Toelichting bij COM(2024)154 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)154 - .
bron COM(2024)154
datum 08-04-2024
Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde1 (hierna “de btw-richtlijn” genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 14 september 2023, heeft Roemenië verzocht om verlenging van de afwijking van artikel 168 en artikel 26, lid 1, punt a), van de btw-richtlijn, teneinde het recht op aftrek van de voorbelasting op uitgaven in verband met motorvoertuigen die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, te mogen blijven beperken en belastingplichtigen te mogen blijven ontheffen van de verplichting om het privégebruik van die voertuigen aan te merken als een dienst onder bezwarende titel. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 9 november 2023 van het verzoek van Roemenië in kennis gesteld. Bij brief van 10 november 2023 heeft de Commissie Roemenië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig artikel 168 van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen. Overeenkomstig artikel 26, lid 1, punt a), van die richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed recht op aftrek van de btw is ontstaan. Op deze manier kan initieel afgetrokken btw worden teruggenomen voor het gedeelte privégebruik.

Bij personenauto’s is dit mechanisme moeilijk toe te passen, met name omdat het lastig is het privé- en het zakelijk gebruik op te splitsen. Het bijhouden en controleren van een rittenregistratie vormt zowel voor de bedrijven als voor de belastingdienst een extra last.

Op grond van Uitvoeringsbesluit 2012/232/EU1 van de Raad mocht Roemenië een bijzondere maatregel toepassen waarbij het recht op aftrek van de btw op de aankoop, intracommunautaire verwerving, invoer, huur of leasing van gemotoriseerde wegvoertuigen en op daarmee samenhangende uitgaven, met inbegrip van de aankoop van brandstof, tot 50 % wordt beperkt wanneer deze voertuigen niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. De bijzondere maatregel was niet van toepassing op gemotoriseerde wegvoertuigen met een toelaatbare maximummassa in beladen toestand van meer dan 3 500 kilogram of met meer dan negen zitplaatsen met inbegrip van de bestuurdersplaats. Daarnaast werden bepaalde categorieën van voertuigen uitdrukkelijk van deze beperking van het recht op aftrek uitgesloten, zoals voertuigen die uitsluitend worden gebruikt voor hulpverlening, beveiliging en bewaking of koeriersdiensten, voertuigen die worden gebruikt door handelsvertegenwoordigers en inkoopagenten, voertuigen die worden gebruikt voor passagiersvervoer en taxi’s, voertuigen die worden gebruikt voor rijonderricht door autorijscholen, voertuigen die worden gebruikt voor verhuur of leasing, en voertuigen die worden gebruikt als handelsgoederen. Tegelijkertijd werden belastingplichtigen vrijgesteld van de verplichting om btw-aangifte te doen over het privégebruik van een gemotoriseerd wegvoertuig dat onder deze beperking valt. De geldigheidsduur van deze bijzondere maatregelen werd verlengd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1562 van de Raad van 27 januari 2015 tot en met 31 december 2017, bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/20123 van de Raad van 7 november 2017 tot en met 31 december 2020, en bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/12624 van de Raad van 4 september 2020 tot en met 31 december 2023.

Roemenië heeft verzocht om de beperking van de initiële aftrek tot een vast percentage te mogen blijven toepassen en bedrijven in ruil daarvoor ontheffing van aangifte over het privégebruik te mogen toestaan. Roemenië heeft de Commissie meegedeeld dat de redenen voor de verlenging van de bijzondere maatregelen grotendeels dezelfde zijn als de redenen die in het oorspronkelijke verzoek werden aangevoerd. Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Uitvoeringsbesluit 2012/232/EU van de Raad heeft Roemenië de Commissie een verslag over de door het land toegepaste aftrekbeperking voorgelegd. Roemenië voert aan dat de bijzondere maatregelen hun taak hebben vervuld. De derogatie is een vereenvoudiging waardoor belastingplichtigen geen administratie meer moeten bijhouden van de kilometers die met een voertuig voor bedrijfsdoeleinden en voor privédoeleinden worden afgelegd. Deze bijzondere maatregel die het recht op btw-aftrek beperkt, creëert het kader om belastingontduiking, met name door onderregistratie van privékilometers, te voorkomen.

Volgens het door Roemenië overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2012/232/EU van de Raad ingediende verslag telt het land veel kleine ondernemingen met minder dan negen werknemers: 99,7 % van alle ondernemingen die in 2021 actief waren in de industrie-, bouw- of dienstensector, waren klein of middelgroot; de actieve bedrijven met maximaal negen werknemers vertegenwoordigden 91,1 % van alle actieve economische en sociale actoren in deze vier sectoren. Volgens Roemenië worden voertuigen van dergelijke ondernemingen in de praktijk vaak voor zowel bedrijfsactiviteiten als persoonlijke doeleinden gebruikt.

Uitgaande van het bovenstaande stelt Roemenië dat de beperking van het recht op btw-aftrek tot 50 % nog steeds een afspiegeling vormt van het algehele zakelijke en privégebruik van voertuigen door belastingplichtigen in het land en dat deze beperking dus nog altijd als passend moet worden aangemerkt.

Omdat de bijzondere maatregelen de administratieve lasten voor zowel de belastingplichtigen als de belastingautoriteiten verlichten en belastingontduiking voorkomen, wordt voorgesteld om machtiging voor deze maatregelen te verlenen.

De bijzondere maatregelen moeten in de tijd worden beperkt tot 31 december 2026, zodat kan worden nagegaan of zij nog altijd noodzakelijk en doeltreffend zijn en of de beperking van 50 % nog altijd een correcte weerspiegeling vormt van de algehele opsplitsing tussen zakelijk en privégebruik. Een verzoek om verlenging moet uiterlijk 31 maart 2026 aan de Commissie worden toegezonden en vergezeld gaan van een verslag met daarin ook een evaluatie van het toegepaste percentage.


Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Aan andere lidstaten zijn soortgelijke derogaties met betrekking tot het recht op aftrek verleend.

Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek van de btw ter zake van personenauto’s beperken.

Er zijn in het verleden initiatieven genomen om regels vast te stellen voor de uitgavencategorieën die aan een beperking van het recht op aftrek van de btw5 kunnen worden onderworpen; de onderhavige derogatie is evenwel een passende maatregel in afwachting van de harmonisatie van deze regels op EU-niveau.


2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staan de bijzondere maatregelen in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de inning van de btw vereenvoudigen en bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking voorkomen. Aangezien bedrijven een te laag privégebruik kunnen opgeven en de belastingautoriteiten de administratie van de gereden kilometers maar moeilijk kunnen controleren, zou de beperking tot 50 % de inning van de btw in specifieke sectoren vereenvoudigen en voorkomen dat belasting wordt ontdoken, onder andere door een onjuiste administratie.

De derogatie is ook beperkt in de tijd en Roemenië moet een verslag over de werking en de doeltreffendheid van de maatregelen opstellen als het deze wil verlengen.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadplegingen van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Roemenië en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel strekt ertoe btw-ontduiking tegen te gaan en de belastinginning te vereenvoudigen, en kan zo een positief effect hebben voor bedrijven en overheden. De maatregel wordt door Roemenië als passend beschouwd en is met andere vroegere en huidige derogaties te vergelijken.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Het voorstel bevat een vervalbepaling: de derogatie loopt op 31 december 2026 automatisch af.

Indien Roemenië een verdere verlenging van de bijzondere maatregelen na 2026 alsnog noodzakelijk acht, moet het de Commissie uiterlijk 31 maart 2026 een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van het toegepaste percentage, samen met het verzoek om verlenging.