke lacunes en uitdagingen die de afgelopen tien jaar bij het toezicht op de uitvoering van Richtlijn 2011/93/EU aan het licht zijn gekomen. De extra administratieve lasten die uit deze actualisering kunnen voortvloeien, worden evenredig geacht in het licht van de langetermijnvoordelen, waaronder kostenbesparingen, die voor slachtoffers en de samenleving in het algemeen verband houden met de preventie en vroegtijdige opsporing van dit soort strafbare feiten. Bovendien zouden dergelijke administratieve lasten dankzij de ondersteuning die het EU‑centrum zal bieden op het gebied van preventie en slachtofferhulp, tot een minimum worden beperkt. Gezien het bovenstaande gaat het voorstel niet verder dan wat nodig is om de genoemde doelstellingen te verwezenlijken.
• Keuze van het instrument
Dit voorstel heeft tot doel gerichte wijzigingen aan te brengen in de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, teneinde de lacunes, inconsistenties en tekortkomingen die bij de uitvoering en evaluatie van de richtlijn aan het licht zijn gekomen, aan te pakken. Aangezien dit voorstel een herschikking van de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen betreft, is het passend om voor hetzelfde rechtsinstrument te kiezen.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
In de loop van 2022 heeft de Commissie, zoals aangekondigd in de 2020-strategie, een studie verricht om de uitvoering van de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen te evalueren en lacunes in de wetgeving, beste praktijken en prioritaire acties op EU-niveau in kaart te brengen. De conclusie van de studie 5 luidde dat de richtlijn geen volledig antwoord kan bieden op de uitdagingen die voortvloeien uit de grote maatschappelijke en technologische veranderingen van de afgelopen decennia. Er werd met name bezorgdheid geuit over de exponentiële groei van online delen, de toegenomen mogelijkheden voor daders om hun identiteit (en hun illegale activiteiten) te verbergen en het gemak waarmee daders kunnen samenspannen om hun verantwoordelijkheid te ontlopen en verdere misdrijven te plegen. In de studie werd ook gewezen op onduidelijkheden in sommige bepalingen van de richtlijn en op hardnekkige problemen met betrekking tot het onderzoek naar en de vervolging van daders. Daarnaast werd opgemerkt dat de zeer grote manoeuvreerruimte op nationaal niveau met betrekking tot preventie en slachtofferhulp in veel lidstaten heeft geleid tot uitvoeringsproblemen en onbevredigende resultaten. De conclusie luidde dat zelfs een volledige en coherente omzetting van de richtlijn in haar huidige vorm niet zou volstaan om de uitdagingen met betrekking tot het aangeven, onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen aan te pakken, en evenmin zou leiden tot de vaststelling in de hele EU van voldoende deugdelijke maatregelen op het gebied van preventie en slachtofferhulp.
• Raadpleging van belanghebbenden
Er is een brede raadpleging gehouden in het kader van de back-to-backevaluatie van de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen en de effectbeoordeling van mogelijke initiatieven om de bij die evaluatie vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. Dit omvatte de publicatie van de gecombineerde routekaart voor evaluatie/aanvangseffectbeoordeling op de portaalsite “Geef uw mening” van de Commissie (van 28 september tot en met 26 oktober 2021), waarop 17 belanghebbenden hebben gereageerd. Gerichte raadplegingen met meer technische vragen over de herziening van de richtlijn, vonden plaats in de eerste helft van 2022 en werden uitgevoerd door de Commissie zelf alsook in het kader van een studie waartoe opdracht werd gegeven aan een externe contractant. De belangrijkste geraadpleegde belanghebbenden waren onder meer:
–nationale autoriteiten van de lidstaten die betrokken zijn bij de uitvoering en omzetting van de richtlijn (bijvoorbeeld rechtshandhavingsinstanties; gevangenis-, detentie- en reclasseringsdiensten; administratieve, kinderbeschermings- en justitiële autoriteiten) en regionale en lokale autoriteiten;
–relevante EU-agentschappen (waaronder Europol, Eurojust en het Bureau voor de grondrechten (FRA));
–relevante organisaties in niet-EU-landen, waaronder het U.S. National Centre for Missing and Exploited Children (NCMEC) en het Canadian Centre for Child Protection (C3P);
–relevante internationale organisaties, waaronder de Raad van Europa;
–relevante belanghebbenden uit de sector;
–meldpunten, waaronder het door de EU gefinancierde Inhope-netwerk, en andere maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van kinderbescherming, kinderrechten, preventie en privacy, en
–onderzoekers en academici die betrokken zijn bij de strijd tegen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen.
De Commissie heeft ook een openbare raadpleging gehouden die gericht was op het grote publiek om informatie, bewijsmateriaal en standpunten te verzamelen over de betrokken kwesties en om input te krijgen voor het evaluatie- en effectbeoordelingsproces. In het kader van de studie werd er in alle officiële talen van de EU een vragenlijst over de evaluatie van de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen beschikbaar gesteld, en werd er tussen 20 april 2022 en 13 juli 2022 via het EU-Surveytool van de Commissie een eerste discussie gevoerd over de doelstellingen van een beleidsinitiatief ter herziening van de richtlijn. In totaal werden er negenenveertig antwoorden ontvangen van belanghebbenden in drieëntwintig landen, waaronder achttien lidstaten (AT, BE, CZ, DE, DK, EE, EL, ES, FI, FR, HR, HU, IT, MT, NL, PT, SE en SI). In dit verband heeft de Commissie, naast de antwoorden, ook eenentwintig schriftelijke bijdragen ontvangen, waaronder elf bijdragen van maatschappelijke organisaties, drie bijdragen van vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties, vier bijdragen van ICT‑bedrijven, één bijdrage van een vertegenwoordiger van een nationaal ministerie van Justitie, één bijdrage van een juridisch deskundige en één bijdrage van een EU-burger.
Uit het raadplegingsproces is in het algemeen naar voren gekomen dat kinderen negatieve gevolgen ondervinden van de tekortkomingen van de huidige richtlijn in verband met opkomende trends die worden mogelijk gemaakt of vergemakkelijkt door technologische ontwikkelingen en de toegenomen online aanwezigheid van zowel kinderen als kinderlokkers. Er werd bevestigd dat deze nieuwe trends nieuwe onderzoeksuitdagingen met zich meebrengen, die moeten worden aangepakt. Er werd ook benadrukt dat er beter rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van de uitdagingen waarmee slachtoffers worden geconfronteerd bij het doen van aangifte en de noodzaak van gerichte preventie en slachtofferhulp, en dat de problemen als gevolg van fenomenen zoals reizende seksuele delinquenten moeten worden aangepakt.
Het voorstel houdt rekening met en voorziet in een aanpak van alle belangrijke problemen die tijdens de raadplegingen naar voren zijn gekomen.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
De evaluatie en effectbeoordeling werden ondersteund door een door een externe contractant uitgevoerde studie. Voorts heeft de Commissie van 17 januari 2018 tot en met 6 september 2019 zes workshops voor deskundigen georganiseerd om informatie te verzamelen over uitdagingen en nieuwe problemen op het gebied van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, en om de belangrijkste problemen bij de uitvoering van de richtlijn en de relevantie ervan in het licht van nieuwe en verwachte trends en ontwikkelingen te bespreken. Zoals nader toegelicht in bijlage 2 bij de effectbeoordeling bij het voorstel voor een richtlijn (herschikking), werd aanvullende externe expertise verzameld door middel van de volgende methoden voor raadpleging van belanghebbenden: verkennende interviews, deskresearch, online-enquête, openbare raadpleging, gerichte interviews, casestudy-interviews en workshops.
• Effectbeoordeling
In de effectbeoordeling die ter voorbereiding van het voorstel is uitgevoerd, werden er drie beleidsopties geëvalueerd, met een reeks steeds ambitieuzere beleidsmaatregelen om de hieronder vermelde drie oorzaken van problemen aan te pakken.
–De toegenomen online aanwezigheid van kinderen en de meest recente technologische ontwikkelingen brengen uitdagingen voor de rechtshandhaving met zich mee en creëren nieuwe mogelijkheden voor misbruik.
–De uiteenlopende rechtskaders in de lidstaten met betrekking tot onderzoek en vervolging hebben tot gevolg dat seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen niet op doeltreffende wijze kan worden bestreden.
–Er is sprake van tekortkomingen bij de inspanningen van de lidstaten om seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en slachtoffers bij te staan, in het bijzonder het beperkte karakter en de twijfelachtige doeltreffendheid ervan en het gebrek aan coördinatie tussen relevante belanghebbenden.
De drie onderzochte beleidsopties worden hieronder vermeld.
–Optie A: gerichte aanpassingen van de wetgeving om onduidelijkheden in het huidige kader op te helderen, de samenhang met nieuwe instrumenten te waarborgen en de kwantiteit en kwaliteit van beschikbare informatie te verbeteren.
–Optie B: optie A plus wetgevingswijzigingen om de definities van misdrijven aan te passen aan de huidige en verwachte technologische ontwikkelingen.
–Optie C: optie B plus wetgevingswijzigingen om ervoor te zorgen dat preventie, slachtofferhulp en onderzoek en vervolging doeltreffender worden, met aandacht voor de grensoverschrijdende dimensie van het fenomeen.
Op basis van de beoordeling van de sociale en economische effecten en van de doeltreffendheid en efficiëntie werd de voorkeur gegeven aan optie C. De voorkeursoptie omvat een breder pakket beleidsmaatregelen, van preventie tot vervolging en slachtofferhulp, waarmee de oorspronkelijke onduidelijkheden en tekortkomingen die in de richtlijn zijn vastgesteld, zouden worden aangepakt en er zou worden tegemoet gekomen aan de noodzaak om de richtlijn aan te passen aan nieuwe en opkomende trends en er tegelijkertijd zou worden gezorgd voor efficiëntere grensoverschrijdende samenwerking. Met optie C worden de nationale regels inzake onderzoek en vervolging verder gestroomlijnd teneinde er onder meer voor te zorgen dat de bestaande instrumenten ten volle worden ingezet om te voorkomen dat zedendelinquenten misdrijven in het buitenland plegen en dat er in alle lidstaten doeltreffende onderzoeksmethoden beschikbaar zijn. Tot slot worden de preventiemaatregelen en verplichtingen inzake slachtofferhulp beter omschreven en wordt de coördinatie tussen de lidstaten verbeterd, onder meer door de werkzaamheden van een netwerk van nationale autoriteiten en door een beroep te doen op het EU-centrum ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen.
De mogelijke toename van het aantal vervolgingen en onderzoeken in verband met seksueel misbruik van kinderen als gevolg van doeltreffendere onderzoeksinstrumenten en een betere coördinatie binnen en tussen de lidstaten zou kunnen leiden tot hogere administratieve kosten voor de lidstaten. Dit zou echter ook aanzienlijke voordelen moeten opleveren met betrekking tot het beperken van de kosten van seksueel kindermisbruik voor de samenleving. Met name wordt verwacht dat het initiatief de kosten als gevolg van seksueel misbruik van kinderen aanzienlijk zal terugdringen en besparingen zal opleveren met betrekking tot: i) daders en slachtoffers (door bijvoorbeeld te voorkomen dat er misdrijven worden gepleegd, kan er worden bespaard op de kosten voor strafprocedures en op de kosten voor slachtofferhulp op korte en lange termijn), en ii) de samenleving in het algemeen (bijvoorbeeld door productiviteitsverlies als gevolg van seksueel misbruik van kinderen en de daarmee verband houdende trauma’s te voorkomen).
Het initiatief zal een positief effect hebben op de grondrechten van kinderen, waaronder hun recht op lichamelijke en geestelijke gezondheid en hun recht op de bescherming en zorg die nodig zijn voor hun welzijn. Het initiatief zal ook een positief effect hebben op de rechten van volwassen overlevers van seksueel kindermisbruik, door de schadeloosstelling en ondersteuning van en de bijstand aan slachtoffers te verbeteren.
Op 13 december 2022 werd de effectbeoordeling voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing, die daarover op 18 januari 2023 heeft vergaderd. De raad heeft op 20 januari 2023 een positief advies met voorbehoud uitgebracht. De Raad voor regelgevingstoetsing wees op een aantal elementen van de effectbeoordeling dat voor verbetering vatbaar was. Meer bepaald verzocht de raad om nadere verduidelijking over het dynamische basisscenario dat is beschreven als uitgangspunt voor de beoordeling van de verschillende opties, en met name over de rol die de voorgestelde verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen in dit basisscenario speelt. Hij verzocht om nadere bijzonderheden over de analysemethode en de aannames die ten grondslag liggen aan de kosten-batenanalyse, en over de rol van de voor de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen bevoegde nationale autoriteiten in het kader van het voorstel. Tot slot verzocht de raad de Commissie om in de definitieve versie een meer gedetailleerde uitleg op te nemen over de onderliggende afwegingen die de context vormen van de beleidsopties en een meer systematisch overzicht te geven van de standpunten van de verschillende categorieën belanghebbenden.
Deze en andere meer gedetailleerde opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn verwerkt in de definitieve versie van de effectbeoordeling. Met name wordt de wisselwerking met de voorgestelde verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen duidelijker beschreven, wordt de methode voor de beoordeling van de kosten en baten beter uiteengezet en wordt dieper ingegaan op de beleidsopties en de standpunten van belanghebbenden. Ook in de voorgestelde herschikking van de richtlijn is er rekening gehouden met de opmerkingen van de raad.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Conform het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) van de Commissie moeten alle initiatieven die tot doel hebben de bestaande EU-wetgeving te herzien erop gericht zijn de administratieve lasten voor de lidstaten te vereenvoudigen en te verminderen. In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de voorkeursoptie inderdaad administratieve lasten met zich mee zou brengen, maar dat deze zouden worden gecompenseerd door het positieve effect van de maatregelen op de preventie en bestrijding van kindermisbruik en de bescherming van de slachtoffers van dit misdrijf.
De gerichte wijzigingen van de richtlijn hebben tot doel de lidstaten beter in staat te stellen criminaliteit doeltreffend te bestrijden, rekening houdend met dreigingen en trends die de afgelopen jaren zijn ontstaan en zich hebben ontwikkeld en met nieuwe technologische ontwikkelingen. Verwacht wordt dat de voor de lidstaten geldende nieuwe regels de grensoverschrijdende samenwerking zullen verbeteren, zowel op het gebied van onderzoek en vervolging als op het gebied van bijstand aan en ondersteuning van slachtoffers.
Het initiatief schept in alle lidstaten meer duidelijkheid over het juridische landschap voor de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen. De regeldruk in verband met het voorstel is beperkt, aangezien het voorstel vooral verbeteringen van bestaande normen behelst en dus niet de invoering van volledig nieuwe verplichtingen. Momenteel onderzoeken, vervolgen en bestraffen de lidstaten reeds misdrijven in verband met seksueel misbruik van kinderen. Het voorstel voert slechts een beperkt aantal definities en op zichzelf staande strafbare feiten in verband met seksueel misbruik van kinderen in, wat een zeer groot effect zal hebben op de bestrijding van dat soort criminaliteit; sommige, maar niet alle lidstaten hebben deze aanpassingen reeds zelf doorgevoerd. De meeste regelgevende en administratieve lasten voor de lidstaten zouden voortvloeien uit verplichtingen inzake coördinatie, de vaststelling van duidelijke benchmarks en wijzigingen in de gegevensverzameling. De lidstaten verzamelen echter al gegevens over kindermisbruik en het voorstel heeft tot doel te zorgen voor meer consistentie en transparantie bij de bestaande processen en voor betere rapportage.
Er wordt geen effect verwacht op kmo’s en het concurrentievermogen. Alle onderzochte beleidsopties zouden leiden tot kosten voor overheidsinstanties in de lidstaten en niet tot kosten voor EU-burgers en -bedrijven.
• Grondrechten
Dit initiatief is in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het draagt ook bij tot de versterking van specifieke grondrechten, in het bijzonder: het recht op menselijke waardigheid (artikel 1); het recht op menselijke integriteit (artikel 3); het verbod van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (artikel 4), en de rechten van het kind (artikel 24).
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Er zijn geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De Commissie zal toezien op de correcte en doeltreffende omzetting van de herschikte richtlijn in de nationale wetgeving van alle deelnemende lidstaten. Tijdens de hele uitvoeringsfase zal de Commissie regelmatig vergaderingen van het contactcomité organiseren met alle lidstaten. Op gezette tijden zal de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin de uitvoering, de werking en het effect van de herschikte richtlijn worden geëvalueerd.
Om het fenomeen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te monitoren en te evalueren, moeten de lidstaten beschikken over mechanismen voor gegevensverzameling of contactpunten. Daartoe wordt artikel 31 ingevoerd, dat de lidstaten verplicht een systeem te hebben voor het verzamelen, ontwikkelen, produceren en verspreiden van statistieken over de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten. De lidstaten moeten om de drie jaar een bevolkingsonderzoek uitvoeren volgens de geharmoniseerde methode van de Commissie (Eurostat) teneinde gegevens te verzamelen over het aantal slachtoffers van de onder de richtlijn vallende strafbare feiten. Op basis hiervan moeten zij de prevalentie van en de trends voor alle onder de richtlijn vallende strafbare feiten beoordelen. De lidstaten moeten de gegevens aan de Commissie (Eurostat) toezenden. Om ervoor te zorgen dat de administratieve gegevens in de hele EU vergelijkbaar zijn, moeten de lidstaten administratieve gegevens verzamelen op basis van gemeenschappelijke uitsplitsingen die in samenwerking met het EU-centrum zijn ontwikkeld, en moeten zij die gegevens jaarlijks aan het EU-centrum toezenden. Het EU‑centrum zou de lidstaten ondersteunen bij het verzamelen van gegevens over strafbare feiten in de zin van de artikelen 3 tot en met 9, onder meer door gemeenschappelijke normen vast te stellen voor teleenheden, telregels, gemeenschappelijke uitsplitsingen, rapportageformaten en de classificatie van strafbare feiten. De door de lidstaten verzamelde statistieken moeten aan het EU-centrum en de Commissie worden toegezonden en jaarlijks ter beschikking van het publiek worden gesteld. Tot slot moeten de lidstaten met betrekking tot de onder het voorstel vallende vormen van criminaliteit onderzoek ondersteunen naar onderliggende oorzaken, gevolgen, prevalentie, doeltreffende preventiemaatregelen, doeltreffende maatregelen voor slachtofferhulp en veroordelingspercentages.
• Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Aangezien het voorstel een groter aantal wettelijke verplichtingen bevat dan de bestaande richtlijn, moet de kennisgeving van de omzettingsmaatregelen vergezeld gaan van toelichtende stukken, waaronder een concordantietabel met daarin het verband tussen de nationale bepalingen en de richtlijn. Dit moet ervoor zorgen dat de omzettingsmaatregelen die de lidstaten aan de bestaande wetgeving hebben toegevoegd, duidelijk herkenbaar zijn.
De maatregelen ter omzetting van dit voorstel zullen waarschijnlijk niet beperkt blijven tot één enkele wettekst. Daarom moeten de lidstaten de Commissie een toelichtend stuk verstrekken waarin zij haar in kennis stellen van de tekst van de bepalingen die zijn vastgesteld ter omzetting van deze richtlijn. Daarin moet ook worden aangegeven hoe deze bepalingen zich verhouden tot de bepalingen die reeds zijn vastgesteld ter omzetting van Richtlijn 2011/93/EU en tot bepalingen die onder ander relevant EU-beleid vallen.
De Commissie werkt momenteel aan richtsnoeren voor de uitvoering van de verplichtingen inzake preventie en slachtofferhulp, die te zijner tijd ter beschikking van de lidstaten zullen worden gesteld. Om de EU-lidstaten en andere landen meer in het algemeen te ondersteunen bij het opzetten van doeltreffende preventie-initiatieven ten behoeve van personen die vrezen dat zij misdrijven tegen kinderen zouden kunnen plegen, heeft het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie onlangs het verslag “Help Seeker and Perpetrator Prevention Initiatives – Child Sexual Abuse and Exploitation” 6 gepubliceerd. Dit werk vormt de basis voor stappen in de richting van de ontwikkeling van een IT-platform van de EU, dat initiatieven ter preventie van seksueel misbruik van kinderen zal bundelen en de EU-lidstaten en andere belanghebbenden zal helpen een preventiebeleid op maat te ontwerpen en uit te voeren, dat is afgestemd op hun culturele en maatschappelijke omgeving en behoeften.
• Artikelsgewijze toelichting
In de hele richtlijn is de gebruikte terminologie in overeenstemming gebracht met erkende internationale normen, zoals de terminologiegids voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, die op 28 januari 2016 is aangenomen door de interdepartementale werkgroep in Luxemburg 7 .
Er wordt voorgesteld de hieronder vermelde wijzigingen door te voeren.
Artikel 2: toegang tot materiaal van seksueel misbruik van kinderen is vaak de eerste stap richting hands-on misbruik, ongeacht of dat materiaal echte dan wel realistische misbruik- en uitbuitingssituaties weergeeft 8 . De ontwikkelingen op het gebied van aangevulde, uitgebreide en virtuele realiteit en de mogelijkheid om artificiële intelligentie te gebruiken om “deepfakes” te genereren, d.w.z. synthetisch gecreëerd levensecht materiaal van seksueel misbruik van kinderen, hebben de definitie van “afbeelding” al opgerekt, aangezien dergelijk materiaal gebruik kan maken van avatars met sensorische feedback, bijvoorbeeld via apparaten die een gevoel van aanraking creëren. De wijzigingen van artikel 2, lid 3, punt d), moeten zorgen voor een voldoende technologieneutrale en dus toekomstbestendige definitie van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, die deze technologische ontwikkelingen bestrijkt. Daarnaast zijn er handboeken in omloop met adviezen over het vinden, groomen en misbruiken van kinderen en met adviezen over de wijze waarop identificatie, onderzoek en vervolging kan worden voorkomen en over de beste manier om materiaal te verbergen. Deze handboeken, die bekend staan als “handboeken voor pedofielen”, verlagen drempels en bieden toegang tot de nodige knowhow, waardoor ze daders aanmoedigen tot en ondersteunen bij het plegen van seksueel misbruik. Bijgevolg moeten ook dergelijke handboeken strafbaar worden gesteld. Artikel 2 bevat ook een definitie van gelijken, d.w.z. personen - zowel kinderen als volwassenen - die ongeveer dezelfde leeftijd en dezelfde psychologische en lichamelijke ontwikkeling of maturiteit hebben.
Artikel 3: de wijzigingen van artikel 3 hebben tot doel te zorgen voor samenhang tussen de strafmaat waarin het voorstel voorziet en de strafmaat voor soortgelijke strafbare feiten in Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld]. Dit omvat een wijziging om ook de handeling te bestrijken waarbij een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is, wordt aangezet tot seksuele handelingen met een andere persoon in situaties waarin er geen sprake is van dwang, geweld of bedreigingen.
Artikel 4: de sancties voor het aangaan van seksuele handelingen met een kind waarbij een beroep wordt gedaan op kinderprostitutie (artikel 4, lid 7) worden verhoogd tot acht jaar wanneer het een kind betreft dat nog niet seksueel meerderjarig is, en tot vier jaar wanneer het kind seksueel meerderjarig is. Deze verhoging is noodzakelijk om te zorgen voor samenhang met het recente acquis, waaronder Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld].
Artikel 5: het is in het algemeen belang het werk te ondersteunen van organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, zoals de Inhope‑meldpunten, die meldingen van het publiek over materiaal van seksueel misbruik van kinderen in ontvangst nemen en de verwijdering van dergelijk materiaal en het onderzoek naar strafbare feiten vergemakkelijken. Wanneer deze organisaties, handelend in het algemeen belang, materiaal dat afbeeldingen of video’s van seksueel misbruik van kinderen bevat, beoordelen en analyseren of anderszins verwerken met het oog op verwijdering of onderzoek, mag een dergelijke verwerking niet strafbaar worden gesteld. Daarom moet de definitie van de desbetreffende strafbare feiten dienovereenkomstig worden beperkt door te verduidelijken dat een dergelijke verwerking niet als “wederrechtelijk” wordt beschouwd wanneer deze organisaties daartoe zijn gemachtigd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar zij zijn gevestigd.
Artikel 6: de wijzigingen van artikel 6 zorgen ervoor dat alle vormen van online benaderen, met inbegrip van het benaderen van kinderen met het oog op het plegen van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting in een onlinecontext, in alle lidstaten strafbaar worden gesteld.
Artikel 7: het nieuwe artikel 7 moet ervoor zorgen dat alle lidstaten het livestreamen van seksueel misbruik van kinderen strafbaar stellen en doeltreffend onderzoeken en vervolgen. Dit fenomeen is de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen en brengt specifieke onderzoeksuitdagingen met zich mee, die verband houden met het feit dat het gestreamde misbruik een tijdelijk karakter heeft en er dus geen concreet bewijsmateriaal beschikbaar is voor de onderzoeksinstanties.
Artikel 8: het nieuwe artikel 8, dat het exploiteren van een online-infrastructuur met als doel seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van kinderen mogelijk te maken of aan te moedigen strafbaar stelt, heeft tot doel om de rol van het darkweb bij het creëren van gemeenschappen van daders of potentiële daders en bij de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen terug te dringen.
Artikel 10: de wijzigingen van artikel 10 hebben tot doel de huidige onduidelijkheden in de tekst van de richtlijn weg te nemen, onder meer door ervoor te zorgen dat de vrijstelling van strafbaarstelling voor consensuele seksuele handelingen correct wordt begrepen als zijnde alleen van toepassing op materiaal dat wordt geproduceerd en in bezit wordt gehouden tussen kinderen of tussen gelijken, en niet tussen een seksueel meerderjarig kind en een volwassene van om het even welke leeftijd.
Artikel 12: de wijzigingen van artikel 12 hebben tot doel om het risico tegen te gaan dat daders via werk of vrijwilligersactiviteiten opnieuw toegang krijgen tot kinderen. De wijzigingen houden in dat werkgevers die personeel aanwerven voor beroeps- en vrijwilligersactiviteiten die nauw contact met kinderen met zich meebrengen of die personeel aanwerven voor organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, het eventuele strafblad van de aan te werven personen moeten opvragen. Ook worden de lidstaten verplicht om in antwoord op dergelijke verzoeken zo volledig mogelijke gegevens uit het strafregister te verstrekken, waarbij in voorkomend geval gebruik wordt gemaakt van het Europees Strafregisterinformatiesysteem en andere geschikte informatiebronnen.
Artikel 14: dit artikel betreffende sancties die aan rechtspersonen kunnen worden opgelegd, werd gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met het recente acquis. In dit verband werd de lijst van voorbeelden van mogelijke sancties uitgebreid met een expliciete verwijzing naar de uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering en werd er een geharmoniseerde methode voor de berekening van minimumboetes opgenomen. Meer bepaald moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen die profiteren van het plegen door anderen van strafbare feiten die in strijd zijn met beperkende maatregelen van de Unie, kunnen worden bestraft met geldboetes, waarvan het maximumbedrag moet worden vastgesteld in verhouding tot de ernst van het strafbare feit, zoals gedefinieerd door het minimumniveau van de maximumstraf; deze geldboetes mogen niet minder bedragen dan 1 % of 5 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaand aan het besluit tot oplegging van de geldboete. De aansprakelijkheid van rechtspersonen sluit niet uit dat natuurlijke personen die de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten plegen, strafrechtelijk worden vervolgd.
Artikel 15: de aangebrachte wijzigingen vormen een aanvulling op en een verduidelijking van de situaties waarin de lidstaten gerechtigd zijn af te zien van de vervolging of bestraffing van kindslachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting die betrokken zijn bij criminele activiteiten die zij gedwongen werden te plegen, waaronder ook het verspreiden, aanbieden, leveren of ter beschikking stellen van materiaal van seksueel misbruik van kinderen. De overeenkomstige overweging is gewijzigd teneinde te verduidelijken dat onder “gedwongen” ook het lokken zonder gebruik van geweld of druk moet worden verstaan.
Artikel 16: de wijzigingen van artikel 16, lid 2, moeten ervoor zorgen dat de verjaringstermijnen pas beginnen te lopen wanneer het slachtoffer meerderjarig is en dat er minimumverjaringstermijnen worden vastgesteld die slachtoffers daadwerkelijk in staat stellen hun recht te halen. De wijzigingen leggen de volgende minimumnormen op met betrekking tot de duur van de verjaringstermijnen:
–voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste drie jaar, bedraagt de verjaringstermijn ten minste twintig jaar. Aangezien het uitgangspunt de meerderjarigheid is, betekent dit dat de verjaringstermijn pas verstrijkt wanneer het slachtoffer ten minste achtendertig jaar oud is;
–voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste vijf jaar, bedraagt de verjaringstermijn ten minste vijfentwintig jaar. Aangezien het uitgangspunt de meerderjarigheid is, betekent dit dat de verjaringstermijn pas verstrijkt wanneer het slachtoffer ten minste drieënveertig jaar oud is;
–voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste acht jaar, bedraagt de verjaringstermijn ten minste dertig jaar. Aangezien het uitgangspunt de meerderjarigheid is, betekent dit dat de verjaringstermijn pas verstrijkt wanneer het slachtoffer ten minste achtenveertig jaar oud is.
–onderzoek heeft aangetoond dat slachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen vaak pas tientallen jaren nadat het misbruik heeft plaatsgevonden in staat zijn daarvan aangifte te doen. De noodzaak om gevoelens van schaamte, schuld en zelfverwijt te overwinnen, die onder meer verband kunnen houden met het sociale en culturele stigma dat nog steeds aan seksueel misbruik kleeft, het heimelijke karakter van het misbruik, bedreigingen of beschuldigingen van de dader en/of trauma’s, leidt ertoe dat de meeste slachtoffers gedurende tientallen jaren niet in staat zijn om over het misdrijf te praten, laat staan het te melden bij de autoriteiten 9 ;
–uit een lopende studie blijkt dat het gemiddeld 17,2 tot 21,4 jaar duurt voordat overlevers van seksueel kindermisbruik iemand vertellen over hun ervaringen. Ongeveer 60-70 % van de overlevers vertelt pas iets als ze volwassen zijn, en 27,8 % van de overlevers vertelt het nooit 10 . Leeftijd en geslacht zijn belangrijke factoren bij het bepalen of en wanneer een slachtoffer iemand in vertrouwen neemt, waarbij trends erop wijzen dat jongere kinderen en jongens minder vaak iemand in vertrouwen nemen 11 ;
–momenteel lopen de verjaringstermijnen sterk uiteen van lidstaat tot lidstaat. Sommige lidstaten hebben de strafrechtelijke verjaringstermijnen volledig afgeschaft voor alle of de meeste van de onder de richtlijn vallende misdrijven. Andere lidstaten voorzien in zeer korte verjaringstermijnen, die voor alle of de meeste van de onder de richtlijn vallende misdrijven verstrijken voordat het slachtoffer de leeftijd van veertig jaar bereikt. Nog een andere groep lidstaten voorziet in verjaringstermijnen die voor alle of de meeste van de onder de richtlijn vallende misdrijven verstrijken nadat het slachtoffer de leeftijd van veertig jaar heeft bereikt;
–deze verschillen tussen de lidstaten hebben tot gevolg dat slachtoffers in de hele EU niet dezelfde toegang tot de rechter hebben, wat betreft de mogelijkheid om de betrokken misdrijven te laten vervolgen en om schadeloosstelling te krijgen. Bovendien kunnen daders misbruik maken van het systeem en aan vervolging ontsnappen door te verhuizen naar een plaats waar de verjaringstermijnen korter zijn en dus reeds zijn verstreken. Hierdoor ontstaat het risico dat potentiële daders vervolging kunnen ontlopen en nog tientallen jaren een gevaar blijven voor kinderen;
–in het licht van het bovenstaande lijkt het duidelijk dat een doeltreffend onderzoek naar en een doeltreffende vervolging van misdrijven in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, en het verlenen van passende bijstand en ondersteuning aan slachtoffers, alleen kunnen worden gewaarborgd als de verjaringstermijnen slachtoffers de mogelijkheid bieden om ook op latere leeftijd aangifte te doen en hun dus niet wordt belet om ook later een onderzoek te laten instellen.
De wijzigingen van artikel 16, leden 3, 4 en 5, hebben tot doel om onderzoeksuitdagingen aan te pakken, met name in verband met het gebruik van onlinetechnologieën, die naar voren zijn gekomen bij de evaluatie van de richtlijn en de desbetreffende raadplegingen van belanghebbenden. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat personen, eenheden of diensten die de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten onderzoeken en vervolgen, beschikken over voldoende personeel, deskundigheid en doeltreffende onderzoeksinstrumenten, waaronder de mogelijkheid om op het darkweb undercoveronderzoeken uit te voeren.
Artikel 17: onderrapportage van seksueel misbruik van kinderen blijft een groot probleem bij de inspanningen om seksueel misbruik van kinderen een halt toe te roepen en verder seksueel misbruik te voorkomen, onder meer omdat opvoeders en zorgaanbieders, alsook andere beroepsbeoefenaars die in nauw contact staan met kinderen, terughoudend kunnen zijn om iemand — mogelijk een collega of een peer — te beschuldigen van seksueel misbruik van kinderen. Artikel 17, lid 3, werd gewijzigd om een meldingsplicht in te voeren en dergelijke beroepsbeoefenaars dus rechtszekerheid te bieden, terwijl artikel 17, lid 4, waarborgt dat beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg die werken met daders of personen die vrezen dat zij een strafbaar feit zouden kunnen plegen, worden vrijgesteld van deze meldingsplicht.
Artikel 18: dit artikel bouwt voort op de rechten van slachtoffers uit hoofde van de artikelen 5 en 5 bis van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers (richtlijn slachtofferrechten) [, zoals gewijzigd bij het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers], wat betreft het aangeven van misdrijven teneinde ervoor te zorgen dat er gemakkelijk toegankelijke en kindvriendelijke aangiftekanalen beschikbaar zijn.
Artikel 21: dit artikel breidt de beschikbaarheid van bijstand aan en ondersteuning van slachtoffers uit overeenkomstig de richtlijn slachtofferrechten [, zoals gewijzigd bij het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers] om ervoor te zorgen dat kinderen de nodige en aan hun leeftijd aangepaste zorg krijgen. Om de ontwikkeling en uitbreiding van beste praktijken in de lidstaten te stimuleren, zou het EU‑centrum, zodra het is opgericht, de inspanningen van de lidstaten ondersteunen door informatie te verzamelen over de beschikbare maatregelen en programma’s en deze informatie op grote schaal beschikbaar te stellen.
Artikel 22: dit artikel wordt gewijzigd teneinde ervoor te zorgen dat medische onderzoeken van een kindslachtoffer ten behoeve van de strafprocedure, die het kind opnieuw kunnen traumatiseren, beperkt blijven tot het strikt noodzakelijke en worden uitgevoerd door adequaat opgeleide beroepsbeoefenaars.
Artikel 23: dit nieuwe artikel versterkt de positie van slachtoffers en overlevers van seksueel kindermisbruik door hun recht om te verzoeken om vergoeding van de schade die is geleden in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te versterken, met inbegrip van de schade als gevolg van de online verspreiding van materiaal over het misbruik. Er wordt voorzien in een versterking van de EU-minimumnormen inzake de termijn voor het aanvragen van een schadevergoeding en de elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van het bedrag van de schadevergoeding. Wat betreft de EU‑minimumnormen in het kader van de richtlijn slachtofferrechten wordt ook het aantal personen en entiteiten dat verantwoordelijk moet worden geacht voor de betaling van die schadevergoeding uitgebreid, met inbegrip van rechtspersonen en, in voorkomend geval, van nationale schadeloosstellingsregelingen die zijn opgezet ten behoeve van slachtoffers van misdrijven.
Artikel 24: met dit nieuwe artikel wordt er tegemoet gekomen aan de uitdagingen in verband met het gebrek aan coördinatie van de nationale inspanningen om seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te voorkomen en te bestrijden, door de lidstaten te verplichten nationale autoriteiten op te richten die belast zijn met deze coördinatie en met het verzamelen van gegevens in elke lidstaat.
Artikel 25: krachtens dit nieuwe artikel moeten de lidstaten de nodige mechanismen invoeren om te zorgen voor samenwerking en coördinatie tussen alle instanties en belanghebbenden die op nationaal niveau betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van maatregelen om online en offline seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en te bestrijden.
Artikel 26: de titel van dit artikel en de bijbehorende overwegingen zijn bijgewerkt teneinde de terminologie te gebruiken die wordt aanbevolen in de terminologiegids voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik 12 , wat betreft de voorheen gebruikte term “kindersekstoerisme”.
Artikel 27: de wijzigingen in het eerste lid verduidelijken dat de preventieprogramma’s voor personen die vrezen dat zij een strafbaar feit zouden kunnen plegen, specifiek op die groep personen moeten worden gericht en dat de lidstaten deze programma’s toegankelijk moeten maken. Het nieuwe lid 2 heeft tot doel de toegankelijkheid van deze programma’s te waarborgen en er met name voor te zorgen dat ze in overeenstemming zijn met de nationale gezondheidszorgnormen.
Artikel 28: de aangebrachte wijzigingen hebben tot doel om verder te verduidelijken welke soorten preventieprogramma’s er in aanmerking kunnen komen om het risico te verminderen dat een kind slachtoffer wordt (lid 1) en dat een persoon een strafbaar feit pleegt (lid 2). Aan de bijbehorende overwegingen zijn er extra voorbeelden toegevoegd. Krachtens het artikel moeten de lidstaten regelmatige opleiding bevorderen, niet alleen voor eerstelijnspolitieagenten die mogelijk in aanraking komen met kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting, maar ook voor rechters en andere relevante beroepsbeoefenaars, teneinde een kindvriendelijke justitie te waarborgen. De lidstaten worden verplicht zowel online als offline seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en moeten specifieke preventieprogramma’s vaststellen voor kinderen in gemeenschapsomgevingen, gezien de bijzondere kwetsbaarheid van die kinderen. Tot slot wordt in de wijzigingen een belangrijke rol toebedeeld aan het toekomstige EU-centrum als coördinatie- en kennishub op dit gebied.
Artikel 31: krachtens dit nieuwe artikel moeten de lidstaten op gezette tijden statistieken over de in de richtlijn opgenomen strafbare feiten verzamelen volgens een gemeenschappelijke methode die in samenwerking met het EU-centrum wordt ontwikkeld, deze statistieken delen met het EU-centrum en de Commissie, en deze statistieken openbaar maken. Het EU-centrum moet op zijn beurt alle ontvangen statistieken compileren en deze compilatie openbaar maken.
Artikel 32: dit nieuwe artikel over rapportage vervangt het vorige artikel en bepaalt dat de Commissie om de vijf jaar verslag moet uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad van de EU over de toepassing van de richtlijn.
Artikel 33: de wijzigingen in dit artikel verduidelijken de bepalingen die door de lidstaten moeten worden omgezet, d.w.z. de bepalingen die zijn gewijzigd ten opzichte van Richtlijn 2011/93/EU.
Artikel 34: dit nieuwe artikel trekt Richtlijn 2011/93/EU in en verduidelijkt de omzettingsverplichtingen van de voorgestelde richtlijn ten opzichte van Richtlijn 2011/93/EU.
Artikel 35: in dit nieuwe artikel wordt de datum van inwerkingtreding van de richtlijn vastgesteld. Het bevat ook de datum van toepassing van de meeste bepalingen van de richtlijn en de datum van toepassing van de bepalingen die verwijzen naar het EU-centrum, die afhangt van de datum van oprichting van het EU-centrum, die momenteel wordt besproken in het kader van de interinstitutionele onderhandelingen over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen.
Artikel 36: de wijziging van dit artikel is beperkt tot het openlaten van de plaats en de datum van aanneming, die in een later stadium moeten worden gespecificeerd.
nieuw