Toelichting bij COM(2024)165 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)165 - .
bron COM(2024)165
datum 05-04-2024
1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“het terugtrekkingsakkoord”), in te nemen standpunt in verband met de beoogde vaststelling van een besluit van het Gemengd Comité tot wijziging van bijlage 2 bij het Windsor-kader1, dat integrerend deel uitmaakt van het terugtrekkingsakkoord.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. Het akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Windsor-kader

Het terugtrekkingsakkoord bevat de regelingen voor de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie en Euratom. Het terugtrekkingsakkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden. Op 27 februari 2023 hebben de Europese Commissie en de regering van het Verenigd Koninkrijk een politiek beginselakkoord over het Windsor-kader bereikt. Het bij het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité dat op 24 maart 2023 in Londen is bijeengekomen, heeft de nieuwe regelingen met betrekking tot het Windsor-kader vastgesteld en beide partijen zijn overeengekomen om intensief en loyaal samen te werken om alle elementen van het Windsor-kader uit te voeren.

2.2. Het Gemengd Comité

Het bij artikel 164, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk. Het wordt gezamenlijk voorgezeten door de Unie en het Verenigd Koninkrijk. Het reglement van orde van het Gemengd Comité is vastgesteld in bijlage VIII bij het terugtrekkingsakkoord. Het Gemengd Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen of op verzoek van de Unie of het Verenigd Koninkrijk en stelt zijn vergaderrooster en -agenda in onderlinge overeenstemming vast.

1.

De taken van het Gemengd Comité zijn vastgesteld in artikel 164 van het terugtrekkingsakkoord en omvatten hoofdzakelijk:


- toezicht houden op de uitvoering en toepassing van het akkoord, rechtstreeks of via de werkzaamheden van de gespecialiseerde comités die aan het Gemengd Comité rapporteren;

- besluiten en aanbevelingen vaststellen, met inbegrip van wijzigingen van het akkoord in de gevallen waarin daarin is voorzien;

- problemen voorkomen en geschillen oplossen die zich kunnen voordoen in verband met de uitlegging en toepassing van het akkoord.

2.3. De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Op zijn volgende bijeenkomst zal het Gemengd Comité een besluit vaststellen waarbij een vastgestelde nieuwe Uniehandeling die binnen het toepassingsgebied van het Windsor-kader valt, wordt toegevoegd aan bijlage 2 bij het Windsor-kader (“de beoogde handeling”), overeenkomstig artikel 13, lid 4, van dat kader.

De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord voor de partijen bindend zijn. Overeenkomstig regel 9 van het reglement van orde van het Gemengd Comité en de gespecialiseerde comités moet in besluiten van het Gemengd Comité de datum worden vermeld waarop zij van kracht worden.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1. Bijlage 2 bij het Windsor-kader (“Bepalingen van het recht van de Unie als bedoeld in artikel 5, lid 4”)

Bijlage 2 bij het Windsor-kader bevat de bepalingen van het Unierecht als bedoeld in artikel 5, lid 4, van dat kader.

Op 18 oktober 2023 heeft de Unie een verordening vastgesteld tot vaststelling van nieuwe voorschriften betreffende de etikettering van biologisch voeder voor gezelschapsdieren (Verordening (EU) 2023/2419)2.

Verordening (EU) 2023/2419 bevat specifieke voorschriften voor de etikettering van biologisch voeder voor gezelschapsdieren, die een afspiegeling vormen van de voorschriften voor biologisch voedsel, aangezien menselijk voedsel en voeder voor gezelschapsdieren beide in de detailhandel aan eindverbruikers worden verkocht. Volgens de nieuwe regels mag voeder voor gezelschapsdieren met het EU-logo voor de biologische productie worden geëtiketteerd als 95 % van de ingrediënten van agrarische oorsprong biologisch is. Wanneer minder dan 95 % van de ingrediënten van agrarische oorsprong biologisch is, mag de verwijzing naar “biologisch” in de lijst van ingrediënten alleen worden gebruikt met betrekking tot biologische ingrediënten. De verordening stelt het EU-logo voor biologische productie verplicht voor voorverpakt biologisch voeder voor gezelschapsdieren.

In het kader van Verordening (EU) 2023/12313 voor de binnenkomst in Noord-Ierland vanuit andere delen van het Verenigd Koninkrijk van detailhandelsgoederen uit de agrofoodsector voor eindgebruik of consumptie in Noord-Ierland, zijn de regels van het Verenigd Koninkrijk inzake volksgezondheid en consumentenbescherming op die goederen van toepassing. Bijlage I bij Verordening (EU) 2023/1231 bevat een lijst van de relevante handelingen van de Unie die bijgevolg niet van toepassing zijn op zendingen van dergelijke goederen die Noord-Ierland binnenkomen vanuit andere delen van het Verenigd Koninkrijk. Aangezien Verordening (EU) 2023/2419 uitsluitend betrekking heeft op consumentenbescherming, kan die niet van toepassing zijn op detailhandelzendingen van biologisch voeder voor gezelschapsdieren die Noord-Ierland vanuit andere delen van het Verenigd Koninkrijk binnenkomen en moet die daarom aan bijlage I bij Verordening (EU) 2023/1231 worden toegevoegd. Onder voorbehoud van de inwerkingtreding van het beoogde besluit van het Gemengd Comité neemt de Commissie daartoe de nodige maatregelen overeenkomstig de procedures van Verordening (EU) 2023/1231.

Deze vastgestelde nieuwe Uniehandeling betreft de interne markt voor goederen en valt dus binnen het toepassingsgebied van het Windsor-kader en moet aan bijlage 2 bij dat kader worden toegevoegd.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) voorziet in de vaststelling van besluiten van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Bovendien omvat het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt4.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité is een orgaan dat is ingesteld bij een overeenkomst, zijnde het terugtrekkingsakkoord.

De door het Gemengd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het terugtrekkingsakkoord.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling waarover namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

Het doel en de inhoud van de beoogde handeling hebben uitsluitend betrekking op het toevoegen van een vastgestelde nieuwe Uniehandeling aan bijlage 2 bij het Windsor-kader.

Het terugtrekkingsakkoord is gesloten op grond van artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (“VEU”).

Bijgevolg, en overeenkomstig het basisbeginsel dat een handeling alleen kan worden gewijzigd bij een handeling van dezelfde aard, is artikel 50, lid 2, VEU de materiële rechtsgrondslag van het voorgenomen besluit.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 50, lid 2, VEU, juncto artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Gemengd Comité bijlage 2 bij het Windsor-kader zal wijzigen, is het passend het besluit na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.