Toelichting bij COM(2024)720 - Goedkeuring van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn van Letland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

3.

Straatsburg, 26.11.2024


COM(2024) 720 final


Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

tot goedkeuring van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn van Letland


4.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

tot goedkeuring van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn van Letland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121,

Gezien Verordening (EU) 2024/1263, en met name artikel 17,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

5.

ALGEMENE OVERWEGINGEN


Op 30 april 2024 is een hervormd EU-kader voor economische governance in werking getreden. Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht 1 , samen met de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1467/97 betreffende de uitvoering van de procedure bij buitensporige tekorten 2 en de gewijzigde Richtlijn 2011/85/EU van de Raad tot vaststelling van de begrotingskaders van de lidstaten 3 , vormen de kernelementen van het hervormde EU-kader voor economische governance. Het kader is gericht op het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsschuld en duurzame en inclusieve groei door middel van hervormingen en investeringen. Het bevordert de nationale verantwoordelijkheid en heeft een focus op de middellange termijn, in combinatie met een doeltreffende en coherente handhaving van de regels.

De nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn die de lidstaten bij de Raad en de Commissie indienen, staan centraal in het nieuwe kader voor economische governance. De plannen zijn gericht op twee doelstellingen: i) ervoor zorgen dat de overheidsschuld aan het einde van de aanpassingsperiode een plausibel neerwaarts pad volgt of op een prudent niveau blijft, en dat het overheidstekort op de middellange termijn onder 3 % van het bbp wordt gebracht en gehouden, en ii) zorgen voor hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, en de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie aanpakken. Daartoe moet in elk plan een middellangetermijntoezegging voor een netto-uitgavenpad 4 worden opgenomen, waarbij voor de duur van het plan daadwerkelijk een budgettaire beperking van vier of vijf jaar wordt opgelegd (afhankelijk van de normale parlementaire zittingsperiode in een lidstaat). Daarnaast moet in het plan worden toegelicht hoe de betrokken lidstaat hervormingen en investeringen zal inzetten als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name in de landspecifieke aanbevelingen (inclusief de aanbevelingen die relevant zijn voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, indien van toepassing), en hoe de lidstaat de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie gaat aanpakken. De periode voor begrotingsaanpassing bestrijkt vier jaar en kan met maximaal drie jaar worden verlengd indien de lidstaat zich verbindt tot een relevante reeks hervormingen en investeringen die aan de criteria van Verordening (EU) 2024/1263 voldoen.

Na de indiening van het plan beoordeelt de Commissie of het aan de voorwaarden van Verordening (EU) 2024/1263 voldoet.

Op aanbeveling van de Commissie moet de Raad vervolgens een aanbeveling goedkeuren waarin het netto-uitgavenpad van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld en, in voorkomend geval, de hervormings- en investeringstoezeggingen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode worden goedgekeurd.

6.

OVERWEGINGEN BETREFFENDE HET NATIONALE BUDGETTAIR-STRUCTURELE PLAN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN VAN LETLAND


Op 15 oktober 2024 heeft Letland zijn nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bij de Raad en de Commissie ingediend. De indiening vond, met het oog op de door Letland aangevoerde redenen, plaats na een verlenging van de in artikel 36 van Verordening (EU) 2024/1263 vastgestelde termijn, zoals overeengekomen met de Commissie.

7.

Proces voorafgaand aan de indiening van het plan


Vóór de indiening van zijn plan heeft Letland om technische informatie verzocht 5 , die de Commissie op 21 juni 2024 heeft verstrekt en op 15 oktober 2024 heeft bekendgemaakt 6 . De technische informatie geeft het niveau van het structurele primaire saldo in 2028 aan dat nodig is om ervoor te zorgen dat het overheidstekort op middellange termijn onder de 3 % van het bbp wordt gehouden en dat de overheidsschuld op middellange termijn onder 60 % van het bbp blijft, zelfs als er na de aanpassingsperiode van vier jaar geen aanvullende beleidsmaatregelen worden genomen. De middellange termijn wordt gedefinieerd als de periode van tien jaar na het einde van de aanpassingsperiode. De technische informatie is opgesteld en aan de lidstaten toegezonden op basis van twee scenario’s: een scenario met consistentie met de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort 7 , overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) 2024/126, en een scenario zonder die waarborg. In de technische informatie voor Letland is bepaald dat, om gedurende een aanpassingsperiode van vier jaar aan de toepasselijke begrotingsregels te voldoen, en op basis van de aannamen van de Commissie, het structurele primaire saldo ten minste –1,3 % van het bbp moet bedragen aan het einde van de aanpassingsperiode (2028); scenario zonder de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort), zoals weergegeven in de volgende tabel. Ter informatie, ook met inachtneming van de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort moet het structurele primaire saldo aan het einde van de aanpassingsperiode (2028) ten minste –0,1 % van het bbp bedragen. De waarborg voor de weerbaarheid van het tekort is echter geen vereiste voor Letland, dat in aanmerking komt voor technische informatie.

Tabel 1: Technische informatie die de Commissie aan Letland heeft verstrekt

[zie origineel document voor tabel]

Laatste jaar van de aanpassingsperiode2028
Minimumwaarde van het structurele primaire saldo (% van het bbp), scenario zonder de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort–1,3
Alleen ter informatie: Minimumwaarde van het structurele primaire saldo (% van het bbp), scenario met de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort–0,1

Bron: Berekeningen van de Commissie.

Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2024/1263 zijn Letland en de Commissie in september 2024 een technische dialoog aangegaan. De dialoog was toegespitst op het door Letland beoogde netto-uitgavenpad en de onderliggende aannamen (met name potentiële output en rentetarieven), en de beoogde uitvoering van hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester en de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie op het gebied van een rechtvaardige groene en digitale transitie, sociale en economische veerkracht, energiezekerheid en de opbouw van defensievermogens.

In september 2024 heeft Letland overeenkomstig artikel 11, lid 3, en artikel 36, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2024/1263 volgens de door Letland in zijn plan verstrekte informatie overleg gepleegd met de sociale partners en andere belanghebbenden, waaronder de Vereniging van werkgeversorganisaties, het Verbond van Vrije Vakverenigingen en de Vereniging van lokale en regionale overheden. Volgens de informatie die Letland in zijn plan heeft verstrekt, ging de vergadering vooral over de manier waarop Letland gevolg denkt te geven aan de landspecifieke aanbevelingen en de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU, met bijzondere aandacht voor belastingbeleid, onderwijs en gezondheidszorg.

In juni 2024 keurde de raad voor begrotingsdiscipline (de onafhankelijke begrotingsinstelling van Letland) de macro-economische prognose goed die ten grondslag ligt aan het begrotingskader voor de middellange termijn 2024-2028, waarbij erkend werd dat de macro-economische prognose van het ministerie van Financiën over het algemeen prudent was en de feitelijke economische ontwikkelingen weerspiegelde. In oktober heeft de raad voor begrotingsdiscipline advies uitgebracht over het begrotingskader voor de middellange termijn 2025-2028, de begroting 2025 en het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn. Deze raad constateerde dat, hoewel actuele nationale begrotingsgegevens waren gebruikt voor de begrotingsprognoses voor 2024 en de opstelling van de begroting voor 2025, de macro-economische prognose die in juni van dit jaar was goedgekeurd, niet was herzien en dus geen rekening hield met het resultaat van de benchmarkherziening en de meest recente economische trends. De raad voor begrotingsdiscipline erkende tegelijkertijd dat het begrotingstraject van het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn voldoet aan de voorwaarden van Verordening (EU) 2024/1263 (de technische informatie van de Commissie).

8.

Andere gerelateerde processen


Letland heeft op 15 oktober zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2025 ingediend. De Commissie heeft op 26 november 2024 een advies over dit ontwerpbegrotingsplan aangenomen 8 .

De Raad heeft op 21 oktober 2024 in het kader van het Europees semester landspecifieke aanbevelingen tot Letland gericht 9 .

1.

Samenvatting


9.

VAN HET PLAN EN DE BEOORDELING ERVAN DOOR DE COMMISSIE


Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2024/1263 heeft de Commissie het plan op onderstaande wijze beoordeeld:

2.

Achtergrond


10.

macro-economische en fiscale situatie en vooruitzichten


De economische activiteit in Letland is in 2023 met 1,7 % gegroeid ten gevolge van investeringen en overheidsuitgaven. Volgens de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie zal de economie in 2024 naar verwachting stagneren als gevolg van de zwakke particuliere consumptie en investeringen en ondanks de sterke overheidsconsumptie. In 2025 zal het reële bbp naar verwachting stijgen met 1 %, en in 2026 met 2,1 %, ten gevolge van het verwachte herstel van de particuliere consumptie en investeringen. Verwacht wordt dat de uitvoer in 2026 ook zal aantrekken. Gedurende de prognoseperiode (d.w.z. 2024-2026) wordt verwacht dat de potentiële bbp-groei in Letland, na een daling in 2024, zal aantrekken tot 1,5 % in 2026. Het werkloosheidspercentage bedroeg in 2023 6,6 % en ontwikkelt zich volgens de Commissie tot 6,7 % in 2024, 6,7 % in 2025 en 6,5 % in 2026. De inflatie (bbp-deflator) zal naar verwachting dalen van 9,1 % in 2023 tot 1,2 % in 2024, en zal uitkomen op 2,2 % in 2025 en 2,2 % in 2026.

Wat betreft begrotingsontwikkelingen, bedroeg het overheidstekort van Letland in 2023 2,4 % van het bbp. Volgens de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie zal het tekort in 2024 naar verwachting 2,8 % van het bbp bereiken en stijgen tot 3,2 % van het bbp in 2025 en, bij ongewijzigd beleid, op 3,2 % blijven in 2026. De najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie omvat de ontwerpbegroting van Letland voor 2025 die de regering in oktober aan het nationale parlement heeft voorgesteld. De overheidsschuld bedroeg eind 2023 45,0 % van het bbp. Volgens de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie zal de schuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 48,1 % van het bbp. Naar verwachting zal die eind 2025 verder stijgen tot 50,3 % van het bbp en eind 2026 tot 51,6 %. In de begrotingsprognose van de Commissie worden de beleidstoezeggingen in de plannen voor de middellange termijn pas in aanmerking genomen als zij worden geschraagd door concrete beleidsmaatregelen die op geloofwaardige wijze zijn aangekondigd en voldoende zijn gespecificeerd.

11.

Netto-uitgavenpad en belangrijkste macro-economische aannamen in het plan


Het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn van Letland bestrijkt de periode 2025-2028 en omvat een begrotingsaanpassing voor vier jaar.

Het plan bevat de overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2024/1263 vereiste informatie. In tegenstelling tot de richtsnoeren voor de lidstaten betreffende de informatievereisten voor de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn en de jaarlijkse voortgangsverslagen die op 21 juni 2024 in het Publicatieblad zijn verschenen, bevat het plan geen tabellen 7c en 7d. Deze tabellen zijn echter niet essentieel voor de beoordeling van het Letse plan.

Het plan bevat de toezegging dat Letland het in tabel 2 vermelde netto-uitgavenpad zal aanhouden, dat overeenkomt met een gemiddelde groei van de netto-uitgaven van 4,1 % in de jaren 2025-2028. Uitgaande van een lineair aanpassingspad komt de technische informatie overeen met een gemiddelde groei van de netto-uitgaven van 3,7 % gedurende de aanpassingsperiode (2025-2028). Het in het plan vastgelegde netto-uitgavenpad zal naar verwachting aan het einde van de aanpassingsperiode (2028) leiden tot een structureel primair saldo van –1,3 % van het bbp. Dit is gelijk aan het minimumniveau van het structurele primaire saldo van –1,3 % van het bbp in 2028 dat de Commissie op 21 juni 2024 in de technische informatie heeft verstrekt 10 . Het plan gaat uit van een potentiële bbp-afname van 2,2 % in 2024 tot 2,1 % in 2025, om daarna te dalen tot 0,9 % in 2028. Bovendien wordt in het plan verwacht dat de bbp-deflator gedurende de aanpassingsperiode (2025-2028) stabiel zal blijven op 2,5 %.

Tabel 2: Netto-uitgavenpad en belangrijkste aannamen in het plan van Letland

[zie origineel document voor tabel]

20242025202620272028Gemiddelde over de looptijd van het plan 2025-2028
Groei van de netto-uitgaven
(jaarlijks, %)
9,15,93,63,43,34,1
Groei van de netto-uitgaven
(cumulatief, vanaf referentiejaar 2023, %)
9,115,519,723,827,9n.b.
Potentiële bbp-groei (%)2,22,11,20,90,91,3
Inflatie (bbp-deflator) (%)2,42,52,52,52,52,5

Bron: Budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Letland en de berekeningen van de Commissie.


12.

Gevolgen voor de overheidsschuld van de netto-uitgavenverplichtingen van het plan


Indien het in het plan vastgelegde netto-uitgavenpad en de onderliggende aannamen werkelijkheid worden, zou de overheidsschuld volgens het plan geleidelijk toenemen van 45,8 % van het bbp in 2024 tot 50,8 % van het bbp aan het einde van de aanpassingsperiode (2028), volgens de onderstaande tabel. Na de aanpassing zal de schuldquote volgens het plan op middellange termijn (d.w.z. tot 2038) geleidelijk toenemen, en uitkomen op 59,9 % in 2038.

Tabel 3: Ontwikkeling van de overheidsschuld en het saldo in het plan van Letland

[zie origineel document voor tabel]

2023202420252026202720282038
Overheidsschuld

(% van het bbp)
43,645,847,548,549,750,859,9
Overheidssaldo

(% van het bbp)
–2,2–2,6–2,9–2,9–2,9–2,9–2,9

Bron: Budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Letland.

De overheidsschuld zou volgens het plan dus onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp op middellange termijn blijven. Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad in overeenstemming met de schuldvereisten van artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263.

13.

Gevolgen voor het overheidssaldo van de netto-uitgavenverplichtingen van het plan


Op basis van het netto-uitgavenpad en de aannamen van het plan zou het overheidstekort tijdens de aanpassingsperiode op 2,9 % van het bbp per jaar blijven. Volgens het plan zou het overheidssaldo dus aan het einde van de aanpassingsperiode (2028) de referentiewaarde van 3 % van het bbp niet overschrijden. Het overheidstekort zou verder in de tien jaar na de aanpassingsperiode (d.w.z. tot en met 2038) de 3 % van het bbp niet overschrijden, maar net onder de referentiewaarde voor het tekort blijven. Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad in overeenstemming met de tekortvereisten van artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263.

14.

Macro-economische aannamen van het plan


Het plan is gebaseerd op aannamen die afwijken van de aannamen van de Commissie die op 21 juni 2024 aan Letland zijn toegezonden. In het plan worden met name verschillende aannamen gebruikt voor zes variabelen, namelijk het uitgangspunt (structureel primair saldo, potentiële bbp-groei, werkelijke bbp-groei, impliciete nominale rente op schuld, stock-flow adjustment en groei bbp-deflator). Een zorgvuldige beoordeling van deze verschillen is nodig, vooral omdat de gemiddelde groei van de netto-uitgaven in het plan groter is dan de groei die in de technische informatie wordt geïmpliceerd.

De verschillen met het grootste effect op de gemiddelde groei van de netto-uitgaven worden hieronder opgesomd, samen met een beoordeling van elk verschil afzonderlijk.

In het plan wordt uitgegaan van een initieel structureel primair begrotingssaldo van –0,8 % van het bbp in 2024, wat 0,6 procentpunt hoger is dan het structurele primaire saldo van –1,4 % van het bbp waarvan werd uitgegaan in de technische informatie van 21 juni 2024, en 0,7 procentpunt hoger ten opzichte van de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie. Dit draagt bij tot een hogere gemiddelde groei van de netto-uitgaven gedurende de aanpassingsperiode ten opzichte van de aannamen van de Commissie.

De verbeterde begrotingssituatie in 2024 weerspiegelt de aannamen in het plan met betrekking tot:

een lager nominaal tekort. De aannamen in het plan met betrekking tot geactualiseerde begrotingsuitgaven en hogere niet-fiscale inkomsten zijn in overeenstemming met de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie, terwijl de aannamen met betrekking tot de belastinginkomsten in 2024 optimistisch lijken.

een verslechterde cyclische positie van de economie. De aanname in het plan van een hogere potentiële bbp-groei in 2024 is niet in overeenstemming met het gemeenschappelijke kader voor schuldhoudbaarheidsanalyse, terwijl de neerwaartse bijstelling van de werkelijke bbp-groei in 2024 en de aannamen voor de reële en potentiële outputgroei vanaf 2025 wel in overeenstemming zijn.

hogere rentebetalingen. De aannamen in het plan van een hogere impliciete nominale rente zijn gebaseerd op een recentere beoordeling door de nationale autoriteiten en zijn in overeenstemming met de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie.

Over het algemeen worden de aannamen in het plan met betrekking tot de verbetering van het uitgangspunt in 2024, die niet afdoende worden gemotiveerd, in evenwicht gehouden door aannamen die in overeenstemming zijn met het gemeenschappelijke kader voor schuldhoudbaarheidsanalyse dat vanaf 2025 wordt gebruikt. De resterende verschillen hebben geen significante gevolgen voor de gemiddelde groei van de netto-uitgaven ten opzichte van de aannamen van de Commissie. Dit betekent dat het verschil tussen het netto-uitgavenpad in het plan en de technische informatie wordt verklaard door verschillen in aannamen die over het geheel genomen kunnen worden aanvaard. Op basis van deze beoordeling voldoet het plan aan de eisen van artikel 13, punt b), van Verordening (EU) 2024/1263. De Commissie houdt bij toekomstige beoordelingen van de naleving van het netto-uitgavenpad rekening met de bovenstaande beoordeling van de aannamen van het plan.

15.

Begrotingsstrategie van het plan


Volgens de indicatieve begrotingsstrategie in het plan zullen de toezeggingen voor de netto-uitgaven door zowel maatregelen met betrekking tot de uitgaven als discretionaire maatregelen met betrekking tot de ontvangsten worden nagekomen. Aan de inkomstenzijde omvatten de discretionaire maatregelen herzieningen van de belasting op arbeid vanaf 2025, met name een opwaartse herziening van de tarieven van inkomstenbelasting en een verhoging en horizontale toepassing van niet-belastbaar inkomen. Aangezien deze inkomstenmaatregelen een negatief effect op de begroting hebben, heeft de regering het volgende voorgesteld: een belasting op uitzonderlijke winsten voor banken vanaf 2025; een verschuiving van 1 procentpunt van de pensioenbijdragen die worden geheven op het inkomen uit arbeid van het pensioen met kapitaaldekking naar het staatspensioen; alsook andere compenserende maatregelen, waaronder een opwaartse herziening van de accijnstarieven voor verschillende productgroepen en een verhoging van de belastingtarieven voor personen- en bedrijfsauto’s. Aan de uitgavenzijde zijn de uitgavenverhogende discretionaire maatregelen voornamelijk gericht op het verbeteren van de interne en externe veiligheid, waaronder de capaciteit van de interne veiligheidsdiensten (met inbegrip van de verhoging van de salarissen), cyberbeveiliging, de aankoop van munitie en individuele uitrusting, alsmede militaire steun aan Oekraïne en steun voor Oekraïense burgers in Letland. Uitgavenverlagende maatregelen zijn onder andere het beperken van de loonstijging in de publieke sector, het verlagen van de uitgaven voor goederen en diensten in de verschillende sectorale ministeries, het herzien van de gemeentelijke uitgaven voor salarissen en investeringen en het herzien van de uitgaven voor bedrijven die deel uitmaken van de overheid. De specificatie van de vast te stellen beleidsmaatregelen moet in de jaarlijkse begrotingen worden bevestigd of aangepast, en gekwantificeerd. Er bestaan nog enkele risico’s met betrekking tot de uitvoering van de indicatieve begrotingsstrategie in het plan. Deze vloeien voort uit het feit dat bepaalde discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde minder effect hebben gehad op de begroting dan verwacht, en dat de uitgaven voor defensie toenemen, wat verdere discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde of uitgavenbeperkingen noodzakelijk kan maken. Het ontwerpbegrotingsplan voor 2025 specificeert de beleidsmaatregelen waarmee de toezegging van netto-uitgaven zal worden gehaald 11 .

Hervormings- en investeringsvoornemens in het plan die inspelen op de belangrijkste uitdagingen die zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester en die de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie aanpakken

In het plan worden beleidsvoornemens met betrekking tot hervormingen en investeringen beschreven om een antwoord te bieden op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name de landspecifieke aanbevelingen, en om de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU aan te pakken. Het plan telt meer dan 130 hervormingen en investeringen die gericht zijn op de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU, waarvan er meer dan 40 financieel worden ondersteund door de herstel- en veerkrachtfaciliteit en meer dan 50 door de fondsen van het cohesiebeleid.

Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van een rechtvaardige groene en digitale transitie, met inbegrip van de klimaatdoelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119, bevat het plan een uitgebreide lijst van maatregelen die zijn gegroepeerd in beleidslijnen zoals de transitie naar een circulaire economie, onderwijs en vaardigheden, het stimuleren van investeringen, duurzaam vervoer en digitale infrastructuur. De hervormingen en investeringen in het plan zijn bedoeld om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen ter bevordering van de transitie naar een circulaire economie en duurzaam beheer van hulpbronnen, die in 2024 zijn gedaan, aan de landspecifieke aanbevelingen voor duurzaam vervoer, die in 2020 en 2019 zijn gedaan, aan de landspecifieke aanbevelingen voor investeringen in groene en digitale vaardigheden, die in 2024 en 2023 zijn gedaan, aan de landspecifieke aanbevelingen voor digitale diensten en infrastructuur, ook in regio’s, die in 2022, 2020 en 2019 zijn gedaan, en aan de landspecifieke aanbevelingen om het economisch investeringsbeleid toe te spitsen op onderzoek en innovatie ter ondersteuning van de groene en digitale transitie, die in 2023, 2022, 2020 en 2019 zijn gedaan. De maatregelen ter ondersteuning van de prioriteit van de groene transitie door het stimuleren van investeringen, het verbeteren van energie-efficiëntie en het vergroten van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het eindverbruik, zijn opgenomen in het nationaal energie- en klimaatplan.

Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van sociale en economische veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, bevat het plan een uitgebreide lijst van maatregelen die gegroepeerd zijn onder verschillende beleidsgebieden zoals sociale bescherming en veiligheid, gezondheidszorg, onderwijs en vaardigheden, werkgelegenheidsbeleid, het stimuleren van investeringen en de beschikbaarheid van huisvesting. De hervormingen en investeringen in het plan zijn bedoeld om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen ter verbetering van de toereikendheid van de sociale bescherming, met inbegrip van pensioenen, de toegankelijkheid, veerkracht, betaalbaarheid en kwaliteit van de gezondheidszorg, de kwaliteit van het onderwijs, met name beroepsonderwijs en -opleiding, om vaardigheden te leveren die nodig zijn voor de arbeidsmarkt, die in 2024, 2023, 2022, 2020 en 2019 zijn gedaan; ter verbetering van de arbeidsmarktparticipatie, die in 2024, 2019 en 2020 zijn gedaan; ter bevordering van investeringen voor innovatie en toegang tot financiering, die in 2024, 2023, 2022, 2020 en 2019 zijn gedaan, en ter vergroting van het aanbod van betaalbare en sociale huisvesting, die in 2019 zijn gedaan.

Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van energiezekerheid, bevat het plan een reeks maatregelen om het land minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen, energie-efficiëntie te bevorderen, hernieuwbare energie in te zetten en vooral de synchronisatie van het elektriciteitssysteem met het Europese continentale netwerk te voltooien, met ondersteuning van de Connecting Europe Facility voor energie en de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Deze maatregelen vallen onder de beleidslijn voor energie en energie-efficiëntie. Bovendien zijn de in het plan opgenomen hervormingen en investeringen bedoeld om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen ter vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en ter versnelling van de inzet van hernieuwbare energiebronnen, die in 2024, 2023, 2022 en 2020 zijn gedaan, ter versterking van de energie-infrastructuur en -netwerken, die in 2022 en 2019 zijn gedaan, ter verbetering van de energie-efficiëntie, die in 2023, 2022 en 2019 zijn gedaan, en om de voorzieningszekerheid te vergroten en de synchronisatie met het elektriciteitsnet van de Unie voort te zetten, die in 2023 en 2022 zijn gedaan.

Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van defensievermogens, bevat het plan het voornemen om een reeks maatregelen te ontwikkelen met betrekking tot de nationale strijdkrachten, die in de eerste plaats bedoeld zijn om bedreigingen voor het land tegen te gaan en om de bescherming van de burgerbevolking te waarborgen.

Daarnaast bevat het plan andere beleidsmaatregelen die verder gaan dan de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU. De maatregelen in het kader van de beleidslijn voor het belastingbeleid zijn bedoeld om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen voor een bredere belastingheffing door de belastingdruk op lage en middeninkomens te verlagen en de belastingbetaling en -naleving te verbeteren, die in 2024, 2023, 2022 en 2019 zijn gedaan. In het kader van de beleidslijn inzake de efficiëntie van de overheidssector bevat het plan maatregelen die bedoeld zijn om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbeveling met het oog op versterking van de verantwoordingsplicht en efficiëntie van de overheidssector, die in 2019 is gedaan, bijvoorbeeld hervormingen om het beheer van staatsbedrijven en gemeentebedrijven te verbeteren, het voorkomen van belangenconflicten, zoals opgenomen in het herstel- en veerkrachtplan. Om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbeveling ter verbetering van het ondernemingsklimaat, die in 2024 werd gedaan, omvat het plan hervormingen om bureaucratische belemmeringen te identificeren en weg te nemen, de administratieve lasten voor vastgoedontwikkeling te verminderen, markttoezicht in de banksector in te stellen en, met de steun van het herstel- en veerkrachtplan, het ondernemingsregister te moderniseren.

Het plan bevat informatie over de samenhang en, in voorkomend geval, de complementariteit met de fondsen van het cohesiebeleid en het herstel- en veerkrachtplan van Letland. Het plan bevat passende verwijzingen naar de maatregelen die zijn opgenomen in het herstel- en veerkrachtplan en het cohesiebeleidsprogramma, evenals verwijzingen naar de verschillende financieringsbronnen. Het plan bevat ook verwijzingen naar afbakening van en complementariteit tussen de verschillende financieringsbronnen.

Het plan biedt een overzicht van de nodige overheidsinvesteringen van Letland in verband met de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU. De totale investeringsbehoefte komt overeen met ongeveer 15,5 miljard EUR en bestrijkt de periode 2025-2028. Voorbeelden van door Letland vastgestelde investeringsbehoeften ter ondersteuning van een rechtvaardige groene transitie en digitale transformatie, in overeenstemming met de klimaatdoelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119, zijn onder andere digitalisering en modernisering van de havens in Riga en Liepaja, duurzaam vervoer, energie-efficiëntie in gebouwen, productie van elektriciteit en warmte, digitalisering van het openbaar bestuur, water- en afvalwaterbeheer en herstel van aangetaste ecosystemen in zowel land- als zeegebieden, met een totale investeringsbehoefte van 6,6 miljard EUR. Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van sociale en economische veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, heeft Letland een investeringsbehoefte van 3,9 miljard EUR vastgesteld, bijvoorbeeld voor een grootschalig, multimodaal industrie- en logistiekpark in de haven van Riga met een Rail Baltica-spoorverbinding, investeringen in wegen, ondersteuning voor hoger onderwijs, innovatie, onderzoek en ontwikkeling van vaardigheden, en verbetering van de toereikendheid van de sociale bescherming. Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van energiezekerheid, wordt in het plan van Letland een investeringsbehoefte van 2,9 miljard EUR vastgesteld, waaronder bijvoorbeeld de oprichting van een serviceterminal voor windmolenparken op zee in de haven van Ventspils, investeringen in de havens van Liepaja, Salacgriva en Roja, synchronisatie van netwerken met het elektriciteitsnetwerk op het vasteland van Europa, modernisering van de ondergrondse gasopslagfaciliteit Incukalns en investeringen in opslagoplossingen in elektriciteitscentrales met een hoge capaciteit. Om de defensievermogens te vergroten, wordt in het plan van Letland een investeringsbehoefte van 2,2 miljard EUR genoemd, bijvoorbeeld voor het herstel en de bouw van schuilkelders, de bouw van nieuwe rampenbestrijdingscentra en de ontwikkeling van infrastructuur om het reactievermogen van de diensten voor binnenlandse zaken te versterken, om de maritieme veiligheid en de defensievermogens in de havens van Riga, Liepaja en Ventspils te verbeteren en voor een reeks maatregelen die door de nationale strijdkrachten moeten worden uitgevoerd.

16.

Conclusie van de beoordeling door de Commissie


Concluderend is de Commissie van oordeel dat het plan van Letland aan de vereisten van Verordening (EU) 2024/1263 voldoet.

17.

ALGEMENE CONCLUSIE


Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2024/1263 moet het in het plan vastgelegde netto-uitgavenpad door de Raad aan Letland worden aanbevolen.

18.

BEVEELT AAN dat LETLAND


1. Waarborgt dat de groei van de netto-uitgaven de in bijlage I bij deze aanbeveling vastgestelde maxima niet overschrijdt.

Voorts verzoekt de Raad Letland te zorgen voor hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name in de landspecifieke aanbevelingen, en voor de aanpak van de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie.

19.

BIJLAGE I


Maximale groeipercentages van de netto-uitgaven
(jaarlijkse en cumulatieve groeipercentages)

LETLAND

Jaren2025202620272028
Groeipercentages

(%)
Jaarlijks5,93,63,43,3
Cumulatief (*)15,519,723,827,9


*) De cumulatieve groeipercentages worden berekend op basis van het referentiejaar [2023].

Gedaan te Straatsburg,

20.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2024 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj ).
(2) Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L, 2024/1264, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj ).
(3) Richtlijn (EU) 2024/1265 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU betreffende voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L, 2024/1265, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/dir/2024/1265/oj ).
(4) Netto-uitgaven in de zin van artikel 2 van Verordening (EU) 2024/1263, namelijk de overheidsuitgaven ongerekend i) rente-uitgaven, ii) discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, iii) uitgaven voor programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, iv) nationale uitgaven voor medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, v) cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, en vi) eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.
(5) De aan de lidstaten en het Economisch en Financieel Comité verstrekte voorafgaande richtsnoeren omvatten technische informatie i) zonder en met verlenging van de aanpassingsperiode (respectievelijk vier en zeven jaar), en ii) met en zonder de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort. Zij omvatten ook de belangrijkste initiële voorwaarden en onderliggende aannamen die de Commissie in het kader van haar prognose van de overheidsschuld op middellange termijn heeft gebruikt. Het referentiepad is berekend op basis van de in de Debt Sustainability Monitor 2023 van de Commissie beschreven methode ( https://economy-finance.ec.europa.eu/publications/debt-sustainability-monitor-2023_en ). Het is gebaseerd op de voorjaarsprognose 2024 van de Europese Commissie en de verlenging ervan op middellange termijn tot 2033, en de bbp-groei op lange termijn en de vergrijzingskosten zijn in overeenstemming met het gezamenlijke vergrijzingsverslag 2024 van de Europese Commissie en de Raad ( https://economy-finance.ec.europa.eu/publications/2024-ageing-report-economic-and-budgetary-projections-eu-member-states-2022-2070_en ).
(6) https://economy-finance.ec.europa.eu/economic-and-fiscal-governance/national-medium-term-fiscal-structural-plans_en#latvia .
(7) In de in artikel 8 van Verordening (EU) 2024/1263 vastgestelde waarborg voor de weerbaarheid van het tekort is bepaald dat de jaarlijkse verbetering van het structurele primaire saldo 0,4 procentpunt van het bbp bedraagt (of 0,25 procentpunt van het bbp in geval van een verlenging van de aanpassingsperiode), totdat het structurele tekort lager is dan 1,5 % van het bbp.
(8) Advies van de Commissie over het ontwerpbegrotingsplan van Letland van 26.11.2024 (C(2024) 9060 final).
(9) Aanbeveling van de Raad over het economisch, begrotings-, werkgelegenheids- en structuurbeleid van Letland, nog niet gepubliceerd.
(10) In het scenario zonder de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort.
(11) Zie Advies van de Commissie over het ontwerpbegrotingsplan van Letland van 26.11.2024 (C(2024) 9060 final).