Toelichting bij COM(2024)139 - Wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/2115 en (EU) 2021/2116 wat betreft de normen voor een goede landbouw- en milieuconditie, regelingen voor klimaat, milieu en dierenwelzijn, wijzigingen van strategische GLB-plannen, herziening van strategische GLB-plannen en vrijstellingen van controles en sancties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Door middel van strategische plannen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) wil de Europese Unie een slimme, concurrerende, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector bevorderen die de voedselzekerheid op lange termijn waarborgt. Tegelijkertijd wil de Unie milieubescherming, biodiversiteit en klimaatactie ondersteunen en versterken om zo bij te dragen tot de verwezenlijking van de milieu- en klimaatdoelstellingen van de Unie, met inbegrip van de verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs, en wil zij het sociaaleconomische weefsel van plattelandsgebieden versterken.

28 strategische GLB-plannen die door de lidstaten zijn opgesteld en door de Commissie zijn goedgekeurd, werden in 2023 voor het eerst toegepast, met rechtstreekse inkomenssteun voor landbouwers, steun voor milieuverbintenissen en steun voor bijvoorbeeld investeringen, bepaalde landbouwsectoren, plattelandsontwikkeling en kennis en innovatie. De strategische plannen bieden aanzienlijk meer subsidiariteit bij het beheer van het GLB en prestatiegerichtheid. De uitgaven moeten bijdragen tot de verwezenlijking van tien specifieke economische, ecologische en sociale doelstellingen van het GLB, gemeten aan de hand van een reeks gemeenschappelijke indicatoren.

Deze strategische plannen dragen bij tot de ambitieuze Green Deal-agenda van de Commissie, in combinatie met regelgevingsinitiatieven, onderzoeksinvesteringen en andere acties om de milieu- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2050 te verwezenlijken. In dit licht werden bij de verordening inzake de strategische GLB-plannen (Verordening (EU) 2021/2115) hogere basisvoorwaarden voor steun aan landbouwbedrijven ingevoerd en worden in de 28 strategische plannen tezamen aanzienlijk hogere steunbedragen aan landbouwers voor milieu- en klimaatdoelstellingen toegewezen dan in het vorige GLB.

Over het algemeen werkt de nieuwe aanpak goed. In het eerste jaar van de uitvoering van het strategisch GLB-plan is echter duidelijk geworden dat aanpassingen nodig zijn om een doeltreffende uitvoering van de plannen te waarborgen en de administratieve rompslomp te verminderen. Daarnaast mag de uitvoering van de plannen niet los worden gezien van de bespreking van andere wetgevingsvoorstellen in het kader van de Green Deal, die rechtstreekse gevolgen zullen of kunnen hebben voor landbouwers en/of voor de vereisten in de strategische plannen. Bovendien werd de verordening inzake de strategische GLB-plannen goedgekeurd vóór het begin van de grootschalige aanvalsoorlog van Rusland in Oekraïne, die de markten (en de marges van landbouwers) en de context van het Europese landbouwbeleid sterk blijft beïnvloeden.

Hoewel de redenen voor de wijdverbreide protesten van landbouwers in de lidstaten van de Unie complex en divers zijn, vormen de bovengenoemde redenen een belangrijk onderdeel van de context.

De Europese Raad van 1 februari 2024 besprak de uitdagingen in de landbouwsector, waaronder de zorgen die de landbouwers tijdens de protesten hebben geuit. De Europese Raad benadrukte de essentiële rol van het GLB en verzocht de Raad en de Commissie om de nodige vorderingen te maken. Dit vereist een geest van samenwerking tussen de Europese Commissie, de andere EU-instellingen, de lidstaten en de landbouwers. Commissievoorzitter Von der Leyen heeft zich ertoe verbonden een grondige analyse te maken van de administratieve lasten die landbouwers moeten dragen, om na te gaan welke gebieden voor verbetering vatbaar zijn. Op basis van onder meer de input van de lidstaten die het voorzitterschap van de Raad heeft verzameld, van de landbouwersorganisaties in de EU en van het Europees Parlement, heeft de Commissie op 22 februari 2024 een non-paper over mogelijke vereenvoudigingsmaatregelen ingediend als input voor de besprekingen in de Raad.

De Raad Landbouw en Visserij van 26 februari 2024 heeft zijn politieke wil bevestigd om doeltreffend te reageren op de bezorgdheden van de landbouwers en heeft, als eerste stap, zijn steun uitgesproken voor een reeks maatregelen die in het bovengenoemde non-paper van de Commissie zijn opgenomen als prioriteit voor de kortetermijnrespons op de huidige crisis. Hij drong er tevens op aan dat een herziening van de basishandelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid noodzakelijk is en zo spoedig mogelijk van start moet gaan. De Commissie heeft ook zorgvuldig geluisterd naar de standpunten die tijdens de vergadering van 26 februari van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement naar voren zijn gebracht bij de gedachtewisseling over het voorgestelde vereenvoudigingspakket voor landbouwers en nationale overheden.

Doel van het voorstel



Met deze voorstellen streeft de Commissie naar gerichte aanpassingen van de verordeningen inzake de strategische GLB-plannen om bepaalde moeilijkheden bij de uitvoering ervan aan te pakken. Met deze gerichte aanpak biedt de Commissie een zeer belangrijk antwoord op de vastgestelde problemen en de aan de orde gestelde bezorgdheden, en streeft zij er tegelijk naar de algemene oriëntatie van het huidige GLB en de rol ervan bij de ondersteuning van de overgang van de Europese landbouw naar duurzame landbouw in stand te houden en te verdedigen. De Commissie is van mening dat deze gerichte wijzigingen een snelle goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad zullen vergemakkelijken.

De aanpassingen betreffen veranderingen die gunstig zijn voor landbouwers bij het verminderen van hun administratieve lasten, flexibiliteit die nationale overheden in staat stelt de uitvoering aan te passen aan de situatie van landbouwers, veranderingen in het evenwicht tussen conditionaliteitsvereisten en vrijwillige regelingen die groene praktijken stimuleren, en het geruststellen van begunstigden wat betreft de stabiliteit van het beleid tijdens de looptijd van de strategische plannen. Zo zullen de aanpassingen met betrekking tot de conditionaliteit de lidstaten meer flexibiliteit bieden bij het vaststellen van GLMC-normen op nationaal niveau, waardoor de lasten voor landbouwers worden vereenvoudigd, bijvoorbeeld door meer opties te bieden om aan de vereisten te voldoen of specifieke, doelgerichte vrijstellingen of afwijkingen toe te staan, met name in geval van ongunstige weersomstandigheden. De administratieve lasten voor kleinere landbouwers (tot 10 hectare landbouwareaal, d.w.z. 65 % van de landbouwers) zullen worden verlicht door hen vrij te stellen van controlebezoeken om na te gaan of aan de conditionaliteitsvereisten is voldaan. Tegelijkertijd zal het feit dat kleinere landbouwers worden vrijgesteld van sancties ook de administratieve werkzaamheden van de lidstaten vereenvoudigen, aangezien de nationale autoriteiten geen sancties hoeven te berekenen die onder de toepasselijke de-minimisdrempel kunnen vallen.

Wat het voorstel tot verhoging van het aantal wijzigingen in de strategische GLB-plannen betreft, moet dit de lidstaten in staat stellen hun strategische GLB-plannen aan te passen wanneer dat nodig is om rekening te houden met veranderende omstandigheden voor landbouwers. Op die manier zouden vereisten die niet langer gerechtvaardigd zijn, niet om louter administratieve redenen in stand worden gehouden, waardoor het systeem eenvoudiger wordt.

Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten om ten volle gebruik te maken van de vereenvoudigingsbepalingen om de administratieve lasten voor landbouwers te verminderen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde wijzigingen zijn in overeenstemming met de algemene filosofie van de basishandelingen van het GLB die momenteel van kracht zijn (verordening strategische GLB-plannen en de verordening inzake financiering, beheer en monitoring van het GLB). Het voorstel is dus in overeenstemming met de bestaande bepalingen op het beleidsterrein.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het wetgevingsvoorstel past een beperkt aantal bepalingen van de momenteel geldende GLB-verordeningen aan, die in overeenstemming werden geacht met ander beleid van de Unie. Het voorstel is dan ook in overeenstemming met de andere beleidsterreinen van de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 43, lid 2, VWEU, aangezien de verordening strekt tot wijziging van Verordening (EU) 2021/2115 en Verordening (EU) 2021/2116, die hoofdzakelijk op deze rechtsgrondslag zijn gebaseerd.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is landbouw een gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten. De Unie oefent haar bevoegdheid uit door diverse wetgevingshandelingen aan te nemen ter bepaling en uitvoering van een EU-GLB overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 44 VWEU. Verordening (EU) 2021/2115 en Verordening (EU) 2021/2116 maken deel uit van het wetgevingskader van het GLB van de EU. Om bepaalde moeilijkheden te verlichten, voor vereenvoudiging te zorgen en lasten van landbouwers weg te nemen, moeten deze verordeningen worden gewijzigd, en dat kan alleen op EU-niveau worden gedaan.

Evenredigheid

Het voorstel wijzigt de bestaande verordeningen alleen voor zover strikt noodzakelijk om de hierboven geschetste doelstellingen te bereiken.

Keuze van het instrument

Aangezien de oorspronkelijke wetgevingshandelingen verordeningen van het Europees Parlement en de Raad zijn, moeten de wijzigingen ook bij een verordening van het Europees Parlement en de Raad worden doorgevoerd, volgens de gewone wetgevingsprocedure.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

In het licht van de wijdverbreide landbouwersprotesten en om de administratieve lasten waar landbouwers onder gebukt gaan, te analyseren en na te gaan welke gebieden voor verbetering vatbaar zijn, heeft de Commissie vier belangrijke landbouworganisaties op EU-niveau schriftelijk verzocht om voorstellen voor maatregelen op EU-niveau (GLB en andere EU-wetgeving) die de administratieve lasten voor landbouwers kunnen verminderen. Het Belgische voorzitterschap van de Raad heeft de ministers van Landbouw een soortgelijke brief gestuurd met het verzoek op EU-niveau zaken in kaart te brengen die de administratieve lasten voor landbouwers kunnen verminderen. Ook heeft de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement een brief gestuurd waarin zes gebieden worden genoemd waarop volgens hen concrete en onmiddellijke actie noodzakelijk is. Gezien het dringende karakter van dit voorstel was een normaal raadplegingsproces niet mogelijk.

Dit ad-hocraadplegingsproces, dat één week heeft geduurd, heeft een breed scala aan suggesties en voorstellen opgeleverd. De antwoorden van alle overheden van de lidstaten betreffen een ruim gebied, en hoewel sommige gericht zijn op praktische problemen bij de uitvoering en op korte termijn haalbaar zijn, zijn er ook een heel aantal die verder gaan dan de vermindering van de administratieve lasten, de vereenvoudiging van de uitvoering of het creëren van beleidsstabiliteit voor landbouwers. De raadpleging van de landbouworganisaties heeft geleid tot oproepen tot dringende maatregelen om de administratieve lasten voor landbouwers te vereenvoudigen, maar benadrukte ook de noodzaak van een stabiel en consistent beleidskader, waarbij verdere hervormingen voor de langere termijn werden voorgesteld. Evenzo heeft de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement een aantal prioritaire werkterreinen aangewezen.

1.

De Commissie heeft de ontvangen voorstellen onderverdeeld in vijf brede gebieden:


1. Een eerste reeks voorstellen heeft betrekking op het beheer van strategische GLB-plannen en gaat over procedures voor het wijzigen van strategische plannen (met inbegrip van het aantal toegestane wijzigingen), prestatiemonitoring en evaluatie (met inbegrip van het jaarlijkse prestatieverslag) en bepaalde elementen van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (vereenvoudiging van de kwaliteitsbeoordelingsmethode van het areaalmonitoringsysteem, het gebruik van gegeotagde foto’s en geospatiale aanvragen) en het controle- en sanctiesysteem (met inbegrip van rationalisering van alle controles op een landbouwbedrijf).

De Commissie heeft op deze reeks voorstellen gereageerd met een aantal niet-wetgevende maatregelen en heeft in dit voorstel enkele gerichte en beperkte initiatieven opgenomen, met name om frequentere wijzigingen van strategische GLB-plannen te vergemakkelijken en conditionaliteitscontroles voor kleine landbouwbedrijven te schrappen.

2. Een tweede reeks voorstellen betreft acties in het kader van het strategisch GLB-plan ten behoeve van het milieu en het klimaat. Veel voorstellen hebben betrekking op (drastische) wijzigingen in de conditionaliteitsvereisten en -controles, maar het gaat ook om andere voorstellen, bijvoorbeeld over de behandeling van kleine landbouwbedrijven of het financieel beheer van milieu-interventies.

De Commissie heeft reeds een tijdelijke en gedeeltelijke afwijking van GLMC-norm 8, eerste vereiste, voor 2024 en een wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/126 met aanpassingen voor GLMC-norm 1 vastgesteld. Daarnaast bevat dit voorstel een aantal gerichte aanpassingen van de conditionaliteit die tot doel hebben problemen bij de uitvoering aan te pakken. De Commissie streeft naar deze chirurgische aanpak om de algemene beleidsdoelstellingen van de verordening inzake de strategische GLB-plannen, zoals weergegeven in de besluiten van de medewetgevers in 2021, te handhaven.

3. Een derde groep voorstellen heeft betrekking op andere GLB-bepalingen dan milieu en klimaat, zoals de uitbreiding van gekoppelde steun, het uitstellen of opheffen van sociale conditionaliteit, of wijzigingen in sectorale steunregelingen, afzetbevorderingsmaatregelen en biologische landbouw. Andere suggesties vragen om een meer fundamentele herziening van het landbouwbeleid van de EU.

Veel van deze suggesties gaan verder dan vereenvoudiging en betere uitvoering van de strategische GLB-plannen. Bovendien blijft de Commissie achter de belangrijkste lijnen van de verordening inzake de strategische GLB-plannen, zoals sociale conditionaliteit, staan. Daarnaast zijn verschillende suggesties nu al haalbaar in het kader van de toegenomen manoeuvreerruimte waarover lidstaten dankzij het nieuwe uitvoeringsmodel van het GLB beschikken.

4. Een vierde groep suggesties heeft betrekking op de landbouwinkomens en met name op risico- en crisisbeheersing, met suggesties om meer GLB-middelen toe te wijzen aan crisisbeheersing, de GLB-bepalingen inzake steun aan instrumenten voor risicobeheer te herzien en maatregelen te nemen om de positie van landbouwers in de voedselketen te verbeteren.

Hoewel wijzigingen van de financiële aspecten van het GLB moeten worden besproken in het kader van de voorbereiding van het volgende meerjarig financieel kader, deelt de Commissie de bezorgdheid over het landbouwinkomen en overweegt zij maatregelen om de positie van landbouwers in de voedselketen te verbeteren in een afzonderlijke werkstroom.

5. Een vijfde en laatste reeks voorstellen heeft betrekking op regelgeving buiten het GLB, zoals ontbossing, bosmonitoring, sanitaire voorschriften of hernieuwbare energie.

De Commissie overweegt een aantal specifieke wijzigingen in handelingen buiten het GLB om en werkt aan niet-wetgevende maatregelen om bepaalde regels te vereenvoudigen of te verduidelijken; over andere beleidswijzigingen moet echter nog worden onderhandeld tijdens lopende wetgevingsprocedures.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing (er werd geen beroep gedaan op externe deskundigheid).

Effectbeoordeling

Gezien de politieke urgentie van de behandeling van dit voorstel, dat bedoeld is om te reageren op een crisissituatie in de landbouw in de EU, is er geen effectbeoordeling uitgevoerd, zoals voorzien in instrument nr. 1 van de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie, waarin is vastgelegd dat die richtsnoeren flexibel en evenredig moeten worden toegepast. Dit voorstel betreft een aantal gerichte wijzigingen van Verordening (EU) 2021/2115 en Verordening (EU) 2021/2116. Veel van de tijdens het ad-hocraadplegingsproces ingediende ingrijpende voorstellen om de problemen in verband met administratieve lasten en een stabiele en doeltreffende uitvoering van het GLB aan te pakken, worden niet in overweging genomen. De Commissie is van mening dat politieke stabiliteit belangrijk is en bevestigt de belangrijke rol die het hervormde GLB speelt “bij de ondersteuning van de landbouw in de EU tijdens de overgang naar een duurzaam landbouwmodel, waarbij ook het inkomen van de landbouwers en de voedselzekerheid worden ondersteund.” Dit staat te lezen in het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2023 “Samenvatting van de strategische GLB-plannen voor 2023-2027: gezamenlijke inspanning en collectieve ambitie”1, dat werd opgesteld op basis van de uitgebreide externe beoordeling van de 28 goedgekeurde strategische GLB-plannen die de Commissie heeft laten uitvoeren. In dat verslag concludeerde de Commissie ook dat de “nieuwe strategische GLB-plannen [...] een geschikt instrument [zijn] om de GLB-beleidsdoelstellingen op een geïntegreerde manier na te streven, aangezien de lidstaten de plannen gebruiken om zich voor te bereiden en een antwoord te bieden op de uitdagingen op hun grondgebied, waarbij zij prioriteiten stellen en de beschikbare middelen op een doeltreffende en efficiënte manier inzetten.”

Tijdens het eerste jaar van uitvoering van het strategisch GLB-plan zijn echter enkele praktische uitvoeringsproblemen gebleken. Daarom zijn naast niet-wetgevende maatregelen ook bepaalde beperkte aanpassingen van het rechtskader van de Unie voor het GLB noodzakelijk om de doeltreffende uitvoering van de strategische GLB-plannen te waarborgen en met name om de administratieve lasten in verband met de uitvoering ervan verder te verminderen.

Voor de hervorming van het GLB waarover in 2021 overeenstemming is bereikt, werd een grondige effectbeoordeling uitgevoerd. Deze beoordeling werd samen met de voorstellen van de Commissie van 2018 ingediend2. Deze effectbeoordeling biedt ook een belangrijke achtergrond bij de aanpassingen in dit voorstel. Meer in het bijzonder hadden de belangrijkste verschillen tussen de in 2018 beoordeelde opties betrekking op het evenwicht tussen vrijwillige (“ecoregeling”) of verplichte (“conditionaliteit”) milieuvereisten. Hoewel de uiteindelijk vastgestelde verordening een mix van beide benaderingen is, toont de effectbeoordeling (blz. 35) de voor- en nadelen van beide aan. Op basis van de gewijzigde situatie en de ervaringen in het eerste toepassingsjaar stelt de Commissie voor het evenwicht te herstellen in de richting van een meer vrijwillige aanpak.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De voorstellen zullen specifiek de lasten verlichten voor kleine landbouwbedrijven, die micro-ondernemingen zijn. Het voorstel om landbouwbedrijven van minder dan tien hectare vrij te stellen van conditionaliteitscontroles heeft betrekking op 65 % van de GLB-begunstigden.

Grondrechten

Het voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Zoals bepaald in artikel 128 van de verordening inzake de strategische GLB-plannen is een prestatiekader vastgesteld onder de gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten en de Commissie. Met het prestatiekader kunnen de prestaties van het strategisch GLB-plan tijdens de uitvoering ervan worden gemonitord, gerapporteerd en geëvalueerd. De wijzigingen in dit voorstel zouden onder dit kader vallen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing (de wetgevingstekst is een verordening).

Artikelsgewijze toelichting

De Commissie stelt een aantal wijzigingen in de conditionaliteit voor.

Er is een algemene bepaling opgenomen op grond waarvan de lidstaten tijdelijke en gerichte afwijkingen van bepaalde conditionaliteitsvereisten kunnen toestaan in het licht van steeds onvoorspelbaardere weersomstandigheden die landbouwers kunnen beletten aan de vereisten, zoals termijnen in een bepaald jaar, te voldoen. Omwille van de volledigheid van het prestatie-, monitoring- en evaluatiekader overweegt de Commissie de verplichting voor de lidstaten om de Commissie eenmaal per jaar in kennis te stellen van de uitvoering van dergelijke tijdelijke afwijkingen overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EU) 2021/2115, en met name lid 4 van dat artikel.

De lidstaten zullen ook specifieke vrijstellingen van de GLMC-normen 5, 6, 7 en 9 (normen inzake een goede landbouw- en milieuconditie) kunnen verlenen voor situaties waarin het risico bestaat dat de voorschriften indruisen tegen de doelstellingen van die normen, bijvoorbeeld vanwege bijzondere agronomische situaties voor bepaalde gewassen op specifieke bodemtypen en bij bepaalde bodem- en klimaatomstandigheden of vanwege schade aan blijvend grasland, onder andere door roofdieren of invasieve soorten. Wat de afzonderlijke GLMC’s betreft, stelt de Commissie voor om uit GLMC-norm 8 de verplichting te schrappen om een minimumaandeel bouwland te bestemmen voor niet-productieve arealen (braakland) of elementen (heggen, bomen enz.), zonder afbreuk te doen aan de bescherming van bestaande landschapselementen. In plaats daarvan moeten de lidstaten een ecoregeling opzetten die landbouwers steun biedt om een deel van het bouwland in niet-productieve staat te houden of om nieuwe landschapselementen te creëren. Aldus zouden landbouwers specifiek worden beloond voor deze niet-productieve arealen en elementen die gunstig zijn voor de biodiversiteit op landbouwgrond en meer in het algemeen voor plattelandsgebieden.

Wat betreft GLMC-norm 7, die vruchtwisseling voorschrijft, stelt de Commissie voor de vruchtwisseling te behouden, maar de lidstaten toe te staan de mogelijkheid toe te voegen om aan dit vereiste te voldoen door middel van gewasdiversificatie. Ook gewasdiversificatie draagt bij tot het behoud van het bodempotentieel, aangezien ze zorgt voor diversiteit aan gewassen binnen eenzelfde jaar en daardoor indirect de vruchtwisseling tussen verschillende jaren bevordert. De Commissie meent dat landbouwers die door regelmatige droogte of overmatige regenval worden getroffen, dankzij deze flexibiliteit in staat zullen zijn aan deze voorwaarde te voldoen op een wijze die beter aansluit bij de realiteit van de landbouw. Tegelijkertijd erkent en benadrukt de Commissie de agronomische voordelen van vruchtwisseling. Daarom worden ambitieuzere vormen van vruchtwisseling en gewasdiversificatie door middel van ecoregelingen beloond en moet dat zo blijven, onder meer door eiwithoudende gewassen in de vruchtwisseling op te nemen, teneinde de bodemkwaliteit en de veerkracht van de akkerbouw te verbeteren.

De toepassing van de norm inzake bodembedekking in kwetsbare perioden (GLMC-norm 6) heeft geleid tot aanzienlijke administratieve rigiditeit en onzekerheid voor landbouwers, die vaak spreken van “kalenderlandbouw”, die geen rekening houdt met de (toenemende) wisselvalligheid van het weer. In de geest van de flexibiliteit van de strategische GLB-plannen stelt de Commissie voor te verduidelijken dat de toepassing van deze conditionaliteitsnorm grotendeels in handen van de lidstaten is.

Ook wordt voorgesteld het aantal verzoeken tot wijziging van het strategisch GLB-plan dat een lidstaat kan indienen, te verhogen tot twee per jaar (ten opzichte van het huidige aantal van één per jaar). Zo kan sneller worden ingespeeld op veranderende situaties bij de landbouwers, onder meer als gevolg van ongunstige weergebeurtenissen.

Om de lasten te verminderen en de voorspelbaarheid van de GLB-steun voor landbouwers te vergroten, wordt voorgesteld de verplichting voor de lidstaten om in geval van wijzigingen van bepaalde wetgeving van de Unie op het gebied van milieu en klimaat te beoordelen of hun strategische GLB-plannen moeten worden gewijzigd, en de Commissie binnen een bepaalde termijn in kennis te stellen van deze beoordeling, te beperken tot wijzigingen van in bijlage XIII vermelde wetgevingshandelingen die uiterlijk op 31 december 2025 in werking treden. De verplichting voor de lidstaten om te beschrijven op welke manier de grotere algehele bijdrage aan de in artikel 105 van Verordening (EU) 2021/2115 opgenomen milieu- en klimaatdoelstelling wordt bereikt en op welke manier de groene architectuur van het GLB bijdraagt tot de verwezenlijking van en verenigbaar is met de nationale langetermijnstreefcijfers die zijn vastgesteld in of voortvloeien uit de in bijlage XIII bij die verordening vermelde wetgevingshandelingen, blijft van kracht. Daarnaast zal de Commissie een raming maken van het potentieel van de strategische GLB-plannen om de klimaatverandering te beperken voor de periode 2023-2027.

Voorgesteld wordt Verordening (EU) 2021/2116 te wijzigen om kleine landbouwers met niet meer dan tien hectare landbouwareaal vrij te stellen van conditionaliteitscontroles en sancties. Doel is om zowel voor de nationale overheidsdiensten als voor de landbouwers de met controles en met het innen van sancties verbonden administratieve lasten, die voor kleine landbouwbedrijven groter zijn dan voor grotere bedrijven, te verlichten. De vrijstelling van conditionaliteitscontroles en sancties voor kleine landbouwers zal geen gevolgen hebben voor de controles op grond van andere wetgeving die deel uitmaken van de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen (RBE’s). Bovendien moeten begunstigden die areaalgebonden betalingen ontvangen in het kader van zowel een strategisch GLB-plan uit hoofde van Verordening (EU) 2021/2115 als een plattelandsontwikkelingsprogramma dat tot en met 31 december 2025 in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wordt uitgevoerd en daarom onderworpen zijn aan conditionaliteitscontroles op grond van Verordening (EU) 2021/2116, worden vrijgesteld van controles op de randvoorwaarden en van de toepassing van sancties uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Om reeds tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de lidstaten en landbouwers met betrekking tot claimjaar 2024, wordt voorgesteld om de wijzigingen van de GLMC-normen 6, 7 en 8 en een vrijstelling van sancties voor kleine landbouwers met niet meer dan tien hectare landbouwarealen met terugwerkende kracht toe te passen. Daarom worden voor claimjaar 2024 overgangsbepalingen voorgesteld om ervoor te zorgen dat de lidstaten wijzigingen van hun strategische GLB-plannen met betrekking tot de GLMC-normen 6, 7 en 8 kunnen toepassen voordat de Commissie die wijzigingen goedkeurt overeenkomstig artikel 119 van Verordening (EU) 2021/2115. Wat GLMC-norm 8 betreft, moet die mogelijkheid worden gekoppeld aan het bestaan van ecoregelingen inzake praktijken voor de instandhouding van niet-productieve arealen, zoals braakliggend land of ecoregelingen voor de aanleg van nieuwe landschapselementen op bouwland. De mogelijkheid, ook vanuit juridisch oogpunt, om te voorzien in een retroactieve toepassing van de wijzigingen van de GLMC-normen 6, 7 en 8, zal echter afhangen van de precieze inhoud en de datum van inwerkingtreding van de in deze verordening opgenomen wijzigingen. Op dit moment kan niet worden besloten of in een dergelijke retroactieve toepassing kan worden voorzien. De desbetreffende bepalingen van artikel 3 en 4, tweede alinea, staan derhalve tussen vierkante haken in het voorstel. De haalbaarheid ervan moet met de medewetgevers worden besproken met het oog op de definitieve inhoud en de datum van inwerkingtreding van deze verordening.