Toelichting bij COM(2024)133 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)133 - .
bron COM(2024)133
datum 20-03-2024
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Voorzitter Von der Leyen benadrukte in haar politieke beleidslijnen(1) dat de sociale markteconomie van Europa moet worden versterkt en dat “groei die hoogwaardige banen schept, met name voor jongeren” moet worden bevorderd.

Jeugdwerkloosheid blijft een hardnekkige uitdaging in de EU; zij is meer dan twee keer zo hoog als het totale werkloosheidspercentage(2). Een bijzondere uitdaging is het activeren van meer jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (NEET’s) en die te maken hebben met specifieke belemmeringen voor hun participatie op de arbeidsmarkt. Daarom bevat het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten(3) de doelstelling om het percentage NEET’s tussen 15 en 29 jaar tegen 2030 terug te brengen van 12,6 % (2019) naar 9 % door hun werkgelegenheidsvooruitzichten te verbeteren.

Stages kunnen jongeren de mogelijkheid bieden om praktische en beroepservaring op te doen, hun vaardigheden te verbeteren en zo gemakkelijker toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen. Zij bieden werkgevers de mogelijkheid om personeel aan te trekken, op te leiden en te behouden. De waarde van een stage hangt echter af van de kwaliteit ervan. Voor een stage van goede kwaliteit moeten eerlijke en transparante arbeidsomstandigheden en een adequate leerinhoud worden geboden. Bovendien kunnen inclusieve stages iedereen kansen bieden om toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen, ook jongeren in kwetsbare situaties.

Volgens schattingen op basis van de gegevens van de Europese arbeidskrachtenenquête (EU-arbeidskrachtenenquête) zijn er 3,1 miljoen stagiairs in de EU (gegevens van 2019), waarvan 1,6 miljoen stagiairs bezoldigd en 1,5 miljoen niet bezoldigd worden. Een toenemend aantal stagiairs in de EU neemt deel aan grensoverschrijdende stages (21 % van de stagiairs in 2023, tegenover 9 % in 2013)(4), waaruit blijkt dat stages kunnen bijdragen aan eerlijke arbeidsmobiliteit in de EU. Uit ramingen blijkt ook dat in 2019 ongeveer 370 000 bezoldigde stagiairs(5) een stage van lange duur (meer dan 6 maanden) hebben gevolgd (met inbegrip van opeenvolgende/herhaalde stages bij dezelfde werkgever). Daarvan volgden ongeveer 100 000 stagiairs een lange stage met ontoereikende leerinhoud(6).

De aanbeveling van de Raad van 2014 inzake een kwaliteitskader voor stages is een belangrijk referentiepunt om te bepalen wat een stage van goede kwaliteit is. Zij bevat richtsnoeren voor stages buiten leerplannen en verplichte beroepsopleiding.

In haar evaluatie van 2023 van die aanbeveling van de Raad(7) stelde de Commissie vast dat er aanwijzingen waren dat het kwaliteitskader een positief effect had op de kwaliteit van stages in de EU. Zij bevestigde hierin ook dat stages voor jongeren een belangrijke manier vormen om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Bovendien kunnen stages van goede kwaliteit nuttige bij- en/of omscholingsmogelijkheden bieden voor mensen van alle leeftijden om praktische vaardigheden op de werkplek te verwerven en hun loopbaan in een nieuwe richting te leiden.

In de evaluatie werd echter ook gewezen op gebieden die verder kunnen worden versterkt en verbeterd. Zo wordt bijvoorbeeld aanbevolen om kwaliteitsbeginselen beter te integreren in de nationale wetgeving, met name voor stages op de vrije markt (open market traineeships, “OMT’s”), de monitoring en handhaving aan te scherpen om de toepassing van de kwaliteitsbeginselen in de praktijk te waarborgen en het bewustzijn onder verschillende belangrijke belanghebbenden te vergroten. Ook werd gewezen op de noodzaak van een betere ondersteuning van werkgevers, bijvoorbeeld door middel van financiële steun en praktische begeleiding. Voorts werd in de evaluatie benadrukt dat er meer inspanningen moeten worden geleverd om jongeren meer concrete en praktische informatie over grensoverschrijdende stages te verstrekken. Ook werden aanvullende kwaliteitscriteria vastgesteld, zoals billijke beloning en sociale bescherming, regels voor stages op afstand/hybride stages, het beter inspelen op de behoeften van groepen in kwetsbare situaties en versterkte steun voor stagiairs tijdens en na de stage. Bovendien werd in de evaluatie gewezen op de mogelijkheid om het toepassingsgebied van het kwaliteitskader uit te breiden van OMT’s en stages die deel uitmaken van actief arbeidsmarktbeleid (AAMB-stages) tot andere stages, zoals stages die deel uitmaken van leerplannen voor formeel onderwijs en formele opleiding.

1.

Diverse belanghebbenden hebben de Commissie verzocht de kwaliteit van stages te verbeteren:


- Het verslag over het eindresultaat van de Conferentie over de toekomst van Europa(8) bevat een oproep ervoor te zorgen dat stages en banen van jongeren voldoen aan kwaliteitsnormen, onder meer op het gebied van beloning, en dat onbezoldigde stages op de arbeidsmarkt en buiten het formele onderwijs door middel van een rechtsinstrument worden verboden.
- In zijn “Advies over gelijke behandeling van jongeren op de arbeidsmarkt” van 15 juni 2023(9) merkte het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) op dat stages een hoogwaardige leerinhoud en adequate arbeidsomstandigheden moeten bieden en niet in de plaats mogen komen van reguliere banen of als voorwaarde mogen gelden voor aanwerving.
- In zijn advies “Ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren: een brug naar banen voor de volgende generatie – Versterking van de jongerengarantie” van 5 februari 2021(10) was het Comité van de Regio’s van mening dat stages en leerlingplaatsen in de eerste plaats een leerervaring moeten opleveren aan jongeren, die hen kan helpen een besluit te nemen over hun toekomstige loopbaan en hun vaardigheden te ontwikkelen met het oog op de toegang tot vast werk.

Het Europees Parlement heeft met name op 14 juni 2023 een resolutie(11) aangenomen op basis van artikel 225 VWEU, waarin de Commissie wordt verzocht de aanbeveling van de Raad van 2014 te actualiseren en te verstevigen en er een krachtiger wetgevingsinstrument van te maken. In deze resolutie wordt de Commissie ook verzocht te zorgen voor minimale kwaliteitsnormen voor stages, met name wat beloning betreft.

In dit verband heeft de Commissie in haar werkprogramma voor 2023(12) een actualisering van het kwaliteitskader voor stages aangekondigd om kwesties als een billijke beloning en toegang tot sociale bescherming aan te pakken, als onderdeel van haar verbintenis om het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten uit te voeren en de EU-doelstellingen voor 2030 op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding te verwezenlijken.

De voorgestelde aanbeveling heeft tot doel de kwaliteit van stages te verbeteren, onder meer wat leer- en opleidingsinhoud en arbeidsomstandigheden betreft, om de overgang van onderwijs, werkloosheid of inactiviteit naar werk te vergemakkelijken. Zij is van toepassing op alle stagiairs, ongeacht hun arbeidssituatie. Zij is alleen van toepassing op stagiairs die werknemer zijn en enkel voor zover het EU-recht niet in gelijkwaardige of gunstigere bepalingen voorziet.

Wat de soorten stages betreft, breidt de voorgestelde aanbeveling het toepassingsgebied van de aanbeveling van 2014 (betreffende OMT’s en AAMB-stages ) uit tot stages die deel uitmaken van leerplannen voor formeel onderwijs en formele opleiding en stages die moeten worden gelopen om toegang te krijgen tot een bepaald beroep (bv. geneeskunde, architectuur enz.).

Dit voorstel is gebaseerd op de bevindingen van de evaluatie van de aanbeveling van de Raad van 2014, de resolutie van het Europees Parlement, de standpunten die zijn verzameld bij de raadpleging van de sociale partners op EU-niveau overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), de standpunten van andere belanghebbenden, bewijsmateriaal dat is verzameld in het kader van de studie ter ondersteuning van het initiatief inzake stages van goede kwaliteit(13) en de bovengenoemde Eurobarometer-enquête.

Naast de voorgestelde geactualiseerde aanbeveling stelt de Commissie ook een richtlijn (COM(2024) 132) voor die erop gericht is de lidstaten te ondersteunen bij het verbeteren en handhaven van de arbeidsomstandigheden van stagiairs die werknemer zijn en bij het bestrijden van reguliere arbeidsverhoudingen die als stage worden verhuld. De voorgestelde richtlijn is van toepassing op stagiairs in de EU met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding overeenkomstig de in de lidstaten geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken die in overeenstemming zijn met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

In het kader van het Europees Jaar van de Vaardigheden onderschrijft de EU een visie waarbij om- en bijscholing de norm is. Het dichten van vaardigheidskloven en het aanpakken van vaardighedenmismatch in de hele EU zal het concurrentievermogen, met name van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, bevorderen door de behoeften van de werkgevers beter af te stemmen op de vaardigheden en aspiraties van de mensen. Gelijke toegang tot de ontwikkeling van vaardigheden en werkplekleren zal ongelijkheden helpen verminderen, met name door mensen in staat te stellen ten volle deel te nemen aan de economie en de samenleving. Het Europees Jaar van de Vaardigheden volgt op het Europees Jaar van de Jeugd, waarin werd benadrukt dat er een verdere impuls moet worden gegeven aan het scheppen van hoogwaardige arbeidskansen voor jongeren in overeenstemming met de elf jongerendoelstellingen van de EU-strategie voor jongeren 2019-2027(14). In haar mededeling over het Europees Jaar van de Jeugd 2022 heeft de Commissie zich ertoe verbonden haar kwaliteitskader voor stages in 2024 te actualiseren om kwesties als een billijke beloning en toegang tot sociale bescherming aan te pakken(15).

In het pakket ter ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren(16) van de Commissie van juli 2020 werden aanbevelingen voorgesteld inzake Een brug naar banen — Versterking van de jongerengarantie(17), alsook een gemoderniseerd Europees kader voor beroepsonderwijs en -opleiding, beide goedgekeurd door de Raad(18). De eerste aanbeveling stelt uitdrukkelijk voorop dat aangeboden stages moeten voldoen aan de minimumnormen van het kwaliteitskader voor stages. De tweede aanbeveling bevat kernbeginselen om ervoor te zorgen dat beroepsonderwijs en -opleiding zich snel aanpassen aan de behoeften van de arbeidsmarkt en jongeren en volwassenen hoogwaardige leermogelijkheden bieden. Deze aanbeveling legt sterk de nadruk op betere mogelijkheden voor werkplekleren en betere kwaliteitsborging.

Zoals stages vormen ook leerlingplaatsen een belangrijke manier om de overgang naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Het pakket ter ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren gaf een nieuwe impuls aan leerlingplaatsen, onder meer via de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen(19).

Deze door EU-financiering ondersteunde initiatieven waren erop gericht de kwaliteit en doeltreffendheid van de EU-maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren te verbeteren. Zij voeren onder meer het eerste en het vierde beginsel van de Europese pijler van sociale rechten uit. Deze beginselen voorzien in het recht op “hoogwaardig en inclusief onderwijs, opleiding en een leven lang leren” en het recht van jongeren op “voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingstelsel, een stage of een geschikt baanaanbod” binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het onderwijs hebben verlaten.

2.

De voorgestelde aanbeveling is in overeenstemming met de bestaande instrumenten, met name:


- Richtlijn (EU) 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden, die de transparantie van aan stagiairs (schriftelijk) verstrekte informatie beoogt te verbeteren.

- De kaderrichtlijn veiligheid en gezondheid op het werk(20) bevat de belangrijkste beginselen voor het bevorderen van verbeteringen op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk. Zij waarborgt dat in de hele EU aan de minimumnormen voor veiligheid en gezondheid wordt voldaan. De kaderrichtlijn bevestigt dat, wat een veilige werkplek betreft, dezelfde regels gelden voor werknemers en stagiairs, en zij gaat vergezeld van verdere richtlijnen die gericht zijn op specifieke aspecten van veiligheid en gezondheid op het werk.

- De aanbeveling van de Raad met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen(21) beveelt de lidstaten aan ervoor te zorgen dat zowel werknemers (met inbegrip van stagiairs die werknemer zijn) als zelfstandigen toegang hebben tot doeltreffende en adequate sociale bescherming. Die aanbeveling heeft betrekking op werkloosheidsuitkeringen, zorgverstrekkingen en uitkeringen bij ziekte; moederschaps- en vaderschaps-, invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen en uitkeringen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten. Onder verwijzing naar deze aanbeveling zal de voorgestelde aanbeveling ertoe aanmoedigen de toegang tot adequate sociale bescherming voor alle stagiairs in overeenstemming met de nationale wetgeving te garanderen.

- De richtlijn van de Raad tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(22) vormt met betrekking tot arbeid en beroep een algemeen kader voor de bestrijding van discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid zodat in de lidstaten het beginsel van gelijke behandeling toegepast kan worden.

De doelstellingen van de voorgestelde aanbeveling inzake gelijke kansen en de inclusie van groepen in kwetsbare situaties, waaronder personen met een handicap, zijn in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de EU, de beginselen 3 en 17 van de Europese pijler van sociale rechten en de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030.

De voorgestelde aanbeveling kan ook bijdragen tot de verwezenlijking van de werkgelegenheidsdoelstelling van het strategisch EU-kader voor de Roma 2020-2030(23) om ervoor te zorgen dat de kloof in het percentage NEET’s van Roma tegen 2030 met ten minste de helft wordt verkleind. Zij is in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad inzake gelijkheid, inclusie en participatie van de Roma(24), met name hoofdstuk 8 over toegang tot hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid voor de Roma.

De voorgestelde maatregelen ter bevordering van grensoverschrijdende mobiliteit zijn in overeenstemming met de doelstellingen van het Erasmus+-programma, dat transnationale en internationale mogelijkheden voor leermobiliteit biedt, ook voor stagiairs.

Bovendien is de voorgestelde aanbeveling in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 15 maart 2018 voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen(25); dit stelt 14 kerncriteria vast om hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen te definiëren, die zowel de ontwikkeling van beroepsvaardigheden als de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen waarborgen. Volgens die aanbeveling zijn leerlingplaatsen formele regelingen voor beroepsonderwijs en -opleiding die leren aan een onderwijs- of opleidingsinstelling combineren met substantieel werkplekleren in bedrijven en op andere werkplekken. Zij leiden tot nationaal erkende kwalificaties, zijn gebaseerd op een overeenkomst waarin de rechten en plichten van de leerling, de werkgever en, in voorkomend geval, de instelling voor beroepsonderwijs en -opleiding zijn vastgelegd, en waarbij de leerling wordt bezoldigd of anderszins vergoed voor de component werk. Onder leerlingplaatsen worden volledige programma’s verstaan die leiden tot een kwalificatie, waarbij leerlingen idealiter ten minste de helft van de duur van de leerlingplaats op de werkplek besteden. Stages die deel uitmaken van leerplannen voor formeel onderwijs en formele opleiding zijn daarentegen een beperkte werkgerelateerde leerervaring die is ingebed in een onderwijs- en opleidingsprogramma. Leerlingplaatsen duren dus doorgaans langer dan stages. Aangezien stages en leerlingplaatsen van lidstaat tot lidstaat aanzienlijk verschillen, worden de lidstaten aangemoedigd om te beoordelen welk van de twee kwaliteitskaders van toepassing is op werkplekleerervaringen in het kader van beroepsonderwijs en -opleiding, afhankelijk van hun nationale en regionale specifieke kenmerken. Om ervoor te zorgen dat alle lerenden bij werkplekleren het hoogste beschermingsniveau genieten, worden de lidstaten aangemoedigd om, in overeenstemming met de nationale omstandigheden, de randvoorwaarden toe te passen die meer bescherming bieden in de twee kaders.

Voorts wordt in de voorgestelde aanbeveling rekening gehouden met de standpunten van de Europese Rekenkamer. De Rekenkamer merkte in haar evaluatie, “EU-maatregelen inzake stages voor jongeren”(26), op dat de EU-richtsnoeren inzake stages van goede kwaliteit niet consequent door de lidstaten worden toegepast en dat er mogelijk sprake is van ongelijke kansen voor stages en de toegang tot stages.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met recent EU-beleid dat erop gericht is mensen mondiger te maken door middel van onderwijs, opleiding en vaardigheden. De Europese vaardighedenagenda(27) heeft tot doel het duurzame concurrentievermogen van de EU te versterken, sociale rechtvaardigheid te waarborgen en de veerkracht van jongeren te ondersteunen.

Het voorstel is ook in overeenstemming met het voorstel voor een aanbeveling van de Raad “Europa in beweging” — mogelijkheden voor leermobiliteit voor iedereen van 15 november 2023(28). Doel van dat voorstel is leermogelijkheden in de hele EU toegankelijker te maken voor alle jongeren, ook voor kansarme jongeren, zoals personen met een handicap. Het bevordert ook de aantrekkelijkheid van de EU als leerbestemming voor talenten van buiten de EU.

Financiële investeringen in bij- en omscholing staan centraal in het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF +), de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, Erasmus+ en het programma Digitaal Europa. De ontwikkeling van vaardigheden wordt ook ondersteund door investeringen van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) in onderwijs- en opleidingsinfrastructuur en uitrusting. De voorgestelde aanbeveling weerspiegelt de doelstellingen van het ESF+ die de lidstaten en de regio’s ondersteunen bij hun inspanningen om gelijke toegang tot opleidingen en mogelijkheden voor de ontwikkeling van vaardigheden te waarborgen en de inzetbaarheid van de Europese beroepsbevolking, met name jongeren, te vergroten. De aanbeveling ondersteunt de doelstellingen van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, met name de pijlers van het beleid voor de volgende generatie. De voorgestelde aanbeveling is ook in overeenstemming met de doelstelling van het Fonds voor een rechtvaardige transitie om een rechtvaardige transitie naar een klimaatneutrale economie te ondersteunen, met bijzondere aandacht voor de zwaarst getroffen regio’s.

De doelstellingen van deze aanbeveling zijn in overeenstemming met die van het ALMA-initiatief (Aim, Learn, Master, Achieve), dat wordt gefinancierd door het ESF+ en tot doel heeft kansarme jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (NEET’s) te helpen zich in de samenleving te integreren door hun terugkeer naar onderwijs, opleiding of werk te vergemakkelijken. Het instrument voor technische ondersteuning biedt de lidstaten op verzoek deskundig advies op maat om leermobiliteit te hervormen en te verbeteren, met name via vlaggenschipinitiatieven die gericht zijn op het aantrekken van talent, jongerenonderwijs en vaardigheden. Het vinden van geschoold personeel is een uitdaging voor een toenemend aantal kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), wat ook wordt benadrukt in de kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa(29). In de strategie wordt benadrukt dat de EU deze uitdagingen verder kan helpen aanpakken door de toegang tot opleiding te vergemakkelijken en de vraag naar talent van kmo’s af te stemmen op het aanbod op de arbeidsmarkt. Het voorstel vormt een aanvulling op deze aanpak. Het is ook in overeenstemming met de verordening voor een nettonulindustrie, met name de voorgestelde oprichting van Europese academies voor vaardigheden, door bij te dragen aan geschoolde arbeidskrachten door middel van stages van goede kwaliteit die kunnen helpen tekorten aan vaardigheden en vaardighedenmismatch aan te pakken. Dit moet de behoefte aan vaardigheden van industrieën voor nettonultechnologie verlichten.

Dit initiatief is ook een van de acties die zijn uiteengezet in het actieplan van de Commissie inzake tekorten aan vaardigheden en arbeidskrachten in de EU(30).

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 153, lid 1, punt b), artikel 165, lid 4, artikel 166, lid 4, en artikel 292 VWEU.

Op grond van artikel 153, lid 1, punt b), VWEU moet de EU het optreden van de lidstaten op het gebied van de arbeidsvoorwaarden ondersteunen en aanvullen.

Overeenkomstig artikel 165 VWEU draagt de Unie bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun culturele en taalkundige verscheidenheid. Krachtens artikel 165, lid 4, VWEU is de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten uitgesloten, terwijl de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen kan aannemen.

Op grond van artikel 166 VWEU is de Unie bevoegd om inzake beroepsopleiding een beleid uit te voeren waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding. Krachtens artikel 166, lid 4, VWEU is de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten uitgesloten, terwijl de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen kan aannemen.

Volgens artikel 292 VWEU kan de Raad aanbevelingen goedkeuren op basis van een voorstel van de Commissie op de gebieden waarvoor de EU bevoegd is.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

In haar streven naar de ontwikkeling van onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit en de uitvoering van een beleid inzake beroepsopleiding, heeft de EU de verantwoordelijkheid om samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen waar nodig. In dit verband is het vaststellen van een gemeenschappelijk begrip van wat stages van goede kwaliteit in de hele EU zijn, een taak die alleen op EU-niveau kan worden aangepakt.

Een versterkt kwaliteitskader voor stages zal nationale maatregelen op dit gebied ondersteunen en aanvullen overeenkomstig de artikelen 165, 166 en 153 VWEU. Met dit initiatief wordt het subsidiariteitsbeginsel toegepast doordat er ten volle rekening wordt mee gehouden dat onderwijs- en opleidingsstelsels een nationale bevoegdheid zijn, terwijl de EU het nationale beleid inzake arbeidsomstandigheden kan ondersteunen en aanvullen. Het initiatief respecteert ten volle de diversiteit van de nationale stagestelsels en stelt een reeks gemeenschappelijke criteria voor om deze verschillende stelsels te onderbouwen, zodat zowel de stagiair (ongeacht zijn/haar arbeidssituatie) als de stageaanbieders voordelen genieten.

Het initiatief zal de transparantie en het wederzijds begrip van stagestelsels, met name de kwaliteit van stages, in de hele EU verbeteren. Dit kan ook een positief effect hebben op de grensoverschrijdende mobiliteit van stagiairs, aangezien een gecoördineerde aanpak op EU-niveau zou zorgen voor synergie en samenwerking en zo maximale positieve overloopeffecten zou creëren.

Bovendien draagt het verstrekken van richtsnoeren op EU-niveau bij tot het creëren van een gezamenlijk inzicht in de manier waarop de kwaliteit van stages kan worden verbeterd. Dit kan de lidstaten ook helpen bij het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen, met name het Europees Sociaal Fonds+ en de herstel- en veerkrachtfaciliteit, om jeugdwerkloosheid en inactiviteit aan te pakken.

Evenredigheid

De maatregelen die in de voorgestelde aanbeveling worden aanbevolen, staan in verhouding tot de nagestreefde doelstellingen. Het voorstel zal de hervormingsprocessen van individuele landen op het gebied van stages ondersteunen en de inspanningen van de lidstaten op dit gebied aanvullen als onderdeel van het kader voor economische governance waarin is voorzien in het Europees semester. Het voorstel houdt rekening met de praktijken en de diversiteit van de stelsels in de lidstaten. Het laat een gedifferentieerde aanpak toe, die is afgestemd op de verschillende economische, financiële en sociale situaties en de diverse arbeidsmarktsituaties in de lidstaten. Door gebruik te maken van bestaande toezichtsmechanismen in het kader van het Europees semester zal ervoor worden gezorgd dat geen extra administratieve belasting wordt gecreëerd.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een aanbeveling van de Raad. Het voorstel neemt het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel in acht. Het bouwt voort op de bestaande EU-wetgeving en is in overeenstemming met de aard van de instrumenten die beschikbaar zijn voor EU-maatregelen op het gebied van onderwijs en opleiding en werkgelegenheid. Als rechtsinstrument geeft het aan dat de lidstaten zich inzetten voor de in deze aanbeveling vastgestelde maatregelen en biedt het een sterke politieke basis voor samenwerking op EU-niveau op dit gebied. Ook wordt de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van onderwijs en opleiding en sociaal beleid volledig geëerbiedigd.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2022-2023 is een evaluatie(31) uitgevoerd van de aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages van 2014. Hierin werd vastgesteld dat stages voor jongeren een belangrijke manier blijven vormen om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Stages van goede kwaliteit die de beginselen van het kwaliteitskader voor stages weerspiegelen, dragen bij tot een grotere inzetbaarheid en helpen werkgevers personeel aan te trekken, op te leiden en te behouden.

Wat de doeltreffendheid betreft, waren de beginselen van het kwaliteitskader voor stages die het meest waarschijnlijk een positief effect zouden hebben op de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt de vaststelling van leer- en onderwijsdoelstellingen en de schriftelijke overeenkomst. De daadwerkelijke vooruitgang bij de toepassing van de kwaliteitsbeginselen in de nationale wetgeving was echter bescheiden. Sinds 2014 hebben 14 lidstaten wijzigingen doorgevoerd (voor OMT’s en/of AAMB-stages of beide), waarbij de kwaliteitsbeginselen van het kwaliteitskader voor stages in hun wetgevings- of beleidskaders zijn opgenomen. Dergelijke wijzigingen kwamen vaker voor in de nationale wetgeving inzake AAMB-stages (vastgesteld in twaalf lidstaten) dan OMT’s (vastgesteld in vijf lidstaten). De prevalentie van specifieke wettelijke bepalingen en de overeenstemming ervan met de beginselen van het kwaliteitskader voor stages bleken groot te zijn voor AAMB-stages, maar beperkter voor OMT’s. Over het geheel genomen werd voor OMT’s een lichte verbetering waargenomen wat conformiteit betreft, waarbij vier lidstaten in 2016 volledig/grotendeels conformiteit verzekerden, ten opzichte van zeven lidstaten in 2021. Er werd een grotere verbetering waargenomen voor AAMB-stages, waarbij 18 lidstaten volledig/grotendeels conform waren in 2021 tegenover 15 in 2016. Er is vastgesteld dat er ruimte voor verbetering is bij de daadwerkelijke toepassing van het kwaliteitskader voor stages op het terrein en bij de monitoring en handhaving ervan. Wat betreft het vermogen van het kwaliteitskader voor stages om de grensoverschrijdende mobiliteit van stagiairs in de EU te vergemakkelijken, waren er aanwijzingen dat het aantal grensoverschrijdende stages was toegenomen, maar jongeren ondervonden nog steeds moeilijkheden om eraan deel te nemen als gevolg van een gebrek aan financiële middelen en praktische informatie. Het gebruik van het Europese netwerk van diensten voor de arbeidsvoorziening (Eures) als informatiebron bleek beperkt te zijn.

Het kwaliteitskader voor stages biedt een meerwaarde als referentie op EU-niveau voor de regelgeving van de lidstaten inzake de kwaliteit van stages. Dit was met name het geval voor lidstaten met minder ontwikkelde stagestelsels, waar het kwaliteitskader voor stages bijdroeg tot beleids- en wetswijzigingen op nationaal niveau.

Wat de efficiëntie betreft, vonden de belanghebbenden — hoewel de evaluatie geen kwantitatief bewijs over de kosten en baten bevatte — dat de kosten in verband met de uitvoering van het kwaliteitskader voor stages over het algemeen in verhouding stonden tot de baten. De voordelen voor werkgevers waren onder meer een beter inzicht in de kwaliteit van stages, reputatievoordelen, een grotere aantrekkelijkheid voor jong talent en een duurzamere manier om in potentiële toekomstige werknemers te investeren. De uitvoering van het kwaliteitskader voor stages was mogelijk minder kosteneffectief voor kleine en micro-ondernemingen dan voor grotere ondernemingen, aangezien de kosten voor die ondernemingen (vanwege de beperkte personele en financiële middelen) wellicht hoger waren dan de baten. De voordelen van het kwaliteitskader voor stagiairs bestaan onder meer in betere arbeidsomstandigheden en betere opleidings- en leerinhoud, waardoor hun kansen op reguliere banen vergrootten.

Het kwaliteitskader voor stages bleek in overeenstemming te zijn met andere initiatieven, strategieën, programma’s en financieringsinstrumenten op EU-niveau. Op nationaal en regionaal niveau werd een hoger niveau van coherentie vastgesteld voor maatregelen inzake AAMB-stages dan voor maatregelen inzake OMT’s. Ondanks de vele overeenkomsten op het gebied van kwaliteitsbeginselen werd het Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen(32) geacht te leiden tot een grotere betrokkenheid van belanghebbenden (bv. via specifieke netwerken). Het Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen werd ook geacht hogere en specifiekere kwaliteitsdoelstellingen te hebben en meer voordelen te bieden, omdat in de bijbehorende aanbeveling sterkere taal werd gebruikt en leerlingplaatsen in de lidstaten vaak meer op tripartiete basis worden gereguleerd.

Sommige respondenten (met name werkgevers) waren van mening dat het kwaliteitskader voor stages ongewijzigd moet blijven, aangezien zij het voldoende relevant achtten om tegemoet te komen aan de behoeften van stagiairs. Verschillende belanghebbenden waren echter van mening dat de relevantie van het kwaliteitskader voor stages verder kan worden versterkt, met name wat betreft beloning en sociale bescherming voor stagiairs en het bereiken van en de toegang voor groepen in kwetsbare situaties. Daarnaast waren sommige belanghebbenden van mening dat het kwaliteitskader voor stages de uitdagingen van telewerken en begeleiding en mentorschap in dat verband moest aanpakken. Voorts stelden sommige belanghebbenden voor om stages die deel uitmaken van formeel onderwijs en formele opleiding binnen het toepassingsgebied van het kwaliteitskader voor stages te brengen. Sommige belanghebbenden waren ook van mening dat het kwaliteitskader voor stages meer nadruk zou kunnen leggen op ondersteuning na plaatsing om de overgang van een jonge stagiair naar een stabiele baan te vergemakkelijken. Wat het niet-bindende karakter van het kwaliteitskader voor stages betreft, liepen de meningen uiteen over de vraag of dit geschikt is om de doelstellingen ervan volledig te verwezenlijken. Enerzijds pleitten sommige (met name jongerenorganisaties en vakbonden) voor een bindend instrument om de doeltreffendheid van het kwaliteitskader voor stages te vergroten. Anderzijds voerden anderen (met name werkgevers en nationale autoriteiten) aan dat, gezien de verschillen in nationale omstandigheden en wettelijke beperkingen op EU-niveau, het niet-bindende karakter van het kwaliteitskader voor stages een adequaat en flexibel referentiekader voor nationale regelgeving biedt.

Raadpleging van belanghebbenden

In 2022 vonden specifieke raadplegingsactiviteiten plaats in het kader van de evaluatie van het kwaliteitskader voor stages(33) van de Commissie van 2023, met name via een openbare raadpleging. De evaluatie omvatte ook gerichte raadplegingen van nationale en regionale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het onderwijs-, opleidings- en werkgelegenheidsbeleid, de sociale partners, aanbieders van onderwijs en opleiding, academische deskundigen die zich bezighouden met arbeidsmarktkwesties, organisaties die jongeren vertegenwoordigen, jonge (voormalige, huidige en potentiële toekomstige) stagiairs en andere belanghebbenden op EU-, nationaal en regionaal niveau. Om al deze belanghebbenden te bereiken, werden verschillende raadplegingsactiviteiten en -methoden gebruikt, zoals interviews, gerichte raadplegingsvergaderingen, een gerichte enquête voor stagiairs en casestudy’s.

De sociale partners van de EU zijn voor dit voorstel uit hoofde van artikel 154 VWEU in twee fasen geraadpleegd. Tijdens de eerste fase, die plaatsvond tussen 11 juli en 15 september 2023, zijn de sociale partners geconsulteerd over de noodzaak en de mogelijke richting van EU-maatregelen(34). In de tweede fase, tussen 28 september en 9 november 2023, heeft de Commissie de sociale partners geraadpleegd over de doelstellingen en wettelijke mogelijkheden voor EU-maatregelen(35). De vakbonden waren ingenomen met het voornemen van de Commissie om het kwaliteitskader voor stages bij te werken. Zij waren van mening dat, hoewel de beginselen van het kwaliteitskader relevant blijven, stagiairs een bindende bescherming (in de vorm van een richtlijn) nodig hebben om een billijke vergoeding, arbeidsomstandigheden en sociale bescherming te waarborgen. Die richtlijn zou de toegang moeten waarborgen tot alle rechten die reguliere werknemers uit hoofde van de bestaande EU-wetgeving genieten. De vakbonden benadrukten dat de belangrijkste doelstelling van de EU-maatregelen erin moet bestaan bindende minimumnormen voor stages in de EU vast te stellen en een gelijk speelveld tot stand te brengen, dat misbruik ontmoedigt. De werkgevers waren van mening dat de beginselen van het kwaliteitskader voor stages van 2014 nog steeds relevant zijn. Zij zijn van mening dat meer nadruk moet worden gelegd op de uitvoering en monitoring ervan, maar volgens hen zou een herziene aanbeveling van de Raad het juiste evenwicht tot stand brengen tussen het bevorderen van minimumnormen en het behoud van flexibiliteit. De werkgevers steunden de doelstellingen om het problematische gebruik van stages aan te pakken, de kwaliteit ervan te verbeteren en de toegang ertoe te bevorderen. Zij wezen ook op het gebrek aan gegevens, met name over stages op de vrije markt, en op het verband tussen de beloning en de kwaliteit van stages. Er was geen overeenstemming tussen de sociale partners om onderhandelingen aan te gaan met het oog op de sluiting van een overeenkomst op Unieniveau overeenkomstig artikel 155 VWEU.

Voorts is in het kader van de studie naar de context, uitdagingen en mogelijke oplossingen met betrekking tot de kwaliteit van stages in de EU een online-enquête gehouden onder nationale belanghebbenden. Het doel hiervan was informatie te verzamelen over de huidige praktijken van bedrijven op het gebied van stages en na te gaan welke goede praktijken in de lidstaten worden toegepast en de gevolgen daarvan voor de kwaliteit van stages. De enquête liep van 15 juni tot en met 8 september 2023 en was gericht op nationale overheden, nationale bedrijfs- en werkgeversorganisaties, individuele bedrijven, nationale vakbonden, nationale jongerenorganisaties, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen. Er werden ook gerichte interviews met belanghebbenden op EU-niveau gehouden.

Tussen 12 oktober en 9 november 2023 heeft het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie (DG EMPL), het directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf (DG GROW), het Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb (Eismea), met de steun van het Enterprise Europe Network, een specifieke enquête “kmo-panel” gehouden.

In de Flash Eurobarometer-enquête (523)(36) werd gekeken naar wat jongeren vinden van hun integratie op de arbeidsmarkt, met bijzondere aandacht voor stages. Tussen 15 en 24 maart 2023 werden 26 334 mensen tussen 18 en 35 jaar uit alle lidstaten online ondervraagd.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

3.

De voorgestelde aanbeveling is gebaseerd op verschillende studies die zijn uitgevoerd om de analyse van het initiatief te onderbouwen:


- een studie uitbesteed aan externe deskundigen, waarvan de voorlopige resultaten werden gebruikt: “Study exploring the context, challenges and possible solution in relation to the quality of traineeships in the EU” door een consortium van Ernst & Young (EY), het Centrum voor Europese Beleidsstudies (CEPS) en Open Evidence (verschijnt binnenkort);

- een externe studie ter ondersteuning van de evaluatie van het kwaliteitskader voor stages, eindverslag, januari 2023(37);

- de Flash Eurobarometer-enquête over wat jongeren vinden van hun integratie op de arbeidsmarkt , met bijzondere aandacht voor stages(38).

Er is ook rekening gehouden met de initiatiefresolutie van wetgevende aard van het Europees Parlement van 2023 over stages van goede kwaliteit in de EU, in samenhang met de desbetreffende beoordeling van de Europese meerwaarde van de onderzoeksdienst van het Parlement(39).

Effectbeoordeling

Overeenkomstig haar beleid inzake “betere regelgeving” heeft de Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd(40). Hierin werd een gestructureerde analyse gemaakt van de beleidsproblemen, de bijbehorende beleidsdoelstellingen en beleidsopties en werd het effect daarvan beoordeeld. De effectbeoordeling had betrekking op de subsidiariteit, doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang en evenredigheid van de vastgestelde opties en de wijze waarop het initiatief in de toekomst moet worden gemonitord en geëvalueerd. Deze werkzaamheden zijn ondersteund door gestructureerd overleg binnen de Commissie via een interdepartementale stuurgroep(41) en de eerder genoemde studie “Study exploring the context, challenges and possible solution in relation to the quality of traineeships in the EU”, die binnenkort verschijnt.

In de effectbeoordeling werden drie problemen vastgesteld: 1) het problematische gebruik van stages door stageaanbieders, 2) de slechte kwaliteit van stages en 3) ongelijke toegang tot stages. In de effectbeoordeling werden drie beleidsopties onderzocht, waarbij zowel wetgevende als niet-wetgevende maatregelen werden gecombineerd om de doelstellingen van het initiatief te verwezenlijken wat betreft de handhaving van de toepasselijke rechten van stagiairs, het voorkomen van problematisch gebruik van stages, het waarborgen van eerlijke arbeidsomstandigheden, het verbeteren van de leerinhoud en van de toegang tot en de inclusiviteit van stages. Bij de effectbeoordeling van de opties is ook rekening gehouden met de mogelijke onbedoelde gevolgen van de verschillende beleidsopties, onder meer voor het aanbod van stages.

De voorkeursoptie in de effectbeoordeling is een pakket bestaande uit een richtlijn die van toepassing is op stagiairs die werknemer zijn op grond van het EU-recht en een bijgewerkte aanbeveling van de Raad die alle stagiairs betreft. Dit pakket zal naar verwachting sociale voordelen opleveren voor stagiairs door problematische en slechte stages te verminderen door middel van gelijke behandeling, billijker beloning en adequate sociale bescherming, en door de toegang tot stages te verbeteren, met name voor personen in een kwetsbare situatie, met inbegrip van personen met een handicap, personen die in landelijke, afgelegen en ultraperifere gebieden wonen, mensen met een kansarme sociaal-economische en/of migratieachtergrond, mensen uit de Romagemeenschap en mensen met een lager opleidingsniveau. De voorkeursoptie zal naar verwachting leiden tot economische voordelen voor stageaanbieders, zoals eerlijkere concurrentie op de markt, productiviteits- en concurrentievoordelen als gevolg van meer geschoolde en diverse arbeidskrachten en lagere kosten voor het zoeken, de matching en de aanwerving. De kosten in verband met de voorkeursoptie hebben betrekking op een mogelijke stijging van de arbeidskosten, aanpassingskosten en potentiële kosten als gevolg van administratieve of gerechtelijke procedures. De nationale begrotingen en overheden zullen naar verwachting profiteren van hogere inkomsten uit belastingen en sociale zekerheid en lagere uitgaven voor sociale bescherming en activering.

De effectbeoordeling is op 13 december 2023 voor het eerst besproken met de Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie. Op 1 februari 2024 is een herzien effectbeoordelingsverslag ingediend bij de Raad voor regelgevingstoetsing. Op 22 februari 2024 heeft de Raad onder voorbehoud een positief advies(42) uitgebracht. De overige opmerkingen werden vervolgens behandeld door de beperkingen van de gebruikte gegevens verder te specificeren, de delen met betrekking tot gelijke concurrentievoorwaarden en mededingingskwesties te versterken en aanvullende specifieke verduidelijkingen te verschaffen over de beschrijving en beoordeling van de beleidsopties.

Grondrechten

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermt een breed scala aan arbeidsrechten. De doelstellingen van dit voorstel zijn in overeenstemming met het Handvest. De voorgestelde aanbeveling zal naar verwachting bijdragen tot het waarborgen van het recht op gelijkheid voor de wet (artikel 20 van het Handvest), het recht op billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden (artikel 31), de bescherming van jongeren op het werk (artikel 32), toegang tot adequate sociale bescherming (artikel 34) en gezondheidszorg (artikel 35).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde aanbeveling vergt geen extra middelen uit de EU-begroting of personeel.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In de aanbeveling wordt voorgesteld dat de lidstaten passende maatregelen nemen om het versterkte kwaliteitskader voor stages zo spoedig mogelijk toe te passen en uiterlijk op [date of adoption + [18 months]] een uitvoeringsplan indienen met de overeenkomstige maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

De voorgestelde aanbeveling bevat een reeks criteria voor stages van goede kwaliteit, maar biedt tegelijkertijd flexibiliteit bij de uitvoering door de lidstaten. Zo kunnen de lidstaten rekening houden met de specifieke aard en de verschillende behoeften van hun nationale stageregelingen.

Doelstelling en toepassingsgebied

In punt 1 wordt de doelstelling van het versterkte kader uiteengezet om de kwaliteit van stages te verbeteren, met name de leer- en opleidingsinhoud en de arbeidsomstandigheden.

In punt 2 wordt het toepassingsgebied van het versterkte kader uiteengezet: dit is van toepassing op alle stagiairs, ongeacht hun arbeidssituatie. Het verduidelijkt dat voor stagiairs die werknemer zijn, het kader alleen van toepassing is als er in het EU-recht geen gelijkwaardige of gunstigere bepalingen zijn opgenomen.

Schriftelijke overeenkomst

In de punten 3 en 4 wordt aanbevolen dat stages gebaseerd worden op een schriftelijke overeenkomst en dat de inhoud van de schriftelijke overeenkomst wordt bijgewerkt door aanvullende aanbevelingen te doen over de leercomponent, taken, mentorschapsregelingen en sociale bescherming.

Leef- en werkomstandigheden

In de punten 5 tot en met 15 worden de leer- en arbeidsomstandigheden beschreven, met inbegrip van de leer- en opleidingsdoelstellingen, billijke beloning, toepasselijke rechten en arbeidsomstandigheden volgens de toepasselijke EU- en nationale wetgeving, de aanstelling van een stagebegeleider en een mentor, de voorwaarden voor stages op afstand/hybride stages, een redelijke duur (ook voor herhaalde/opeenvolgende stages), verlenging en beëindiging van stages en kanalen voor stagiairs om wanpraktijken en slechte omstandigheden te melden. Er wordt ook in bepaald dat stageaanbieders geen eerdere werkervaring van de kandidaten kunnen vereisen.

Sociale bescherming

In punt 16 wordt aanbevolen om toegang te geven tot adequate sociale bescherming in overeenstemming met de nationale praktijken en rekening houdend met de aanbeveling van de Raad met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen.

Erkenning van stages

In punt 17 wordt de passende erkenning van stages geactualiseerd door toe te voegen dat een dergelijke erkenning, indien van toepassing en indien mogelijk, in digitaal formaat moet worden geproduceerd.

Transparantievoorschriften

De punten 18 tot en met 20 bevatten transparantievoorschriften en voegen daaraan toe dat kennisgevingen van vacatures en advertenties ook informatie moeten bevatten over de beloning, de arbeidsomstandigheden, de sociale bescherming en de verwachte taken.

Inclusieve stages

In de punten 21 tot en met 24 worden maatregelen aanbevolen inzake inclusieve stages (onder meer door gelijke behandeling en non-discriminatie te verzekeren en het bereiken van en de toegang voor personen in kwetsbare situaties te verbeteren), neutrale taal in vacatures/advertenties, bewustmaking en wijzigingen, indien relevant, om de toegankelijkheid te waarborgen, ook voor personen in kwetsbare situaties, met name (kandidaat-)stagiairs met een handicap.

Grensoverschrijdende stages

De punten 25 tot en met 29 actualiseren de maatregelen om grensoverschrijdende stages te vergemakkelijken en roepen op om praktische begeleiding en informatie over grensoverschrijdende stages te bieden via Eures en door de toepassing van de beginselen van het versterkte kader aan te moedigen, indien van toepassing, in overeenkomsten voor stagemobiliteit met ontvangende organisaties buiten de EU.

Aanvullende ondersteuning van stages

Punt 30 beveelt aanvullende ondersteuning van stages aan, met name door loopbaanbegeleiding en netwerkmogelijkheden te bieden.

Randvoorwaarden

In de punten 31 tot en met 33 worden de elementen met betrekking tot de randvoorwaarden uiteengezet, met inbegrip van de betrokkenheid van de sociale partners, diensten voor arbeidsvoorziening, onderwijs- en opleidingsinstellingen en andere belanghebbenden. Ook wordt aanbevolen ervoor te zorgen dat werknemersvertegenwoordigers de rechten van stagiairs kunnen verdedigen.

Toepassing van het versterkte kwaliteitskader

De punten 34 tot en met 35 bevatten aanbevelingen voor de toepassing van het versterkte kwaliteitskader voor stages, onder meer de aanbeveling voor de lidstaten om een uitvoeringsplan in te dienen en te voorzien in financiële en niet-financiële steun voor stageaanbieders, met name kmo’s.

Ondersteuning om de inzetbaarheid van stagiairs te vergroten

In de punten 36 tot en met 37 worden steunmaatregelen uiteengezet om de inzetbaarheid van stagiairs te vergroten en wordt aanbevolen stageaanbieders te stimuleren om na een stage een baan aan te bieden en gebruik te maken van EU-middelen voor stages die in overeenstemming zijn met de beginselen van het versterkte kader.

Vervolgacties

Punt 38 beveelt de lidstaten en de Commissie aan samen te werken aan het verzamelen van gegevens.