Toelichting bij COM(2025)123 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/1058 en Verordening (EU) 2021/1056 wat betreft specifieke maatregelen voor het aanpakken van strategische uitdagingen in het kader van de tussentijdse evaluatie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)123 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/1058 en Verordening (EU) 2021/1056 wat betreft specifieke maatregelen voor het aanpakken ... |
---|---|
bron | COM(2025)123 ![]() ![]() |
datum | 01-04-2025 |
• Motivering en doel van het voorstel
De tussentijdse evaluatie van het cohesiebeleid biedt de lidstaten de gelegenheid om de middelen voor de periode 2021-2027 te herbestemmen voor investeringen in defensievermogens en het concurrentievermogen, in de strategische autonomie van de EU en in andere opkomende prioriteiten, waaronder de doelstellingen van de Clean Industrial Deal. De lidstaten kunnen daarvoor programmawijzigingen bij de Commissie indienen. Het kader voor cohesiebeleidsinvesteringen dat is vastgesteld in de verordeningen inzake het EFRO, het Cohesiefonds en het JTF is echter onvoldoende afgestemd op deze nieuwe prioriteiten. Bovendien is extra flexibiliteit nodig om de investeringen op deze gebieden te versnellen, met name om de veerkracht van de economie van de EU en al haar regio’s te versterken in een kritieke geopolitieke situatie zoals die waarmee de EU momenteel wordt geconfronteerd. Dit voorstel bevat een aantal aanpassingen van deze verordeningen om deze doelstellingen te verwezenlijken.
Inhoudsopgave
- Investeringen in het kader van het cohesiebeleid afstemmen op nieuwe prioriteiten
- Concurrentievermogen en decarbonisatie
- Defensie en veiligheid
- Betaalbare huisvesting (met inbegrip van sociale huisvesting)
- Toegang tot water, duurzaam waterbeheer en waterweerbaarheid
- Energietransitie
- Meer flexibiliteit en vereenvoudiging voor snellere investeringen
- Specifieke doelstellingen
- Defensie en veiligheid
- Betaalbare huisvesting (met inbegrip van sociale huisvesting)
- Veilige toegang tot water, duurzaam waterbeheer en waterweerbaarheid
- Energietransitie
- Steden
- Verdere flexibiliteit bij de uitvoering
- Tussentijdse evaluatie
De afgelopen jaren wordt de geopolitieke dynamiek gekenmerkt door grote onzekerheid, waardoor een grondige herevaluatie van de strategische autonomie, veerkracht en paraatheid van de EU noodzakelijk is. Deze verschuivingen vinden gelijktijdig plaats met de groene, sociale en technologische transities, die de wereld om ons heen snel veranderen. De uitdagingen die deze gelijktijdige transformaties met zich meebrengen, zijn uitvoerig geanalyseerd in het rapport over de “Toekomst van het Europese concurrentievermogen”, dat in september 2024 is gepubliceerd. In het verslag wordt benadrukt dat de innovatiekloof dringend moet worden gedicht en de decarbonisatie-inspanningen moeten worden versneld om het economische concurrentievermogen te versterken. De externe afhankelijkheid moet worden verminderd door toeleveringsketens te diversifiëren en in eigen regio geproduceerde groene energie op te schalen door investeringen in klimaatbestendigheid, digitalisering en kritieke sectoren.
In reactie hierop zijn al verschillende belangrijke initiatieven gelanceerd om de economische veerkracht en strategische autonomie van de EU te vergroten. Het gaat onder meer om het “platform voor strategische technologieën voor Europa” (STEP), dat tot doel heeft het technologische leiderschap van Europa te versterken en “REPowerEU”, dat is ontworpen om de afhankelijkheid van externe energiebronnen te verminderen en de groene transitie te versnellen. Deze initiatieven vormen een aanvulling op reeds lopende acties via cohesiebeleidsprogramma’s en de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF), om structurele veranderingen in de lidstaten en regio’s te ondersteunen en hun veerkracht te vergroten.
Als belangrijkste investeringsinstrument van de EU binnen het meerjarig financieel kader (MFK) speelt het cohesiebeleid een cruciale rol bij de ondersteuning van deze prioriteiten. Het stimuleert gerichte investeringen die bijdragen tot economische, sociale en territoriale cohesie en pakt tegelijkertijd nieuwe uitdagingen aan. Het regelgevingskader voor de fondsen voor het cohesiebeleid 2021-2027 is echter opgesteld, onderhandeld en goedgekeurd vóór de reeks grote geopolitieke en economische gebeurtenissen die een aantal strategische politieke prioriteiten van de EU hebben gewijzigd.
De partnerschapsovereenkomsten en de nationale en regionale cohesiebeleidsprogramma’s zijn in dezelfde periode ontwikkeld en goedgekeurd, waardoor zij de destijds vastgestelde prioriteiten weerspiegelen. Gezien de veranderende mondiale en regionale context biedt de tussentijdse evaluatie van 2025 een cruciale gelegenheid om de uitvoering van de programma’s en hun effectieve bijdrage aan de veranderende prioriteiten te beoordelen. Deze evaluatie zal helpen bepalen in hoeverre de cohesiebeleidsprogramma’s rechtstreeks en snel kunnen inspelen op de snel veranderende politieke, economische en sociale realiteit.
Tegelijkertijd is duidelijk geworden dat de vroege uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s 2021-2027 te maken heeft gehad met uitdagingen die niet bevorderlijk zijn geweest voor een snelle besteding en snelle uitbetaling van de middelen, wat heeft geleid tot vertragingen bij de uitvoering in vergelijking met eerdere programmeringsperioden. Deze vertragingen komen op een moment waarop sterke en versnelde investeringen van essentieel belang zijn om de economische veerkracht en het concurrentievermogen te ondersteunen.
·Tegen deze achtergrond stelt de Commissie een aantal gerichte wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1056 en Verordening (EU) 2021/1058 voor. Deze veranderingen hebben tot doel de investeringsprioriteiten aan te passen aan de veranderende economische, maatschappelijke en geopolitieke context en aan onze klimaat- en milieudoelstellingen, en tegelijkertijd meer flexibiliteit en stimulansen in te voeren om de snelle inzet van de broodnodige middelen te vergemakkelijken en aan te moedigen. Door het kader voor het cohesiebeleid 2021-2027 te verfijnen, kan de EU ervoor zorgen dat haar investeringsmechanismen flexibel en responsief blijven, zodat doeltreffender kan worden gereageerd op de huidige en toekomstige uitdagingen.
·Om de lidstaten in staat te stellen doeltreffend gebruik te maken van de in dit voorstel geboden mogelijkheden, stelt de Commissie voor dat zij hun voorstel voor een tussentijdse evaluatie uiterlijk 2 maanden na de inwerkingtreding van dit voorstel tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1058 opnieuw kunnen indienen. Programmawijzigingen die op grond van de nieuwe prioriteiten en flexibiliteit zouden worden uitgevoerd, doen geen afbreuk aan de toepassing van maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 en aan de naleving door de relevante programma’s van de prioriteiten uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) 2021/1060. In dit verband zal de Commissie nauwlettend toezien op de conformiteit van de programma’s met de vereisten van de relevante EU-wetgeving.
De Commissie heeft in het kompas voor concurrentievermogen, de Clean Industrial Deal en het actieplan voor betaalbare energie een concreet traject gepresenteerd voor Europa om zijn concurrentievermogen te herstellen en duurzame welvaart te waarborgen, met decarbonisatie en circulariteit als aanjagers van groei.
Met name energie-intensieve industrieën spelen een cruciale rol in onze regio’s en verdienen bijzondere aandacht in het kader van de herprogrammering van EU-middelen. Deze industrieën staan voor aanzienlijke uitdagingen, waaronder hogere energiekosten in vergelijking met hun mondiale concurrenten, het aanhoudende gebrek aan concurrentievermogen van bepaalde schone technologieën, een tragere vraag in sommige van de belangrijkste downstreamsectoren, toegenomen internationale concurrentie als gevolg van overcapaciteit en gesubsidieerde productie in niet-EU-landen. Deze factoren ondermijnen het concurrentievermogen van energie-intensieve industrieën en verzwakken de doelstellingen van Europa op het gebied van decarbonisatie en veerkracht.
De cohesiefondsen kunnen nu al investeringen in klimaatdoelstellingen ondersteunen, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1060, maar de inspanningen moeten verder worden opgevoerd om ervoor te zorgen dat decarbonisatie een motor is voor de groei van Europese industrieën en de welvaart van de Europeanen. In het licht van de aanzienlijke investeringsbehoeften om onze doelstellingen op het gebied van decarbonisatie en concurrentievermogen te verwezenlijken, moeten de lidstaten blijven investeren in projecten die rechtstreeks bijdragen aan de klimaat- en energietransitie in overeenstemming met de eisen van artikel 6 van Verordening (EU) 2021/1060, die van toepassing zullen blijven om het niveau van klimaatgerelateerde investeringen te handhaven.
Steun voor projecten die binnen het toepassingsgebied van STEP vallen, moet mogelijk worden gemaakt in alle regio’s, ook in de meer ontwikkelde regio’s in de lidstaten van de Unie met een bbp per hoofd boven het EU-gemiddelde, voor zover dit is toegestaan op grond van de staatssteunregels van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag, met name voor zover dergelijke investeringen bijdragen tot de strategische doelstellingen van de Unie zoals uiteengezet in de toepasselijke richtsnoeren, zoals het toekomstige kader voor schone industriële staatssteun (momenteel in openbare raadpleging) en in de IPCEI-mededeling 1 .
Voorts moeten andere beperkingen in verband met STEP met betrekking tot het maximum van 20 % van de EFRO-toewijzing voor herprogrammering, de termijn voor het indienen van STEP-wijzigingen en de aanvullende eenmalige voorfinanciering worden geschrapt. Dit moet ook bijdragen tot het bevorderen van investeringen in innovatieve schone technologieën (productiecapaciteit en uitrol) die essentieel zijn om de doelstellingen van de Clean Industrial Deal te verwezenlijken en in andere belangrijke steungebieden waarvoor STEP belangrijke stimulansen biedt.
Het is belangrijk de rol van grote ondernemingen in de regionale ontwikkeling te erkennen en te versterken, aangezien zij onderzoek, innovatie, kennis- en technologieoverdracht naar andere ondernemingen sturen en vraag en werkgelegenheid creëren in de toeleveringsketen. Om het effect van EU-steun voor het stimuleren van groei en concurrentievermogen te maximaliseren, stelt de Commissie ook voor om de mogelijkheden uit te breiden om steun te verlenen voor productieve investeringen in andere ondernemingen dan kmo’s in het kader van het EFRO in gevallen waarin de financiële middelen worden gebruikt voor (1) het ondersteunen van investeringen die bijdragen aan de STEP-doelstellingen, (2) het versterken van de industriële capaciteit om defensievermogens te bevorderen, (3) het bijdragen aan defensieprojecten en (4) het faciliteren van industriële aanpassingen in verband met het koolstofvrij maken en het ondersteunen van circulaire productieprocessen en producten, zoals in de automobielindustrie en energie-intensieve industrieën, voor zover de staatssteunregels dit toelaten. Investeringen in projecten die rechtstreeks deelnemen aan een IPCEI dat is goedgekeurd door de Commissie overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt b), VWEU, en mededeling C(2021) 8481, in andere ondernemingen dan kmo’s, kunnen ook worden ondersteund. Steun voor dergelijke ondernemingen moet ook verder worden vergemakkelijkt in het kader van het Fonds voor een rechtvaardige transitie en door geen kloofanalyse te vereisen. Daarom wordt voorgesteld dat de lidstaten overeenkomstig de staatssteunregels rechtstreeks steun uit het EFRO mogen verlenen aan projecten die rechtstreeks deelnemen aan een IPCEI dat door de Commissie is goedgekeurd overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt b), VWEU en mededeling C(2021) 8481.
Om het hefboomeffect van InvestEU — het vlaggenschipprogramma van de EU om investeringen in strategische kritieke industrieën te stimuleren — te versterken, en de reeds in de wetgeving geboden mogelijkheden voor overdracht uit te breiden, stelt de Commissie voor om de overdracht van middelen uit het EFRO en het Cohesiefonds naar InvestEU-lidstaatcompartimenten mogelijk te maken om een nieuw InvestEU-financieringsinstrument uit te voeren met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het cohesiebeleid.
In het licht van de ongekende geopolitieke instabiliteit sinds decennia moet de Europese Unie nu cruciale besluiten nemen om haar gereedheid en veiligheid te waarborgen. Om zijn eigen afschrikking op defensiegebied te waarborgen, moet Europa voorbereid zijn op een nieuw tijdperk door zijn steun voor de ontwikkeling van de defensievermogens, de vermindering van afhankelijkheden, de veerkracht van de infrastructuur en het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de EU aanzienlijk op te voeren. Deze inspanning zal de Unie in staat stellen de noodzaak van steun aan Oekraïne op korte termijn aan te pakken en tegelijkertijd de stabiliteit van het continent op lange termijn te waarborgen.
De Commissie heeft de Europese Raad een plan voor onmiddellijke respons voorgesteld — ReArm Europe — ten belope van 800 miljard EUR, door alle beschikbare financiële hefbomen te activeren om snel en aanzienlijk investeringen in Europese defensiecapaciteiten te ondersteunen. Van deze hefbomen kan de begroting van de Unie verder bijdragen aan deze collectieve inspanning door middel van een nieuw specifiek defensie-instrument en de versterking van het programma voor de Europese defensie-industrie (EDIP).
Om deze instrumenten aan te vullen en de lidstaten verder te stimuleren om defensie-investeringen rechtstreeks te ondersteunen, is het van essentieel belang dat de financiering van het cohesiebeleid snel kan worden gemobiliseerd. Deze investeringen zullen de veerkracht en het concurrentievermogen van de EU versterken en tegelijkertijd regionale ontwikkeling en groei bevorderen. Zij zullen ook de dubbele uitdaging aanpakken waarmee de regio’s van de Unie die grenzen aan Rusland, Belarus en Oekraïne worden geconfronteerd: de veiligheid versterken en tegelijkertijd hun economieën nieuw leven inblazen.
Om te voorzien in een kader dat flexibiliteit en financiële steun mogelijk maakt, stelt de Commissie voor om binnen het bestaande toepassingsgebied van de EFRO-steun twee nieuwe specifieke doelstellingen te creëren. De eerste nieuwe specifieke doelstelling stelt de lidstaten in staat om in het kader van hun programma’s voor 2021-2027 onder de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” bedragen te herprogrammeren voor het vergroten van de productiecapaciteit in ondernemingen in de defensiesector, zonder beperkingen in termen van geografie of omvang van de onderneming. Productieve investeringen in andere ondernemingen dan kmo’s die in alle EU-regio’s worden gedaan, moeten ook toegang hebben tot financiële steun voor projecten van de defensie-industrie van gemeenschappelijk belang in het kader van het EDIP en de algehele defensie- en paraatheidscapaciteiten van Europa versterken. De tweede nieuwe specifieke doelstelling met betrekking tot defensie draagt bij tot de opbouw van veerkrachtige infrastructuur voor defensie of tweeërlei gebruik om de militaire mobiliteit in de EU te bevorderen. Deze specifieke doelstellingen ondersteunen ook de oostelijke grensregio’s.
De Commissie stelt voor dat de lidstaten bij het gebruik van het voorgestelde kader profiteren van een aanvullende eenmalige voorfinanciering van 30 % van de in het kader van de specifieke prioriteit geprogrammeerde bedragen en van de mogelijkheid om voor beide specifieke doelstellingen Uniefinanciering van maximaal 100 % toe te passen, op voorwaarde dat de programmawijziging in 2025 wordt ingediend.
De huizenprijzen en de huurprijzen zijn de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen. De lonen zijn echter niet in dezelfde mate gestegen. Deze ongelijke ontwikkeling heeft geleid tot een groeiende kloof tussen de beschikbaarheid van betaalbare huisvesting en de behoeften van de bevolking.
De gemiddelde huizenprijzen zijn na 2008 gedaald na de economische recessie, maar zijn in de hele EU sinds 2013 voortdurend gestegen. In totaal was er tussen 2013 en het derde kwartaal van 2024 een stijging van 59 % in de EU, wat ongeveer tweemaal zo hoog is als de stijging van het algehele prijsniveau (GICP) in dezelfde periode.
De escalerende huizenprijzen zijn niet gepaard gegaan met een overeenkomstige stijging van de lonen, wat heeft geleid tot aanzienlijke druk op de betaalbaarheid van huisvesting. De verhouding prijs/inkomen is tussen 2013 en 2022 met meer dan 15 procentpunt gestegen, en ondanks enig respijt in 2023 ligt deze nog steeds boven het langetermijngemiddelde.
Hoewel de ernst van het probleem verschilt van land tot land en van regio tot regio, is de impact ervan wijdverbreid. De hoge huisvestingskosten dwingen veel huishoudens om een onevenredig deel van hun inkomen te gebruiken voor huur of een hypotheek, waardoor er minder geld overblijft voor andere behoeften zoals voeding, gezondheidszorg en onderwijs, waardoor ze in armoede dreigen te vervallen. In 2023 besteedde een op de drie huishoudens die met armoede worden bedreigd 40 % of meer van het beschikbare inkomen van het huishouden aan huisvesting. De huizenprijzen verschillen ook tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden. De huizenprijzen als percentage van het inkomen zijn hoger en zijn sinds 2015 gestaag gestegen in grootstedelijke en andere stedelijke gebieden, terwijl zij in andere gebieden stabiel zijn gebleven. De sociale impact van deze cijfers is groter als we er rekening mee houden dat zij ook betrekking hebben op het gebrek aan huisvesting voor studenten en aan adequate huisvesting voor toekomstige nieuwe gezinnen.
Het gebrek aan voldoende betaalbare huisvesting leidt tot ernstige moeilijkheden voor een toenemend aantal huishoudens, maar het heeft ook gevolgen voor de concurrentie. In sommige gebieden ondervinden Europese bedrijven immers problemen om werknemers aan te trekken omdat de kosten van huisvesting en levensonderhoud er onevenredig hoog zijn in vergelijking met het inkomen. De hoge prijzen stellen ook de openbare diensten in bepaalde steden onder druk omdat zij moeilijkheden ondervinden om essentieel overheidspersoneel (leerkrachten, verpleegkundigen, politie enz.) aan te trekken.
Tegen deze achtergrond wordt in de politieke richtsnoeren van de Commissie sterk de nadruk gelegd op het huisvestingsbeleid en wordt een gecoördineerde aanpak voorgesteld in het kader van het komende Europees plan voor betaalbare huisvesting. Als onderdeel van deze overkoepelende ambitie stelt de Commissie nu voor de groeiende investeringskloof in betaalbare huisvesting aan te pakken door de lidstaten in staat te stellen in het kader van hun programma’s voor 2021-2027 bedragen te herprogrammeren ter ondersteuning van investeringen die de toegang tot betaalbare huisvesting bevorderen. Bij investeringen in het kader van het Nieuw Europees Bauhaus moet ten volle gebruik worden gemaakt van die nieuwe mogelijkheden.
Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat huisvesting klimaatbestendig is.
De Commissie stelt voor de overeenkomstige aanvullende specifieke doelstellingen op te nemen in drie beleidsdoelstellingen, zodat de lidstaten en regio’s flexibiliteit krijgen, naargelang hun programmeringsstructuren en de focus van de huisvestingsmaatregelen.
Om de herprioritering van hun programma’s en het gebruik ervan te stimuleren, en zonder afbreuk te doen aan de naleving van de staatssteunregels, wordt voorgesteld dat de lidstaten bij het gebruik van het voorgestelde kader een Uniefinanciering van 100 % en een voorfinanciering van 30 % van de in het kader van de specifieke prioriteit geprogrammeerde bedragen ontvangen. Om het effect van investeringen te vergroten, kan het toepassingsgebied van de interventies nu ook acties omvatten die verband houden met de uitvoering van hervormingen in het kader van het cohesiebeleid, op voorwaarde dat de programmawijziging in 2025 wordt ingediend.
Water is een essentiële hulpbron voor de veiligheid van onze voedsel-, energie- en economische systemen, maar zowel op EU- als op mondiaal niveau staan de watervoorraden onder toenemende druk. Doeltreffend waterbeheer is essentieel voor de bescherming van de volksgezondheid, de bescherming van het milieu en het behoud van het economische concurrentievermogen van de EU. Wanbeheer, met inbegrip van overmatige onttrekking en vervuiling, beperkt kritieke sectoren zoals landbouw, energie, productie en vervoer in toenemende mate. De EU wordt geconfronteerd met toenemende gevolgen van de klimaatverandering, die de bestaande druk op de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de mariene ecosystemen verergeren. In dit verband is het dringend noodzakelijk de uitvoering van de wetgeving inzake water- en mariene bescherming te verbeteren en de waterefficiëntie te verbeteren, waterschaarste aan te pakken en vooruitgang te boeken in de richting van een waterweerbaar Europa, waarvoor aanzienlijke inspanningen en investeringen nodig zijn. De watersector van de EU en de blauwe economie zijn belangrijke economische sectoren in vele regio’s, die innovatie en duurzaamheid stimuleren en de volksgezondheid beschermen, bijvoorbeeld door geavanceerde oplossingen aan te reiken zoals ontzilting, waterbehandeling, waterhergebruik, blauwe biotechnologie enz. Het mondiale leiderschap in watertechnologieën vergroot het uitvoerpotentieel van de EU en schept banen in alle regio’s van Europa.
Daarom moet de EU deze ecosystemen en infrastructuren beschermen door de investeringen op te voeren en watervoorziening en -infrastructuur zo te bekijken dat de toegang tot water en watervoorziening in alle omstandigheden aan onze burgers en samenlevingen kan worden gewaarborgd.
De EU heeft een sterk rechtskader voor een duurzaam en veilig waterbeheer tot stand gebracht, maar verdere vooruitgang bij de uitvoering is essentieel en er is dringend meer doortastend optreden nodig. Daarom zal de EU in de eerste helft van 2025 met een EU-strategie voor waterweerbaarheid komen. In overeenstemming met de strategie voor een paraatheidsunie vereist waterweerbaarheid een verschuiving van reactieve crisisbeheersing naar proactief, risicogebaseerd beheer en een verhoogde paraatheid.
In de periode 2021-2027 wordt in het kader van cohesiebeleidsprogramma’s bijna 13 miljard EUR geïnvesteerd in waterdiensten en een betere opvang en behandeling van afvalwater. Er zijn echter extra inspanningen van de publieke en de particuliere sector nodig om voldoende vooruitgang te boeken. Om het belang en de focus van investeringen in waterweerbaarheid naar behoren te benadrukken, stelt de Commissie voor om de formulering van de specifieke doelstelling met betrekking tot waterbeheer in het kader van beleidsdoelstelling 2 “Een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en -beheersing, en duurzame stedelijke mobiliteit” te wijzigen.
Investeringen in het kader van het cohesiebeleid in een duurzaam en veilig beheer moeten worden gestimuleerd, met name om bij te dragen tot de opbouw van een waterweerbare samenleving, door middel van meer herstel van waterlichamen, de uitrol van op de natuur gebaseerde oplossingen om het overstromingsrisico te verminderen en de capaciteit van ecosystemen om water op te slaan te vergroten, betere controle op wateronttrekking en verhoogde waterefficiëntie, de digitalisering van waterinfrastructuur, het beperken van de gevolgen van droogte en woestijnvorming, overstromingen en extreme weersomstandigheden, en de naleving van de kaderrichtlijn water, de grondwaterrichtlijn, de richtlijn stedelijk afvalwater en de richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen. De Commissie stelt voor dat de lidstaten bij het gebruik van het voorgestelde kader gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van financiering door de Unie tot 100 % en een voorfinanciering van 30 % van de bedragen die in het kader van de specifieke prioriteit voor deze nieuwe specifieke doelstelling zijn geprogrammeerd.
Een ander gebied waarop investeringen in het kader van het cohesiebeleid bijdragen tot de prioriteiten van de EU, zijn klimaatactie en klimaattransitie, waarin het beleid meer dan 110 miljard EUR investeert. In het licht van de aanzienlijke investeringsbehoeften van de klimaattransitie moeten de lidstaten zich blijven inspannen om de klimaatambitie van de fondsen te eerbiedigen.
Om de energiezekerheid te vergroten en de transitie in de hele Unie te versnellen en ook schone mobiliteit te bevorderen, moet een nieuwe specifieke doelstelling worden gecreëerd om interconnectoren en de bijbehorende transmissie-infrastructuur en de uitrol van oplaadinfrastructuur uit EFRO- en cohesiefondsmiddelen te bevorderen.
Om de energietransitie van de industrie te versnellen, met name in energie-intensieve sectoren, nodig voor de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de EU en voor het concurrentievermogen en de veerkracht van de EU, stelt de Commissie voor het toepassingsgebied van de steun uit het EFRO uit te breiden voor het koolstofvrij maken van projecten die zijn geselecteerd in het kader van instrumenten van de Unie, met name projecten in installaties waaraan een “soevereiniteitszegel” is toegekend in het kader van het innovatiefonds dat is ingesteld door het EU-emissiehandelssysteem (ETS), en om de administratieve controles voor soortgelijke steun in het kader van het JTF te verminderen.
Het vergroten van de klimaatbestendigheid is van essentieel belang om het concurrentievermogen te waarborgen. In overeenstemming met de strategie voor een paraatheidsunie en het concept van paraatheid en veiligheid door ontwerp is het van essentieel belang te zorgen voor duurzame en geïnformeerde investeringen, op basis van goede klimaatmodelleringsgegevens, om zowel kwetsbare bevolkingsgroepen als de economie en het concurrentievermogen van de EU te beschermen.
Oostelijke grensregio’s
Gezien de uitdagingen van de oostelijke grensregio’s sinds de Russische agressie tegen Oekraïne, moeten programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” met NUTS 2-regio’s die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne, gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een eenmalige voorfinanciering van 9,5 % van de programmatoewijzing en een Uniefinanciering van 100 %.
Halverwege de programmeringsperiode 2021-2027 is het niveau van de door de lidstaten bij de Commissie gedeclareerde betalingen laag als gevolg van een combinatie van factoren: de laattijdige vaststelling van de verordeningen van het beleid; de noodzaak om het hoofd te bieden aan opeenvolgende crises, van de COVID-19-pandemie tot de oorlog tegen Oekraïne en de energiecrisis; de druk om de vorige programmeringsperiode te sluiten en de prioriteit die wordt gegeven aan de uitvoering van de NGEU-instrumenten, gezien het kortere tijdschema voor de uitvoering ervan. Dit alles heeft op zijn beurt de administratieve capaciteit van de autoriteiten van de lidstaten onder druk gezet om investeringen te ontwerpen en snel uit te voeren. Ondanks de versnelling van het afgelopen jaar met de selectie van projecten voor bijna 40 % van de toewijzingen, moet de uitvoering van het cohesiebeleid nog sneller worden uitgevoerd in een context waarin de Unie wordt geconfronteerd met een reeks nieuwe uitdagingen die een snelle respons vereisen. De Commissie stelt daarom een reeks maatregelen voor om de flexibiliteit verder te vergroten en het gebruik van steun in het kader van het cohesiebeleid voor snellere investeringen te vereenvoudigen:
–Om te voorkomen dat de uitvoering van programma’s vertraging oploopt als gevolg van nationale budgettaire beperkingen en om de financiële capaciteit van de lidstaten uit te breiden om de nieuwe uitdagingen aan te pakken, stelt de Commissie voor om in 2026 een eenmalige voorfinanciering van 4,5 % uit het EFRO en het Cohesiefonds te verstrekken aan alle programma’s waarbij ten minste 15 % van de middelen wordt overgeheveld naar de nieuwe prioriteiten in het kader van het tussentijdse evaluatieproces. Voorgesteld wordt het voorfinancieringspercentage te verhogen tot 9,5 % in 2026 voor programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” voor een of meer NUTS 2-regio’s die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne. Om te voorkomen dat het risico op vertragingen en het daarmee gepaard gaande verlies van middelen de bereidheid om programmawijzigingen door te voeren vermindert en om de correcte uitvoering van de betrokken concrete acties te waarborgen, stelt de Commissie voor de termijn voor het gebruik van de middelen van het EFRO en het Cohesiefonds te verlengen en de einddatum voor subsidiabiliteit met een extra jaar te verlengen. Voorgesteld wordt deze flexibiliteit alleen beschikbaar te stellen voor programma’s waarvoor wijzigingen worden voorgesteld die leiden tot een overheveling van ten minste 15 % van de middelen naar de nieuwe prioriteiten die in dit voorstel en in het kader van de tussentijdse evaluatie zijn vastgesteld, zodra deze zijn goedgekeurd.
–Kosten in verband met voorbereidende acties voor hervormingen komen in aanmerking, ook voor op zichzelf staande hervormingen (d.w.z. die niet gepaard gaan met investeringen).
–Om de synergieën tussen EU-beleid en -instrumenten verder te versterken, wordt voorgesteld dat het JTF ook onder het excellentiekeurmerk (met inbegrip van het soevereiniteitszegel) en de mogelijkheid van een vereenvoudigde selectieprocedure in het kader van Verordening (EU) 2021/1060 valt, zodat steun wordt verleend aan projecten die zijn geselecteerd in het kader van andere EU-instrumenten, die niet over voldoende financiering beschikken. In het licht van de grote vraag naar het innovatiefonds en de staat van dienst op het gebied van de ondersteuning van projecten die voldoende rijp zijn en een aanzienlijk potentieel hebben om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, en die ofwel zeer innovatieve technologieën, processen of producten demonstreren, ofwel gericht zijn op het opschalen van innovatieve technologieën, processen of producten met het oog op de brede commerciële uitrol ervan in de hele EU, stelt de Commissie ook voor om de mogelijkheden voor in het kader van het innovatiefonds ondersteunde projecten aan te passen en een overeenkomstige gerichte bepaling op te nemen die de productie, de verwerking, het vervoer, de distributie, de opslag of de verbranding van fossiele brandstoffen mogelijk maakt, mits aan deze projecten een soevereiniteitszegel is toegekend in het kader van het innovatiefonds.
–De Commissie erkent de belangrijke rol van steden bij de verwezenlijking van de EU-doelstellingen, de aanpak van lokale uitdagingen en de versterking van de banden tussen stad en platteland met het oog op een evenwichtige regionale ontwikkeling en daarom stelt zij voor het Stedelijk Europa-initiatief te versterken door de mogelijkheid in te voeren om middelen van het EFRO over te hevelen naar het Stedelijk Europa-initiatief. Die bedragen zouden acties ondersteunen ten behoeve van de lidstaten die de overheveling initiëren. De Commissie stelt ook voor om een excellentiekeurmerk voor het Stedelijk Europa-initiatief in te voeren, zodat in het kader van cohesiebeleidsprogramma’s steun kan worden verleend aan projecten in het kader van het Stedelijk Europa-initiatief die zijn geselecteerd maar vanwege een gebrek aan middelen geen financiering konden krijgen. De lidstaten zouden ook de mogelijkheid hebben om EFRO-middelen van hun programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” over te hevelen naar het instrument voor interregionale innovatie-investeringen, waardoor zij meer flexibiliteit krijgen bij het gebruik van de middelen. Deze overhevelingen vinden plaats binnen hetzelfde fonds, het EFRO, en daarom wordt voorgesteld ze niet mee te tellen voor de in artikel 26 van Verordening (EU) 2021/1060 vastgestelde maxima.
Om de succesvolle en doeltreffende uitvoering van het JTF te vergemakkelijken, stelt de Commissie voor de huidige beperkingen op te heffen die van toepassing zijn op de wijziging van de indicatordoelstellingen in de plannen voor een rechtvaardige transitie na de wijziging ervan na de tussentijdse evaluatie. Deze beperkingen kunnen alleen worden opgeheven als zij geen invloed hebben op de transitie naar klimaatneutraliteit en de verbintenissen inzake de geleidelijke afschaffing van fossiele brandstoffen.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorstel is in overeenstemming met de doelstellingen van de fondsen voor het cohesiebeleid en beperkt zich tot een gerichte wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1058 en (EU) 2021/1056.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel beperkt zich tot een gerichte wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1058 en (EU) 2021/1056 en is verenigbaar met de andere beleidsterreinen van de Unie.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 175, 177, 178 en 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Om de lidstaten aan te moedigen hun cohesiebeleidsprogramma’s beter af te stemmen op nieuwe EU-prioriteiten en tegelijkertijd te zorgen voor meer flexibiliteit en vereenvoudiging om investeringen te versnellen, worden wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1058 en Verordening (EU) 2021/1056 voorgesteld. Hetzelfde resultaat kan niet worden bereikt door maatregelen op nationaal niveau.
• Evenredigheid
Het voorstel heeft tot doel de lidstaten te stimuleren hun cohesiebeleidsprogramma’s verder af te stemmen op de nieuwe prioriteiten van de EU en meer flexibiliteit en vereenvoudiging te bieden om investeringen te versnellen. De maatregelen gaan niet verder dan wat nodig is om deze doelen te bereiken.
• Keuze van het instrument
Een verordening is het geschikte instrument, aangezien deze rechtstreeks toepasselijke regels voor de steun bevat.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
n.v.t.
• Raadpleging van belanghebbenden
n.v.t.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
n.v.t.
• Effectbeoordeling
Er is een effectbeoordeling uitgevoerd ter voorbereiding van de voorstellen voor Verordening (EU) 2021/1058 en Verordening (EU) 2021/1056. De beperkte en gerichte wijzigingen vereisen geen afzonderlijke effectbeoordeling.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
n.v.t.
• Grondrechten
n.v.t.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft betrekking op cohesiebeleidsprogramma’s in de periode 2021-2027 en zal resulteren in aanvullende voorfinanciering die in 2026 in het kader van het EFRO zal worden betaald. Deze aanvullende voorfinanciering zal leiden tot frontloading van betalingskredieten naar 2026 in vergelijking met een scenario zonder beleidswijziging en is begrotingsneutraal in de periode 2021-2027. Op basis van de geraamde benutting van het voorstel bedraagt de totale aanvullende voorfinanciering die in 2026 moet worden betaald 16,1 miljard EUR. Tegelijkertijd wordt, rekening houdend met de betalingsprognoses en de verschuivingen in de uitvoering, het netto-effect op de begroting geraamd op 3,6 miljard EUR, dat in de ontwerpbegroting 2026 zal worden opgenomen. De mogelijkheid om een verhoogd EU-financieringspercentage aan te vragen voor investeringen in defensie, huisvesting, waterweerbaarheid, bepaalde energie-infrastructuur en voor programma’s in de oostelijke grensregio’s zal ook leiden tot een gedeeltelijke frontloading van betalingen, gevolgd door lagere betalingen in een later stadium, aangezien het totale budget ongewijzigd blijft. De daadwerkelijke budgettaire gevolgen van de verhoging van het medefinancieringspercentage op jaarbasis zullen afhangen van de benutting door de lidstaten en het tempo waarin betalingsaanvragen worden ingediend.
De voorgestelde wijziging vereist geen wijzigingen aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De uitvoering van de maatregel zal worden gecontroleerd en gerapporteerd in het kader van de in Verordening (EU) 2021/1060 vastgestelde algemene voorschriften in verband met rapportage.
• Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
n.v.t.
• Artikelsgewijze toelichting
Het voorstel behelst de wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1058 en (EU) 2021/1056 wat betreft het EFRO, het Cohesiefonds en het JTF:
Concurrentievermogen en decarbonisatie
·De beperking van 20 % voor de herprogrammering van middelen voor de specifieke STEP-doelstellingen wordt geschrapt.
·Steun uit het EFRO en het Cohesiefonds aan andere ondernemingen dan kmo’s wordt mogelijk gemaakt, voor zover deze voldoen aan de staatssteunregels van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag, voor investeringen die deelnemen aan een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang dat door de Commissie is goedgekeurd overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en aan mededeling C(2021) 8481, of wanneer de ondernemingen industriële aanpassingen in verband met het koolstofvrij maken van productieprocessen en producten faciliteren. Daarnaast wordt de mogelijkheid om grote ondernemingen te ondersteunen uitgebreid tot alle regio’s in de context van de specifieke STEP-doelstellingen in het kader van de beleidsdoelstellingen 1 en 2, voor zover dit is toegestaan op grond van de staatssteunregels;
·De mogelijkheid voor de lidstaten om middelen van het EFRO of het Cohesiefonds over te dragen naar het lidstaatcompartiment van het InvestEU-fonds voor de uitrol in het nieuwe InvestEU-financieringsinstrument, zoals opgenomen in het voorstel tot wijziging van de InvestEU-verordening (COM (2025) 84);
·Voor belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang die door de Commissie zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en mededeling C(2021) 8481, wordt de selectieprocedure vereenvoudigd, aangezien de beheerautoriteiten overeenkomstig de staatssteunregels rechtstreeks steun uit het EFRO kunnen verlenen voor projecten die rechtstreeks deelnemen aan een dergelijk goedgekeurd belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang.
·Ervoor zorgen dat investeringen met cohesiemiddelen de klimaatveerkracht vergroten, aangezien dit ook een essentieel onderdeel is van het waarborgen van het concurrentievermogen.
·Er wordt een nieuwe specifieke doelstelling ingevoerd in het kader van beleidsdoelstelling 1 voor het EFRO en beleidsdoelstelling 3 voor het EFRO en het Cohesiefonds ter ondersteuning van investeringen in de defensievermogens van de EU, en het toepassingsgebied van de steun wordt gewijzigd om steun aan andere ondernemingen dan kmo’s voor deze specifieke doelstellingen mogelijk te maken, voor zover toegestaan op grond van de staatssteunregels. De specifieke doelstelling in het kader van beleidsdoelstelling 3 zal veerkrachtige infrastructuur voor defensie of tweeërlei gebruik bevorderen om de militaire mobiliteit in de Unie te verbeteren. Voorts zal de Commissie, naast de jaarlijkse voorfinanciering voor de programma’s, 30 % uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering betalen op basis van de middelen die in specifieke prioriteiten aan deze specifieke doelstellingen zijn toegewezen en het maximale medefinancieringspercentage voor deze prioriteiten is vastgesteld op 100 %.
·Om investeringen in betaalbare huisvesting te bevorderen, met inbegrip van sociale huisvesting en steun voor daarmee verband houdende hervormingen, worden drie nieuwe specifieke doelstellingen ingevoerd voor het EFRO en één voor het Cohesiefonds. Voort deze specifieke doelstellingen zal de Commissie, naast de jaarlijkse voorfinanciering voor de programma’s, 30 % uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering betalen op basis van de middelen die aan specifieke prioriteiten zijn toegewezen en het maximale medefinancieringspercentage voor specifieke prioriteiten is vastgesteld op 100 %. Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat huisvesting klimaatbestendig is.
·Voorts wordt het toepassingsgebied van het Fonds voor een rechtvaardige transitie gewijzigd om investeringen in betaalbare huisvesting en steun voor relevante hervormingen ook mogelijk te maken ter ondersteuning van de uitvoering van de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie.
·De wijziging van de specifieke doelstelling in “het bevorderen van veilige toegang tot water, duurzaam waterbeheer en waterweerbaarheid” weerspiegelt het strategische belang voor de EU van veerkrachtig waterbeheer. Om de investeringen op dit gebied te helpen versnellen zal de Commissie, naast de jaarlijkse voorfinanciering voor de programma’s, 30 % uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering betalen op basis van de middelen die aan specifieke prioriteiten zijn toegewezen die de specifieke doelstelling ondersteunen en het maximale medefinancieringspercentage voor specifieke prioriteiten is vastgesteld op 100 %.
·Om de energiezekerheid te vergroten en de transitie in de hele Unie te versnellen en ook schone mobiliteit te bevorderen, moet een nieuwe specifieke doelstelling worden gecreëerd om interconnectoren en de bijbehorende transmissie-infrastructuur en de uitrol van oplaadinfrastructuur uit EFRO- en cohesiefondsmiddelen te bevorderen.
Oostelijke grensregio’s
·Gezien de uitdagingen van de oostelijke grensregio’s sinds de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, moeten programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” — die door het EFRO of het Cohesiefonds worden gefinancierd met NUTS 2-regio’s die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne — kunnen gebruikmaken van de mogelijkheid van een eenmalige voorfinanciering van 9,5 % en een Uniefinanciering van 100 %, indien programma’s ten minste 15 % van hun middelen overhevelen naar de nieuw ingevoerde specifieke doelstellingen en STEP. Indien het desbetreffende programma het gehele grondgebied van de lidstaat bestrijkt, mag deze financiële flexibiliteit alleen van toepassing zijn als het programma dat het gehele grondgebied van de lidstaat bestrijkt, het enige programma is in de lidstaat dat de betrokken NUTS 2-regio’s omvat.
·Het Stedelijk Europa-initiatief wordt versterkt door de toekenning van een excellentiekeurmerk mogelijk te maken voor innovatieve acties die zijn beoordeeld en voldoen aan de minimumkwaliteitseisen, maar die vanwege budgettaire beperkingen niet konden worden gefinancierd, en door de lidstaten toe te staan een deel van hun initiële nationale toewijzing van het EFRO aan het Stedelijk Europa-initiatief toe te wijzen. Deze overheveling zou niet meetellen voor de in artikel 26 van Verordening (EU) 2021/1060 vastgestelde maxima.
Thematische concentratie
·De vereisten inzake thematische concentratie van het EFRO worden herzien om rekening te houden met de invoering van de nieuwe en gewijzigde specifieke doelstellingen en de specifieke doelstellingen die in het kader van de STEP-verordening zijn ingevoerd. De vereisten van artikel 6 van Verordening (EU) 2021/1060 met betrekking tot klimaatgerelateerde investeringen blijven echter van toepassing.
·Om ervoor te zorgen dat de lidstaten doeltreffend gebruik kunnen maken van de nieuwe prioriteiten en flexibiliteit, wordt voorgesteld dat zij hun voorstel voor een tussentijdse evaluatie uiterlijk 2 maanden na de inwerkingtreding van deze wijzigingen van de regelgeving opnieuw mogen indienen.
·Om de uitvoering van het EFRO en het Cohesiefonds te helpen versnellen, zouden alle programma’s die ten minste 15 % van hun middelen overhevelen naar de nieuw ingevoerde specifieke doelstellingen en STEP een eenmalige voorfinanciering van 4,5 % ontvangen op basis van hun gewijzigde programmabegroting (met uitzondering van NUTS 2-regio’s die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne, die profiteren van de hogere eenmalige voorfinanciering van 9,5 %). De aanvullende voorfinanciering in verband met de bovengenoemde nieuwe prioritaire gebieden zou een aanvulling vormen.
·Daarnaast wordt de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven met één extra jaar verlengd voor EFRO- en Cohesiefondsprogramma’s waarvoor ten minste 15 % van de middelen wordt overgeheveld naar de nieuwe prioritaire gebieden.
·Om flexibiliteit te bieden bij de berekening van de klimaatbijdrage, kan, wanneer de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde klimaatbijdrage voor het Cohesiefonds of het EFRO wordt overschreden, het bedrag waarmee het streefcijfer wordt overschreden, in aanmerking worden genomen bij de berekening van de klimaatbijdrage voor het andere fonds.
Verdere wijzigingen gericht op de stroomlijning van de uitvoering zijn onder meer:
·de mogelijkheid voor de lidstaten om middelen uit het EFRO over te hevelen naar het instrument voor interregionale innovatie-investeringen;
·de mogelijkheid om activiteiten te ondersteunen die bijdragen tot de uitvoering van hervormingen;
·de naar behoren gemotiveerde herziening van de streefcijfers voor outputindicatoren als onderdeel van een wijziging van het JTF-programma, waarbij ervoor wordt gezorgd dat dergelijke herzieningen geen gevolgen hebben voor de transitie naar klimaatneutraliteit en de verbintenissen inzake de uitfasering van fossiele brandstoffen.