Toelichting bij COM(2024)163 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)163 - .
bron COM(2024)163
datum 10-04-2024
1. INLEIDING


Het omvormen van Europa tot een schone, hulpbronnenefficiënte, eerlijke en concurrerende economie is een van de kernprioriteiten die de Commissie aan het begin van haar mandaat heeft vastgesteld. Om dit doel te bereiken en van Europa het eerste klimaatneutrale continent ter wereld te maken, heeft de Commissie in 2019 de Europese Green Deal gepresenteerd. Op basis van dit initiatief zijn een aantal concrete voorstellen gedaan, waarvan de meeste nu in wetgeving zijn verankerd. Ook heeft de Commissie in 2023 een industrieel plan voor de Green Deal gepubliceerd. Nu moet de focus verschuiven naar een uitvoering op maat.

In dit verband zet de Europese Commissie zich ook sterk in voor de versterking van de positie van Europa als plaats van vestiging en bestemming voor bedrijven, met een robuuste eigen productiebasis, ondersteund door gediversifieerde toeleveringsketens voor de strategische en andere grondstoffen die daarvoor nodig zijn. Met het juiste begeleidende beleid zal de transitie van Europa naar klimaatneutraliteit en een circulaire economie zorgen voor schone groei, nieuwe bedrijfsmodellen en markten, hoogwaardige werkgelegenheid en technologische ontwikkeling. In 2022 waren de totale nettobroeikasgasemissies 32,5 % lager dan in 19901, terwijl de economie in het laatste decennium met 67 % is gegroeid2 en er dankzij het EU-ETS meer dan 175 miljard EUR aan inkomsten is gegenereerd. In de toekomst zal de EU investeringen moeten aantrekken en voor een aanzienlijke economische groei moeten zorgen. Het behouden en bevorderen van de eengemaakte markt van de EU blijft daartoe van essentieel belang.

Door de recente geopolitieke ontwikkelingen is het nog belangrijker geworden om een schone, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie te hebben. De Russische agressie tegen Oekraïne heeft duidelijk gemaakt dat we weerbaar moeten worden en minder afhankelijk moeten worden van onbetrouwbare partners.

Tijdens de COP28 is de wereld opgeroepen af te stappen van fossiele brandstoffen, en zijn wereldwijd toezeggingen gedaan om tegen 2030 de capaciteit voor hernieuwbare energie te verdrievoudigen en de verbeteringen van de energie-efficiëntie te verdubbelen. Hieruit blijkt dat de internationale gemeenschap zich inzet voor de schone transitie en dat Europa deze koers moet blijven aanhouden. Met het juiste beleid kan Europa de vruchten plukken van de wereldwijde overschakeling op schone energie en schone technologieën. Door het voortouw te nemen in de internationale inspanningen voor de ontwikkeling van technologieën voor hernieuwbare energie en andere schone technologieën, zal de EU op wereldniveau blijven bijdragen aan de groene en schone transitie, ook door gebruik te maken van de Global Gateway-investeringsstrategie en handelsbetrekkingen.


2. DE DIALOGEN VOOR EEN SCHONE TRANSITIE

Het bedrijfsleven speelt een sleutelrol in de transitie van de Europese economie. Datzelfde bedrijfsleven staat echter onder druk als gevolg van de verslechterende veiligheids-, geopolitieke en economische situatie. Dit wordt nog verergerd door maatregelen van sommige derde landen, die bijvoorbeeld enorme subsidies verstrekken aan hun ondernemingen in het buitenland of aldaar een bepaalde mate aan lokale inhoud verplicht stellen, hetgeen kan leiden tot oneerlijke concurrentie en handelsverstoringen. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de uitrol van nettonultechnologieën, die van groot geostrategisch belang zijn en de inzet zijn van een wereldwijde technologiewedloop. Het is dan ook cruciaal voor de toekomst van Europa dat de EU een juiste mix van beleid en investeringen op dit gebied realiseert. Daarnaast vormen de hoge energiekosten in de EU, onvoldoende toegang tot financiering en nieuwe technologieën, een lage tolerantie voor het falen van bedrijven, en onnodige regeldruk en administratieve rompslomp een serieuze bedreiging voor de houdbaarheid van het concurrentievermogen van de Europese industrie.

Om deze punten van zorg aan te pakken en de samenwerking en de contacten van de Commissie met het bedrijfsleven en de sociale partners te versterken, heeft voorzitter Von der Leyen in haar toespraak over de Staat van de Unie van 2023 een reeks dialogen voor een schone transitie3 aangekondigd. Die dialogen dienen met name om de industrie te blijven ondersteunen bij het ontwikkelen van een bedrijfsmodel dat geschikt is voor een koolstofvrije economie. In deze mededeling wordt de balans opgemaakt van deze dialogen en wordt input geleverd voor de bouwstenen die kunnen bijdragen tot een versterkte industriële aanpak voor een duurzaam Europa.

Uit de dialogen bleek, net als uit de top van de sociale partners op Hertoginnedal4 en de besprekingen tijdens de industriële top in Antwerpen5, dat het bedrijfsleven en de sociale partners zich sterk inzetten voor de klimaatdoelstellingen en betrokken zijn bij het vormgeven en uitvoeren van de Europese Green Deal. Tijdens de dialogen bleek ook dat ons bedrijfsleven vastbesloten is om in Europa te gedijen en daarbij voor groei te zorgen door middel van toegang tot wereldmarkten en gediversifieerde waardeketens.

Tegelijkertijd uitten de belanghebbenden hun toenemende zorgen over het wereldwijd ongelijke speelveld, het risico op koolstoflekkage en onvoldoende toegang tot financiering. Uit de dialogen is gebleken dat beleidsinstrumenten moeten worden vormgegeven om deze zorgen aan te pakken. De deelnemers aan de dialoog benadrukten ook dat een hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie zakelijk aantrekkelijker moet worden gemaakt en wezen op het belang van de eengemaakte markt en marktstimulansen als aanvulling op streefcijfers en regelgeving. De sociale partners benadrukten het belang van het waarborgen van de sociale rechtvaardigheid van de transitie, van het creëren van hoogwaardige werkgelegenheid en van het voorspellen van de gevolgen daarvan voor consumenten, werknemers en andere burgers. Ook was volgens hen een sterkere en structurele sociale dialoog nodig, ook over de vormgeving van het industriebeleid.

Deze inzichten bevestigen dat er een versterkte industriële aanpak nodig is, waarmee wordt voortgebouwd op de industriestrategie van de EU en het industrieel plan voor de Green Deal, zodat Europa drie doelstellingen tegelijkertijd kan verwezenlijken: klimaatneutraliteit tegen 2050, onze industrie concurrerender en weerbaarder maken, en een sociaal rechtvaardige en inclusieve transitie.

In de dialogen werd de nadruk gelegd op een aantal bouwstenen die zullen bijdragen tot die versterkte industriële aanpak: 1) een doeltreffend en vereenvoudigd regelgevingskader voor bedrijven om de transitie te verwezenlijken, 2) maatregelen op het gebied van energieprijzen, 3) moderne infrastructuur, 4) eenvoudigere toegang tot financiering, en 5) een sterkere eengemaakte markt in een wereldwijd concurrerende omgeving.


3. RESULTATEN DOOR DOELTREFFENDE UITVOERING EN VEREENVOUDIGING


De EU heeft het beleids- en regelgevingskader tot stand gebracht om de doelstellingen voor 2030 te halen en Europa op schema te houden om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn en een duurzame economie te hebben. Een duidelijk regelgevingskader zorgt voor stabiliteit en voorspelbaarheid, die van cruciaal belang zijn voor het stimuleren van investeringen, met name in nettonultechnologieën. Nu de uitvoeringsfase van de schone transitie ingaat, moet de nadruk liggen op een snelle en uniforme toepassing van het overeengekomen kader in alle EU-lidstaten, onder meer door de nationale energie- en klimaatplannen te actualiseren en te monitoren.

Meten is weten. Door voort te bouwen op verschillende verslagen en scoreborden over de eengemaakte markt zal de Commissie, zonder daarbij nieuwe rapportageverplichtingen voor het bedrijfsleven te creëren, op een speciaal platform een beperkt aantal kernindicatoren publiceren om het concurrentievermogen van de eengemaakte en de voortgang van de schone industriële transitie te volgen, te meten en inzichtelijk te maken. Die indicatoren hebben betrekking op gebieden als broeikasgasemissiereducties en faciliterende factoren zoals het scheppen van banen en geschoolde arbeidskrachten, met name in energie-intensieve industrieën, energiekosten, energie-efficiëntie, het aanwenden van koolstofvrije en koolstofarme energie- en brandstofbronnen, de ontwikkeling van infrastructuur, en circulariteit. Het platform kan ook gebruikmaken van informatie over de voortgang in de richting van de streefcijfers voor binnenlandse productiecapaciteit en hergebruik in de sectoren die onder de verordening voor een nettonulindustrie en de verordening kritieke grondstoffen vallen, bij het aantrekken van investeringen voor de schone transitie en bij de diversificatie van toeleveringsketens in de strategische sectoren. Een dergelijk overzicht kan beleidsmakers helpen bepalen welke maatregelen nodig zijn om het overeengekomen kader beter en sneller toe te passen en zo de industrie te ondersteunen bij het leiden van de transitie6.

Gezien het uitvoerige wetgevingskader dat gedurende dit mandaat tot stand is gebracht, zal de Commissie richtsnoeren verstrekken om bedrijven, derde landen en lidstaten, vooral waar die minder administratieve capaciteit hebben of te maken hebben met specifieke uitdagingen op het gebied van ruimtelijke ordening, te ondersteunen bij de toepassing van de EU-wetgeving om zo de doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken.

De transitie levert betere resultaten op als er op onze eengemaakte markt gemakkelijk zaken kan worden gedaan. De Commissie zal in het kader van het instrument inzake belemmeringen op de eengemaakte markt en de ene digitale toegangspoort een specifiek digitaal platform opzetten om belemmeringen op de eengemaakte markt duidelijker in kaart te brengen, vooral waar deze de inzet van schone technologieën op ons continent in de weg staan. Industriële actoren, sociale partners en andere belanghebbenden kunnen deze informatie gebruiken om mogelijke verbeteringen van het bestaande regelgevingskader voor te stellen, obstakels weg te nemen die investeringen vertragen en hun projecten minder commercieel aantrekkelijk maken, en te wijzen op inconsistenties in de regelgeving. Het platform zou op vrijwillige basis functioneren en dus geen nieuwe rapportagevereisten voor het bedrijfsleven creëren.

Tegelijkertijd zal de Commissie de Europese wetgeving blijven handhaven om een eengemaakte markt tot stand te brengen die voor bedrijven eenvoudig is, ook door corrigerende maatregelen te treffen en vervolgens waar nodig inbreukprocedures in te leiden.

Europa moet zich doorlopend blijven inzetten om het regelgevingskader te vereenvoudigen en onnodige regeldruk weg te nemen. De Commissie zal zich verder richten op lastenverlichting en haar lopende werkzaamheden, waaronder het terugdringen van de lasten van rapportagevereisten met 25 % zonder af te doen aan haar beleidsdoelstellingen. De Commissie heeft vooruitgang geboekt met 41 initiatieven om de rapportageverplichtingen te rationaliseren, die in het werkprogramma van de Commissie voor 2024 zijn gepresenteerd. Om deze inspanning voort te zetten en de weg vrij te maken voor toekomstige werkzaamheden, heeft de Commissie gerichte rationaliseringsplannen opgesteld, waarover zij in haar komende jaarlijkse lastenoverzicht verslag zal uitbrengen. De Commissie zal ook bezien of beter gebruik kan worden gemaakt van digitalisering en nieuwe technologieën, zoals AI en geospatiale gegevens, om na te gaan waar rapportage door bedrijven kan worden vervangen door gegevens die met andere middelen zijn verkregen, waardoor de lasten voor bedrijven worden verlicht7.

Daarnaast zal de Commissie het bedrijfsleven ondersteunen bij de aanpak van de vaardigheidskloof8, die een serieus knelpunt is geworden voor de schone transitie van de industrie9. Daartoe moeten de lidstaten sterk de nadruk leggen op het aanwijzen van lacunes in vaardigheden en de samenwerking met het bedrijfsleven en de sociale partners, om zo actie te ondernemen om deze aan te pakken, in overeenstemming met het actieplan om het tekort aan vaardigheden en arbeidskrachten te verkleinen10.

De basis voor een doeltreffend en vereenvoudigd faciliterend kader voor een concurrerende en duurzame economie wordt vaak gelegd op lokaal en regionaal niveau. Steden spelen een sleutelrol bij de praktische verwezenlijking van de doelstellingen van de Green Deal, zoals blijkt uit het Burgemeestersconvenant en de EU-missie voor klimaatneutrale en slimme steden, waarbinnen 100 steden in de EU, die samen goed zijn voor 12 % van de EU-bevolking, zich inzetten voor klimaatneutraliteit tegen 2030. Om de uitvoering van de Green Deal te versnellen en ons industrieel vermogen te bevorderen, zal de Commissie verder werken aan het in kaart brengen van belangrijke waardeketens, leidende markten en mogelijkheden voor bundeling van de vraag, die sterk op lokaal en regionaal verankerd zijn, en daarmee de investeringen in het kader van het cohesiebeleid voor het koolstofvrij maken van de lidstaten en regio’s van de EU te benutten.

Deze op samenwerking gebaseerde aanpak zal verder worden ondersteund door middel van industriële allianties.


3. EEN RIJKDOM AAN BETAALBARE EN SCHONE ENERGIE


De deelnemers aan de dialogen benadrukten dat het veiligstellen van de voorziening van ruim voldoende betaalbare koolstofvrije en koolstofarme energie een essentiële voorwaarde is om de economie van de EU sneller koolstofvrij te maken en het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven te behouden. Daartoe zal Europa, met volledige inachtneming van het recht van de lidstaten om over hun energiemix te beslissen, gebruik moeten maken van alle koolstofarme energiebronnen en flexibiliteitstechnologieën, en efficiënte en geïntegreerde energiemarkten moeten hebben. Verbeteringen van de energie-efficiëntie en het gebruik van duurzame en efficiënte producten kunnen de energiekosten blijven verlagen en zo voor een kosteneffectieve transitie zorgen.

Dankzij de ongekende inzet van burgers, het bedrijfsleven, de lidstaten en de EU is de situatie op de energiemarkt van de EU gestabiliseerd11. Energieprijzen blijven echter van invloed op het concurrentievermogen van de EU-industrie. De detailhandelsprijzen voor elektriciteit zijn twee tot drie keer zo hoog als in de VS (gemeten in 2021-2023), terwijl deze in het verleden anderhalf tot twee keer zo hoog waren. De gasprijzen zijn drie tot zes keer zo hoog als in de VS, vergeleken met twee tot drie keer in het verleden. Daarom moeten alle EU-instellingen, lidstaten en belanghebbenden grondig bespreken hoe Europa geleidelijk en op een betaalbare en concurrerende manier kan overstappen op schone energie en fossiele brandstoffen kan uitfaseren, met name door ondernemingen die in een vroeg stadium overstappen op schone energie en energie-efficiëntie te belonen en in geval van marktfalen de eventuele investesteringskloof te dichten.

Uit de dialogen bleek opnieuw dat dit van bijzonder belang is voor energie-intensieve industrieën, maar ook voor de sectoren schone technologie en schoon vervoer12, die beide van cruciaal belang zijn voor de realisatie van groei en werkgelegenheid in Europa. Bepaalde industrie- en vervoerssectoren hebben daarom aangedrongen op aanvullende innovatieve overgangsmaatregelen om de energievoorziening tegen lagere prijzen veilig te stellen en energieproducenten tegelijkertijd zekerheid te bieden door middel van langdurige afname. Bovendien merkten de deelnemers op dat de energiekosten van energie-intensieve industrieën met strategieën om koolstofvrij te worden, ook kunnen worden teruggedrongen door hun nettarieven te verlagen. Hiervoor kan in de toekomst een discussie op Europees niveau nodig zijn over de methoden voor de vaststelling van nettarieven in overeenstemming met het EU-acquis, met een specifieke nadruk op energie-intensieve industrieën. Daarnaast benadrukten de deelnemers het belang van aanvullende maatregelen op EU-niveau om de productie en het gebruik van duurzame alternatieve brandstoffen te vergemakkelijken.

We kunnen pas volledig de vruchten plukken van de energietransitie als koolstofvrije en koolstofarme technologieën permanenter de plaats innemen van fossiele brandstoffen en als grote investeringen in netwerken, opslag en flexibiliteit zijn voltooid. Koolstofvrije en koolstofarme energiebronnen moeten sneller worden uitgerold. De lidstaten moeten het potentieel van de nieuwe regels ten volle benutten, onder meer door de richtlijn hernieuwbare energie snel om te zetten, belemmeringen voor het sluiten van stroomafnameovereenkomsten weg te nemen en vergunningsprocedures voor hernieuwbare energie, alsook de aansluiting op het net en de productie van hernieuwbare energie, te versnellen. Om dit potentieel te benutten kan het nodig zijn de administratieve capaciteit te versterken, onder meer door te zorgen voor voldoende personeel en financiering voor vergunningverlenende instanties. De lidstaten kunnen het instrument voor technische ondersteuning gebruiken om hun vergunningsstelsels te helpen verbeteren. Tegelijkertijd is het wat bio-energie op basis van hout betreft belangrijk om de nieuwe duurzaamheidscriteria voor het gebruik van houtachtige biomassa toe te passen en steunregelingen die verstorende effecten hebben op de snel groeiende bio-economische sector te vermijden.

Om de transitie in goede banen te leiden, pleitte de industrie ook voor de oprichting van industriële clusters13 om de grootste productiefaciliteiten en -hubs te verbinden met installaties voor koolstofvrije en koolstofarme energieopwekking, installaties voor de productie van waterstof-, hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, of infrastructuur voor koolstofafvang, -opslag, -transport en -gebruik. Het clusteren van industriële activiteiten in overeenstemming met de mededingingsregels van de EU kan leveranciers van nettonultechnologieën en hernieuwbare energie helpen hun activiteiten op te schalen en hun commerciële levensvatbaarheid te verbeteren door te leveren aan verschillende industriële afnemers binnen een cluster. De activiteiten van de be- en verwerkende industrie zouden tegelijkertijd goedkoper koolstofvrij kunnen worden gemaakt door toegang tot schone technologieën te krijgen en kosten te delen. Zo kan de transitie bijzonder commercieel aantrekkelijk worden gemaakt. Bovendien moeten de lidstaten overeenkomstig de recente conclusies van de COP en het voorstel van de Commissie tot wijziging van de energiebelastingrichtlijn maatregelen treffen om subsidies voor het gebruik van fossiele brandstoffen af te schaffen, ook als die de vorm aannemen van belastingvrijstellingen of -verlagingen. In de EU werd in 2021 56 miljard EUR en in 2022 123 miljard EUR aan subsidies voor fossiele brandstoffen verstrekt14. Voor meer dan de helft van de subsidies voor fossiele brandstoffen is in 19 lidstaten geen vaste einddatum vastgesteld15.

Grafiek 1: subsidies voor fossiele brandstoffen als percentage van het bbp en de geplande einddatum ervan


Bron: Europese Commissie.


Deelnemers aan de dialogen riepen de lidstaten op de hoogte van belastingen en heffingen op energie, waaronder elektriciteit, opnieuw te bezien. Door het verlagen daarvan zouden de energieprijzen voor industriële afnemers in de EU gemiddeld met 10 tot 20 EUR per MWh kunnen afnemen, met aanzienlijk extra potentieel in lidstaten met hoge belastingen. Anderzijds speelt energiebelasting een directe rol bij de ondersteuning van de groene transitie door de juiste prijssignalen en prikkels voor duurzame consumptie en productie die daarvan uitgaan. Een eventuele aanpassing van de tarieven moet dan ook volledig in overeenstemming zijn met de decarbonisatiedoelstellingen, en moet rekening houden met eventuele verdelings- en begrotingseffecten.

Grafiek 2: Elektriciteitsprijzen — aandeel van belastingen en heffingen

Gemiddeld aandeel van belastingen en heffingen in de elektriciteitsprijs, in de eerste helft van 202316


Bron: Eurostat, Electricity prices for non-household consumers (nrg_pc_205).


3. MODERNE INFRASTRUCTUUR ALS FUNDAMENT VAN DE INDUSTRIE


Energie-, digitale en vervoersinfrastructuur is cruciaal voor de economische veiligheid van Europa en het concurrentievermogen van onze industrie op lange termijn. De omvang van de uitdaging is echter ongekend. Alleen al in dit decennium zou de grensoverschrijdende transportcapaciteit voor elektriciteit moeten verdubbelen. Voor het groeiende aantal emissievrije voertuigen is tegen 2025 vier keer zoveel openbaar toegankelijke elektrische laadinfrastructuur nodig als in 2020, plus extra infrastructuur voor het tanken van waterstof17. Voor het aansluiten van deze infrastructuur voor elektrische mobiliteit en andere netgebruikers is een aanzienlijke modernisering en uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur nodig, met name op het niveau van distributie. 40 % van de distributienetten in de EU is meer dan 40 jaar oud, waaruit duidelijk blijkt dat dringend moet worden geïnvesteerd in oplossingen voor het slimmer en flexibeler maken van het net, en in de uitbreiding daarvan18. De duur van de planning, aanbesteding en vergunningverlening voor deze investeringen moet worden verkort. Vertragingen bij de ontwikkeling van de infrastructuur kosten miljarden euro’s, met name als gevolg van niet-opgewekte hernieuwbare energie en hogere energieprijzen.

De EU biedt al steun voor de ontwikkeling van de infrastructuur die nodig is voor de schone transitie. Om ervoor te zorgen dat de nodige investeringen, onder meer in veiligheid op tijd worden voltooid op een meer Europees niveau en met een beter geïntegreerde langetermijnplanning tussen energie, transport en gegevens, is echter dringend nauwere coördinatie nodig tussen de Commissie, de lidstaten, lokale en regionale overheden, netwerkexploitanten, industriële actoren, regelgevers en financiële instellingen. De Commissie zal de bestaande werkvormen analyseren en waar nodig aanpassen om te voorzien in een platform voor regelmatige en rechtstreekse contacten met alle belangrijke actoren, waarbij de nadruk ligt op concrete infrastructuurprojecten, ook als die meerdere sectoren bestrijken.

De deelnemers aan de dialogen wezen ook op de aanzienlijke discrepantie tussen de hoge initiële investeringskosten voor de ontwikkeling van infrastructuur en de beschikbare middelen. Er worden onvoldoende particuliere investeringen aangetrokken. Gezien de beperkte middelen van publieke financieringsinstrumenten, zoals de Connecting Europe Facility, moet overheidssteun doelgericht zijn en ontworpen zijn om particuliere investeringen aan te trekken. Wat energie betreft, zal de Commissie intensiever het gesprek aangaan met de industrie, nationale regelgevende instanties, nationale systeembeheerders en de sociale partners om na te gaan hoe flexibiliteitsoplossingen en vraagrespons investeringen in infrastructuur doeltreffend kunnen aanvullen en de kapitaaluitgaven kunnen terugdringen, en hoe netgebruikers en met name elektriciteitsproducenten kunnen bijdragen tot de financiering van de vereiste investeringen zonder de energieprijzen daarbij verder onder druk te zetten. Door het combineren van subsidies en leningen in het kader van de faciliteit voor infrastructuur voor alternatieve brandstoffen van de Connecting Europe Facility kunnen investeringen in transport worden aangetrokken en concurrentieverstoringen op de interne markt worden aangepakt. Er kan meer onderzoek worden gedaan naar synergieën tussen investeringen in energie en transport om de financiering van infrastructuur te faciliteren.

In het kader van een ambitieuze agenda voor schone infrastructuur moet de EU ook wereldleider blijven op het gebied van de productie van kabels, pijpleidingen, turbines, elektrolyse-installaties, transformatoren, technologieën voor het opladen en bijtanken van voertuigen en andere belangrijke onderdelen. Daarvoor is het van groot belang dat het actieplan voor netwerken snel wordt uitgevoerd, ook wat betreft de zichtbaarheid van projecten op lange termijn en de gemeenschappelijke productspecificaties. De Commissie zal daarom overwegen de industrie te ondersteunen bij de ontwikkeling van normen voor kabels, pijpleidingen en technologieën die nodig zijn voor de ontwikkeling van het energienet. De veerkrachtvereisten in aanbestedingen en veilingen zullen helpen vraag te creëren naar in de EU gemaakte apparatuur en onderdelen die aan de hoge normen voor het gebruik bij de ontwikkeling van infrastructuur voldoen.


3. VRIJMAKEN VAN FINANCIERING VOOR DE TRANSITIE


In de mededeling over de klimaatdoelstelling voor de EU voor 204019 en de bijbehorende effectbeoordeling worden de totale investeringskosten voor de economische sectoren die nodig zijn voor de schone transitie geschat op ongeveer 1,5 biljoen EUR per jaar tussen 2031 en 2050. Aangezien het merendeel van die kosten zich ook zonder schone transitie zou voordoen, zullen de extra investeringen, met een geschatte 660 miljard EUR per jaar, lager uitvallen20. 21

De particuliere sector zal een leidende rol blijven spelen bij het inzetten van investeringen in de schone transitie en het opschalen van innovatieve bedrijven. Om de schone economie van Europa van meer financiering te voorzien, moet de kapitaalmarktenunie worden versterkt en moeten durfkapitaal, pensioenfondsen, risicodragend kapitaal en staatsfondsen worden ingezet. Minder dan 30 % van de financiering van Europese bedrijven is afkomstig van verhandelbare aandelen en schulden, vergeleken met bijna 70 % van die van Amerikaanse bedrijven22. Volgens sommige ramingen kan de realisatie van een diepe en geïntegreerde kapitaalmarktenunie 470 miljard EUR per jaar aan investeringen opleveren, waaronder in de schone transitie23. De Commissie zal ook de bruikbaarheid van het kader voor duurzame financiering blijven verbeteren om het effect ervan te maximaliseren. Instrumenten zoals certificering van koolstofverwijdering of biodiversiteitskredieten kunnen nieuwe bedrijfsmodellen stimuleren en belanghebbenden belonen voor op de natuur gebaseerde oplossingen. De deelnemers aan de dialogen benadrukten ook dat de kosten van het aantrekken van kapitaal moeten worden verlaagd, dat de financieringsmogelijkheden voor bedrijven moeten worden gediversifieerd, dat nieuwe innovatieve financiële instrumenten moeten worden voorgesteld en dat grensoverschrijdende investeringen moeten worden vergemakkelijkt.

Instrumenten voor risicodeling moeten breder beschikbaar zijn en blijven. Op dit gebied moet de Europese Investeringsbank (EIB), gezien haar slagkracht en haar vermogen om particuliere banken en investeerders aan te trekken, een belangrijke rol spelen. Op nationaal niveau moeten de capaciteiten van nationale stimuleringsbanken worden benut. De Commissie zal ook nagaan hoe door de lidstaten, bijvoorbeeld via exportkredietinstellingen, verstrekte risicodelingsinstrumenten, garanties, kredieten en verzekeringen als kostenefficiënte manier kunnen dienen om de schone transitie van de industrie te ondersteunen door marktfalen aan te pakken en extra toegang tot particuliere financiering te bieden.

De Commissie moet de betrokkenheid van institutionele actoren, waaronder de EIB, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), internationale financiële instellingen en particuliere banken, bij het beleid en de dialoog daarover versterken om de randvoorwaarden, waaronder investeringsgaranties, voor de snelle inzet van particuliere financiering te waarborgen en te zorgen voor de instroom van nieuw kapitaal dat dringend nodig is voor de schone transitie.

Zelfs met een grotere betrokkenheid van de particuliere markten zal er op bepaalde gebieden waarschijnlijk marktfalen blijven optreden, hetgeen een discussie over sterkere, gerichte en innovatieve financiële overheidssteun nodig maakt. Hiermee kan overbruggingsfinanciering worden geboden en kan het investeringsrisico op doeltreffende wijze worden gedeeld, om zo particuliere financiering aan te trekken en doorslaggevende strategische investeringen in belangrijke decarbonisatietechnologieën teweeg te brengen.

Ongeveer 35 % van de broeikasgasemissiereductie die tegen 2050 moet worden verwezenlijkt, wordt geacht afhankelijk te zijn van oplossingen waarvan momenteel alleen demonstraties of prototypen bestaan24. Hieruit blijkt het belang van financiering voor onderzoek en innovatie (O&I), onder meer via Horizon Europa, en van het opschalen en de inzet van bestaande oplossingen.

De Commissie heeft toegezegd voor de periode 2021-2030 een ongekend bedrag van 1 biljoen EUR aan steun vrij te maken voor de schone transitie25. Dit omvat 578 miljard EUR voor klimaatmainstreaming in de EU-begroting en NextGenerationEU. In het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit is meer dan 202 miljard EUR toegewezen aan de klimaattransitie, waarvan 110 miljard EUR voor het koolstofvrij maken van de industrie en schone technologie (waaronder 23 miljard EUR voor O&I-initiatieven) en meer dan 2 miljard EUR voor de ontwikkeling van groene vaardigheden en het scheppen van groene banen voor de schone economie. De lidstaten worden bij hun transitie naar een klimaatneutrale en schone economie in de periode 2021-2027 ondersteund met 93 miljard EUR in het kader van het cohesiebeleid. 19 miljard EUR vanuit het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) is specifiek gericht op investeringen voor de transformatie van regio’s met steenkool- en koolstofintensieve industrie, waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. Het InvestEU-programma heeft, in samenwerking met publieke partnerinstellingen, ook een belangrijke rol gespeeld bij het aantrekken van particuliere financiering op groene prioritaire gebieden, hoewel het onvoldoende capaciteit heeft voor de grote vraag naar zijn producten.

Er wordt belangrijke financiering verstrekt uit de veiling van emissierechten in het kader van het emissiehandelssysteem (ETS). De afgelopen tien jaar bedroegen de inkomsten uit het EU-ETS meer dan 175 miljard EUR. Afhankelijk van de koolstofprijs en andere factoren kan het EU-ETS van 2024 tot en met 2030 ongeveer 220 miljard EUR opleveren, plus nog eens 113 miljard EUR van 2027 tot en met 2030 als gevolg van het nieuwe emissiehandelssysteem voor de gebouwensector, de wegvervoerssector en aanvullende sectoren. De Commissie heeft in juni 2023 voorgesteld 30 % van inkomsten uit de handel in emissierechten van de EU te laten vloeien naar de EU-begroting26, waarin nadruk wordt gelegd op duurzame investeringen. Er is een solide EU-begroting nodig om hoogwaardigere investeringen te realiseren. De Commissie dringt in dit verband dan ook aan op snelle vooruitgang, zowel wat betreft innovatieve manieren om overheidsmiddelen in te zetten voor het aantrekken van particuliere investeringen als op het gebied van de voorgestelde eigen middelen op basis van het ETS.

Specifiek zijn ongeveer 10 % van de in 2021-2030 verleende ETS-emissierechten bestemd voor de twee vlaggenschipfinancieringsprogramma’s van de EU: het Innovatiefonds en het moderniseringsfonds. Oproepen in het kader van het Innovatiefonds hebben twintig keer zoveel inschrijvingen opgeleverd als er middelen beschikbaar zijn. Industriële actoren hebben erop gewezen dat het budget van het Innovatiefonds moet worden verhoogd en dat de regels verder moeten worden vereenvoudigd, onder meer om groene startende en doorgroeiende ondernemingen in de industrie-, transport-, circulaire-economie- en energiesectoren te ondersteunen.

Bovendien zou een groter deel van de inkomsten uit het ETS kunnen terugvloeien naar de ondersteuning van decarbonisatie. De lidstaten besteden momenteel gemiddeld ongeveer 75 % van hun inkomsten uit het ETS aan klimaat- en energiedoeleinden, wat in de herziene ETS-richtlijn moet worden verhoogd naar 100 %. De biedt enorme mogelijkheden om de steun aan de industrie uit te breiden.

Grafiek 3: Inkomsten uit het ETS uitgegeven aan klimaat- en energiedoeleinden door de lidstaten

Op basis van gerapporteerd gebruik, in miljoenen euro’s

Bron: Europees Milieuagentschap, www.eea.europa.eu/en/analysis/indicators">https://www.eea.europa.eu/en/analysis/indicators.


Ook voor de toegang tot overheidsmiddelen is eenvoud het kenmerk van het ware. Deelnemers aan de dialogen vonden het ingewikkeld en lang duren om toegang te krijgen tot EU-middelen, vanwege uiteenlopende subsidiabiliteitscriteria, aanvraagprocedures en administratieve rompslomp. Zij benadrukten hoe moeilijk het met name voor kmo’s is om een weg te vinden tussen de verschillende EU- en nationale fondsen. Zij riepen de EU op de toegang tot overheidsfinanciering eenvoudiger en sneller te maken en manieren te zoeken om, voortbouwend op het geactualiseerde financierings- en aanbestedingsportaal27, EU-financiering in verband te brengen met beschikbare lokale en regionale financiering.

Het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) is een cruciaal initiatief om investeringen in de kritieke technologieën van Europa te stimuleren. Deze digitale, “deep tech”-, schone en biotechnologieën hebben samen een investeringspotentieel van wel 50 miljard EUR. De Commissie zal voorrang geven aan het lanceren van het soevereiniteitsportaal van het STEP in het tweede kwartaal van 2024 en daarna de werking ervan geleidelijk verbeteren. Op dat portaal wordt informatie over de mogelijkheden voor EU-financiering op STEP-investeringsgebieden samengebracht en kunnen projectontwikkelaars hulp krijgen bij het identificeren van de beste mogelijkheden voor EU-financiering voor hun zakelijke behoeften. Het volgende MFK biedt een kans om het financiële landschap van de EU verder te stroomlijnen en sterkere synergieën tussen programma’s tot stand te brengen om de schone transitie beter te ondersteunen.

In het kader van die werkzaamheden zal de Commissie ook nagaan hoe de EU-financiering kan worden versneld. De vastleggingen en uitgaven voor klimaatmainstreaming in EU-financiering bedragen voor de periode 2021-2027 gemiddeld ongeveer 30 % van de beschikbare middelen. Dit is vooral relevant voor projecten op het gebied van schone technologie en decarbonisatie, aangezien deze projecten gezien hun lange aanlooptijden vroegtijdig moeten worden gefinancierd zodat die investeringen nog steeds doeltreffend kunnen bijdragen tot het halen van de streefcijfers voor 2030.

Om de toegang tot nationale financiering te vereenvoudigen en schaalvoordelen te creëren, zouden de lidstaten volgens de deelnemers, met inachtneming van de staatssteunregels, meer gebruik moeten maken van regelingen voor veilingen als dienst, zoals die in het kader van de proefveiling van 2023 voor de Europese waterstofbank zijn gehouden en waaraan Duitsland 350 miljoen EUR voor hernieuwbare waterstof heeft toegewezen. Deze regelingen zijn een innovatieve manier om de marktintroductie in de hele EU te versnellen en de administratieve lasten te verlichten, onder meer door belangrijke synergieën te bevorderen voor snelle goedkeuring van staatssteun voor de regelingen. De Commissie zal nagaan hoe de concepten van veilingen als dienst en subsidies als dienst ook op andere beleidsterreinen kunnen worden toegepast en er daarbij voor zorgen dat veilingen voldoende concurrerend blijven. Daar kan bijvoorbeeld mee worden begonnen bij de aangekondigde steun van de Commissie aan Europese fabrikanten van de meest duurzame batterijen ter waarde van 3 miljard EUR gedurende drie jaar.

Wat staatssteun betreft, haalden de deelnemers aan de dialogen vaak het voorbeeld van het tijdelijk crisis- en transitiekader aan, met inbegrip van de bepalingen op grond waarvan de lidstaten in uitzonderlijke gevallen waarin een reëel risico bestaat dat de investeringen anders buiten Europa worden gedaan, steun mogen verlenen ter hoogte van het bedrag dat de begunstigde onderneming zou kunnen ontvangen voor een gelijkwaardige investering op die andere locatie (bijpassen van steun) of een bedrag om de onderneming te stimuleren de investering in de EER te doen (dichten van de financieringskloof), naargelang welk bedrag het laagst is. Sommige deelnemers hebben er ook op gewezen dat in het bestaande staatssteunkader meer rekening zou moeten worden gehouden met de externe dimensie, met inbegrip van de bestaande en mogelijke toekomstige multilaterale verbintenissen en regels inzake subsidies en de veranderende mondiale veiligheids-, economische en handelscontext. De Commissie zal ervoor blijven zorgen dat de staatssteunregels geschikt zijn met het oog op alle relevante factoren en in overleg met alle relevante belanghebbenden.

In het algemeen is er dringend behoefte aan meer coördinatie van de financiering op EU-niveau om schaalvoordelen te creëren, de middelen efficiënter toe te wijzen en de eengemaakte markt te benutten, en daarbij rekening te houden met de doelstellingen van het cohesiebeleid voor een eerlijke en inclusieve transitie.


3. GEBRUIKMAKEN VAN DE SCHONE EENGEMAAKTE MARKT IN EEN WERELDWIJD CONCURRERENDE OMGEVING


De wereldwijde schone transitie is een grote geostrategische en geo-economische uitdaging. Tegelijkertijd is deze transitie een ongekende kans voor de EU om als een van de leiders de wereldmarkt voor de massaproductie van schone technologieën vorm te geven en de grootste duurzame markt ter wereld te worden. De markt voor schone technologie zal tegen 2030 naar verwachting verdrievoudigen tot een jaarlijkse waarde van ongeveer 600 miljard EUR wereldwijd28, en biedt dus aanzienlijke zakelijke mogelijkheden. De internationale partnerschappen van de EU kunnen de schone technologiesector van de EU, waaronder kmo’s, helpen wereldwijd nieuwe zakelijke kansen te ontsluiten. Door haar eengemaakte markt te benutten, kan de EU de vraag bundelen en duurzame strategische internationale partnerschappen opbouwen om een gediversifieerd aanbod van schone technologieën zeker te stellen.

De eengemaakte markt is de grootste troef van de EU, aangezien deze schaalvoordelen biedt en de lat, ook buiten Europa, hoog legt. In het kader van de normalisatiestrategie van de EU worden verdere inspanningen geleverd om normalisatie te bevorderen.

Aangezien elk jaar ongeveer 2 biljoen EUR (14 % van het bbp) aan overheidsmiddelen via openbare aanbestedingsprocedures wordt besteed, is strategische aanbesteding een belangrijk instrument om markten voor nettonul-, circulaire en schone technologieën en bedrijfsoplossingen te creëren en om ondernemingen te belonen die investeren in innovatieve en duurzame technologieën en productie met de beste duurzaamheidsvoetafdruk en tegelijkertijd hoogwaardige werkgelegenheid scheppen. Er zijn al bepalingen inzake veerkracht en duurzaamheid in de Europese wetgeving die deze mogelijkheden bieden29. Daarom moet grondig worden besproken hoe openbare aanbesteding in de praktijk strategischer kan worden ingezet om investeringen aan te trekken die concurrerende duurzaamheid in Europa verankeren.

Een ander nuttig instrument is de gezamenlijke aankoop van strategische grondstoffen op de wereldmarkten. Naar aanleiding van de positieve resultaten van de bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankoop van medische tegenmaatregelen in de gezondheidssector en van gas in de energiesector, zal de Commissie overwegen ook de vraag naar andere strategische goederen te bundelen en deze gezamenlijk aan te kopen en tegelijkertijd het proefproject voor waterstof in het kader van de waterstofbank uit te voeren en de gezamenlijke aankoop van kritieke grondstoffen te organiseren. Dit zou Europese afnemers helpen om de levering van deze strategische grondstoffen tegen betaalbare prijzen op een wereldmarkt veilig te stellen en zo de inspanningen van Europese fabrikanten en leveranciers te ondersteunen om hun productiecapaciteit op te schalen en de tijd de nodig is voor de uitrol van belangrijke schone technologieën te verkorten. De Commissie zal verder nagaan hoe industriële actoren die bereid zijn deel te nemen aan verschillende samenwerkingsmodellen, waaronder consortia, gezamenlijk kunnen onderhandelen met mondiale producenten over betere voorwaarden, met belangrijke waarborgen om de overdracht van voordelen aan eindgebruikers en de betrokkenheid van kleinere ondernemingen overeenkomstig de mededingingsregels te stimuleren.

De verordening voor een nettonulindustrie bevat een benchmark die ervoor moet zorgen dat de productiecapaciteit in de EU voor nettonultechnologieën tegen 2030 ten minste 40 % van de verwachte vraag in de EU dekt. De lidstaten moeten daarom ten volle gebruikmaken van de nieuwe bepalingen inzake vergunningverlening, niet-prijsgerelateerde criteria in aanbestedingsprocedures, veerkrachtveilingen en veilingen voor hernieuwbare energie. Ook regelgevingsmaatregelen, zoals markttoegangsregels op basis van de koolstofvoetafdruk, bijvoorbeeld in de batterijenverordening, of voorschriften voor een goede werking van de eengemaakte markt voor inzameling en het hergebruik van secundaire materialen, spelen een belangrijke rol om ervoor te zorgen dat duurzaam geproduceerde producten een groter marktaandeel krijgen.

De EU zal aanzienlijk meer kritieke grondstoffen nodig hebben om te voldoen aan de behoeften van de schone digitale transities. Om de afhankelijkheid van de EU van kritieke grondstoffen verder te verminderen, moeten de verordening kritieke grondstoffen en de overeengekomen strategische partnerschappen snel en volledig worden uitgevoerd, en moet de circulaire economie in het algemeen worden versterkt, zodat zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van secundaire materialen en hulpbronnen30. Daartoe ondersteunt de EU de industrie bij de ontwikkeling van binnenlandse en internationale waardeketens voor kritieke grondstoffen met partners in derde landen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die de Global Gateway-strategie biedt en van de aanpak van Team Europa bij het creëren van toegevoegde waarde voor duurzame investeringen in partnerlanden. Ook zal de Commissie, met steun van de Europese grondstoffenalliantie, nauwer samenwerken met de EIB, de EBWO, specifieke nationale fondsen, commerciële banken en financiële instellingen om de financiering van de strategische projecten te verhogen.

Handel is een van de belangrijkste aanjagers van het concurrentievermogen van de EU. De economische en politieke kracht van de EU is het gevolg van haar positie als grootste handelaar en investeerder, en als grootste exporteur ter wereld, die verantwoordelijk is voor 16 % van de mondiale uitvoer. De EU is een voorvechter van en gedijt het beste bij open en op regels gebaseerde handel. Het handelsbeleid van de EU is van cruciaal belang, zowel om de eengemaakte markt tegen oneerlijke handel te beschermen, als om markten open te stellen voor EU-producten en de toegang tot productiemiddelen te waarborgen. Het kan ook een belangrijke rol spelen om investeringen in grondstoffen en groene energie in derde landen mogelijk te maken, en om ervoor te zorgen dat die producten zonder door derde landen opgelegde beperkingen naar de EU kunnen worden uitgevoerd. De Europese industrie staat onder toenemende druk, aangezien het gelijke speelveld steeds meer wordt verstoord door oneerlijke concurrentie uit bepaalde derde landen en er sprake is van buitensporige afhankelijkheden in strategische sectoren. Met name worden bedrijven in die landen aanzienlijk bevoordeeld door ongekende stimuleringsregelingen en een wijdverbreid gebruik van subsidies ten gunste van binnenlandse industrieën.

De Commissie en de lidstaten moeten ten volle gebruikmaken van de beleidsinstrumenten tegen oneerlijke mondiale concurrentie om op de interne markt een gelijk speelveld te waarborgen. Zo heeft de Commissie uit hoofde van de verordening buitenlandse subsidies de mogelijkheid om onderzoeken in te stellen naar subsidies van niet-EU-landen aan ondernemingen die een economische activiteit in de EU uitoefenen en de verstorende effecten van die buitenlandse subsidies recht te zetten. Evenzo kunnen de veiligheidsrisico’s van buitenlandse directe investeringen (BDI’s) worden beoordeeld op grond van de verordening screening BDI’s31. Met handelsovereenkomsten van de EU wordt ook beoogd investeringen in hernieuwbare energie te bevorderen, onder meer door middel van toegang tot energienetten, teneinde de bevoorrading te diversifiëren en markttoegang in derde landen mogelijk te maken en tegelijkertijd de voorzieningszekerheid te handhaven.

Daarnaast moet actie worden overwogen en ondernomen om de economie van de EU te beschermen tegen oneerlijke concurrentie op internationale markten, onder meer in de vorm van handelsmaatregelen. In dit verband is het van groot belang dat het bedrijfsleven en de lidstaten de Commissie vroegtijdig in kennis stellen van mogelijke verstoringen van het gelijke speelveld door derde landen.

Vooruitgang op het gebied van wereldwijde koolstofbeprijzing blijft van essentieel belang. De EU en de lidstaten moeten hun gezamenlijke inspanningen richten op het overtuigen van andere economieën om koolstof te beprijzen. Daartoe heeft de Commissie in februari 2024 een taskforce opgericht om een systematischere wereldwijde diplomatie voor koolstofbeprijzing te bedrijven.

Deelnemers aan de dialogen hebben benadrukt dat het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM), dat tot doel heeft de EU te ondersteunen bij het verwezenlijken van haar milieudoelstellingen, naar behoren moet worden uitgevoerd. De Commissie zal vóór het einde van de overgangsperiode een brede evaluatie van het CBAM uitvoeren, met inbegrip van een beoordeling van de risico’s van koolstoflekkage voor in de Unie geproduceerde goederen die bestemd zijn voor uitvoer naar landen buiten de EU. De evaluatie zal ook betrekking hebben op downstreamproducten en op andere sectoren die wereldwijd concurreren en blootstaan aan het risico op koolstoflekkage, waaronder internationaal vervoer.


3. CONCLUSIE


Klimaatbescherming, groene groei en concurrerende duurzaamheid gaan hand in hand. Schone technologie en duurzame productie zijn het concurrentievoordeel van de EU, en dat moet zo blijven. Nu is het tijd om te leveren en meer te investeren in een eerlijke transitie en in schone technologie en duurzame productie.

Hiervoor is een versterkte industriële aanpak nodig, waarmee investeerders door middel van doeltreffende en vereenvoudigde regelgeving voorspelbaarheid wordt geboden, ondernemingen die overstappen op schone energie en brandstoffen kunnen profiteren van concurrerende prijzen, de nodige infrastructuur wordt gerealiseerd, particuliere en publieke investeringen worden aangetrokken, de eengemaakte markt wordt versterkt, en uiteindelijk het concurrentievermogen van Europese ondernemingen wordt versterkt en zij beter in staat worden gesteld de Europese Green Deal te verwezenlijken. Daarom is een meer op samenwerking gerichte aanpak nodig, waarbij een intensieve dialoog met de lidstaten, regionale en lokale overheden, het bedrijfsleven en belanghebbenden wordt gevoerd.

De Commissie zal in contact blijven met het bedrijfsleven en de sociale partners via de dialogen voor een schone transitie, en zij is bereid om een diepgaand debat met de Raad en het Parlement aan te gaan over de belangrijkste factoren die moeten worden aangepakt. Ook zal zij met al deze belanghebbenden blijven samenwerken.

1 Voortgangsverslag 2023 over klimaatactie in de EU.

2 Raming uit de Ameco-databank (Europese Commissie, DG ECFIN), reëel bbp.

3 De volgende dialogen voor een schone transitie hebben plaatsgevonden: op 10 oktober 2023: waterstof; op 30 november 2023: energie-intensiteit; op 22 februari 2024: schone technologie; op 23 februari 2024: kritieke grondstoffen; op 26 februari 2024: infrastructuur voor de Green Deal; op 14 maart 2024: bosbouw en boseigenaren; op 15 maart 2024: steden; op 22 maart 2024: staalindustrie, en op 8 april 2024: schone mobiliteit.

4 https://commission.europa.eu/news/val-duchesse-summit-eu-and-social-partners-commit-strengthening-social-dialogue-2024-01-31_nl.

5 https://antwerp-declaration.eu/.

6 Ook de bevindingen in het kader van de Europese monitor van industriële ecosystemen (SWD(2024) 77 final) kunnen een grondslag vormen voor empirisch onderbouwde beleidsmaatregelen.

7 De digitale toegangspoort zal tijdens deze transitie het verlichten van de administratieve lasten voor bedrijven blijven faciliteren door een gecentraliseerd platform te bieden voor toegang tot informatie, administratieve procedures en bijstand in alle lidstaten.

8 In het kader van het Europees pact voor vaardigheden zijn al 3,5 miljoen werknemers opgeleid om ervoor te zorgen dat met de groene en de digitale transitie hoogwaardige banen in Europa worden gecreëerd.

9 De EU heeft al 5,8 miljard EUR beschikbaar gesteld voor aanzienlijke investeringen in groene vaardigheden en groene banen.

10 COM(2024) 131 final van 20 maart 2024.

11 De gas- en elektriciteitsprijzen benaderen geleidelijk hun niveau van de zomer van 2021, en de afhankelijkheid van de EU van Russisch gas daalde is afgenomen van 45 % in 2021 tot 15 % in 2023. De EU heeft haar gasvoorziening gediversifieerd en de vraag naar energie met succes verminderd.

12 Om de transitie naar duurzame mobiliteit tot een succes te maken, is toegang tot schone energie en grondstoffen van doorslaggevend belang. Met name de zee- en luchtvaartsector zullen behoefte hebben aan aanzienlijke hoeveelheden hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, die door de alliantie van industrieën in de waardeketen voor hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen worden ondersteund. De ontwikkeling van de productie van deze brandstoffen zal onze energievoorziening diversifiëren en tegelijkertijd ons industriële concurrentievermogen verbeteren. De EU zal zorgen voor blijvend voorspelbare regelgeving om te stimuleren dat wordt geïnvesteerd in de productie van de grondstoffen die nodig zijn om dergelijke innovatieve brandstoffen het komende decennium op de Europese markt op te schalen.

13 Bijvoorbeeld waterstofvalleien en nettonulindustrievalleien.

14 https://www.eea.europa.eu/en/analysis/indicators

15 België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Estland, Finland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slowakije, Tsjechië en Zweden.

16 Een negatieve waarde wijst erop dat de elektriciteitsprijs na belastingen en heffingen lager is dan daarvoor als gevolg van subsidies van de lidstaten in de vorm van belastingverlagingen en/of fiscale boekhoudmethoden in de lidstaten.

17 Mededeling van de Commissie, “Een strategisch uitrolplan met een reeks aanvullende maatregelen om de snelle uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen te ondersteunen” (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52021DC0560).

18 Mededeling van de Commissie, “Netwerken: ontbrekende schakels — EU-actieplan voor netwerken” (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023DC0757).

19 COM(2024) 63 final.

20 Een groot deel van deze kosten zou zich zelfs zonder schone transitie voordoen, maar de uitgavenstructuur zou anders zijn. Investeringen in het energiesysteem zullen er bijvoorbeeld op gericht zijn de gedecentraliseerde binnenlandse energieproductie op te schalen in plaats van een prijs voor ingevoerde fossiele brandstoffen te betalen.

21 De effectbeoordeling bij de mededeling over de klimaatdoelstelling voor 2040, waarin de extra investeringen in het energiesysteem (energieproductie en -gebruikers) en extra investeringen in transport worden gecombineerd.

22 Berekeningen van Haver Analytics en IMF-personeel, https://www.imf.org/-/media/Files/News/Speech/2023

23 New Financial, Driving growth: how EU capital markets can support a post-Covid recovery, https://newfinancial.org/report-eu-capital-markets-a-post-covid-recovery/.

24 IEA, “Net Zero Roadmap; a global pathway to keep the 1.5°C goal in reach”, update van 2023.

25 COM(2020) 21 final.

26 Inkomsten bestemd voor het Innovatiefonds en het initiële dotatiekapitaal van het moderniseringsfonds, en emissierechten die voor REPowerEU worden aangewend, zijn hiervan uitgesloten.

27 https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/opportunities/portal/screen/home.

28 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52023PC0161.

29 Bijvoorbeeld in de verordening voor een nettonulindustrie, de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, en de bouwproductenverordening.

30 Materialen vertegenwoordigen 40 % tot 60 % van de totale inputkosten voor productiebedrijven, en de wijdverbreide schaarste van hulpbronnen heeft geleid tot hogere kosten voor 37 % van de bedrijven, voor verstoring van de toeleveringsketen voor 27 % van de bedrijven, en voor vertragingen in de productiecapaciteit voor een kwart van de ondervraagde bedrijven.

31 Verordening (EU) 2019/452 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie.

NL NL